DE WATERNIMF UIT DEN VIJVER 8 DE WONDEREN VAN HET YELLOWSTONE-PARK KERSTVACANTIE DE ZOON VAN DEN EDELMAN NIEUWJAAR i h 11 10 9 7 Gelukkig o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o N'ieuwJaar EEN SPROOKJE DE B.L.N.S. 0 iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin MET PLAATJES VAN JOOPIE 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 J n 0 o k d d d V O k k G ei a b ti r 14 tl h h 0 ^oloao|0lOIO|0BOBOIOIOIOIOIOIOIOIOBIOIOBOIBOBniOBOBOBOBOIOBOBQIOBOIOIOIQIOIQI|OIOIOIOBOBOBOIOBOBOBOBOBOBOIOIOI®» t t L daar steeg een vrouwenhoofd uit de diepte op. Even later in een klein dorp leefde een rtfke molenaar. ■X Yg* i Beer in Yellowstone-Park v. d. M. komt Daar kwam de meid hem ai tegemoet Kerstboom. A. U F dieren verkregen en schijnt vooral voor te komen als de dieren ziek zün." 't Oude jaar gaat van ons scheiden, Hoort het klokje twaalf slaan; Luid klinkt het van alle kanten: ,,'t Nieuwe jaar is ingegaan!” 't Oude jaar vlucht op een drafje, Want het Nieuwe jaar staat klaar; En het schijnt ons toe te roepen: „Kind'ren, een gelukkig jaar!" den het „Ze sullen mij voor de rest van mijn leven In een donker hok stoppen, m’n kind. De heer van Oldenhoven heeft het gezegd en je kunt ervan on aan, dat hij woord zal houden. Ik hoop alleen maar dat hü niet zoo bar- baarach aal zijn, ook jou op te sluiten." „Vader," riep de jongen uit, ,4k hoop integendeel, dat hij ons niet aal schelden. Wat aal er van mij geworden, zonder u? Bovendienniemand aal erin slagen ^mij van u los te rukken.” Vijftig leer en, Ijv’rig werken, Wel, dat is naar onzen zin; En vervuld met goede plannen Gaan we 't Nieuwe jaar weer in! b tl O’ P ai d< n n n w lx di *1 ..Hebben baarden?" vroeg Kees verbaasd. in< fel lm dli be ge vk ru rei vei DO „Wie Ik ben. doet niets ter zake," ant woordde ze, „maar ik help je, tenminste, als. oi ■I di d< Ja wl m oi hi al to ee V m m de wi sp 19 er kr ▼e di kc ge aa le' te: de st< zk wi op gr nli nli Thans kwam hij tot de ontdekking dat het voorhoofd van rijn zoon geheel met bloed bedekt was. - -k p. bleken echter te sterk om op eenlgerlei wijze losgemaakt te weerklonken de mooie tonen der Weldra zetten alle stem in en klonk het gezang der ac3loaoac3BC)BCDBc>ac3acDac3acDBC3BoicDadC9iC9a«c3aaacDB ioioioicdioioioioioioioioioioioioioi loioioioioioaoïoioioioioioioioioioi hjj ouder doorloopen. Laat ik ten slotte nog even wijzen op heel ta une, bruine en grijze beren, dia in 1 park ronddartelen. Een beer (vooral zoo’n grijze!) is een gevaarlijk dier voor den mensch. Hier in het park zijn as echter geheel tam geworden en komen tot vlak bü de toeristen om te bedelen. Nu. Je begrijpt, d. t de meesten dezer dames en heeren de dieren niet zonder lekker hapje weg laten gaan! ..Nu wat. als?”, vroeg de molenaar. ..Als je mij afstaat, wat er dezen nacht bij jouw in huis geboren is.' „Wat kan er bij mij ge boren zijn,” dacht hü, „zeker een jonge kat. of een paai jonge geitjes!" ..Goed,” antwoordde hü dan ook en vlug stoof- hjj op z'n woning toe. Daar kwam de meid hem al tegemoet, vroolük zwaai end en sprak, dat er zoo net een zoontje van hem ge boren was! Hevig schrok de molenaar en weeklaagde nu luid: ..Acl^Pioet ik mijn kind nu offeren? Nee, wat er ook gebeuren mag, ik geef hem niet, ik ben veel te blij, dat Onze Lieve Heer mü een zoon gegeven heeft, voor wien ik nu kan werken!” En vol liefde liep hij naar de wieg van z’n kind