DE LOOZE STREKEN VAN REINTJE DEN VOS 5, EEN REGENACHTIGE MIDDAG VAN ALLES WAT DE ROODE MUTS MEI BÓNT 2 5 2 2 o 2 o o E.UG|D DOOR RO KOPUIT xvm DE B.L.N.S. MET PLAATJES VAN JOOP1E 0 0 0 0 0 0 0 0 J010iOBOi0i0g0BoioBOBOBoioBOBOBOBOBBOBOBOBBOBQBQBOBOBOBOBQBOBOBOBOioBOBOBOBoa loioeoioioiaioBOBOioBoioaoioaoaoeoT i. I 0 o 0 JOIOIQIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIIOIOIOIIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOI IOIOIOIO BOBO BOBO BOIO IO IOSO BCD BOBOBOB DE ZOON VAN DEN EDELMAN 8 Hoe Reinaart de Voe op 's Konin&s bevel door al de dieren ^eéerd werd door Army Sluyters eon Mort van viet met hoogs «randen die >en die Hersinde laat tai 4en avond «lay m naar btnnon ALLERLEI VAR **-» Tan tanden en volkse; ksgiesthR In bet Ooetea wolven," ant- t „Heetemaal Brindisi gewoonte. stevige grond Isegrim trad na naar varen. Want hij was zoozeer verstoord; Zoo'n ontzettend valsche leugen Vond hij werk'lijk ongehoord. „Hoort na toe. mijn beste dieren. Hier zit Reinaart. onze vriend; Dit heeft hij na al z’n angsten Van zooeven wel verdiend. Hij is thans weer vrijgesproken Door mijn brave, lieve vrouw. Daar hij nu na al z’n zonden Weer een fijn dier worden zou." ..Morgen gaat die Rein naar Rome, En vandaar weer over zee, ’t Is een heele verre reis hoort Dat valt heusch nog niet too mee!" Allen luisterden gespannen; Plots vloog Tkelijn, de Raaf, Naar den Beer, dm Wolf en Tibert, Want hij werd opeens heel braaf. ^Slechte dieren," get de gluiperd, ,Jtu it Rein In eer hersteld. Dus het waren niets dan leugens. Die gij allen hebt verteld" Maar de kontng wou niets weten. Hij vond Reinaart braaf en goed. Het worden dan net bonden. Men neemt trouwens aan. dat de eaklmohondsn van wolven afstammen. Het verhaal eindigt met een plaatje van wolven in de sneeuw 'Fig- en een af- bMldlng van bet gebit van een hond, dat veel op dat van een wolf lykt (flg. De suite onder bet voorleven bewees bet beste, boe ai’en genoten hadden. Volgens afspraak sou Ada dua do volgende meel voor iets Borgen. Allen gingen nu uiteen; Tooe om oen verslag aan Honk te doen eo de anderen om hun huiswerk te gaan DMÜKML Huilend riep mevrouw Hertinde, „Rein de Voe. eens komt je deelt Ja, dat weet ft vast en zeker, Pas nog scheelde het niet peel.* Daarna werd H\j was Ram Daarom moest I Anders kwam 1 Maar do koning wou het hebben. Dus deed Bellijn thans rijn pücht. Liever had hij het gelaten En hij trok een zuur gezicht. Och! wat z Isegrim en Bruin er uit! *f Was hun taker ook erg pijnlijk. Want zij jammerden teer Md. Nobel vond dit alles prachtig, In htj prees zoowaar dien Rein. Zelfs zei hij nog tot de snd'ren „Iedereen moest na aoo «Va.“ Toen gebeurde er iets vrees’Ujks, Want die Reinaart nam weer wraak; Ja, hij zei zelfs zacht tot Tibert: „Deze it voor mij weer raak." Reinaart wlsf gedaan te krijgen. Dat utt "t vel van Bruin den Boer Nu een reiszak werd gesneden. *n dit deed hem vrees’Ujk teer. Nog was Reinaart niet tevreden. Want hij had geen schoenen aan: „Waarde Nobel," geide Atf nu. Bonder schoenen kan *k niet gaan." Stelde hem zelfs tot een voorbeeld. Zoo een ieder wezen stoot. schen in streken, waar wolven voorko men nooit hun leven zeker zyn. zyn sterk overdreven Uitgehongerde wolven val’en wel eens menschen aan. ook volwassenen, maar die gevallen beboeren tot de uitson deringen. Toen die taak wat afgeloopen. Zat het echtpaar op den troon, En die Rein zat in het midden. Als hun eigen brave zoon. Alle and’re dieren zaten In een