DE LOOZE STREKEN VAN
RE1NTJE DEN VOS
WILLEM’S
WONDER VLIEGER
EEN BRIEF VAN HENK
VAN ALLES WAT
DE ZOON VAN DEN EDELMAN
K
-
I
6
5
2
o
2
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
POOR RO KOPUIT
DE B.L.N.S.
/Kr
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllll^
MET PLAATJES VAN JOOPIE
0
0
0
0
0
Tf 3
I
I
k
T<5
tet.
K
hooran
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK 2(>NDER TOESTEMMING VERBODEN
XXI
abt.
L
nk
d. IC.
Ut
•r,
>êr
W
set.
sn.
t!”
.10
ook
RAADSELS
een beetje bedeesd.
L
3.
n-
marach
en
DE LOOPENDE LUCIFER
DE DIAMANTENKRUI8-PÜZZLE
c
D
Oplossing drie korte rebussen
MINA DINA UNA
OBOBOIOIOZ0406040BOBOBOBOBOBOBOBOBIOBOBO» IOIOIOIOOOIOIOIOIOIOIOIOOOOOIOOOOOI IOIOIOIOOQIQIOIOOOIOIOIOIOIOIOIO
4
JB
ten. In
kerlak
krilgen
06
35
M
50
het voor de kinderen een héél feest
als oom Bernard er weer was
wim
vlieger
schijn komen, kruipen ae in alle hoeken
en gaten, waar wat voor hen te halen
is. Graag zitten ze ook in schepen, waar
door het verklaarbaar is, dat er keker
in Europa geen land te vinden is, waar
de kakkerlakken niet leven.
Na het feest, dat heel lang duurde,
Kwam toen Lampreel het konijn,
Deze kwam heel droevig klagen.
Om een slechten streek van Rein.
Want men danste en men dronk er
Wijnen van de beste soort.
Ook de zang was zeer bijzonder.
Nooit had men zooiets gehoord.
Wat staat altijd op 't eind van een
rU?
Waarmee begint iedere
ieder muziekstuk
nk.
Kt
an
ml
KI
10
Kontng Nobel was zeer blijde,
En hij gaf daarom een feest,
Alle dieren zeiden vroolijk:
„‘t Is nog nooit zóó leuk geweest!”
Toen hij aankwam in den kerker,
Zeide hij tot Bruin den Beer:
„Kontng Nobel laat u groeten,
En het spijt hem werk'lijk zeer.
Ook voor u, m’n waarde Wolf,
Voelt de kontng groote spijt,
Dat hij u heeft laten lijden.
En ‘t was geen kleinigheid.
rtus,
m.
Zoo bleef Orimbaard dan logeer en,
In het Vossenhuisgesin,
En zoodra hij in z’n bed lag.
Sliep hjj dan ook daad’lljk in.
Reinaart ging toen ook naar bed toe.
Met zijn kind’rer. en zijn vrouw,
Heel lang lag hl) na te denken,
Hoe hij thans ontkomen zou.
Daarom vloog hij naar z’n oom toe,
Zeide hem hoe alles stond.
En hij was er overtuigd van,
Dat Rein wel een uitvlucht vond.
Kontng Nobel schrok zeer hevig.
Hij had vreeselijke spijt,
Dat hij Rein had vrij gelaten.
Door zijn goedertierenheid.
U-
»r
.40
sm
c
pi
pn
nk'
nk.
.00
leo
nn
"TT... ok
os
35
30
51-
.45
11-
5-
1-
ft
m
ie
halve in het midden, zie je op lederen
kruisarm ook nog 5 diamanten.
De eigenares, een voormalige Russische
Grootvorstin, hzacht het kruis naar een
Parljschen juwelier, met de opdracht het
kruis weer eens heelemaal op te poetsen
en de steenen. die in den loop der tijden
wat los waren gaan zitten, stevig te be
vestigen of opnieuw te plaatsen, wanneer
het op de vroegere plaats niet meer kon.
