5-
IL
SCHIMMELS ONDER DE
MICROSCOOP
DE ZOON VAN DEN EDELMAN
DE LOOZE STREKEN VAN
REINTJE DEN VOS
i;
HET ACROBATENKIND
e.qg{d
ra
1
o
o
o
o
o
o
o
o
o
fc
■pT
r
o
DOOR RO KOPUIT
I
Uk
d'
DE B.L.N.S.
T.»
JJ
0
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIN
n
0
MET PLAATJES VAN JOOP1E
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
J
0
o
o
ioioioioioioioioioioioioioioboioioiioioioi ioioioioioioioioioioioioioioioioioi loioioioiotoioioioioioioioioioioiot
..f T'S'
R 2
fioioioioioioioioioioioioioioioioiotioioioiioioi -Dioioiqipioioioioioioioioioioi ■oBoaoaoaoBOioioBoaoBoaoaoaoaoBOBoa
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK
ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
XVI
Hoe Reinaart door zijn leugens
I
moeder
bU elkaar. net wat vader m<J heeft be-
rit
Doodsbleek lag hU daar op de roode plavuizen van de gelagkamer
„Waarde
niet zuur zün.
'a
ze
later
heb jij je tien kleeren-
gevraagd.
kleine
het
en toen ging het zitten
bulten.
A O.
door zich telkens achter boomen an
1
veel
was.
Jeval!" begroette ze hem.
gauw terug. Heb ;e alles
materiaal er niet uit," en h(j wees op een
paar voorwerpen, die op horlogeglaasies
’■“rJ
In een beetje water lagen. „Ik begin met
deze doode vlieg (Fig. 1). Het dier heelt
tegen de lamp gezeten en was toen om
groei vormt de schimmel koolzuur, dat
als kleine bellet‘es ort-ram en het d-^v
doet rijzen. Later vind je die kojlzuur-
belletjes als blaasjes m het brood terug.
„Zoo liep dut dat heele zaakje
Door mijn toedoen in het niet.
Waarlijk, door dien schat te rooven,
Spaarde ik u veel verdriet.
,Jn de brieven, moet u weten,
Stonden namen, groot en klein,
Van wel twaalfhonderd dieren,”
Zeide nu heel zeker Rein.
„Vele Katers. Beren, Vossen,
Stonden thans tn Bruin’s soldij,
Maar er waren ook nog Dassen
En veel ster-'.’’ Wo ven bij.
‘t Waren allen flinke dieren
Van een zeer gezien geslacht.
Scherpe klauwen, wijde bekken.
En nog bovendien veel kracht."
Daarna sprak de koningin weer.
En zij zeide. ..Beste vriend!
Gij zult in het leven blijven,
Want gij hebt ‘t wel verdiend."
„Goed, dan zal ik onzen Reinaart
Eens gelooven voor een keer.
Maar hij heeft mij weer belogen.
Nou, dan gaat ’t leer om leer."
Rein de Vos was zeer gelukkig;
Door zijn leugens kwam hij vrij.
Maar de Wolf, de Das en Bruintje,
Keken in ‘t geheel niet blij.
En nu ben ik, arme stakk»
Wel een ongelukkig dier,
Want al mijne heldendaden
Geven mij nu toch geen zier."
F
de
le
ke
F
„wat
ver
niet
goede
ventje:
en er
'?en
I I"
iel
de
de
kx
te
va
m<
hu
va
ha
we
bn
wi
001
de
UK
hei
de
bei
brt
de
vin
sta
got
«ch
Die
leei
dig
1
twe
Wk
ree
hee
gen
ie.
kat
Zö
ken
ren
D
oon
kar
gar
dra,
H|k<
en i
D
CM
8te|
die
sch<
Ir
reik
tian
acht
Di
en
kert
hide
hU
dooi
Ni
rie 1
een
Zuid
M
gen.
in t
ook
Wüzi
die
riep,
besti
plaai
dank
dece:
stelk
gewo
muil
DU
stad
te st
landt
leven
nood:
verte
Op
roofd
den.
gen,
Om
die il
nleld
schol!