rijtje op het gras. En zij luisterden eerbiedig. Toen hun heer aan 't praten was. Jted'le kontng," zeide Rein speer, .Breng mij nu m'n staf en tak. Want ik wil u wei vertellen: 'k Voet me niets op mijn gemak." Daarna werden Reinaart s wenschee Naar behooren uitgevoerd. Stil zat hij er naar te kijken En deed waarlijk iets ontroerd V ^3$ Maar Bellijn gaf nu ten antsooord: ,Jk ben een rechtvaardig man; Daarom teil ik hem niet zeeg'nen. Want hV is tn *t Pausen ban." Ludo sprong overeind en wilde de Jongens waarschuwen, maar opeens voelde hU, dat iemand hem met een paar Beüijn geroepen, en kapelaan. hij Reinaart zee t hem duur te s „De heer van Vollenhoven hoeft mUn vader gevangen genomen on hom meegevoerd om hem op te sluiten." „HUTIDe ellendellngl" riep Nieolaas verontwaardigd utt „Hoe heeft hij het kunnen doen? Het kasteel Monttoort Is toch sterk genoegt" Hubert vertelde precies wat er was voorgevallsn Nieolaas was door dit verhaal sM getroffen, dat hl) begon ta woensa. Op jacht la de wolf niet minder slim, dan sl)n neef de voe. Hu nadert met de grootste ontuchtigheid rijn prooi. Vooral past hl) op den wind, die door syn geur hem sou kunnen verraden. Het spoor raakt hl) nooit oyster. Met onultputteiyk geduld staat hy op de loer om een hert, of selfs een marmot te vangen Ie hy syn prooi dicht genoeg genaderd, dan springt hy hem naar de keel en verscheurt hem In het Noorden leeft de wolf meeetal van rendieren Vooral de tamme worden wel eyn prooi. Evengoed als levende ren dieren. eet de wolf aae. Als hy in troepvn Jaagt, tracht hy syn prooi in te sluiten. Alle dieren syn bang voor den wolf, maar verdedigen slch tot het uiterste. Vooral bonden syn vreeee'Uk op hem ge- met vlot de daarbij In de bergdalen der Sierra Nevada tn Noord-Amerika vindt men bo.schen van mammoethboomen, die een hoogte van 130 meter bereiken. De MUnchener professor. Dr. Heinrich May heeft soo n reus eens nagssneten eet nauwkeurig ondersocht. Toen bleek uit rijn Jaarringen, dat de boom *n ouderdom van SMO jaren bereikt had. Hy had oen Inhoud van g» kubieke meter, dat Ie evenveel ale er cp een hec tare, d.L 10 000 vierkante meter in tach tig jaar aan riennshneenen gekweekt kan worden. kwestie, dan antwoordt hy op de snu<-. „Wat wilt ger steeds eerst BATJM- TAKI* dat wil seggen: „uw woleyn" m brengt eerst daarna rijn belangen ter sprake. beten No«r stervend klemmen se rich, aan het roofdier vast. In Spanje en Kroatië waagt de wolf rich wel eens aan wilde swynen. Maar daarby komt isegrim wel eens van sen koude kermis thuis, want een wild zwyn met syn slagtanden (fig. 1) is heel wat mans. Ook schapen en runderen verdedigen rich met hun horens en het geluld van tegen elkaar s'aande horens, het gerinkel van een ketting, hoorngeschal en ge schreeuw eyn al In staat wolven te ver drijven Hot la niet moeiiyk wolven te temmen. „En 'k gebied U, mijne Heeren, Weest eerbiedig voor m'n Rein, Want, mocht g\j het eens vergeten, Zoudt U ongelukkig zijn. Ook zijn vrouw en zijne ktnd'ren. Die bewijst gij thans veel eer, Ziet gij hen soms 's nachts of *s avonds. Komt dit op hetzelfde neer." Dankbaar nam de heer dit aanbod aan en na oen uur van swoegen en sjouwen hadden ae de stad bereikt. De heer moest aan het stadhuis sljn en Ludo begeleidde hem tot op de stoep. Twm dagen later werd Ludo op bet stadhuis geroepen. Daar werd hy ont vangen door den heer, dien hy geholpen had en den óppersten Magistraat, bem vrlendeiyk do hand druktp. ,Je hebt ons een grooten dienri