EEN PRAATJE OVER SCHILDPADDEN DE LOOZE STREKEN VAN REINTJE DEN VOS IJSPRET EN VOGELTREK 0 DE ZOON VAN DEN EDELMAN VAN ALLES WAT KERSTMIS o DOOR RO KOPUIT xv DE B.L.N.S. BulcLuik 0 lllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll 0 MET PLAATJES VAN JOOPIE 0 0 0 0 0 0 0 0 I „Daarom deed ik alle moeite Om mijns vaders booze plan Weer in duigen te doen vallen, Want hij is een vrees’lijk man. Daarop liep ik‘naar het bosch toe En zoo ging ik eiken dag. n 1 OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN nog lets over de Ganges- tl (Fig. 3> het fraaie en dure schildpad levert den schat vertelt EEN DOMTNO-PROBLEEM. k e.h t-e Ro. Fr. Kerstfeest is 't weer, dan is t druk in het bosch. Steeds ziet men kaboutertjes loopen. En de vriendelijke Kerstman is overal bij, Die moet zooveel kerstbbomen koopen! Eén der kabouters die laadt z* op z’n slee; Kijk hem eens trekken en sjouwen! Niemand die doet het zoo netjes als hij, ’t Is hem best toe te vertrouwen. „Hermelijne was verstandig, En ging daad’Hjk naar mij heen; Door dat hollen en dat draven Brak zij nog haar kleinen teen. Toen zij mij ’t verhaal vertelde, de kinaeren ingenaaid. „Nu dat hinderde niet." vond Henk; zij hadden ten minate op hun gemak hun boterhammen op ge geten. Henk reed voorop, dan volgden de meisjes en Kees, terwyi Gerrlt en Jan de rij sloten. Voor het gemak waren ook een paar flinke stokken meegenomen, die konden op den terugweg goede diensten verrichten. „Vader liet terstond ontbieden Mijnen Oom, Grimbaard den Das, Later Isegrim en Tibert, Of het heel gewoontjes was. En het vijftal ging heel vroolijk Naar een dorp, dat Hyfte heet, En zij spraken daar genoeglijk Over 's Konings aanstaand leed. En daar zwoeren zij, o koning. Alle vijf aan u den dood, Bruintje zou de kroon nu dragen, Die mijn vader hem dan bood.” dat de som der cijfers aan alle rijen pre cies 13 is. I. Je moet eens probeeren met vier do minosteenen, waarop geen 0, 1 of 3 voor komen zóó in een vierkant te leggen van onderstaanden vorm to tl) be hs (Fig. 1) Groote Zeeschildpad soep- schildpad n. Probeer hetzelfde nog eens, maar nu mag je geen steenen gebruiken, waarop een 0, een 1 of een 6 staat. Nu moet de som der rijen steeds 12 zijn. Hiervan zijn meerdere oplossingen mo gelijk. Volgende week de oplossing. I i b ei d h tl h< dl w ee On ring, gene den, Be Is onze Rii >oo 1 nen heldi kwee Hi Wie opp< der een pioe enz., op c Et eerii apol het be sc fact man vere de heef amb schü bal. W W mak W held held aller film, man scha NI doel, zake van ver zij z vorn krac W1 de o gie-c meei die t br zei ab 1 gel 1 na wo Alt zoc eet gei aai kpi gre eer lei zon mo dre hoe stei tha har in gro< riks en i W bew grot Al krill steil die ston aan besc dect ,Jn die brieven, moet u weten, Vroeg hij dan aan jong en oud, Of ze bij Item wilden dienen Voor veel zilver en veel goud. Maar hoe weinig dacht mijn vader. Dat hij heden niets meer had, En dat nu zijn eigen zoontje Dezen grooten schat bezat.” De Gangesschildpad. die jonge krokodillen verslindt. Kerstmis, de tijd van geluk en van vreê, Alle kwade gedachten verdwijnen, Als strakjes de boom met z’n kaarsjes getooid, Z’n vriendelijk licht in Uw hartjes laat schijnen! Dan gaat het voorwaarts, naar ieder lief kind, Die zoo naar het Kerstfeest verlangen, Maar eerst wordt de kerstboom toch keurig versierd. En met allerlei moois vol gehangen! En verachte ieder dier. Eveh