en met gevou wen handen dankte hij voor de gunst Den vorigen keer hebben we het gehad over geysers in ’t Yellowstone-park, niet waar? Nog een paar merkwaardige gey sers moeten we noemenop de eerste plaats den Minuuiman. een geysertje, dat precies om de minuut een straal water een paar meter hoog opwerpt enhet Apollinaris-geysertje! Je kent Apollina- riswater, niet waar? Nu, dit geysertje spuit om de 5 minuten een kleinen straal uit van echt, natuurlijk Apollinariswater! En nu nog eenige andere wonderen! Je hebt in het bewuste park ook z.g. Verfpotten. Wet zijn dat nu? Dat ziin diepe uithollingen in den bodem: de wan den daarvan bestaan uit een laag kiezel- zure steen en de geheele uitholling is gevuld met kokende modder, waarin kie- zelzuur is opgelost. Zoodoende krijgt de modder alle kleuren van den regenboog. Hoog spat en borrelt da kokende modder soms omhoog en, vooral als de zonne stralen er op vallen, is dat een grootach gericht. Ben ander wonder is de canon van de Yellowstone-rivier. Een canon is een rivierdal met stelle wanden. Nu kan men ergens in 't park een geweldigen canon zien: 360 meter diep! Van boven is de breedte 600 M. en beneden (dus op de plaats, waar de rivier stroomt) 60 Meter. En als je naar de stelle wanden kijkt, dan zie je, dat die allerlei kleuren ver- toonen; terwijl je daartusschen nog aller lei tusschenkleuren vindt. Door Inwerking van allerlei vulkanische verschijnselen heeft het oorspronkelijke gesteente al die kleuren gekregen. Als je zoo op den rand van dit canon- dal staat, zie je ook nog twee waterval len, welke de Yellowstone-rivier maakt. Eén, die 34 meter hoog is en één, die 100 meter hoog is. Langs een prachtige, na tuurlijke trap (de Trap van oom Tom genaamd) kan je naderen tot vlak oij het schuimende en plassende water. Nog een wonder! Op een der uithoeken van t park staat de z.g. electrische berg. De top van dien hoogen berg bevat zóó veel magneetijzer, dat deze den bliksem tijdens een onweer voortdurend aantrekt, zoodat een heerlijk vuurwerk op den berg top te genieten valt, als de donder ratelt en de bliksem door het luchtruim vliegt. Ook de versteende bosschen mogen we niet vergeten! „Die heb je elders ook," aal je zeggen. Welnu, dat is zoo; maar het merkwaar dige hier is dat de boomen nog net al' vóór duizenden Jaren rechtop staan en niet liggen (zooals elders)! Heele wou- Dienzelfden nacht deed geen van beide gevangenen een oog dicht en reeds in den vroegen ochtend klonk er bulten een vreemd tumult. Het was ae heer van Oldenhoven, die. uit zijn roes ontwaakt, zUn mannen bevel gaf, om den graaf van Montfoort vóór te geleiden. Een der ruwste kerels haalde den graaf uit zijn gevangenis weg, ondanks den tegenstand, dien de jonge edel man bood. Dat wij héél goed op gaan passen Is iets, dat vanzelf al spreekt. En geen één van al de kind’ren, Die toch zijn belofte breekt! Veel jtven geleden leefde er in een klein dorp een rijke molenaar. Maar er kwamen slechte tijden en hoe langer hoe meer zag onze man zijn schatten verminderen, tot hij ten laatste doodarm was. ’s Nare-ts kon hij niet meer slapen, want bange droomen kwelden hem en tooverden hem Ik heb wei gemerkt, dat, als je vraagt, dat de menschen dan eerst met naphtaline komen omdat dat veel goedkooper dicht Dadelijk daarop ver- het vrouwenhoofd OVERNEMING UIT DEzl RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN het