DE LOOZE STREKEN VAN
RE1NTJE DEN VOS
DE TIEN KLEINE NEGERTJES
EEN VOEDERBAKJE VOOR
VOGELS
VAN ALLES WAT
DE ZOON VAN DEN EDELMAN
E.OGJ
3
o
w
o
II’I
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
s
o
o
o
o
o
o
o
ZHT
DOOR RO KOPUIT
xvn
DE B.L.N.S.
Tq 5
.Rood looi
i.
F.»«
F...
n
0
0
0
0
4
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
MET PLAATJES VAN JOOPIE
0
o
1
1
0
0 T"X XT T T A Tk T T^X TTX ’K T T""X T IK A "X T llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll 0
F
C te
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
Waarom Reinaart ook Kuwaart in zijn leugens betrok
Mr
A
»M«
vader
1.
ME
i opgaat,
heel gauw,
MA
Mt
I
Mt
«i
11
VIERDE HOOFDSTUK
O.
T
r aan
o
o
o
'oo«.
itrok-
toot
het
den.
inde
Dat eene kleine negertje klaagde nu steen en been.
Hij huilde van verdriet aich dood
En zóó bleef er geeneen.
Alle dieren hadden meelij
Met den armen, bangen Haat.
Maar zij durfden hem niet helpen,
Rein de Vos was weer de baas.
Kuwaart moest nu gaan vertellen,
Waar hij nooit van had gehoord,
WAAR KOMEN ONZE GROENTEN
VANDAAN?
m de
echt-
tland
iteen
weer
de
■ten
ers-
md
en
ind
u*
rbtj
Negen kleine negertjes anten niet al te zacht
Op 'n hekje. Een die viel er af
Toen waren er nog maar acht.
Twee kleine negertjes gingen naar Indlë heen.
Een droogde er van ds hitte uit
Toen was er nog maar dén.
Drie kleine negertjes zwommen In de see.
Een /zeeslang at er een van op.
Toen waren er nog maar twee.
Dit nu hoorde Rein ongaarne,
Daarom werd hij even boos,
Want hij dacht toen bij zichzelf:
Dom, dat ik zoo’n rare koos.
Luide riep hij toen haas Kuwaart:
O. wat schrok dat arme dierf
Want die Rein zei heel gebiedend:
„Zeg eens Haas, kom jij eens hier.'*
„Daarna werd hij ziek en aak’lig.
Toen gaf ik hem maar den raad,
Om het klooster te ontvluchten,
Want hij was m'n beste maat.
Door deetf daad kwam ik, o, koning.
Voor het eerst toen in den ban.
En de Paus zei zeer rechtvaardig:
Jij bent een onzalig man."
„Morgen, als de zon nu
Wil ’k naar Rome gaan i
Dat vind ik wel het verstandigst,
Daar ’k om aflaat vragen wou.
Stel u voor, m’n waarde koning,
Het zou wel iets leelijks zijn,
Als V thans met mij zoudt reizen,"
Zeide nu heel gluip’rig Rein.
In de arme koning Nobel
Nam dit al voor waarheid aan,
Dus liet hij nu loozen Reinaart
Als een eerlijk man weer gaan.
Maar het and’re troepje dieren
Keek, het niet begrijpend, rond.
Niemand durfde iets te zeggen,
Allen hielden dus hun mond.
nan-
if sn
vrt)
Acht kleine negertjes gingen in een vliegtuig zweven.
Een tuimelde er naar omlaag
Toen waren er nog maar zeven.
de
dien
*ei-
«e-
i de
een
t uk
trek-
oten
een
t ta
Xxrt-
sval-
LM
rlisg-
lang,
ar is
weer
ten
zich
dat
hans
land
and.
ka-
boo-
L
een
„En gij zult dan dikwijls denken:
O, Reinaart, m’n trouwe vos,
Alles hebt gij goed begraven
Onder ‘t zachte, groene mos.
Nu ben ik een rijke koning,
Zooals er maar weinig zijn.
En dat al heb ik te danken
Aan m’n goeden, trouwen Rein."
Raak ik even van de wijs.