later zond hij Tibert Naar het bosch van Bruin den Beer, Want dit heerschap woonde toen in De Ardennen voor een keer.” Vol van kwaad en overdaad, En werd hij nu onze koning, Dan wist ik m’j heusch geen raad." Lag te loeren tusschen struiken, Tot ik eind'lijk eens wat zag. Daar kwam vader aangeloopen. Hij keek schuw en angstig rond, O, ik had wel willen stampen Met m’n pooten op den grond." genden tocht een heel eind weg. Hun ouders hadden geen bezwaar, bo terhammen werden meegenomen en daar ging het gezelschap heen. Natuurlijk was Reindert ook van de partij. Het ijs was prachtig; er was weinig wind geweest en iet kanaal was den laatsten tijd niet opengevaren, zoodat net Ijs zich regelmatig had kunnen ontwik kelen. Zjj hadden een flink eind gereden en vonden, dat het tijd werd eens uit te ■lOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOlOIOlOgOlOIOI SOIOIOIOIOIOIOICDIOIOIOIOIOIOIOIOIOIIOIOIOI ’t Was uitgekomen, zooals de kinderen gehoopt hadden. Eerst eenige flinke nachtvorsten en eindelijk was de zon ook overdag niet warm genoeg meer om het Ijs te smelten. Al gauw was het zoo dik, dat de ijsbaan geopend werd en ook de plassen en het kanaal waren weldra te berijden. - Nu daar profiteerden de B. L. N. S.'ers van. Heel wat baantjes werden gereden; een paar maal kregen ze vrjj van school. Ja, ze waagden het zelfs voor den vol- „Vader had een tijd geleden Op een zeer verborgen plaats Eens een grooten schat gevonden, Daarom heeft hij nu zoo’n praats. Hij deed vrees’lijk uit de hoogte, Was hooghartig, Yrotsch en fier, Liep heel deftig en parmantig Hier heb je den sinjeur! Bekijk hem maar eens goed! Een leelijk dier, niet waar? Het heeft slechts een dun rus pantser, dat in het midden iets is inge deukt. De hals is lang en slangachtig; de schitterende oogjes staan geheel voor in den slanken kop. De ledematen zijn weer zeer geschikt om te kunnen zwem men. Deze dieren zijn geduchte roovers! In de zeeën komen ze niet voor, doch zoo veel te meer in de rivieren van Voor- Indlë. vooral in de Ganges. Ook in Afri ka, vooral in den Nijl. ziet men ze. Meestal blijven ze rustig liggen op den slijkerigen rivierbodem; zien ze echter iets van hun gading, dan gaat de lange hals snel naar boven en het dier dat aan oe oppervlakte zwemt en zich van geen kwaad bewust is, verdwijnt één, twee, drie in de diepte om de groote maag van dit ondier te vullen. Ook menschen, die hier zwemmen, krijgen dikwijls een be duchten beet van dezen roover. Toch heb ben ze ook nog hun goed? zijde: jonge krokodillen n.l., die pas uit het ei zijn gekropen, vormen een geliefkoosd voedsel voor deze schildpad. Honderden van lie jonge dieren vallen zoo dikwijls aan één Gangesschildpad ten offer. Doch nu genoeg over deze eigenaar dige dieren. Als je met de vacantie in Artis komt, vergeet dan niet eens een kijkje te nemen bij deze schildpadden, die in menig opzicht toch zoo merkwaar dig zijn! ,JVu wilde ’k niet langer wachten En kroop ook zelf in het gat, Want ik was toch wel nieuwsgierig Wat er nu verborgen zat. En daar zag ik, waarde koning, Zóóveel waarde bij elkaar. Dat ik m’even vast moest houden. Want ik werd toen vrees’lijk naar. Maar toch draalde ik niet langer En nam gauw een grooten zak, Waar ik vlug en met voldoening Heel dien kostb’ren schat in stak." „Na die schandelijke afspraak Ging dit stelletje heel vlug Met het hart vol booze plannen Naar ons vredig