verhaal, dat zijn vader hem zoo vaak had verteld en bovendiengeloofde hü het ook niet meer, nu hü zoo groot was. Ónmogelijk, een vrouw, die daar woont in het water! Zonder vrees bukte hü zich dan ook over 't water en zie nauwelijks raak ten zijn bebloede handen het wateroppervlak, of daar steeg een vrouwen hoofd uit de diepte op, twee handen werden ook richt- baar, die den jongen vast grepen en in het water trok ken. Dit alles was In een paar seconden gebeurd, zoo dat de drager er maar wei nig van had bemerkt. Maar omdat hü den ouden mole naar vroeger al meer dan eens zijn zoon had hooren waarschuwen voor den vü- ver, begreep hü, dat er iets vreeselüks moest gebeurd zün. Als een dolle rende hü naar den molen en vertelde zün baas, wat er gebeurd was. Deze schrok zóó hevig dat hü zich niet meer op de been kon ouden en bewusteloos neerviel. Terwijl hü daar zoo lag, was het, alsof „Wel neen,” was het antwoord. „Er zijn een massa walrisschen met tanden, zoo als dolfünen, brulnvisschen en andere. De amber wordt uit den darm van de „Vader." sprak de knaap, .kon ik u maar bevrüden”^ De ketenen L™-t kunnen worden. „Vader,” riep de jongen, „wat zal er met ons gebeuren?” En bü deze woorden keek hü z'n vader met z’n groots donkere oogen angstig aan. ter komt oorspronkéiük uit Japan en China. Met stoom wordt d» kamfer ui het hout vrijgemaakt.” Daar gingen de schuifdeuren cp^n ci: in het midden van de kamer stond ue met zün lichtjes Mevrouw Van Voorden zette zich aan de piano en Het kind groeide voor spoedig op en de molenaar scherpte den kleine voort durend in: „Niet bü den vüver komen, jongen; anders krijg je een ongeluk! Er zit een booze vrouw in. die je naar beneden wil trekken!” En schuw vermeed het kind, in de na- büheid van den vüver te spelen. Ja. toen werd en de school al had zat de vrees er nog steeds in. Bü den vüver kwam hü nooit! De jongen leerde al gauw omgaan met het geweer en zün liefste bezigheid was het, te jagen in de bosschen op herten en wilde zwijnen. Zwaar werk behoefde hij in den molen niet te doen, want zijn vader had weer geld genoeg en kon werk volk genoeg in dienst nemen. Op een keer was hü weer op jacht in het bosch; hü had een gelukkigen dag gehad, want een tiental hazen droeg zün drager aan een langen stok achter hem aan. Toch zou hü nog graag ook een hert willen schieten! Bü den rand van het bosch bemerkte de jongen plotseling een prachtig hert met een heel groot gewei. Wacht, dat zou hem niet ontgaan I Hü legde aan enraak, het dier maakte een buiteling en viel toen dood ter aarde. Hoera! De jager en zün hel per begonnen dadelijk het dier uit te weiden. De ingewanden werden uit het lichaam van 't -doode beest verwijderd, opdat het vleesch langer goed zou blü- ven! Dat was een heel karwei, maar ein- delük was 1 toch klaar. Lachend over ’t behaalde voordeeltje liep onze jager nu naar den rijver om zün handen te wasschen. Hü dacht niet meer Terstond begon hü een deuntje op de gouden fluit te blazen en legde t speel tuig daarna aan den rand neer. Weer verscheen de vrouw en dadelük daarop werd het hoofd en het bovendeel van het lichaam van den ongelukkigen knaap zichtbaar. Smeekend strekte hü de han den uit naar zün vader. Deze greep olik- semsnel toe eneen oogenblik later stond de jongen op den kant. Vlug als de wind ülden beiden weg en dat was maar goed ook, want de lange grijp armen der waternimf staken ook reeds