In leder geval moesten de steenen er aóó
opgezet worden, dat men van D naar A.
B of C steeds 10 diamanten telde.
De Juwelier beloofde voor een en ander
te zullen zorgdragen.
Een paar jaren had de eigenares het
herstelde kruis alweer In haar bezit, toen
ee er twee steenen uit verloor. Wanhopig
ging re terug naar denzelfden juwelier,
die haar beloofde het kruis aóó te ver
anderen, dat het aantal steenen. hoewel
er nu twee minder waren, toch van D
naar A, B of C geteld, steeds 10 zou be
dragen. Wie van jullie ziet kans om te
ontdekken, hoe de juwelier dat aanlegde?
..Wie gaat mee.
zaat mw over zee?
Houd je roer recht.
Frisch blaast de
wind langs de ree"
Hierboven zie je een afbeelding van
een kruis, rijk met diamanten bezet. Be
iden waren, keek hij
|km blik naar Kees,
alsof hij zeggen wou: „Nou, zeg t eens
hoe vind je hem?”
„Fijnl” sprak c
nog nooit gezien.
'n
was I
Kees
J“‘'
terwijl Kees met open mond stond te
kijken, toen Wim het vliegertouw stevig
aan den elastieken man bevestigde.
„Wou je met dat ding vliegen?” spot-
lachte Kees. „Ik wed om een duppie, dat
je hem nooit de hoogte in krijgt."
Wim luisterde echter niet naar de spot
achtige opmerkingen van zijn vriend,
vierde een deel van zijn touw af, trok even
bet elastieken kereltje op en.... statig
steeg het ding, steeg voortdurend, zonder
stommelen of kopjeduikelen omhoog,
terwijl een glimlach om den elastieken
mond speelde.
Sprakeloos zag Kees het wonder aan
en volgde met zijn oogen den wonderlijken
vlieger van zijn vriend. Altijd verder,
altijd hooger steeg de man en zoo nu en
dan zwaaide hij eens met't rechter- of
linkerbeen of salueerde met de rechter
hand op militaire wijs.
Ook Wim volgde de stijging van zijn
vlieger vol belangstelling; hij vergat zijn
vriend Kees geheel en eerst toen de» volle
300 M. touw afgewond*
met een triomfanteUJL.
Ter Kennismaking dan hier eerst een
paar teekenlngen. In fig. 1 zie je den
Amerikaanschen kakkerlak afgebeeld.
een dler^ret groote vleugels, veel groo-
ter. dan de meeste kakkerlakken bezlt-
Hubertus wns er bijna zeker van dat de heer van Vollenhoven hem zoo
oppervlakkig had gezien, dat deze hem ónmogelijk zou herkennen. Ds jongen
wilde onmiddellijk het dazelljksche werk der anderen mee helpen aanpakk~n
Maar de vrouw van den houthakker wilde daar niets van weien
Neen, dat ra' niet gebeuren," rei re. ..dat is geen werk dat met uw
stand overeenkomst
Hubertus bracht bat verdere gedeelte ven den dag in bed door.
Willem's oom Bernard was zeeman. In
alle landen der wereld was hl) al geweest
en als hij weer eens In bet oude vaderland
terug was, had hij altijd wat voor zijn
neefjes en nichtjes by zich en altijd was
het voor de kinderen een heel feest, als
oom Bernard er weer was.
.Man, nu wordt het waarlijk bedtijd.
Lieve neef, u blijft toch hier?
Want ‘t is buiten al zoo donker,
U ziet werkelijk geen zier."
„Wel, heel graag m’n beste oompje,
Ik heb vreese lijken slaap.
En ik moet mij steeds bedwingen.
Dat 'k niet onbehoorlijk gaap."
„Wees niet zoo bezorgd m’n neefje.
Ik draai er gerust wel uit;
Rein de Vos verliest wel haren,
Maar z’n streken zijn niet uit!"
Beiden gingen toen naar binnen,
Reinaart liet zijn kind’ren zien.