dorp terug. Nu gebeurde ‘t op een morgen, Dat mijn neef, Grimbaard de Das, Door te veel jenever drinken. O! zoo vrees’lijk dronken was. Hij vertelde alles eerlijk Aan mijn brave, lieve vrouw, Want, u weet het, dronken menschen Spelden heusch niets op je mouw.” ‘„Daarna bracht ik al die schatten Op een plek niet ver van hier, En ik dacht toen bij mezelf: „Ik ben wel het rijkste dier.” Maar mijn vader kon niet denken. Wat zijn zoontje had gedaan. Dus is hij met dl z’n plannen Heel gewoontjes doorgegaan. Zoo schreef hij ook vele brieven En bracht deze naar den Beer, Deze stuurde ze weer verder En zoo deed hij telken keer." Schildpadsoep! Heerlijk, nietwaar? En Weet Je, wie eigenlijk de leverancier Is van de ingrediënten voor dit lekkers? Natuurlijk de schildpad, zul je zeggen. Je antwoord is minstens erg onnauwkeurig, want er zijn honderden soorten van deze «lieren en lang niet alle soorten hebben blazen. Een paar thermosflesschen. door Reindert en Henk in hun Rucksack mee genomen, gaven voor allen een lekker „Eerst zag ik m’n vader graven, Later sloop hij ergens in. En toen wist ik heusch wel alles, Dat was nu echt naar m’n zin. Toen hij weer uit 't gat terug kwam. andere schildpad, die ook zeer nuttig is Dat is n.l. de karetschildpad, die vee] voorkomt in de zeeën rondom China en Japan. Ze is klqfner dan de soepschild- pad. doch terelkt ook nog wel de lengre van pl.m. 1 M.. dus toch nog een tame lijk groot beest. Wil je zijn portret? „En de boodschap aan ons Bruintje, Die verstond ik al heel gauw; Weet, mijn vader liet hem vragen, Of hij koning worden wou! Bruintje vond dit plan uitstékend, Was hierover zeer verheugd, En begon, om zoo te zeggen. Aan een tweede, nieuwe jeugd. Vlug ging Bruintje toen naar Vlaand’ren, Trof daar ook mijn vader aan, En zij spraken toen gewichtig Over Bruintjes nieuwe baan.” Was ik waarlijk van de wijs; Al m’n haren gingen opstaan En mijn hart werd koud als ijs. Want ik ken Bruin als een valsch aard. schildpad niet van plantaardig voedsel leeft, doch van dierlijk! Met deze omge bogen scherpe bovenkaak slaat zij nu in het lichaam der visschen en andere wa terbewoners en scheurt er het vleesch met een ruk af. Ze is dan ook een gevreesde roover. Ook bijt ze. als ze gevangen is, vaak nog naar de menschen, die haar wil len berooven van haar schildpadbladen. En wee. als ze een hand of voet te pak ken krijgt! Ten slotte schildpad! Het zijn groote, plompe dieren, zooals Je Biet, die eenige honderden kilo's zwaar worden. Het fraaie, glimmende rugschild bedekt het geheele bovendeel van het lichaam. De pooten gelijken zeer veel op breede vinnen! Dat dit dier dan ook goed zeer goed kan zwemmen, behoef ik zeker niet te vertellen. Men ziet het vaak op honderden mijlen van de kust, waar het rustig op het water drijvend ligt te slapen in het warme zonnetje het leeft nJ. in de zeeën in de buurt van den evenaar. Zoo gauw er echter een boot nadert, verdwijnt ’t in de diepte en komt weer boven als het gevaar voorod is. Krijgt het dier honger, dan begeeft het zich naar de zeegrasweiden in den oceaan, en smult daar van t zeegras er. •t wier, dat in overvloed aanwezig ts. Tweemaal per jaar verlaat het dier de zee en wel om eieren te leggen. Met groote moeite sukkelt het dan over het strand, zoekt •n plekje naar zijn zin, graaft met zijn achterpooten en met 't achterste deel van zijn rugschild een kuil in ’t heete zand en