boven water uit om den verloren bu-t weer te pakken; maarbeiden waren al uit het bereik der vreeselijke armen. Zoo had de gelukkige vader zün zoon gered! v. d. M. den van versteende boomen kan men Mer bewonderen en je begrijpt, dat dit weer een Indrukwekkend gezicht is! Je hebt natuurlijk in het park ook warme meren, vaak heel groote. De tem peratuur van het water is heerlük: er leven dan ook allerlei dieren in veel vlsch o.a. ook de forel, het eenige dier dat in het Yellowstone-park vrij mag worden gevangen. Nu zie je heel vaak midden in het meer *n geyser staan, die kokend water opspuit en dit laat vallen in een door hem van klezelzuur gevormd bekken. Dit laatste bevat dus doorloopend kokend heet water, dat dus veel heeter is dan het water in het meer. Nu zie je heel dikwüls op den rand van het bekken toeristen zitten, die in het warme water forellen vangen en, als ze er een gevan gen hebben, het arme dier in t kokend water van het bekken slingeren, om het dier hier te kotsen en het daarna op te peuzelen: een heel wreed vermaak dus! „Nu we toch over deze dingen aan het spreken zün," kwam Kees naar voren, „wou ik ook wel eens weten waar de kamfer eigenlijk vandaan komt. Jü ver zamelt zooveel dieren en zult dat dus wel weten, kamfer meestal aandragen, is." „Naphtaline,'’ viel nu Henk In, „komt uit steenkool en wordt wel gebruik* cm op plaatsen op te hangen, die niet lek ker ruiken, he wordt ook wel tegen mot gebruikt, maar ik geloof niet, dat het veel helpt. Maar de echte kamfer komt van den kamferboom (flg 2). Echte kam- huisje. Het was net, alsof men daarbinnen van zün komst afwist, althans de deur werd dadelük geopend en een vriendelük oudje voegde hem toe: .Molenaar, hier heb je een gouden kam. Ga vanavond, als de maan I in den vüver schünt, op den Zou er wel een gezelliger vacantie rijn, dan de Kerstvacantie? Als de dagen kort en de avonden lang zün; als we zoo graag nog wat ritten te schemeren. Als we onzen Kerstboom vast in elkaar zetten en den stal en het kribje! Bü de familie Van Voorden was het Kerstfeest altijd bijzonder gezellig. Dit jaar genoten ze extra, omdat Henk va cantie had. Kerstnacht was aangebroken en. zoo als gewoonlük, gingen éllen naar de kerk. Daarna werd thuis een gezellige familiekring gevormd, waarin ook Rein- dert en Kees waren opgenomen op uit- drukkelük verzoek van Henk. De anderé clubgenooten waren allen de stad uit en nu vond hü het zoo sneu voor de beidg jongens alleen te moeten blüven. Natuurlük kwam het Ktefttfeesf OF" sprake en werd een vergelüklng gemaakt tusschen het Kerstfeest nu en vorige jaren. Daarna was het een poosje stil en toen merkte Mlentje op: „Waarom zou den de H. Drie-Koningen juist wierook en myrrhe aan het Kind gebracht heb ben?” „Wel,” antwoordde Henk, „ze brachten het kostbaarste, wat ze bedenken konden. En in het Oosten kende men die reuk stoffen als heel kostbare stoffen.” „En weet je ook waarvan wierook eigenlük afkomstig is?" vroeg Kees wlen het gesprek begon te interesseeren ..Jawel,” antwoordde Henk, „de plant, waar wierook van afkomstig is, heet: Boswellla en is verwant met den citroen. Ook de plant, die myrrhe levert is hier mee verwant en draagt den Latünschen naam: Commiphora myrrha. Beide plan ten komen in 't wild voor in Abessintf „Worden er in het Oosten niet nog meer reukstoffen gebruikt?” vroeg Rein- dert. „Ik herinner me uit de verhalen van Slndbad den