Nooit nog heb ik in mijn leven
Van dien Krekelput gehoord,
En ik wil je wel vertellen:
’k Vind 't een vreemdsoortig woord."
„Dus m’n waarde koning Nobel,
Gij moet er heusch henen gaan.
En als gij dan bif dien put zijt,
Ziet ge jonge berken staan.
Daar moet U dan maar gaan delven.
Zeker komt u dan terug
Met een zak vol edelsteenen,
Op uw krom gebogen rug."
OIOIOIOIOIOIDIOIOIOIIOIOIOIIOIOIOIQIÖlOIOIOIOIOIOIOIOIOIOlOiOI BOBOIOIQBOIQIOIdOIOIOIOlOIOIOIOIOI
Vier kleine negertjes plcnlcten in Krommenie.
Een verdronk er in een koffiepot
Toen waren er maar drie.
roodborstje (fig. 31.
Het diertje zat een poosje rond te kij
ken met zijn heldere oogjes en net
want nu
IOIOIOIOIOIQIOI
behalve zijn vader bezat hij niemand meer op de heele wereld. Waar moest
hij heen? Het antwoord lag hem op de lippen. Hij zou naar Nico laas, den
trouwen houtvester, gaan. Die zou hem wel ontvangen en misschien wel
helpen een middel te verzinnen om zijn vader te bevrijden.
Maar de grootste moeilijkheid was. dat Hubert niet meer wist welken
kant hij op moest. HU bevond zich in een geheel onbekende landstreek. Om
uit deze onzekerheid te geraken, klom hU In een boom en keek uit de hoogte
CD BCD BCD BCD BCD BCD BCD BCD8CD BCD BCDBCD BCD BCDBCDBCDBCDB BCDBCDBCDB BCD BCD BCD BCD BCDBCDBCDBCD BCD BCD BCD BCD BCD BCD BCD BCD BCD 8 BCD BCD BCD BO BCD BCD BCD lOIOIOIOIOIOIOBOIOIOI
„Waarde Rein," sprak koning Nobel,
En zijn stem klonk zacht en teer,
.Als gij zelf niet met mij mee gaat,
Doet mi) waarlijk 't harte zeer.
Bovendien weet ’k slechts te vinden
Aken en de stad Parijs;
Van een naam, dien gij daar noem-
det,
„Na die les kwam toen de maaitijd.
Toen de klok van eenen sloeg;
Zes Eerwaarden droegen t eten.
Maar nog vond hij t niet genoeg,
„’k Heb zoo’n honger,” klaagde hij mij,
„O, m’n maag doet mij zoo zeer.
Nooit krijg ik genoeg te eten.
Ook al vraag ik ’t keer op keer."
in het rond. Heel in de verte ontdekte hU nu de torens van het kasteel
Montfoort en een heel eind verderop een heuvel, die hjj nog wel erkende:
aan den voet van die heuvel lag de hut van den houtvester. Hubert liet zich
naar beneden glijden.
En met behulp van een stok, dien hij vond op dm weg, hervatten hij
den terugtocht.
En die domme koning Nobel
Geloofde het maar woord voor woord.
Dus, door Rein den Vos gedreven,
Zeide Kuwaart: „Waarde Heer,
'k Vind den Krekelput gezellig,
Ja, ik ga er telkens weer."
Reinaart sprak: .Mijnheer de koning.
Dat is wel wat al te kras.
Gaarne zou ik met u meegaan,
Als ik zonder zonde was,
Maar ik wil 1 u wel vertellen.
Ook al strekt het mij tot schond,
Doch die ware mededeeling
Komt tot a van hoogerhand."
„Goed zoo Kuwaart," zei de koning,
,jGi) kunt op uw plaats gaan staan.
Ik geloof u vast en zeker.
Daar kunt u heusch van op aan."
.Meste Reinaart. trouwe dienaar,
'k Voel het zeker tot m'n plicht.
Om u met mij mee te nemen,
Waar die schat begraven ligt."
Jsegrim ging in een klooster,
En dat vond ik waarlijk goed;
Dikwijls dacht ik bij me zelf:
Isegrim doet zoo het moet.
