DE RIVIER DES DOODS
HERFST!
VAN ALLES WAT
DE ZOON VAN DEN EDELMAN
■EEN WINTER WANDE LING
kV)
g
c
E.OG|D
A
A
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
g 3
5-- - -- - - -- -- - - 0
Dj B. L.N.S.
A
(EEN INDISCHE VERTELLING)
V
I
Tig I
k
no. rtt.
llllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllilllllllllll^
MET PLAATJES VAN JOOPiE
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
h.
ioicdioioioiioioioi ioioioioioioioioioioioioiqioioioioi
0
te
F
1
mi
i
na
(te
tt
n
m
te
at
te
ioioioioioioioioioioioioioioioioioi loioioioioioioioio
Tg j
\j
eg
'<y
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK
ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
boom, om een vllnderpop te voorschijn
Daar hief de grijsaard rijn handen op
lucnt
ver-
3*
i
kc
Ijverig
Xocrru
V**pgo*4 Uit
stond op den linkeroever van de Kan MaU t groote Mohammedaansciie legrr gereed
En
nu
de
Strooit
d. M_
bfl
o
▼••ral de «ode Sastro met rijn
lange grifte haren
Het waren kreten en hulpgeroep, die vergezeld gingen van doffe «te
gen en 't gekletter van wapenen. Het la» aal naderde steeds meer de zaal,
waarin de graaf van Montfoort en zijn zoon zich bevonden.
Opeens werd de poort driftig opengeworpen en een bende wapenknech
ten, aangevoerd door den beer van Oldenhoven. drong naar binnen.
„Dar' is hij!” riep de heer van Oldenhoven uit, terwijl hij op den
graaf van Montfoort wees. Grijpt hem!”
DE DROOM VAN DEN
GIERIGAARD.
Met blaadje» en takje»; steeds
komen er meer.
Hij schudde terdege aan de boomen!
’t 1» net of hij roept: Jfu is 1
uit met de pret,
Want nu it de herfst toch gekomen!
H
J>
et
m
te
w
te
et
ac
Vt
fi
tt
d
f(
de rechtermouw, waar men er een gulden
aan vastbindt.
Om dit te kunnen doen, boort men een
nagenoeg onmerkbaar gaatje dicht by den
rand van den gulden. De lengte van den
draad moet zoodanig zijn afgepast, dat de
gulden In de nabijheid van den manchet
knoop hangt, wanneer men de belde ar
men uitgestrekt en naar beneden gericht
houdt. Zoodra men ze een beetje buigt,
komt dus de gulden uit de mouw te voor
schijn, maar kruipt er weer in terug, zoo
dra men ze opnieuw uitstrekt.
denkt klein broertje,
weet je wat of ik doef
Ik laat tteed» die blaadje» ver
dwijnen!
Dan lijkt het weer zomer, de
herfst ts gefopt!
Ik heb vlug m’n zakken met
blaadje» gestopt!
dis nu maar de zon wat blijft
schjjnen!
Klein broertje, wat ben je nog
vreetelijk dom!
Dacht je den winter zoo tegen
te houden!
AI veeg je je straatje ook tel
ken» maar weer,
De herfst komt toch ieder jaar,
lederen kaar,
hij opnieuw blaadje»,
schudt hij de boomen.
Als riep hjj: Jk ben weer gekomen!
Met een bezem, wel tweemaal
zoo groot al» hijzelf.
Veegt klein broertje heel netjes
het straatje,
Want weet je, wat of er de wind
heeft gedaan!
Die stouterd, die is er aan t
strooien gegaan
TO
da
te
TO
co
be
re
ee
w«
F
lei
ve
DO
TO
da
tu
Ha
Pa
ml
«cl
stroomde.
Sastro
schaarden
figuur heen.
1
kw
on
(el
dal
alt
va
I
ecl
dei
1
D.
ml
■e
n
re
m
vi
hi
s
A
"Bm rak rui^xe.
I 3c.r»
berkjes. .JBjiet. sjlet.” klonk het en even
later zagen ze een koolmeesje. bezig
met berkenzaadjes te eten. Nu en dan
prikte hij ook met zijn snavel in den
dat hy door alle clubgenootaa—I te
werd.
Vooral de wade Sastro met zijn lange
grijze haren en baard, die er uit zag als
een profeet, hield niet op. de menschen
te waarschuwen tegen het nieuwe en
zóóveel Invloed had hij op de menigte,
dat men eenparig besloot (rouw te blij
ven aan het oude.