Zeeman, dat daar tel kens sprake is van amber als reukstof. Is dat ook van een plant afkomstig?" Even moest Henk lachen. „Neen,” ant woordde hü- .Amber komt van den pot- visch (flg. 1>, een groote walvischsoort met tanden in den bek. Kijk, hier heb je een plaatje.” (flg. 1). daar kerstliederen, men mee jc.ige stemmen door het huls. Zoo vierde de familie Van Voorden haar Kerstmis (flg. 3). armoe en ellende! En dan stond hü vaak midden in den nacht op, begaf rich naar den tuin om daar tot bedaren te komen en om er over na te denken, hoe hü weer tot rijkdom zou kunnen komen. Zoo zwierf onze man midden in Jen nacht weer eens door den tuin; maar ook hier voelde hü zich niet rustiger worden. Hü opende daarom het hek en sloeg den weg in naar ’t bosch. Juist ging de maan op, die boomen en struiken spookachtig verlichtte. Moede geworden van het pein- aen en ronddrentelen, zette bü zich ein- delük op den kant van den vüver neer, die dicht bü het bosch in een groot wei land was uitgegraven. Het zilverachtige gelaat van de maan weerspiegelde in de wateroppervlakte, die door een koeltje zacht werd gerimpeld. Diep zuchtte onze man en sprak zachtjes: „Neen, ik zie geen uitweg om mün rijkdommen terug te krijgen!” Daar hoorde hü opeens een heldere vrouwenstem, die uit den rijver scheen te komen, die Sprak „Zoo, zoo zie jü geen uitweg? Nou, ik wel!" De molenaar schrok hevig! Verbaasd keek hü naar het water enzag boven het oppervlak het hoofd van een vrouw uitsteken Lange, zwarte haren omlijstten het bieeke gericht en allerliefst glim lachte ae. Onze man werd kalmer en sprak nu: „Wie bent u? En hoe zou u mij kunnen helpen?” in den vüver schünt, op den rand zitten, kam daarna Je haar en leg daarna den kam dicht bü den waterkant i neer. Kijk dan goed, wat er gebeurt. Kom daarna weer terug bü mü.” De deur sloot zich en de I molenaar ging naar den vü ver. Juist brak de maan door de wolken heen en keek recht in den vüver. De molenaar kamde zich het haar en legde daarna den kam dicht bü het water neer, scheen weer boven het water, greep den kam en.... verdween daarna weer in de diepte, kwam het hoofd van den zoc«i van den molenaar boven water küken! Treurig blikten zün oogen den vader aan en wan hopige pogingen wendde hü aan om op het land te komen. Helaas! Het leek net, alsof hü aan de beenen weer naar om laag werd getrokken, want eensklaps verdween hü weer in het nat. De onge lukkige vader riep hem bü z’n naam, maarhü kwam niet terug. Treurig steeg hü weer naar den top van berg. „Heb je hem gezien?" vroeg oude vrouwtje. „Ja.” sprak de mo lenaar treurig; „maar 't was net, alsof hü met geweld naar beneden werd ge trokken.” Toen gaf de vrouw hem een gouden fluit en sprak: „Haast u, vóór de zon opkomt, moet ge bü den rijver zün. Speel een deuntje op deze fluit en leg die dasma weer op den rand van den vüver neer. Houd je goed en red je zoon!” Vol hoop in het hart ging de arme vader weer naar den vüver. er iemand bü hem kwam, die hem toe fluisterde: „Ik zal Je helpen, je zoon terug te krijgen. Doe wat ik zeg! Bestüg den hoogen berg dicht bü den vüver. Óp den top zal je een huisje zien, ga daar binnen. Een oude vrouw zal je zeggen, wat je te doen hebt.” Spoedig was de molenaar nu o- weg nasr den top en weldra stond hü voor het allerlei beelden voor den geest beelden van 0 4 t I t k 5i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1931 | | pagina 10