Op een dag ging ’k hem bezoeken,
t Was zoowat een aar of zes;
Juist kreeg onze brave Wolf
Voor het eerst zijn godsdienstles."
Na eenlgen tijd voelde Hubert, de zoon van den Graaf van Montfoort,
zich zóó vermoeid dat hij bijna geen adem meer kon halen. En zoo zonk hU
neer aan den voet van een boom, ten einde weer een beetje uit te rusten.
Daar dacht hij na over zUn toestand, die allesbehalve schitterend was. HU
was nu immers geheel alleen, zonder dak. zonder geld, zonder familie, want
Tusschen de musschen bevond zich
echter eén ander vogeltje, waarnaar
Henk met eenlge verbazing keek
Dat moest een puttertje zjjn (Hg 3).
Hoe was het toch mogeiljk, dat de men-
schen zulke aardige diertjes vingen I Ze
waren toch veel aardiger buiten I
Het begon al donker te worden;
gordijnen moesten dicht en voor
dag was het met het bekijken der vo
gels gedaan. Maar den volgenden dag
stelden de kinderen zich voor weer te
gaan zitten kijken. HU zou dan meteen
zorgen voor wat zonnepltten en hen
nepzaad, In de hoop, dat er nog e^poere
vogels op af zouden komen. De lucht
stond naar sneeuw en dan kwamen de
vogels vast wel. A. L.
Tien kleine negertjes, die kwamen een beer tegen;
De beer die at er eentje op
Toen waren er nog maar negen.
maken met olie en azUn. deden het eerst
de monniken in Italic. Hetzelfde was hot
geval in Dultechland. Daar, waar kloosters
waren, teelde men de beste groente.
Asperges kenden zelfs de oude Egvpte-
naren al en van hen leerden de Romeinen
ze weer kennen. In andere landen van
Europa vond deze groente echter niet
algemeen ingang. Hoe dit kwam, n niet
bekend, maar de asperges sullen altijd,
net als tegenwoordig, voor menige beurs
te duur geweest zijn. Eerst in de acht
tiende eeuw begon de asperge-teelt ook
in Frankrijk, Duitaehland, Nederland, enn
aigemeener te worden.
De Romeinen hielden ook veel van
artisjokken, die se eveneens in Egypte
hadden leeren kennen. De Moeren brach
ten dit gewas over naar Spanje en vandaar
werd het op het einde der vUftiende eeuw
naar Italic en naar verdere Noordelijke
landen overgeplant.
Ook de spinazie kwam door de ArabM
ren In Europa. Al voor de geboorte vaW
Christus was deae groente in Perzik be
ken. De Spanjaarden leerden as van dn
Arabieren het eerst kennen en vandaar
kwam se naar overig Europa.
Bloemkool kwam bet eerst In de se*
ventiende eeuw uit Griekenland naar
ItallCI De oude Grieken oereidden van
bloemkool met azijn en sout een soort
van zuurkool.
In den loop der tijden zijn daar nog heel
wat nieuwere soortgn van groenten bljge-
komen. Maar de bovengenoemde, die al
eeuwen bekend zUn. worden ook nu no*
bet meest gebruikt en prijken op ds tafel
van rijk en arm.
Nu zou het geheel wel de stormen kun
nen trotseeren.
Van een kennis van zijn vader kon
Henk wat boomschors krijgen voor ver
siering. En wat niet bekleed werd, kreeg
een groen verfje. (Fig. 1». Om de lade
goed te bevestigen, werden er een paar
flinke schroeven ing-draald. Als nu de
vogels maar kwamen!
Zeven kleine negertjes speelden met bij! en mes.
Een hakte er zich middendoor.
Toen waren er nog maar zes.
De eerste drie dagen gingen voorbij.
Den vierden dag kwamen voor het eerst
de musschen den toestand eens opne
men. Ze pikten wat kruimeltjes en vlo
gen toen weer weg. Even later kwam een
vink een kruimpje pikken om gevolgd
te worden door een
Mi
ken met zijn heldere oogjes
-scheen hem wel te bevallen,
kwah drie, vier maal terug.