En vertelde wond’re daden.
Van Rosseel en Reinardien.
Orimbaard luisterde aandachtig.
En h[j was werk'lijk zeer verblijd.
Om dit alles aan te hooren.
Want het was geen kleinigheid.
Met den raad besliste hij nu.
Dat hij Rein omsing'len zou,
In zijn eigen huis Malpertus,
En zoo moog’lijk al heel gauw.
.Mier zal ik hem niet ontbieden.
Want dan komt de schurk toch niet.
En nu hoop ik maar heel vurig,
Dat de slechtaard ons niet ziet."
’k Heb niets over dan de pluimen
Van m’n brave, lieve vrouw.
Daarom ben ik kontng Nobel,
Heel den dag zoo in den rouw."
Mijn eerste vindt men op alle hui
zen; mijn twee laatsten in alle hul
zen, ook in mjjn eerste, maar dit niet
In mijn tweede, maar wel ar boven.
Maar van nu, o esdie heeren,
Zift gij beiden frank en vrij.
Ik ontdoe u van uw boeien,
En FÜ gaat maar mee met mij."
Je kunt *n lucifer, dien je middendoor
hebt geknapt, maar zóó dat de twee
helften nog aan elkaar zitten, op de
volgende manier op de tafel laten loo-
pen.
Vooral op 'n eenigszlns ruw tafelkleed
tippelt ie dat het "n lust is.
Noodlg heb je 'n zakmes. Den geknak-
ten lucifer plaats Je met den knak en
met den scherpen kant van bet mee, en
met de beide uiteinden zóó, dat ie net
de tafel raakt Dan houd Je het mee aóó
vast, dat je hand de tafel niet raakt.
Je ziet den lucifer dan langs het mes
loopen met lollige schokjes.
Hij kwam langs 't kasteel Mali
Zag daar Rein den Vos toen si
Wilde hem eerbiedig groeten,
Maar het kwam hem duur te staan.
Rein de Vos sloeg plots! naar
Lampreel,
Rukte hem toen aan z’n oor,
Trok hem zoo dit deel uit 't kopje,
Toen ging d’arme er van door.
Nauw’lijks was hij uitgesproken.
Of daar kwam de haas Kor bout,
En ook hjj was droef te moede.
Schoon hü had een hart van goud.
„Kontng Nobel," zeide Korbout,
„Ach, ik heb zoo’n groot verdriet!
Reinaart doodde Scherpenebbe,
Mijne vrouw, zooals u ziet.
Ze zaten met hun zevenen in de kamer
bij Kees: Toos, Ada, Mientje. Tilly, Jan
en Gerrit. Bram moest strafwerk af ma
ken en kon niet komen.
„En nu?” vroeg Ada met een geeuw
en een blik naar bulten, waar de regen
tegen de ramen kletterde.
„En nu?" zei Jan, die juist op de klok
had gezien, dat het half drie was.
Tinge ling, daar ging de bel en Mientje-
die dezen middag belast was met ‘bpen
doen, ging kijken.
t Was de postbode, die behalve een
paar drukwerken, die hij niet in de bus
kon krijgen, nog eenlge brieven mee
bracht. Daarbij was er ook een, die als
opschrift droeg: „Aan de B. L. N. 6.”; de
andere waren voor de ouders van Kees
bestemd. Natuurlijk werden die eerst of-
geleverd en daarna werd Tooe plechtig
ultgenoodlgd, den brief van haar broer
voor te lezen. Deze luidde als volgt:
..Beste B. L. N. S.'ers,
Me gunkt, ik zie jullie daar allemaal
zitten mét lange gezichten en naar den
regen kijken. Nu heb ik dezer dagen een
beschrijving moeten maken van het le
ven der kakkerlakken en ik dacht, dat
dit jullie ook wel zou interesseeren.
Toen Nicolaas den volgenden dag terugkeerde van de stad vroeg dn
jongen of hl) ook gehoord had dat het voorval daar bekend was geworden.
