WAT ER BUITEN TE ZIEN WAS VAN ALLES WAT 1 T BLOESJE MET DE ROODE RUITJES DE ZOON VAN DEN EDELMAN niiiiiniiiiiiiiiiiiHiiiunniiuiiiiHH 2 I 2 o o DOMME POES! o o o o o n o o c o o l DOOR ANNY SLUYTERS •J" DE B.L.N.S. O MET PLAATJES VAN JOOPIE O O O O O O O lotaeoioioiaiotoioioiöioioioiaioioiioioioi loioioiotoiotoioioioioioioioioioioi loioeoioioiotoioioioioioioioioiaioi BLoai «_n4< J O OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN toen dit eindelijk lukte, holde hij htd- nenkomen. RO. FRANKFORT. het jongetje, „Pak die Ie- „Geeft TT. DE ALLEENSTAANDE WANDELSTOK I i Poesje klein, poesje stout. Kom, wees niet soo dom, JU kunt de muisjes soo we! zien Deer gaat bet immers om! O jou ijdele kleine poes. Kijk je In 1 spiegelg’aa, Of dat dwaze kattekind Echt je zelf wel was? Waarom heb jij je oaasji Al op je neus gedaan? l>>< de s r r I 1 l i en gooide hem midden op den Teilen grond.... Het leek wel een ran de tien Ter sehe dagen van Februari te sullen wor den. Wel bad net *k nachts nog gevro ren, maar toen bet tijd was, om naar eind bloeiende Door dien bril kun jij niet zien. Past niet op jouw neus. Zelfs bet muisje lacht je uit. Ik sag bet zelve, heuachl x» kal sn e r verder struiken. eigenaardige sooals stuifmeel sad ing us- :1e- te- schoci te gaan, bad reeds de meeste sporen van vorst doen verdwijnen. Tilly had inderhaast eenige briefjes roode ruitjes zyn niet eens verUeord.” ^Dag bloesje," antwoordde Sjors, .Fat toegetakMd. bij een pak II e- tn ■dag van Ur- róór erd. och ien- van van en an- ven. iaat do aan >et- itar cht J zy van too- L” üden oude allo i in- oten uno- Ju- r. wals Jon- aald laad siste title en je riet dan twee jongetjes loepen met rood-geruite bioasjss aan klaar gemaakt om alle clubleden te vra gen at ze gingen wandelen, waarmee ieder bet eens bleek te zijn Nu. de goe ds verwachtingen werden niet be schaamd. De lucht was strak blauw en ds son lekker warm. Bram, blij, dat hy ditmaal weer van de partij kon rijn, wri» de vroo’ykste van allemaal en zijn op gewektheid werkte aanstotelijk. HU was I bloemscheede (Fig 3). Maar bet mooist vonden de kinderen een bed wlnteraco- nieten. De bloemen stonden dicht by het pad, zoodat ze de verschillende ont wikt ellnjs toes tanden konden nagaan. De mee-te planten vertoonden nog de bruin- roode, gekromde stengels (Fig. 3*1, bij een enkele had zich de stengel reeds opgcricht (Fig. l’*>. terwijl de bloemen, die het meest van de zon konden profi teered. beelemaal uit waren. <Fig. 3***). Een eind verder kwamen se langs Het was de wiu- al aardig ingeburgerd by bet troepje. Het doel was een wandeling In plantsoenen. Daar, waar ds planten be schut stonden, zou wei een en ander te bewonderen zijn. En Ja. daar zagen ze alvast sneeuwklokjes (Fig. 1». die op hun stengels stonden te knikken. Crocussen kwamen ook al boven den grond kijken, de bloemen nog opgeborgen In een Juist kwamen ze hjj bet vriendje dat bloesje met de roode ruitjes van me hebben? Ik kan het nog best aset bet oude doen.” Maar de molenaar wist een andere oplossing. Bjorsje mocht bet bloesje met de roode ruitjes houden en zijn vader gaf een nieuw, net eender, met roode zultjee aan het arme Jongetje. Sa als Jullie ooit in Oudezande komen en je riet dan twee jongetjes loopen met roodgeruite bloesjes, dan kun je er oo rekenen, dat het Sjees en zijn vriendje rijn. die fta- woeien broeken en gekleurde bloesjes toch akelige kinderen.’ 