Weer een beetje later kwam een kool
mees, vloog op een nootje af en hapte
er smakelijk van. De andere vogels
hielden zich op eerbiedigen afstand
Maar toen de koolmees weg was, kwa
men ze weer opzetten.
De menschen schijnen wel altoos groen
ten gegeten te hebben.
Bekend Is tenminste, dat de Zwitsers,
die omstreeks 4000 jaar voor Christus
in paalwoningen huifden, al erwten en
wortels kenden.
Heel, heel lang zijn ook de linzen al
bekend. Je weet uit de BUbelsche geschie
denis nog wel die geschiedenis, dat Jacob
voor een bord Unzen-soep het eerst
geboorterecht van zijn ouderen broer
kocht?
Iets later begon men met het ver
bouwen van boonen.
De Romeinen kenden echter al fijnere
gerechten en zU brachten die op hun ver
overingstochten naar Noord-Europa
over. Ook hebben de Romeinen de groen
ten. die de Germanen hier teelden, ver
beterd en veredeld.
Van Keizer Tiberias bijvoorbeeld lezen
we. dat ie worteltjes en ramenas uit
Germanic ontving.
De Germanen dat weten jullie nog
wel uit de Vaderlandsche Geschiedenis
waren echte Jagers en vlsschers en dus
vooral vleescheters. Om groenten bekom
merden ze zich niet veel, maar langzamer
hand gingen ze wat meer den landbouw
beoefenen en aten toen vanzelf ook meer
groenten.
Het was vooral Karel de Groote, die het
eten van groenten aanmoedlgde, terwijl
de monniken overal aan de boeren de
groententeelt leerden en ze zelf ook druk
beoefenden. Sla, bijvoorbeeld, klaar te
Nu werd met behulp van een bij! een
punt aan den paal gemaakt.
Kees groef Intusschen een gat, van
ongeveer 40 cM. diep, waarna Henk den
paal er In zette en met het achtereind
van de bijl er nog eens flink op sloeg,
terwijl Kees, Tooe en Mientje, die er
ook bU gekomen waren, aarde in het gat
wierpen Een paar stevige steenen om
den paal heengezet en vast aangestampt.
De oude vogelvoerbak, die Henk een
jaar geleden gemaakt had, voldeed niet
meer, de planken waren heelemaal ver
rot. Nu, dat was een mooi werkje voor
de Kerstvacantie een nieuwen te maken.
Eerst moest natuurlijk het materiaal
bijeengezocht worden. HU wou het maar
heel eenvoudig doen, zonder dakje er
boven. Een paar stokjes wilde hij ech
ter op het plankje bevestigen om een
touwtje tusschen te spannen. Aan het
touwtje moesten apennootjes en stuk
jes spekzwoerd bevestigd worden voor
de meezen.
Wat het plankje betreft, was hU gzuw
klaar. Op den solder stond een oude
tafel, die voor brandhout bestemd waa
Er zat echter nog een heel goede lade
in en die leek hem juist geschikt als voe-
dertafeitje. Nu moest hU nog een paal
hebben. De lade was 34 cM. lang en 34
c.M. breed. Als paal had hü z-'h een
droogstok gedacht, zooals er In dea na-
burigen houthandel verscheidene lagen.
Die palen waren een meter lang; hli
kon hem dan een flink stuk in den
grond graven. zoodat de paal stevig
stond. De dikte van den paal was 7 c.M.
Natuurlijk wilde Kees graag met net
werk meehelpen. Om te beginnen moest
de paal vrat bjjgewerkt worden met
schuurpapier. Zoowel de paal als de
lade moesten een verfje hebben. Maar
dat stelde Henk zich voor te doen als
alles klaar was.
va-
slis
)M
L
let,
als
i*r
sn
SM
VUf kleine negertjes maakten vóór hun huis plezier.
Een viel er van het stoepje af......
Toen waren er nog maar vier.
ds
een
isn-
>te-
Zes kleine negertjes gingen 'n bijenzwerm te lijf.
Een staken er de bijen dood
Toen waren er nog maar vijf.