„Neen,” zei Nicolaas. „de n.eeste menschen zijn niet met de taak op de
hoogte. Men weet alleen dat nr in de* nabijheid van het kasteel tUdelUk een
kamp was opgeslagen
„Nicolaas," zei Hubert na drie dagen, toen ze aan tafel zaten. Jk heb
een idee. Ik ga naar alle heeren in de buurt; ik zal hun de zaak uitleggen
loiOlQiOBOIOBOBOIOIQIOIQlOIOkQBQlOtlOIOIQBBCIOBCrXOlkQlOIOIOIOlUiaiQIOmiOlOIOI ■OBOaOBOB0aOaOB0BC»a0BOaOa0aOaOBOBi
En de neef van loozen Reinaart,
‘t Brave dier Grtmbaard de Das,
Vond dit alles wel heel vrees'Hjk.
Daar hij toch familie was.
„HU zingt!" riep
Kees tot Wim, hoor
maar?' jawel
waren m ingevallen als bfl een zwaar
zieke. Niets zei hij nu. al probeerden de
jongens ook nog zoo, hem aan X spreken
te krijgen.
„Zouden we gedroomd hebben?” vroeg
Wim aan Kees.
Jk heb hem toch duideltik
zingen,” sprak Kees.
,JBn mij heeft hu van alles verteld, wat
hu daarboven zag,” voegde Wim er bij.
Uk durf er op zweren, dat hU gesproken
en gezongen heeft....”
En intusechen knoopte Wim het touw
los, vouwde den wondervlleger netjes op,
stak hem in den zak en ging naar huls
om zUn avontuur te vertellen....
Weet je wat hij den laatsten keer voor
Wim meebracht?
Een vlieger! „Niets merkwaar
digs", zul Je zeggen, „die kun Je hier
ook te kies en te keur krUgenl"
Hé. hé! Niet te veel mopperen; ik ben
er nog lang niet! Oom Bernard bracht
altUd iets bUzonders mee en zoo was de
vlieger van Willem ook iets heel bUzon
ders. Lees maar eens. wat hier onder
staat, dan zul je zien, dat het wel degelUK
Iets heel merkwaardigs was. die vlleger
van Wim.
Het was dan een vlieger van.... heel
dun elastiek in den vorm van een man
hoofd, romp, armen en beenen, het was
allemaal aanwezig. Als hU niet werd ge
bruikt. kon Je hem netjes opvouwen en In
je zak steken; maar....als het frlaeche
windje er in blies, zetten de fiere kop, het'
bolle lUf en de statige beenen zich -ilt
enhet platte ding was veranderd m
een dertigen heer, die o Is een waardige,
zelfbewuste vlieger opsteeg, hoog, heel
hoog in de lucht, tot zoover het touw
reikte, waarmee hU werd vastgehouden!
Is dat al niet merkwaardig, jongens en
meisjes?
Maar nog ben Ik niet ten einde: ge
heimzinnige krachten zaten er In den
vlieger! Maar dat kwam Wim eerst later
aan de weet en wel. toen hii zUn vlieger
ging probeeren.
Op een Woensdagmiddag n.L woei het
lekker, verder was het droog, zonnig weer;
dus een echte vllegermlddag.
Met een vriend trok Wim er op uit
naar de duinen, de geschiktste thleger-
plaats. die je Je maar kunt denken. D»
vlieger rustte netjes opgevouwen In
Wün's zak: alleen den haspel met zeker
wel 300 meter moot, sterk vliegertouw
had hi! in de hand
„Zeg Wim,” zei Kees, zijn vriend, „waar
heb je nou je vlieger?"
„Zal je wel zien," antwoordde Wim on
nieuwsgierig als bet welbekende Aagje
uit ons Nedarlandsche spreekwoord,
stapte Kees naast Wim voort.
ElndelUk op een hoog duin
haalde Wim den geheimzin-
nigen vlieger uit ztfn zak.