'dacht Bjorsje «m als had het bloesje dit gehoord, ad be«. „Zie je nou, waarom die jongen vr vanmiddag toe kwam, jou en mij soo geweldig toe te takelen? Dat kwam, om dat niemand atoh iets van dat arme jongetje aantrok. Aks1 JU een flinke jon gen was geweest, bad je dat wei kun nen begrijpen en sou JU je vader ge vraagd hebben, of je dat oude bloesje aan dien armen jongen mocht geven. had die tostyka jongen bó? Maar morgen ki slaag terug.** -Kom, kom.” ael bet bloesje, -je meet je niet soo kwaad maken. Als je allee sou je misschien medelijden met jongen hebben. Mjjn rultjm rifn beetje plagerig vroeg Bram, voorzitter dat wel goedkeurde?” -Och*, antwoordde Jan. .als wg niet meenemsn. woeden se toch wegge snoeid.” Hiertegen viel niets in te brengen Ze standen nog een oogenblik te ktjken en opeens sel Tilly: .weet je, waar ik soon zin in heb?" -Nou?” vroeg Jan. Jb stuivertje ver wisselen” „Hó ja!” riepen allen in koor en da delijk waren de noodlge boomen uitgeko- sen en weldra Hadden se de dolste oret. Moe en warm gingen se eindelijk naar huls, na eerst de op bet gras gelegde takken zorgvuldig bijeengebonden te heb ben. *t Was een eenige middag geweest, sooals Henk in kleuren en geuren te le zen kreeg In een gezelllgen brief, die Toos hem schreef en die door allen on- derteekend waa 1 Speet bem. dat bij er niet bQ had kunnen sijn! *NinaerjAt of v- verder gaan uit de schaduw In de zon en daar sagen ze het prachtig effect van de soo op de bloeiende iepen. (Fig 6). De bruinroode, Je zorgt daarbij natuurlijk op een plaats te gaan ritten, waar het met sl te licht ia Je set je beenen nu sóo ver uit elkaar, dat het draadje gespannen Is, dan plaats je den wandelstok naar je toehellend vóór je en laat bem eenvou dig rusten tegen het draadje. Je beide handen houd je boven den stok, net precies of je hem op eenige c.M afstand met je „eiectriciteit" vast houdt Wanneer Je je beenen nu heel voor zichtig beweegt, zweeft de stok zachtjes heen en weer, net precies of hy de han den volgt, die je er boven beweegt. Overal waar ik dit kunstje vertoonde snapte niemand er iets van en zoo ml het Jullie zeker ook gaan, wanneer je het thuis voor je vrienden of hulsgenoo- ten eens probeert. ter jasmijn (Fig. 4). die nog enkele bloe men vertoonde, maar waarvan de meeste waren ultgebloeld. 1 Leek net of de bloe men aan de kale takken waren vastge bonden, vond Ada. Naast de Jasmijn stond een bloeiende hazelaar. (Fig. 5). Bram had juist een verhaal over de wichelroede gelezen, waarmee men volgens die opgave water en schatten kon vinden. Hij stelde voor een tak af te snljdm om allen hun geluk eens te beproeven. Maar Jan wees hem op het bordje: „De plantsoenen warden in de hoede van het publiek aanbevolen, dat tevens ver zocht wordt, baldadigheden tegen te gaan" en overreedde hem dat snijden te laten. „1 Zou er mooi uitzien." merk te hij op. .als alle menschen maar naar willekeur gingen hakken en snijden in de plantsoenen" ,En". voegde