En de nieuwe predikers hoorden van
dén graaf van Montfoort staan, die niet in staat was zUn zoon ter hulp te
snellen.
..Welnu, graaf", sprak hij. „waarom hebt ge mij nog niet begroet? Her
kent u me niet meer? Het uur van mijn wraak is thans gekomen. Ik neb er
lang op moeten wachten, maar thans zult ge boeten voor al net leed aai ge
my hebt aangedaan. O zult voortaan in de keldergevangenis onder mijn
kasteel wonen, die ik steeds voor u neb opengehoudenDitmaal zal bet
geluk mil eens toeteeben. Van dit oogenbllk behoort uw kasteel mij toe.”
- :.Wï
..Is dat wel een Nederlandsche vogel?"
vroeg Kees voorzichtig-
„Neen, antwoordde Henk. „De koper
wiek is een wintergast, die echter bij ons
niet zeldzaam moet wezen. Maar Ik had
er nog nooit een gezien."
Eenlge wilde rozenstruiken vroegen nu
de aandacht. En daar Henk kon zijn
oogen niet gelooven. Die vogels met dat
eigenaardige kuifje.... dat moesten
pestvogels zijn. Voorzichtiger dan bij de
koperwiek, deelde Henk nu fluisterend
zijn bevinding aan de overigen mee,
zoodat allen volop van de merkwaardige
vogels konden genieten, voor ze weg-
vlogen.
Nu kwamen de tongen weer los.
„Waarom hebben die vogels toch zoo'n
leelyken naam?" vroeg Mientje.
„Wel.” antwoordde Henk, „die vogels
vertoonden zich vroeger ook in dezen
tijd en dan zaten de menschen in hun
kleine, onzindelijke huisjes In doods
angst, dat ergens de pest zou uitbreken.
Want dat beteekende, dat heele streken
ontvolkt konden worden. Maatregelen
om de zieken van de gezonden af te
zonderen, kende men nog niet. In de
komst van de pestvogels meende men
dan de benadering van de gevreesde
ziekte te zien Misschien heeft ook de
bloedroode vlek op den vleugel hiertoe
bijgedragen (flg- S>.
Zeer voldaan werd eindelijk huiswaarts
gegaan en daar het nog vroeg was, het
Henk nog even de vogels, die ze gezien
hadden, In zijn vogelboek zien. De maan
stond al aan den hemel, toen ze huis
waarts gingen met het prettige voor
uitzicht de volgende week misschien te
kunnen schaatsenrijden.
Op den renhtisloir-tete*
staan en al «Un aanhangers
zich om de eerbiedwaardige
n
TO
A
De hieronder volgende goocheltoer is
een kunststukje, dat bekend staat ouder
den naam van .guldenvangst”, die ver
bluffend eenvoudig, zelfs eigenlijk onnoo-
zel is en toch buitengewone verrassing te
weegbrengt.
Aan den linkerpols bevestigt men het
eene uiteinde van een sterken zwarten
draad, leidt deze door de linkermouw
langs den arm naar en over den rug in
WH je nu een aanvang maken met da
vertoonlng. dan vraag je aan iemand uit
bet gezelschap een hoogen hoed ter leen.
Dezen neem je dan in de linkerhand en
laat de toeschouwers zien, dat ie heel»*
maal leeg Is.
Tegelijkertijd buig je je linkerarm.naar
omlaag en tevens vangt men met de rech
terhand stiekem den. gulden °P- d*e nu
door de bulgerjj uit de rechtermouw te
voorschijn Is gekomen waarna je den gul
den Ir, de rechterhand ve. borgen houdt.
Vervolgens kromt men de beide armen
heel sterk, natuurlijk zonder dat dit spe
ciaal by de toeschouwers in de gaten
loopt, grijpt daarna met de rechterhand
in de lucht en vertoont aan het gezel
schap den gulden tusschen duim en wijs
vinger, alsof je hem werkelijk uit de lucbt
gegrepen hebt
Je werpt nu het geldstuk in den hoogen
zijde, waarby de draad natuurlijk g en
hindernis kan veroorzaken, schudt den
hoed een weinig been en weer, om net
„publiek” te laten booten, dat de gulden
er zich werkelijk nog in bevindt en laat
daarna, boven den hoed uit, zien dat dn
rechterhand leeg is.