Caege
cultui
den.
Dei
telt 1
bij i
stül
stude:
verrit
Noj
«aan
van c
Om
Ha
overal
modei
gebot:
genets
Al
reusat
geheel
later
seum,
ten
die h
Honge
De
gebow
van d
van h<
«aard
een
gevoel,
HJkt i
Heele
tureeic
Verb
van
■ton 1
pr
■t Gt
het pfa
gebouv
van 4
Reinaart sprak nu: .JEed’le koning.
Hierbij geef ik u den schat.
Dien de vroeg gestorven koning,
Ermerik. vóór u bezat.
Vlak bij Hulsterloo in ‘t Oosten,
Staat de groote Krekelput,
Daar ligt nu de schat verborgen,
Zeker strekt dit u tot nut.
Daar moet gij nu eens naar toe gaan
Met mijn brave, lieve vrouw;
Heel goed zal zij u geleiden;
Ik weet niemand zóó getrouw."
„Nadat vader nu zijn zaken
Met dien Bruin had afgedaan,
Wilde hij heel blij te moede
Naar zijn grooten schat weer gaan.
Maar toen vader bij de plek kwam,
Zag hij waarlijk al heel ras,
Dat er bij hem was gestolen.
Dat zijn schat verdwenen was.
Door dit voorval hing mijn vader
Zich toen als een zondaar op,
Want na deze desillusie
Had hij liever nog den strop."
terwijl de vroow en de jongen zich
angstig in een hoekje van den wagen
terugtrekken.
zoon van den edelman ónmogelijk
Hubert had slechte nog i-
aan zijn vader, die nog steeds nier
en die daar nu geketend «erd 1
gesteld aan koude, wind en motregen.
Hubert begon den stoet te «b*en
»L>
Tot slot heb ik hier een doorsnee door
de sporenzakjes van de aardtong. eet»
schimmel, die tot de zoogenaamde zakjes*
lag hij daar op de roode
van de gelagkamer.... roer-
bloed vloeide uit zijn neus en
Uk kasteel meer binnen kon komen.
méar één enkele gedachte: hU ducht siech's
Ier geheel generen was van zijn verwondingen
weggevoerd op een bonkenden wagen, bloot-
weer vrij kv am
„Vader moest het land doorkruisen,
Dus ging ik met dat werkje voort.
En ik wil u wel vertellen,
’k Vond ‘t werk’ljjk ongehoord.
Toen de zomer weer in ‘t land kwam,
Keerde vader gauw terug,
Haastig kwam hij aangeloopen
Met een buidel op zijn rug.
Daags daarop toog hij naar Bruintje
Met veel brieven in z’n zak.
Lustig floot hij toen een deuntje,
Want hij was op zijn gemak."
„Reinaart" sprak nu koning Nobel,
Jk ben werk’lijk zeer verstoord.
Van zoo’n schat en samenzwering
Heb ik waarlijk nooit gehoord.
Maar nu wou ik u eens vragen.
Slimme en zeer dapp re Rein,
Kunt u mij ook nu nog zeggen.
Waar die kost bre schatten zijn?"
Toen ons Reintje dit nu hoorde,
Zeide hij„M’n waarde heer,
Voortaan blijf ik liever zwijgen,
Ik zeg werkelijk niets meer.
Strakjes ben ik toch een doode.
En dan lacht u mij maar uit,
Neen, hierop geef ik geen antwoord.
Dat is heusch m’n vast besluit."
Een wanhopige poging deed hu en.
stond weer op het koord! Maar w«*er
overvlei hem die vermoeidheid, weer
voelde hij die duizeligheid!
Opeenshjj kon zijn evenwicht
niet meer bewaren hU viel met een
zwaren plons op den grond
Doodrbleek
plavuizen
loos
ooren.