Als echte alleseter. heeft de kakker
lak natuurlUk een flink stel kaken (flg.
3>. Zooals elk butend insekt, denk maar
aan een meikever, heeft de kakkerlak
een paar stevige, hard# bovenkaken
<flg. 3 bJt.l; dan volgen een paar min
der scherpe onderkaken (flg. 3 oJl). die
uit kleinere stukken bestaan, geleed zUn,
zooals men het noemt. Ten slotte volgt
de onderlip, een soort schoteltje, dat
voedaeldeeltjes. die vallen mochten, op-
vangt. Boven de bovenkaken bevindt zich
de bovenlip, die ever^ens bU het eten
een steuntje vormt.
Stel je nu voor, dat een kakkerlak een
■tuk kaas of spek” (Kees zette een vies
gezicht! „te pakken krUgt. Dan schaaft
hU een stukje af met zUn kaken, terwyi
hij met zUn pooten het stuk vast houdt.
Met de onderkaken en met de tasters
fig 3 t.) wordt nu het voedsel naar bin
nen gewerkt en verteerd
Maar nu werd het Ada te machtig.
.Jakkes zoo’n vies beest! Ik zou niets
lusten, waar hU aan gezeten had."
„Ik ook niet," viel Kees bU. „Boven
dien zou je de lucht ook niet aanstaan,
want het dier stinkt hoor!"
Js de brief al uit?” vroeg Jan, die
al eens op de klok had gekeken.
„Nog niet,” was het antwoord. „Luis
ter maar verder;
Behalve den gewonen en den Ameri
kaanschen heeft men nog den Indische.!
kakkerlak, die wat grooter is dan de
gewone. Deze legt zijn eitjes in een soort
relstaschje (flg. 4). Het diertje, dat uit
het ei komt, lUkt precies op het vol
wassen dier, behalve wat de lichtere
kleur betreft en de vleugels, die nog
maar heel kleine stompjes zUn. Trou
wens niet alle kakkerlakken hebben toed I
ontwikkelde vleugels.
ook Wim hoorde na het vervolg van hst
lied.
..Haal hem eens in, Wim,” raadde
Kees; „ik wou het ding zoo graag ’ns
even van nabij zien.”
Ja, dat wou Wim nu ook wel.
En met z’n beiden begonnen as in te
halen. De vlieger trok echter nog vreese-
Ujk, als wilde hU protesteeren tegen de
beperking van ^jn vrUheid; - er
hielp geen lieve moeder tegen hU
werd ingehaald.
Steeds meer werd hU zichtbaar; steeds
dichter kwam hU bU den grond en ein-
delUk.... daar lag hU, als een hulpe-
looze pop op het duin: slap hingen zUn
armen en beenen en de bolle wangetjes
sn hun vrassn of zs te zamsn tegen den beer van VoUenimaB willen op
treden."
De houthakker schudde het hoofd.
„Helaas beer, dat geloof ik niet De heeren uit den omtrek ztjn met
rn drteén of vieren niet zoo sterk als ds beer van Vollenhoven alleen, ik
twyfel of zij met hun manschappen zich met hem durven meten.
Ziezoo, daar hebben Julll» een langen
brief. Schrijf maar eens gauw terug en
geef eens een verslag van jullie eeret-
volgenden wandeltocht.
HartelUke groeten.
HENK."
't Voorlezen van den brief, onder het
gezellig genot van een kopje thee, had
den middag doen omvliegen, zoodat er
hals-over-kop afscheid moest worden
genomen. Met het vooruitzicht, dat Jan
de volgende week iets ten beste zou ge
ven, ging het gezelschap uiteen.
o
o
o
o
o
A ooooooooo B
o
o
o
o
o
:e nu. „Zoo iets heb ik
let is wonderlijk!"
„Dacht Ik OQk!" zei Wim lachend.
Het zou echter nog wonderljjker worden.