Vervolgens neemt men den hoogen hoed
in de rechterhand, vertoont aan de toe
schouwers de ledige linkerhand en rekt te
gel ykertUd de armen uit, hetgeen tenge
volge heeft, dat de gulden weer door den
draad teruggetrokken wordt en terecht
komt in de rechterhand, die den hoed
vasthoudt, waarin men hem verborgen
houdt.
Neemt men nu den hoed weer in de lin
kerhand, dan kan men het heele spellet-**
weer van voren af aan beginnen en tel
kens weer opnieuw herhalen, en op desa
manier naar willekeur een onnoemelijk
aantal guldens schynbaar uit de
grypen en in den hoed gooien!
Toch moet je oppassen, dat men by <te-
zen goocheltoer geen al te haastige bewe
gingen doet, daar anders de toeschouwers
het rinkelen der geldstukken, die zij ia
den hoed verborgen denken, zouden kun
nen hooren.
De goocheltoer neemt een einde, door
dat men de Ingebeelde guldens achtereen
volgens uit den hoed laat verdwynen en
dezen dan (den hoed naAeiyki aan dea
eigenaar terug geeft.
Ik behoef jullie natuuriyk niet te zeg
gen. dal dit kunststukje met de noodui»
behendigheid moet uitgevoerd worden en
je er niet mee voor den dag moet komen,
voordat je door de noodlge oefening de
zekerheid hebt verkregen, dat men er
geen fouten bij begaat.
„De volgende week kunnen we schaat
senrijden.” meende Gerrit.
„Dat zou gezellig zijn.” antwoordde
Henk, „want de volgende week is Retn-
dert ook weer hier."
„Bestdeed Toos eensklaps. Ze
wees hierbij op een populier, een meter
of vier van de plaats, waar ze stonden.
Een klein, grijs Vogeltje (flg. 1> klom
tegen den stam op. dien het
scheen te onderzoeken.
„Een boomkru.pertje,” fluisterde Ada,
„wat een schattig diertje!”
Juist was de vijand bezig aanstalten te
maken om naar den anderen kant over
te steken.... Daar zagen ze die groote
menigte aan den anderen oever; geen
sabels, geen stokken, geen krissen of mes
sen hadden die luit by zich! Zouden ze
zich als een troep gedweeë karbouwen
maar zoo laten slachten? En eenlgszins
verwonderd bleven ze staan en deden
geen pogingen de kali over te steken.
Daar klonk opeens de stem van Sastro,
die den vyand gebood heen te gaan uit
deze streek; zy wilden Immers niets
weten van een nieuwen godsdienst!
Doch de vyand bleef en lachte uit
dagend. Dachten die dwazen nu, dat ze
als een troep vrouwen voor een troepje
onnoozelen aan den haal zouden gaan!
O, wat zou er nu gebeuren? Zouden ze
nu verjaagd worden uit hun vreedzame
dessa z! Zouden nu die halve wilden zich
meester maken van hun vruchtbare
landeryen. waarop de rijst stond te
rijpen? Ach; waaraan hadden ze dat toch
te danken? Zouden ze zich maar bekee-
ren tot de leer van Mohammed? Dan zou
het gevaar misschien nog bezworen
kunnen worden! En men trok op naar
het hutje van Sastro om hem te raad
plegen. Hy. de wijze profeet, moest raad
geven! HU immers had hen aangeraden
zich niet te bekeeren!
Kalm hoorde de grijsaard de jammer
klachten zijner vrienden aan en sprak
vastberaden:
„Wy bekeeren ons niet! Honderden
jaren hebben onze góden ons bewaard
Weest er verzekerd van, vrienden, dat ze
ons in onzen nood niet in den steek zui
len laten. Ik had dezen nacht een droom
gezicht.... water zag ik.... een grooten
plas.... alle vyanden verdronken....
velen ook werden een prooi der gevaar
lijke krokodillen.... Weest moedig, zij
zullen helpen! Volgt mü nu naar de
rivier, wij gaan den vijand tegemoet!”
En het volk wilde zich wapenen met
spaden en scherpe bamboelatten om des
noods op te kunnen treden tegen
woeste bende!
Doch glimlachend keerde Sastro zich
tot zyn volgelingen en sprak met vaste
stem: „Niets zult ge meenemen op uw
tocht; ZUn arm zal voor ons strijden!”
En zoo toog de menigte op weg naar de
kali. die even 'rustig als altyd voort-
een troepje
bonte kraaien tech aan allerlei afval te
goed te doen. Henk klapte even in de
handen, zoodat allen de groote vogels
konden bewonderen.