En toen eerst drong het tot de toe
schouwers door, dat er Iets vreesdij ks
was gebeurd en men keerde zich tegen
den zigeuner en schold hem uit voor oen
beul, een wreeden klnderbeul.
Men wilde hem te lijf: maar de anders
zoo woeste zigeuner was bang en vlucht
te: laf liet hU den armen Jeval In den
steek.
Met een tevreden lachje op t gelaat
gaf het arme acrobatenkind in de her
berg den geestOod had hem uit zijn
bitter lijden verlost: v. d. M.
Telkens weer als die lulde, bevelerigc
stem doordrong tot de ooren dezer twee
arme wezens, haastten ze zich om zoo
spoedig mogelUk te voldoen aan het ge
geven bevel en dadelUk daarna werkten
ze weer door. Vooral de kleine jongen
rilde vaak van angst: want wee hem. als
hij straks zijn tien kleerenhangers met
netjes af had! Dan was het zijn besie
beurt niet! Dan zou de karwats onbarm
hartig op z’n rug neervallen en blauwe
striemen zouden zieh overal afteekenen!
Hotsend en schommelend trok de
woonwagen door de stille straten en had
eindelijk de oude stadspoort bereikt,
waar de lange, rechte straatweg naar
het veideraf gelegen stadje begon. H:er
hield het huis op wielen halt en met een
stevigen ruk aan de teugels comman
deerde de zigeuner zijn vermoeide
paardje stil te staan. Het dier, dat bijna
den
ken
had
geven
massa is
genoemd,
„Spaar
knorde
kUken.”
Henk‘bracht nu een beetje van de witte
massa, die de vlieg nog gedeeltelijk om
gaf. op een voorwerpglaasje, deed er son
druppel water bij en liet het zien (Fig.
2). „Je ziet nier de schimmeldraden met
de sporen.’’ ging hU verder. „Die sporen
kunnen weer nieuwe vliegen aantasten
D»arom Is het goed, de vlieten te la'-n
zitten, als ze ten minste niet tegen den
spiegel zitten.
Nu gaan we de citroenen eens bekijken
Citroenzuur kunnen de meeste schimmels
verdragen: .de citroen is er geen
voedingsbodem voor,’ zeggen wj
Op de binnenplaats van het kasteel hadden de soldaten van den heer
van Oldenhoven alle paarden van den graaf van Montfooct bU elkaar gebracnt
en de graaf zelf op een kar met stroo neergelegd. Inmiddels steeg de heer van
Oldenhoven te paard en de stoet zette zich in beweging. De wagen met de ge
vangene werd omringd door talrijke tot de tanden gewapende soldaten
De deuren werden gesloten en de brug opgehaald, aoodat Hubert, de
Olad liep alles van stapel en toen de
repetitie ten einde was. kreeg het hon
gerige dier zijn karig d“eltje.
Intusschen was het ventje naar bin
nen gegaan, opende een groote kist en
haalde daaruit een versleten trlcot-pak.ie
Gehoorzaam trok hij dit aan en zóó uit
gedost verscheen eval voor zijn „va
der”. En nu moest ook hU repeteeren
Gewapend met een rijzweep stond de
zigeuner vóór hem en liet hem ille
kunststukjes verrichten, die hl) in den
loop der jaren had geleerd En wee. als
hU eens weifelde! Dan daalde het on
barmhartige zweepkoord op z’n rug
neer! Maar alles ging gelukkig goed
en een uurtje later gingen de zigeuner,
zwammen behoort (Fig. 41. De sporen
zitten altUd acht bijeen in een klem
zakje, dat weer een deel is van wat je tj
een gewonen paddenstoel den hoed noemt.
De aardtong leeft hoofdzakelUk op ver
gaan hout, het liefst op oude boomstrow*
ken.”
„Wat kun je met zoo’n microscoop toch
e< boel moois zien.” zuchtte Kees.