Toos er bij, .heb je niet gelezen van die schat- graverU in Zaandam? Na die mislukking moet ik er niets meer van hebben” Neen, Bram had die verhalen niet ge lezen. maar hy werd gauw genoeg op de hoogte gesteld en stemde toe de struiken met rust te laten. Toen de mo’-naar van „Voor de wind”, de hoogste molen van heel Zeeland, die week wel driehonderd zakken graan ex tra had gemalen, kon er een nieuw, bloesje overschieten voor Sjorsje. Bjorsje was het grappigste ventje van Oudezande en toen hij ‘t nieuwe bloesje gekregen had. een bloes met mooie roode ruitjes, was h'J den koning te rijk. Met zijn handen in de zak ken van zijn wij den f uweelen boks, waarop een paar groote dofzll veren Zeeuwsche knoo- pen prijkten, wan delde hij door de hoofdstraten om zich aan alle men- schen te laten zien. En alle men- achen bewonderden Sjorsje. Doch opeens gebeurden er gekke din gen. Uit een klein huisje kwam een geha vend jongetje op Sjorsje toeloopen. Ha jongetje bad een grooten hond bj Hen. dien hjj recht op Sjorsje afstuurde. -Pak ’eral" riep ’em. den bluffer!” „Goeie hemel,” dacht 8jors, „hoe kom Ik hier vandaan.” Maar vóór Sjors de beenen had kun nen nemen, greep het jongetje SJor-je bij zijn bretels en gooide hem rnldd-n op den vetten grond, die niet bestraat was. -O. o, mijn nieuwe bloes,” riep Sjorsje uit. ..ik heb ‘m pas van vader gekregen." „Wat heb Ik met Jouw bloes te ma ken," schreeuwde het Jongetje terug.. .Hier, hier....” en meteen gooide hy den armen Bjors heelemaal vol vette klei. BJorsje's oogen raten bijna dicht, zijn neos ooken zijn ooren waren door de klei heelemaal verstopt. ,Jk.... ik.... kan niet meer praten.” riep hij lend naar huis. Neen, wat keek die molenaar boos, toen h|j Sjorsje zóó gehavend zag bln- >f*» dat had je vader vaat goedgevonden *en 4K jongen aan je vriend geworden syn.’inpla*ti van je vijand." EN°bpeens begon 3Jors de dingen heel 'bnders te zien, dan htj tot nog toe ge- had. 1 Bloesje had gelijk. Wat “Vanmiddag gebeurd was, was ook een beetje rin eigen schuld. „Ik heb al genoeg gezien, lief bloesje, zeT^lorsJe. ,Jk heb vannacht een heele- Déh volgenden morgen, toen de haan kraafae. vond de molenaar rijn Sjorsje In den tuin met het bloesje aan. Sjorsjs was verstijfd en verkleumd en heelemaal bewtfetcloos. Snel nam de molenaar hst ventje in zijn sterke armen en bracnt hem-naar bed. v De dokter werd er bij gehaald en toen Sjors begon te Ulen over bloesjes sn roode ruitjes, over arme jongetjes en rijke jongetjes, toen vreesden zijn ouders bet ergste. Eerst na drie dagen nam de koorts af. Toen pas keerde Bjorsje’s bewustzijn te rug en isen bij de oogen opsloeg, zag hjj het eerst van allen den jongen, ile hem zóó geslagen had. Deze jongen had een bord met drie pannekoeken in de band en met tranen in de oogenvroeg hij Sjorsje om vergiffenis. .Och. loop heen," zei Sjorsje lachend jüe pannekoeken vind Ik heel lekker, maar van die vergiffenis moet ik nlz» hebben. Wil je voortaan mijn vriendje «bar De jongen keek of hij voor *t eerst op de wereld kwam. «Jk heb met het bloesje de wereld rondgevlogen,” zei Sjorsje later tegen hem, „en Ik heb een heeleboel geleerd De molenaar en het vreemde jongef ;e