Even verder kwamen zij bU de eerste
Henk’s vacantie was al begonnen. Geen
wonder, T'
benijd werd. Maar het was ook geen
wonder, dat allen paar den Woensdag
middag verlangden;'/ oo> wéér eens een
geaelltge. ouderwetsche wandeling te
maken. Gelukkig werkte het weer mee;
het was vrU koud, maar droog.
De bedoeling was vogels te gaan zien.
Nu de bladeren byna van de boomen
waren, ging dat veel gemakkelUker dan
van den sxner. Natuuriyk ging de ky-
ker mee. De Oostenwind bl.ee flink,
maar daar waren de kinderen niet bang
voor. Hier en daar zag het gras nog
wit van den rUp.
▼óór de oude graaf kets toé zUn verdediging had kunnen uitrichten,
hadden de indringers hem overweldigd en gebonden.
„Ellendeükgen”, riep zijn zaan, die zich woedend op de mannen van
Oldenhoven wierp en ben trachtte te schoppen en te slaan.
Met een hevigen stoot met hét gevest van zyn zwaard, liet de beer van
Oldenhoven hem tegen den muur, tuimelen, waar hU half bewusteloos neer
viel.
Daarna ging de overweldiger net over elkaar gekruiste armen vóór
Het koolmeesje had zoo de aandacht
in beslag genomen, dat bet een heel*
poos duurde, voor se een ander vogelt'e
gewaar werden, dat tn den top van den
berk zat (flg 31. Kees was de eerste,
die het ontdekte „Een vuurgoudhaan-
tje,” riep hy uit. „Dat is nu het kleinste
vogeltje, dat bU ons voorkomt,” merkte
Henk op.
In de lUsterbessenstruiken zatei^ me
rels en zanglUsters. Daartusschen hipt
een vogel, dien Henk nog niet kende.
Dat moestdat wasja het kon
niet andersEen koperwiek!”* riep
hU uit, soo hard, dat alle vogels ver
schrikt opvlogen. Dat was jammer, maar
gelukkig had ieder het dier toch gezien
Iflg. 4).
Sastro. hoe die het was. die het volk ver
van Mohammed afhield. En ze besloten
wraak te nemen op den oüden man
Met een leger van goed toegeruste sol
daten zouden ze die ongeloovigen straf
fen. Ze zouden over de rivier trekken en
de dessa's der vyanden platbranden en
allen dooden. die niet goedschiks wilden
toetreden tot den nieuwen godsdienst Ze
verdienden immers niet beter, die onge
loovigen, die joo moedwillig het hoofd
van de waarheid afwendden! En vooral
zou men trachten den ouden Sastro ge
vangen te nemen. Hem zou men neer
sabelen voor de oogèn zyner volgelin
gen! Dan zouden de anderen wel eieren
kiezen voor hun geld en zich ten spoe
digste bekeeren....
En zieop een morgen heel in de
vroegte, toen de zon nog niet op was.
stond op den linkeroever van de kali
Matl het groote Mohammedaansche leger
gereed pver te trekken. En toen de eerste
zonnestralen hun legerkamp verlichtten,
zag men de kromme sabels In het licht
flikkeren en men hoorde de woeste krijgs
gezangen der opgewonden menigte Be
dreigingen werden over de rivier heen ge
roepen en veelzeggend zwaaide men met
lansen en pieken!
De schrik sloeg den armen, vreedzamen
lieden aan de overzyde der kali om h?t
hart op het gezicht van die woeste bende.
Brgens in het OostelUk deel van net
eiland Java stroomt de kleine, maar al
gemeen bekende, kali Mati, de rivier des
Doods'
Rustig en kalm stuwt de rivier haar
water naar zee en zoekt haar weg door
boeschen en landerijen. Ja. uren lang ver
toeft ze in de uitgestrekte bosschen, als
vond ae het daar een aangename ver-
biyfplaats en als had ze heelemaal geen
haast haar moeder de zee te ont
moeten!
Uefelyk klinkt haar geruisch den wan
delaar in het oor. die zyn weg zoekt door
de koele schaduw van het botch en on
willekeurig verhaast hy zyn schred-n
•m te kunnen genieten van de koele
wateren en om de schoone bloempjes te
kunnen bewonderen, die de boorden van
de kali Mati omzoomen.
Verwonderd blyft de wandelaar
volgens staan om dat beeld van vrede,
dat beeld van wondere schoonheid in
te<*i op te nemen en hy kan het niet
begrypen. dat dit kalme riviertje, het
zinnebeeld - an rust, genoemd wordt de
rivier des Doods!