bewe renventje," sel de Magistraat, „deze mynheer hier te de gesant uit Florence en zyn tydige komst was voor onae stad van groot belang. Kyk eens hier En met een vriendelyken glimlach bood de heer hem een oorkonde aan, waarin Ludo werd geprezen als een uit stekend burger van Brindtel en toen hy deze had uitgelezen lag er voor hem de roode muts met bont. En sóó leerde Ludo, dat een jongen niet moet streven naar ónmogelijke hel dendaden. die toch bóven zijn zwakke krachten liggen, maar dat hy groote din gen kan doen door kleine opofferingen en hulpvaardigheid. „De wolf komt nog hot meest voor ta Rusland, hoewel hy ook ta Hongarye, op hot heele BalkaruchlereUand en in Dultschland. Frankrijk en Belglg gevon den wordt In ons land komt hy al jaren niet meer voor. *S Winters loeft de wolf paarsgewyse, maar *s somsrs ta troepen. Den dringt hy in de steden door. Plaat sen als Petrograd en Agram worden door de troepen wolven bevocht, die het bet meest voorsten hebben op honden. Dit te dan het eenlg* wild, dat se dan berei ken kunnen Menschen worden soo veel mogeiyk gemeden In elk geval sorgt de wolf er wel voor gewapende menschen uit de buurt te biyven Vrouwen en kin deren loopen meer gevaar. De vreeeeiyke verhalen, die nog altyd de rondte doen en den Indruk geven, a's zouden de men had hy de bergen bereikt waar de mo vers vertoefden, of hy kon niet verder meer. Ook syn kameraden dachten aan niets anders meer dan aan rusten en zóó vielen ze neer op den harden grond, zonder er selfs aan te denken eenige schildwachten te pissteen Toen Ludo na een uur wakker werd, zag hy door het struikgewas, dat er tal rijke mannen zaten met kleurige pak ken aan. De meesten droegen groote. zwarte hoeden en in hun gordels staken stevige staten messen. Het waren de movers. sprong overeind waarschuwen. Want ik wil nu vlug op reis paan, 'k Hou hot hier niet langer utt, *k Voel me immers veel te zondig. Ja, ik ben een groot schavuit." .Mear mijn Oompje heeft can voren Sterke vellen aan g*n poot, Laat U deze voor iny snoeten. Zeker zijn ze ntet te groot. En de and’re wfl ik hebben Van Her sinds, zijne vrouw. Snijdt U deze maar van achtren, Doe het alsjeblieft heel gauw. .Beer," sel Nieolaas ten slotte, „het te «UJ een groot voorrecht u te mrigie helpen Ik bon geheel tot uw dienst Oa eerst awe naar mijn hute, want het te al voel te laat U suit den nacht ta myn hut moeten dnnrtrwngeet" Hubert deed niets liever, want hy was geheel uitgeput en nauwelijks had hy rich op het armzalig stroobed neergevleid et hy vtel ta OM diepen slaap, terwyi Nieolaas by de deur poetvatte om op bem te r~~» Dit verlof cm soo'n mute te dragen was de grootste eer. die oen jongen kon te beurt vallen, en er werd soo nauw lettend naar gekeken dat geen onwaar- dlg» dit hoofddeksel opeette. dat nie mand die oer kon koopen. al was hy nog soo rijk. Jls, nu heb ik toch soo’n mooi verhaal gelezen." Met die woorden kwam Kees by het gezelschap, bestaande uit Toos. Ada, Gerrit. Jan. Tilly en Mlentje, binnen gevallen. Ze saten juist te over’eggen, wat se nu eens op desen regenachtlgen middag zouden doen. De komst van Kese met het bedoelde boek onder syn arm. was dus een goede afleiding. „En waarover gaat dat verhaal dan welf" vroeg Jan. „c woordde Kees geest ntet soo'n verhaal, waarin de dieren als menschen worden voorgesteld, maar over hun leefwijze. „En niet over roodkapje?” vroeg Ada. die haar oude sucht tot plagen nog niet verleerd had. „Neen,” antwoordde Kees, ..maar ik stel