keken Sjors angstig aan. Ze dachten, dat hij weer opnieuw begon te ijlen. „Neen, neen,” stelde Sjors hen gerust. ..Ik neb een beeleboel geleerd. Vader, mag mijn angstig, daar zijn mond ock beelemaal vol zat. niets....” gilde het Jongetje terug en als had hij nog niet genoeg vao zijn leelijke streken, stuurde hij den bond op Sjorsje af. „Fldello, pak *m” Vóór Sjors goed begreep, wat er met w hem gebeurde, voelde hy hoe het groote i beest hem bU z'n fluwezlen broek paktr en er een heel groot stuk uitscheurde Het duurde gerulmen tijd vóór 8jors. e zich van het dier kon bevrijden, maar wist, dien toch askar nog even aaaeL” ^la, gelukkig wri," lachte Sjors, „maar wat ben je dik, ség. Je lijkt wel een tachtbailonnetje” Ua," antwoordde het bloesje, Jk rit nu vast, maar als je me locmaakte, dan zou je eens wat zien. Dun vloog ik hoog over alles been, over de buizen, over den toren, ja zelfs ovsr seeta on borgen in vreemde landen.” U>. wat leuk.” riep SjorsM mu beet met je mee wiUen.” -Nou. zei bet bloesje, -trek me dan maar aan. dan ml ik je meenemen. Dan vliegen we samen beel boog over oe wereld heen en dan zien we saampjes een beeleboel dingen, die andere men- seben nooit te sten krijgen.” U<aar wat zal vader daar wel van ■eggen?” vroeg Sjorsje. „Die aal wel voel verdriet hebben, ah ik nergens meer ts vinden ben en morgen niet meer in nriju bed lig." Uk zal dan wel aorgen, dat je morgen weer terug bent," zet het bloesje. Bjors trok bet bloesje aan; bet ging beelemaal bol staan on daar swoefde ons ventje door de lucht, zóó hoog, dat oy byna zyn hoofd stootte tegen de dikke, donkere wolken, die van tyd tot tyd de maan probeerden te bedekken. Maar dat lukte niet, want dan riep bet maantje den wind te hulp om de zwarte wolken weg te blazen en.... tjoep.... daar wa ren ae al weer verdwenen. „Nu moet je niet zoo hoog vliegen, bloesje,” zei. Sjors, „anders kan ik niets van de wereld rien.” Rn warempel. Sjors zag een beeleboel dingen, waarvan hjj nooit gedroomd had. Zoo kwam hy ook in een dorp, waar heel veel arme jongens woondendie er allemaal even riecht en bleek uitzagen, evenals bet jongetje, dat Bjors van middag bad aangevallen. Wat hadden te bet koudl Ze liepen te bibberen van de kou. Hij. Sjors. sag door de vensters wat een armoede er in die huisjes beerschte. Ze hadden bUna niets te eten en de kin dertjes waren dolbiy, ah te oen oudbakken sneedje brood kregen met wat goedkoops bo ter er op. En vóór die kleine buisjes liepen andere jongetjes op en neer, die ftaweehn broekjes met zilveren knoopen droe gen en leuke gekleurde bloesjes. En die jongetjes zagen er blozend en geaond uit. omdat ze te eten kregen, alles wat ze maar lekker vonden. Sjors zag, boe die jonge tjes daar liepen te pron ken. omdat ze het soo goed hadden en boe ae die arme kindertjes bun armoede lie ten voe'en. „O. wat sCn die jongetjes met gekleurde Je moet van te voren tusschen je bee nen ter hoogte van je kult een zwart draadje binden, zoo ongeveer van een centimeter of dertig lang. Wanneer je niet al te groote stappen neetnt. kun je heel gewoon blijven loo pen. en dus al een tydje van te voren deze voorbereiding van je kunststuk In orde maken. Nu vraag je