Hoor maart
Opeens voelde Wim. dat er tamelijk
hard aan het touw werd gerukt en dat
hy 'n paar meter vooruit getrokken werd.
„HU trekt geweldig," riep Wim. „V Wl
maar!" En ook Kees voelde nu, hoe stevig
de vlieger trok.
„HU heeft zeker wat!” sprak Wim. ter-
wUl hU onwillekeurig zUn oor tegen het
vliegertouw hield.
HU schrok opeens geweldig, want
langs den geleidlngsdraad hoorde hU heel
duideiUk spreken; een stem als van een
mensch, die aan de telefoon staat en die
een gesprek wil beginnen.
„Hallo!” klonk het daar uit de wolken.
„Spreek ik met Wim?”
En onwillekeurig, bonder bet te willen,
kwam zUn antwoord: ,Ja watte....
„FUn is het hier, Wim! Een uitzicht,
zoo mooi! Daar rechts van me zie ik een
prachtige kerk. Honderden mensch en
loojM-n er langs, enkelen gaan er ook .nl
Een toren zie ik! De electrische tram, het
spoor! Ook over de see kan ik zien
schepen, groote en kleine, en ginds” (en by
dit woord zag Wim zUn vlieger met zyn
rechterbeen wUzenll Jlgt Amsterdam!
Zeg Wim, heb Je niet meer trouw; als ik
nog een beetje hooger en verder kon ko
men, zou ik ook in die groote stad
kunnen zien!”
,J4ea." sprak Wim
„Alles is gebruikt!”
.Jammer!” hoorde Wim Jiet antwoord.
..Kan je vriend nog niet wat gaan ha-
„Ik zal het hem vragen!" antwoordde
hU nu.
,^eg Wim. tegen wlen heb je het daar
toch. Het lUkt wel, of je een telefoonge
sprek voert met iemand in de lucht!"
.Dat doe ik ook." antwoordde Wim
„Hoor maar,” on
nu legde Kees zUn
oor aan het touw
en hoorde den vlie
ger warempel een
deuntje zingen
schoollied Je
het, dat
hoorde.
MUn geheel bestaat uit zeven woor
den, vUftien lettergrepen en vier en
veertig letters en betreft een uitvin
ding op taalkundig gebied.
5, 36. 16, 34 was een dichter;
15, 33. 3«, 31, 43, 3 was ook ’n dichter
7, 35, 30. 7, 14, 34. was weer een
dichter
9. 34, 38. 33, II, 36, 13, *n dichter;
18. 33, 38, 3, 37, 13, 4, nog eentje
9, 38. 37, 4, 41, 5, 31. 38. 30 en nog
eentje
39, 8, 14, 44, 33, 30. 42. 31. 10. 37, 1.
28. 1. 7, 33, 40. S. 39, 19. 39 ook nog
n dichter
Hoe de Koning plannen tot wraak ontwierp en hoe Reinaart de Vos door
Grimbaard den Das gewaarschuwd wérd.
Cswooc kaklcavl^k
flg. 3 zie Je den gewonen kak-
Amertkaanache kakkerlakken
we hier uit Artis, nl uit de
apenhokken.” „Een rare plaats." bromde
Gerrtt. Toos ging onverstoorbaar door
„Tegen den avond komen de dieren utt
hun schuilhoeken te voorschUn. ’t ZUn
ndtuurlUk de Zuid-Amerlkaansche apen,
waar zij bU zitten.
In het wild, cm het zoo maar eens te
noemen, komt bU ons de Duiteche of
gewone kakkerlak het meest voor. Se
dert overoude tUden Is deze huisdier bU
de menschen. Maar een huisdier, waar
we weinig plezier aan beleven. Kakker
lakken zUn echte vreetzakken, waar niets
veilig voor is. Bovendien is het nog erg
onplezierig, dat de kakkerlakken een
onaangename lucht afgeven. Wanneer de
dieren nu tegen schemerdonker te voor-
(el
>d.
R.
ist.
rt:
rt!
"TT.'-'C