„Nu." ftntwoordde mijnheer Van Voor
den. die Juist binnenkwam, „dan mjet
Je maar zien, lau ook te gaan studee-
ren."
„He. ja." riep Kees zóó verrukt uit. dat
ze er allen even om moesten lachen.
Gezellig pratend, onder een kopje thee,
werd de middag verder doorgebracht en
na afloop was ieder best tevreden over
den gezelligen dag.
Ook had een medelijdende vrouw hem
in haar huis genoodlgd en hem zUn
buikje vol laten eten.
Zichtbaar voldaan keerde Jeval terug
naar den woonwagen, waar hU de vrouw,
noemde, nog bezig
gaan! De zigeuner zelf begon: goochelen
en kunstjes met speelkaarten vormden
zijn deel!
Toen de aap! Hoe lachten die ruwe lui,
als het dier zoo nu en dan een Hinken
striem met het zweepkoerd kreeg! Hne
wreed klonk dat gelach, als het dier zijn
tot een grijns vertrok van
Maar de koning zei heel nijdig:
„Hou toch op met jou geraas;
Als ik Reinaart zou gelooven.
Was ik wel een groote dwaas.
Stelen, rooven en bedriegen,
Anders kan die slechtaard niet.
Kijk maar even naar z’n grijnslach,
Moog’lijk, dat je ‘t zelf nu ziet."
die hi)
vond.
.Wel
ben je
kocht?"
Nee moeder, maar ik heb een gulden
Nobel," sprak zijn vrouw
toen,
.Maak je nu toch niet zoo kwaad,
Maar laat Reinaart in het leven.
Dat is heusch een aoede raad.
Even wtl ik je vertellen;
Ik geloof wat Reinaart zegt.
Hij heeft óók z’n goede zijde.
Ook al is ie wel eens slecht."
Het regenweer scheen nog wel een
poosje aan te zullen houden. Henk was
weer beter en noodlgde de heele club uit
den eerstvolgenden Woensdag bij hem te
komen. HU had wier iets bijzonder in-
Interessants te zien, luidde de mededee-
llng.
Toen allen binnen waren, bracht Henk
hen naar zUn studeerkamer, waar een
lekket vuurtje brandde en waar rijn
mooie microscoop, waar ze een vorige
gelegenheid reeds van genoten hadden,
opgesteld stond.
„Wat krUgen we te zien?” vroeg Kees,
die overal rondspeurde. Maar behalve
een paar beschimmelde citroenen en nog
wat ..viezigheden’’ zag hU niets.
„Geduld." antwoordde Henk. „Ik wilde
vandaag «ns wat over schimmels lat>:a
zien. Jullie ziet, erg smakelijk riet
In een klein Limburgsch stadje reed
«P een goeden dag een woonwagen bin
nen: een magere hit trok het vrij zware
vehikel slechts met de grootste moeite
Vooruit. Op den bok zat een bruine, ge
spierde zigeuner, die razend en tierend
het kleine paardje tot spoed aandreef.
Woest rolden z’n donkere oogen. terwijl
hij het arme dier voortjoeg of een paar
woorden wisselde met de belde personen,
die zich in den wagen bevonden.
Angstig luisterden dan de bruine
vrouw, die daar binnen bezig was een
maaltUd te bereiden en het jongetje,
dat zich onledig hield met het maken
van kleerenhangers.
apengezicht
Pün!
Daarna was Jeval aan de beurt!
Ach hU had meer zin gehad om te
gaan slapen, want hU voelde zich moe.
doodmoe, maar dat ging niet! HU
vermande zich dus om vroolUk en opge
wekt te schUnen voor het „geachte” pu
bliek.
Alle kunstjes gelukten goed en de toe
schouwers applaudisseerden als voor een
beroemd kunstenaar. Bijna was de kwel
ling ten einde.... nog slechts één
toer!.... maar de zwaarste!