Niet altyd echter stroomde dit rivier
tje zoo kalm door zyn bed. neen er
was een tyd. dat het werkelijk was de
kali Ma*. <te rivier van den dood!
Voor honderden jaren n.l. woonde in
deze streek een welgestelde bevolking,
die dagelijks op haar rijstvelden arbeid
de en rilke oogsten naar de dessa's kon
voeren. Lachend en zingend verrichtte
het volk zyn werk en rekende op de hulp
der góden. Nu. die waren met de bewo
ners dezer streek en zegenden overvloe
dig de akkers. Geen besmettelyke ziekten
teisterden de menschen en het vee en
altyd weer was er volop voedsel. Zoo
leefde men bier rustig verder!
Doch de tijden veranderden en uit
vreemde Ureken kwamen er mannen, die
een nieuwe leer predikten. ZU vertelden
ov^r Mohammed. den grooten dienaar
Gods, en over diens wondere macht. Ze
spoorden de eenvoudige lieden aan. hun
ouden Goden den rug toe te keeren en
zich te bekeeren tot Mohammed, die hen
ongetwijfeld nog meer zou zegenen, dan
de oude Goden dat hadden gadaan!
En het volk luisterde naar die onbe
kende predikers, eiken dag weer versche
nen ze in grooten getale «n de nieuwe
leer te hooren. die hun zoo welsprekend
werd aangeprezen en als ze lang genoeg
geluisterd hadden, dan vertrokken *e
kalm en waardig naar hun dessa's om
het gehoorde nog eens samen te bespre
ken; maar dan kwamen er stemmen, die
het opnamen voor de oude Goden, stem
men, die waarschuwden tegen 't nieuwe;
en welsprekender dan de stemmen der
nieuwe predikers klonken de woorden der
oude dessalieden, die spraken van ver
raad aan de oude Goden, die hen toch
al eeuwenlang zoo zichtbaar hadden ge
regend en ze maakten vergelUkingen met
«treken uit de buurt, waar de lieden niet
naar hun Goden luisterden ep daarom
voortdurend door allerlei rampen werden
geteisterd. En dan..., maakte men het
vaste besluit, da nieuwe predikers maar
te laten praten en hun eigen gang te gaan
en steeds meer te luisteren naar de ge
boden der oude Goden.
I
Neen maar, dat «ouden se ervaren!
Niet lang duurde het dan ook, of al die
duizenden van vyanden stortten nch
woedend in de wateren der rivier.
Toen echterhief de oude Sastro
het hoofd op en keek «meekend in de
wolken! Het was, alsof hy groeide, alsof
die slanke figuur steeds tenger werd.
Maar geen vüand lette daarop, die
eischte wraak, die vorderde gehoorzaam
heid en bekeering!
Daar hief de grijsaard zyn handen op,
maakte een breed gebaar over de wateren
der rivier en zie.... wild als getergde
leeuwen verhieven de golven zich meters
en meters hoog! Het was. alsof ze ge
hoorzaamden aan het bevel van een
hoogere macht. Steeds hooger stagen ze.
steeds woester werden ze en ze sleurden
alles mee, wat zich in hun midden be
vond. Ver. heel ver overstroomden ze ook
het land op den linkeroever en.... 4>yna
alle vijanden, op een paar uitsonde
ringen na, vonden hun graf in de golven.
Enkelen. o.a. de aanvoerder van den
troep, wisten nog te ontkomen aan de
woedende golven; doch den dood ontgtn-
gei- ze niet, want een paar groote kro- 1
kodlllen. door den vloed op den oever
geworpen, verslonden ze....
En toep.... kreeg de vreedzame rtvler.
die al eeuwenlang niets dan zegeningen
aan de oeverbewoners had gebracht, den
naam van Rivier des Doods en zoo beet
ze nog en ze zal zoo biyven beeten als
een herinnering aan hetgeen ik daar
zoo pas beschreef.
d3fj=RC3RC=RCDRC3RC3R<=»RCDRCDR<=>RCZ>RC3RC5RC3RC3RC3R BCD ECD ECD BCD RC3RC3aC3RC9RC9ROBC3RCD BCD BCD EO BCD ECD B<=3BCD8<=2 8<=>BCdBCDBC3BCDBC3BC9BC3BC3BCDBOB<=>BC3BCDB
3).