voor, dat Ada a's straf voor die vraag op onze volgende byeenkomst tets ver telt of voorleest." „Accoord" klonk bet van alle kanten en Kees begon: In de Italiaanse he stad betrachte nog steeds do oude dat alle Jongens, die ooit iets bisonders hadden gedaan, het voorrecht kregen cm oen roode muts te dragen met een rend van swart astrakan en een goud rierretje er op. Deae mutsen zagen er ■et eender uit als die van de tegenwoor dige Belgische studenten en gymnasias- Nadat Hubert wat gegoten had het brood, dat Nieolaas achter oen boom bad liggen, begon hy te vertelton. „«.„a u Ntoo’au, Je hebt er geen flauw rermoeden van. welk ongeluk ene Ie OVKw™‘to er dan, hoer...." vroeg de houthakker angstig. Maar Ludo Het zich niet soo gernak- keiyk uit het veld staan. Na een maand had hy weer mn nieuw plan uitgebroed. Hy sou ontdekkingsreiziger worden en het tand, dat hy ontdekte sou hy aan het bestuur van de stad Brindisi over geven. Dat was toch aekar wel een bo- Ludo, de soon van een pottenbakker, was oen flinke stevige Jongen van oen Jaar of twaalf. Het was rijn grootste ver langen ooit de eer te verwerven deae muts op het hoofd te mogen vetten Het was echter niet erg verstandig van hem, om dsn heelen dag plannen r te beramen hoe hy slch aou kunnen on derscheiden Hy leerde syn leasen niet meer en syn kameraadjes vonden hom vervelend, omdat hy altyd in syn eentje zat te droomen en rich bijna nooit meer met hen bqpoeide. Op een goeden dag echter had hy een manier gevonden om zich beroemd te maken Dat dacht hy tenminste. In het gebergte Immers toefde een groote rooverbende. Als hy er nu in staagde met behulp van eenige kamera den de movers onachadeiyk te maken, was hy ervan overtuigd, dat hy de roode mute met bont sou krijgen. In oen donkeren kelder van oen ver laten en bouwvallig paleis Uet hy een beetoboel Jongens by elkaar komen. Laat ta den avond slopen se naar binnen, ge- beimstnnlgo, donkere gestalten en in het swakke licht van de kaanen leek het wel of hier een geheimzinnige samen zwering plaats had. De Jongens saten allemaal op de koude, grijss steenen in een kring, met Ludo in het midden. Het eerst vah al sprak hy hun toe ra vertelde hun. dat hy besloten had. met hun hulp, de roovers uit bet gebergte te bestryden. Aanvankeiyk moeteen de jon gens lachen om dit stoute pBn en dach ten dat Ludo hen een beetje voor den gok hield, maar toen hy oen heeign stapel eigenaardige maskers en stevige knuppels te voorachyn haalde, raaktett as hoe langer hoe meer opgewonden. - Dat was een fy n spelletje wie weet wat voor verschrikkeiyke avonturen se nog konden meemaken en de gedachte hieraan prikkelde hen soodanlg. dat se allen tegeiyk het volkslied begonnen te ringen, tot groote verbazing van den nachtwacht, die Juist op straat voorby kwam en er niets van begreep wat er aan de hand was. Roede den volgenden dag trokken se er op uit. de gezichten bedekt met zwarte maskers en knuppels in de hand Ludo liep voorop, maar nauweiyks By de Aziatische en Zu'deiyke volke ren hoeft de gfoet oen voel diepere be- teekent-. dan by ons. Zetrcvn wy gewoonlijk zonder er by na te denken, maar gewoon: „Goeden mor gen!’’ of „Goeden avond!", de zonen van het Morgenland seggen: .God geve u een gorden morgen" of „God geve u gezond- heid!" „Zegen moge rusten op uw hoofd!” zegt de een en de ander antwoordt: „Hy la met u binnengekomen'' De eene „Vrede zy met u!’’ en de an der: „Ook op u ruste vrede en Gods barmhartigheid I” Komt do eenvoudige fellah, ■gyptlseho