HU moest n.l. nog koorddansen: de
zigeuner spande een dunnen staaldraad
van de eene zijde der herberg naar de
door een witte massa. Die witt
een schimmel, vliegendooder
In 't latijn Empusa muscae
ons die geleerdheid maar."
Gerrlt, „en laat liever iets
v.
geheelen dag zonder eten of drtn-
geduldig de nukken van zijn baas
verdragen, werd uitgespannen en
met een schop als dank er op uitgejaagd
om zijn voedsel te zoeken op de bermen
van den straatweg.
Onverschillig wierp de woestaard het
paardetuig op den grond, rukte net
nauwe deurtje, dat toegang gaf tot bet
Inwendige van den woonwagen, open ep
trad op de vrouw toe. met de woorden:
„MUn eten!" Eenige seconden later reeds
stond dit vóór hem op de oude, vuile
tafel. Gulzig begon hU te eten, terwijl
de vrouw en de jongen zich Angstig in
een hoekje van den wagen terugtrokken.
Even later wendde hU zich tot het
kind en sprak op ruwen toon:
A luilak
harders af’”
^Ja, vader!” antwoordde het ventje.
„Vooruit aan. de deur uit! En keer niet
terug, vóór Je ze alle hebt verkocht of
minstens zóóveel bijeen hebt gebedeld,
dat ik vanavond een gulden in mijn
hand krUg!"
„Maar vader!” waagde het ventje te
antwoorden, .Jk heb zoo’n honger. Den
geheelen dag heb ik zoo goed als niets
gehad!"
„Dut eten bedel je er maar bU! Voor
uit. de deur uit!”
in meteen duwde de man het ktnd
naar bulten, de straat op: terwijl au
zelf zich in den hoek van den wagen op
een paar bossen stroo - zUn bed
neervlijde; een luid gesnork verkondigde
weldra dat hU sliep.
Heel voorzichtig haalde de vrouw het
bord van tafel en ging zuchtend naar
buiten om naar werk voort te zetten.
Ginds in de verte zag ze haar kleinen
Jeval gaan, die reeds aan de voorbijgan
gers zijn koopwaar aanbood.
HU had geluk dien namiddag, want
reeds na twee uur had hU »Uf kleeren
hangers 10 cent verkocht en er zóo-
bU gebedeld, dat de gulden „vol”
•ns1 1
jnilere en beva. op ruwen toon: „Hup!”
—Jeval nam de kleine parasol, die njj
altUd bU het koorddansen In de hand
jeen. bad om gemakkelUker zUn evenwicht op
gei* A koord te kunnen bewaren. Hup! Daar
a'e* Mond hU al op den zwiependen draad en
schoof met slepende, onzekere pasjes
Terder.
Maar.... daar voelde hU In zUn bee-
nen die vreeselilke vermoeidheid, die hem
het voortgaan bUna aeelemaal belette.
Het angstzweet brak hem uit. O, hl) werd
ook al duizelig! HU voelde, dat hU sou.
wallen en .daarom sprong’ hU maar van
het koord vóór er een ongeluk zou ge
beuren.
Maar.... nauwelijks was de jongen te
midden der joelende menigte, die hem
uitlachte, of de zigeuner sprong als een
tUger met opgeheven rijzweep toe.
„Hup!” beval hU-
„Vader. ik kan....!”
„Hup!” klonk het nog eens en tegelijk
viel een harde slag op den rug van bet
arme kind.
dan. Maar deze schimmel, de Botrytis."
(Fig. 3>. Gerrlt hield zUn ooren dlctit,
„kan zelfs citroenzuur verdragen. Een
verwante vorm van schimmel werkt mee
bij het gisten van druiven. De Duitscbers
noemen ze „Edelfeude”.
„Nu, Ik heb liever de druiven, al heet-n
die ook minder edel,” viel Kees in.
daar waren ze het allen roerend over
eens.