legt daarin pl.m. 100 eierenGeen kleinigheid, nietwaar? Deden dat onze kippen ook. maar eens, hè? Wat zouden de eieren dan goedkoop worden! De oe- woners der eilanden zoeken die eieren met ijver, want ze zijn een lekkernij voor die lui. Een harde schaal hebben die eie ren niet, doch slechts een perkament- achtig omhulsel, dat echter heel wat weerstand kan verdragen. Dit reisje naar de kust kost ook menige zeeschildpad het leven! Met groote ha ken gewapend naderen de eilandbewo ners de argelooze dieren, bevestigen de ha*-en onder den rand van het schild en trgkken de dieren om. zoodat ze met de pooten omhoog op ’t strand komen te lig gen. De hulpelooze dieren kunnen nu niets meer doen en zijn gedoemd om rus tig hun lot af te wachten. Nu, dit lot is niet benijdenswaardig. want zonder par don worden ze afgemaakt om als voedsel Voor den mensch te dienen. In de laatste jaren mindert het aan tal exemplaren van dit soort schildpad zeer en de vraag wordt steeds grooter. Vandaar dat ze nu ook dikwijls in volle zee worden gevangen! Dit gaat erg gemakkelijk. Er leeft nu. in de warme zeeën een soort van visen. die de eigenaardigheid heeft dat hij zich aan een of ander dier of voorwerp vast zuigt, om zoo op een gemakkelijke ma- nijr groote afstanden te kunnen afleg gen. Heel vaak zuigen zich bijv, deze dieren aan den romp van een schip vast en varen mee tot de honger hen dwingt voedsel te zoeken. Dezen visch nu maken de slimme eilandbewoners vast aan een lang touw en laten hem los in de buurt van de plek, waar veel schildpadden zijn. Onmldde.ljjk zuigt de visch zich vast aan het schild enlangzaam doch zeker wordt de zware schildpad aan land ge trokken, waar het beest op de bekende wijze wordt afgemaakt. Ik zal hier niet vertellen, hoe wreed oe mensch dikwijls omgaat *net de schild pad, liever ”ertei ik nog iets over een kopje warme thee. De helft werd be waard. dan hadden ze ook nog wat voor „de laatste loodjes", die altijd het zwaarst wegen, zooals Ada wijsgeerig opmerkte. Terwijl ze in een boschje zaten, be schut tegen den wind, riep Reindert op eens: „Kijk, ganzen" (Fig. 1). Duidelijk was de rechte lijn waar te nemen, die de dieren achter elkaar vormden. Zoo nu en dan werd de lijn verbroken en leek het net een kronkelend slangetje. Zelfs vlogen ze een poosje in een V-vorm, zooals eenden gewoonlijk doen (Fig. 21. „Dat komt." legde Henk uit, „omdat de voorste er genoeg van heeft, vooraan vliegen. Nu probeert zij een ander te v nden, die haar plaats wil innemen." Ze waren intusschen voldoende uitge rust om verder te gaan. Dus werden de schaatsen weer aangebonden en met flinke slagen ging het vooruit. De be doeling was, het dorpje A. te bereiken. vijf minuten loopen. werd het vijvertje bereikt, 't Was er inderdaad een heele drukte. Henk herkende kuifeenden. brll- dulkers en pijlstaarten <Fig. 2, 3, 4). Veel tijd om alles goed op te nemen, was er niet. Wel hadden ze verlof een beetje na donker thals te komen, omdat het toch lichte maan was. maar er was nof huiswerk, dat afgemaakt moest wor den, dus zoo heel laat mocht het niet worden. De erwtensoep en de pannekoeken smaakten heerlijk. Zonder tegenslag vol brachten ze ook den terugtocht. Toen Toos en Mientje ’s avonds hun werk zaten te maken, vielen ze bijna in slaap van moeheid. Maar toch verklaarden ze vol enthousiasme, dat ze, zoodra de ge legenheid terugkwam, graag nog zoon tocht zoudén