boer, by een beambte met oen zaak of handen vastgreep en van den oplichtte. Het was sóó gauw gebeurd, dat Ludo er geen flauw idee van had wet er soo gauw met bem ge beurde. ..Zoo mannetje.” eel de mover, „wilden Jullie soms roovertje spelen? Zou je niet verstandiger doen, daarvoor Mn beetle veiliger plaats op te zoeken? Je doet het beste uit de bergen weg te blyven. Zelfs de groote menschen durven hier niet te komen.” Ludo voelde rich door die woorden ernstig beleedigd en in zyn woede riep hy: „We spelen geen roovertje. wy zyn hier gekomen om tegen de rooverz te vechten Ik wilde de roode muts met bont verdienen." „Als ik je Mn goeden raad mag geven, mannetje." sel de roever, .ga dan gauw met Je vriendjes naar huls en anders zal ik Jullie allemaal op de beurt Mn flink pak slaag laten geven. En Js kunt er van op aan. dat Mn pok slaag door my lang niet soo malach la als dat van Je vader Ludo liet zich niet zonder meer uit het veld slaan en tot grooten schrik van syn vrienden, die bevend om hem heen stonden, hief hy zyn knuppel op. Maar de roover pakte hem lachend by zyn neus. „Zoo held van den Zouden grond." zei de roover. „ik aal het goed met Je ma ken. Jullie gaat allemaal met me mee Aan het spit hangt Mn lekker swyntje te braden. Het is voor ons toch te veel en daarom mogen jullie er van mM eten. En soodra je dan genoeg gesmuld hebt, gaan Jullie ta looppas naar Js moe der terug" Zóó eindigde de eerste poging van Ludo, om de begmrde roode muts te krijgen. In plaats van hem te eersn, lachten de menschen hem uit en wel dra stond hy iq geheel de stad bekend als „de rooverhoofdman". OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN wonderensvmardlge daad. Hy had wel geen schip, maar er was hout in over vloed en met een beetje overleg kon hy best Mn schip in elkaar timmeren. Gedurende de drie maan- den. die hy voor dat werk noodig had, waren zyn plannen niet geheim geble ven en toen hy op een mooi en zomermorgen met zijn schip, een soort vlot met hooge wanden, de haven verliet, was daarbij een groote menigte menschen tegenwoordig- De meesten lachten om de eerzuchtige plannen van den jongen Ludo heeech de vtag en daarna het zeil Mam daar Ludo nog nooit met zeilen had omgegaan, werd de wind hem de baas en na een vergMfsche worsteling te gen stroomen en wind sloeg het zoogenaamde schip te gen de kade uit elkaar. Ludo kon ook niet eens zwemmen en een der om standers moest ham utt het water halen. Wat do menschen lach ten! Ludo schaamde zich dood en de eerste drie weken verscheen hy niet meer op straat. Maar spoedig was Ludo syn mislukte s vont uren vergeten en begon al weer vol yver naar sen nieuw middel te Boeken om beroemd te worden. Op zekeren dag liep hy in bet woud, dat door de stedelingen als een eoort wandelpark werd beschouwd, toen hy een beer ontmoette, die op een grooten koffer sat en niet meer verder kon. Toen Ludo voorby liep, vroeg de heer: Jtag eens vent, hoever ben ik hier nog van de stad af?” Beo half uur,” antwoordde Ludo on toen hy aag. dat de heer sporen aan syn laarzen droeg, vroeg >y of hy geen paard by rich had. 3<yn paard is gestruikeld,” vertelde de hMr, „het beest heeft syn poot ge broken, zoodat ik het heb moeten dood schieten Ik loop al een paar uur met dien koffer en nu ksm ik, byna niet meer." „Weet u wat." zei Ludo. .Alleen kan ik dien koffer niet tillen, maar we kunnen hem best met z’n tweeën dragen."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1931 | | pagina 14