„Als ze tenminste
merkte Ada op
Henk was alweer aan het volgende pre
paraat bezig. „Hier (Fig. 3> heb je de
gist, die bij het broodbakken gebruikt
wordt. Ik heb een stukje aan den bakkjr
Zie je wel. hoe leuk de gist
celletjes afsnoert? (Fig. 31. 1 ZUn net
knoopjes van de oude. BU haar
1 wP*O?i
struiken te verbergen. De heer van Vollenhoven echter maande steeds t-<
groote snelheid aan. roodst de zoon van den edelman spoedig begon te r^-
votlen hoe zUn krachten verminderden en toen de stoet eindelijk zooveel voor
sprong had gekregen dat hij bU een kromming uit het gezicht verdween,
stortte Hubert bewusteloos op den weg neer.
de kleine Jeval en het magere aapje
op uit om in de herberg hun voorstel
ling te geven.
Daar was al een heel gezelschap bU<
Daar zaten opgeschoten boerenjonge:
achter een groot glas bier, daar za
ook boeren uit den omtrek en burgers
uit het stadje. Met gejuich werd het
kleine gezelschap begroet en nadat de
zigeuner eerst bet noodlge bier had gM
dronken, begon hU de herbergbezoeken
toe te spreken.
„MUne heeren; als u allemaal wat
geeft, zal ik met mUn klein, doch ultgn»
lezen gezelschap een voorstelling geven,
zóó mooi als jullie nog nooit hebt ge*
zien!”
Dat alles brabbelde hU in het Hon-
gaarsen. Dultsch en Hollandsch door el
kaar; maar.... men begreep hem en dc
portemonnaies werden geopend en Je
val ging buigend met zijn hoedje rond!
De opbrengst der collecte viel nogal
mee: bijna drie gulden lag er weldra In
zUn hoedje en de voorstelling zou door-
volen! Asjeblieft hier is het geld!"
En de knaap haalde de centen, halve
stuivers, stuivers en dubbeltjes te voor-
schUn, die bU elkaar één gulden vorm
den.
Maar de vrouw dorst het geld, dat ze
toch zoo goeo kon gebruiken, niet aan
nemen en sprak: „Nee kind, geef net
straks maar aan hem. Hij slaapt nog.
maar zaï toch aanstonds wel ontwaken."
En zie even later werd het achter
deurtje opengeduwd en de ruwe zlgeunet
trad naar buiten.
Hij had het kind nog niet terug ver
wacht en was dus eenigszlns verwonderd,
den kleine met zUn vrouw in gesprek te
zien.
„Wat doe JU hier, luilak!” zoo be
groette hU den jongen. „Heb ik je niet
uitgestuurd om je kleerenhangers te
verkoopen en om te bedelen?"
„Ja, vader," stotterde het i
„maar ik heb er al 5 verkocht
verder zóóveel bU gqpedeld. dat ik
gulden bUeen heb. net wat u me bevolen
hebtr
„Geef op dan het geld en ga je klaar
maken Vanavond geef ik in die herberg
vlak bU de Poort een voorstelling
Vluchtig telde de zigeuner het ontvan
gen geld, stak het in den zak en ging
naar den zijkant van den wagen, waai-
aan een hok was bevestigd, waarin zich
een aap bevond.
Het deurtje
broodmagere
Vuil en
werd geopend en het
dier kwam te voorschjn.
onverzorgd zag het er uit en
hongerig keek het om zich heen, of er
misschien ook iets eetbaars In de buurt
U vinden was.
De baas zag die hongerige blikken en
sprak: ..Dat kun je denkenEten?.
Neen, vuile aap! Eerst je kunsten zon
der fout gerepeteerd en dan zullen we
eens zien!”
HU rukte zóó heftig aan het touw,
waarmee de arme aap aan het hok be
vestigd was, dat het arme beest van pün
kreunde.
En toen ging het zitten, doodstil en
deed precies, wat de baas van hem
vergde. Opzitten, salueeren. kopje duike
len. mare heeren als een soldaat en een
menigte andere kunstjes.