Iemand uit het gezelschap. Of die een wandelstok voor je wil halen en je deelt onder veel omhaal van woor den aan de toeschonwere^ede. dat je zoo’n geweldige hoeveelheid electrlclteit In je vingers hebt zitten, dat je den wandelstok- heel gemakkelyk vry op den vloer kunt laten staan. warm getinte bloemblaadjes vormden een prachtige tegenstelling met de witte meeldraden Jan wees op bet set'jnsel, dat planten. sooals iepen, waarby de wind bet stuifmeel o-er- brengt, bloeien voor er bladeren aan zyn. Ben paar laaghangende iepentakjes werden mee naar buis genomen, «ten „Ik kan er niets aan doen, vader!" huilde het ventje, „die Jongen en die hond hebben het gedaan O,mijn bloesje met die mooie roode rui tjes." „Welke Jongen, welke hond?!"rleo zijn vader boos uit. „Ik zal ze wel krijgen. Maar het Is ook jouw eigen schuld, dat t ge beurd is. Dan moet je er maar niet overal mee gaan pronken, als je wat nieuws aan hebt. Kom aan.... trek uit!" Sjorsje trok sUn bloes en broekje >dt en werd zóó met zijn nachtponnetje aan naar bed gestuurd. D4Ar huilde hy zki verdriet In de kussens uit. Vermoeid van t huilen, viel hy einde lijk In slaap en toen hij ontwaakte, was het precies middernacht. Door bet vender zag Sjorsje dat de volle main op den Kerktoren scheen en hy schrik er bijna van. toen hy de twaalf doffe slagen hoorde dreunen over de kleine dorpshulsjea, die in de donkerte weg hurkten. Opeens zag hy. dat de maan ook zyn bloesje bescheen, dat aan de waschlUr. op het erf hing. Sjorsje moert er bijna om lachen, toen hij zag. hoe de wind er heelemail ir- kroop en het buikje en de mouwen beelo- rnaal bol zette, net of er een heel dik ventje in zat. Op zyn bl»>te teentjes sloop hy naar de deur en lichtte de klink op. Hy bad geen rust vóór hU bad gezien of zijn bloesje wel heel erg was gescheurd. Misschien was het alleen maar wat vuil geworden, dacht hy. en als bet ge- wasschen was. kon het misschien wel weer heelemaal voor nieuw doorgaax By het bloesje gekomen, zag hy tot zyn vreugde, dat er geen scheuren In zaten en zyn gezicht klaarde vol bl'Jdschap op. Maar opeens keek hl! erg verbaasd toen hy hoorde, dat het bloesje tegen hém begon te praten. „Dag Sjorsje." zei liet bloesje. „Vin je niet dat Ik er weer netjes ultzis? Mijn Wilde jy, dwaas poesekind, Eens Jeh mensehje ztjn? Dacht je, voor een enkelen keer I4jkt me dat wei fyn? o o o o Toen Hubert ongeveer een maand tn het huisje van een noutnaxaar woonde. wUde hy met alle geweld naar het kasteel van den heer van Vollen hoven toegaan. In leder geval wilde hy weten, hoe de gevangenis van syn vader er van bulten uitzag. - En zoo stapte hij op een goeden dag. vergezeld van Olivier, in de richting, die de oude Nico laas hem gewezen had. Olivier dead al agn beat om de stemming er by syn vriend een beetje tn ts honden. Na aan langen tocht bereikten ae bet aiachtlge kasteel dat er evenals •bn eigenaar woeet en coriagsauchtlg atti Toen Hubert dit gawaMlge, machtige op een kleinen heuvel neer en slaakte een «Hepen zucht. .1 a OtKMQHMKMCMOKMOIOIOlélIQiQIQIOIQIOIQIOIOIIOIQIOIOIOIOIOIOlOiaiOtOIOaOlQIQIQl ic te et te m ie m n

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1931 | | pagina 7