maken. Hier is het! Je ziet, dat dit dier niet één groot rugschild heeft, doch twaalf tot veertien groote platen, die dakpan - gewjjze den breeden rug bedekken. Deze platen nu zijn het zoo bekende en dure schildpad, dat als versiering op vele ge bruiksvoorwerpen voorkomt. In kwaliteit overtreft het ver het bekende hoorn, want nooit schilfert het af of verbrandt net Reeds de oude Romeinen betaalden groo te sommen voor het schildpad, dat blank polijstten en daarna als versiering in hun rijke woningen gebruikten. Als men de schildpadplaten in kokend wa ter dompelt en ze er eenigen tijd in laat, kan men ze allerlei vormen geven en er dus ook allerlei voorwerpen van maken Het polijsten gaat ook heel gemakkelijk Op wreede wijze verwijdert men de schildpadplaten van den rug der schildpad en laat het dier daarna weer vrij, want de Chinees meent, dat daarna de platen weer van zelf aangroeien. Dat Woensdag te spreken, een te gaan maken over het kanaal. Waarin Reinaart de leugen van waar volgens ouder gewoonte erwtensoep en pannekoeken gegeten zouden worden. Het begon wat drukker te worden op het ijs. Verscheidene menschen. die wat la ter waren gegaan, hadden tijdens de rust Zag hij heel tevreden om, Vontf zich zeker zeer verstandig, Maar ik vond hem oliedom. Daarna ging mijn vader verder En zocht weer een kip of haan. Die hij heerlijk kon verslinden (Fig. 2) De Karetschildpad, die ons Na vele mishandelingen sloot de heer van Oldenhoven zijn tegenstan der, den graaf van Montfoort, in den donkeren vunzigen kerker onder zjjn kasteel en plaatste er twee wachters om hem goed in het oog te houden. Zoo had de heer van Oldenhoven zijn wraak kunnen volvoeren, nu hij wist dat de graaf van Montfoort verzwakt was door zijn wonden en geer, mannen meer nad om hem te verdedigen. Thans was hij heer en meester van het kasteel en stal alles mee wat drong waar hij zich bevond, slaakte hij een kreet van ontsteltenis en liep wankelend op zijn vader toe. dien men voor 'alle veiligheid met een ketting aan den muur had bevestigd. „Vader, vader," stamelde de jongen „u bent toch niet gewond?" De gevangen edelman trachtte zijn geboeide handen op te beffen om daarmee het voorhoofd van zijn kind te streelen maar even waarde scheen te hebben, edelsteenen, kleinooden. wapent kleeren, de rest liet hjj ter plundering aan zjjn manschappen over De echo van hun luidruchtige vroolilkheid drong door tot in den kerker waar de graaf en zijn soon zaten opgesloten en waar een heel ander tafereel te zien was. Enkele minuten na het vertrek der wapenknechten, keerde de zoon van den graaf van Montfoort tot het bewustzijn terug. Toen bet tot hem door is echter niet het geval en het dier, lat nu geheel zonder beschutting is, moet el lendig omkomen. Je ziet wel, dat de bovenkaak van de karetsct^ldpad snavelachtig omgebogen is! Die omstandigheid komt het dier uit stekend van pas bij _het bemachtigen van Even voor ze aankwamen, wilde Henk nog een klein uitstapje maken. Dicht bjj het eindpunt was namelijk een vijvertje, dat altijd opengehouden werd. Daar hoopte hij vreemde eenden te zien; door trekkers. De schaatsen werden afgebonden en na tige bij. Ik zal nu maar beginnen met iets te vertellen over de groote zeeschildpad, die ons het lekkere vleesch voor onze soep levert! Ik geef je hier eerst even haar portret! I0M

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1930 | | pagina 24