5-
n
EEN NIEUWE VERDEELING
DE LOOZE STREKEN VAN
REINTJE DEN VOS
DE. BOERENJONGEN VAN
MONTPELLIER
DOOR ANNY SLUYTERS
DE ZOON VAN DEN EDELMAN 3
VAN DE TUINTJES
73
E.UG|D
o
o
o
o
o
r
At
fa
W 1
n
t
im
DOOR RO KOPUIT
DE B.L.N.S.
1
F
MET PLAATJES VAN JOOP1E
ïoiaioioioioioioioioiaioioioioiof^isCioooiiQioioiQioio^^ioioioiotoioioioioiioiQiQioioioiQiQioiQiQgQiQiogojQiQl
I
r
t
U
»-
0
o
o
o
o
o
o
c
o
o
B
o
o
0
o
o
B
2
o
B
0
B
0
S
0
B
0
B
0
B
0
B
2
2
2
o
B
0
Tig.
q vu
«J
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
XXIV
i-
<b
w
130
Mn
tte
p
I
Bat #n rader hem btf Ach komen en sprak:
g
e
I
BlU.
plezier In gehad
1 maar nu scheen
r
r
a
MM
tan-
rt-
ile-
I.
r
i
i
bet stuk te verdoelen,
er niets meer van te
Rein dronk daarna nog wat water.
Voelde zich toen frisch en sterk,
Ging zijn vrienden even groeten.
En trad toen vol moed in t perk.
Nu ging Reinaart heerlijk slapen,
Tot de ton was opgegaan,
Toen hij wakker werd tag hij nu,
Voor zijn bed heer Otter staan.
i
l
„O, jonkvrouw." rtap hU uit. „gelukkig dat 8 daar bonk Vrouwe Ursula
ie alleen teruggekeerd. Zo dacht dat u verongelukt waa"
De gouvernante kwam verschrikt aanloopen, maar ze scheen meer
verontwaardigd dan ontroerd.
Daarna ging tij Reinaart zeeg’nen.
Sprak een aantal woorden uit,
.Zeker word ik nu de winnaar",
Dacht toen onze loose guit.
Want te knipte hem de haren,
Tusschen kop en aan z’n staart,
Dat was voor een feilen tweestrijd
Volgens haar het meeste waard.
Daarna nam te een kruikje olie,
Maakte hem toen vrees'bjk glad.
Dan had Isegrtm zeer zeker
Op ti/n rug niet heel veel vat.
„Graag mijnbeer* waa bet antwoord.
En nadat m bet boekje allen nog eena
ingeeten hadden, namen m afscheid mot
de belofte den volgenden Woensdagmid
dag een wandeling te maken on dan te
overleggen wat ieder kiezen sou. Bram
mocht bet boekje mee naar huis nemen,
omdat hij bet minst thuis was in de Ne-
derlandscbe planten.
nog
malen.
Op bet oogenblik ie bet tijd om Oon-
volvuluz Wig 4), Oost-Indlacbe Ken en
Lupinen te saaien (Hg. S>.
En nu moeten jullie maar eena eten,
wat je allemaal hebben wilt. Voor de leve
ring van bet saad staat Jan one askar
borg, niet?"
pooten. En de een of andere koolsoort
willen jullie natuurlijk allemaal in je
tuintje hebben. Als je aoo den practiaoben
kant van de aaak bekeken bobt, kun je
Ook aan Isegrim’s familie.
Kon je tien dat f hun erg rpeet,
Maar ook de persoon tn kwestie
Had nog nimmer zoo'n groot leed.
ITobel zei nog: „Tt Vond t geweldig.
Je bent werkelijk een held.
Eerlijk heb je het gewonnen,
Met verstand en geen geweld."
t Was een vechten van je toelzia,
1 Was een vechten van belang,
Maar t duurde niet too heel lang.
Of die Isegrtm werd bang.
Ja, al was hij tienmaal Merker,
Toch verloor hij telken keer.
Want hij kreeg geen vat op Rsintert.
Hij ontglipte ‘m ied’ren koer.
Dan begon de groote strijd toen
Tusschen Rein en Isegrtm;
Iedereen die was nieuwsgierig,
D’oen was sterk, de ander sUm.
Jfogmaals sag ik je, m’n Reinaart,
En dat meen ik vast en waar.
Ondanks al je zondedaden,
Ben je toch van zessen klaar."
MS
>o-
ie
le
t.
n
4
V
Rein de Vos werd nu geholpen.
Door s"n tante Rinkenauw,
Deze hield zooveel van Reinaart,
Daarom was te hem too trouw.
zbrgen en misschien voor nog veel meer.
Maar denk er om: mondje houden. Wil
JB ons helpen?"
„Jawel." rei Jo-Jo.
„Welnu, ga dan met ons mee," ml de
aanvoerder. „Als je Jo-Jo riet dan moet je
hem aanwijzen en dan sullen wij bom wel
onderhanden nemen."
„Dat zal niet gaan,” merkte J<w-Jo op.
„want Jo-Jo is op het oogenblik niet thuis.
Ik geloof dat hij met z’n vader op reis ia”
•ril.
OT-
nol
000
000
i
dm
reu.
-34
st.;
idel
100
ck-
ties
'P-
.00
.00
100
3.;
lof
ler-
4—
4—
.10;
oa
m
ir-
n-
U-
t-
e-
M
re
r-
M
M
n
U
In
ere
B-
i;
ur
ar
li
ar
W
i:
3
Reinaart neeg eerst voor den konMsg,
Rn toen later voor tijn vrouw.
Maar hst duurde nu niet lang moer,
Of de strijd begon al gauw,
dis de krijgswachters fungeerden,
Ptnapel en ook de Los,
Toen trad Isegrtm in *t strijdperk,
Waar hem wachtte Rein de Voe.
I
Ook zei Rinkenauw tot Reinaart:
.Jioud je ooren langs je
En je staart tusschen je
Dan heb je den minsten strop.
Wijk vooral voor sijne slagen,
En loop steeds maar in den wind.
Waar je nu de meeste bldren,
En ook stof en zand er vindt".
Hoe Rinkenauw de Apin, dan Voe raad taf omtrent de wijze, waarop
hij zich bij ‘t tweegevecht moest bedraden en hoe hij door
den koninb bakerd werd
ijl
heer
Reinaart,
Want het is oprecht gemeend".
3
Deze bracht met waren eerbied,
Voor den Vos een jonge eend,
,Ret se met veel smaak
-Wel, wat rijt ge glad en kaaltjes."
Zei de koning en hij dacht:
'k Ben benieuwd wie het zal winnen.
Want de Wolf heeft groote kracht.
Reintje werd nu door zijn naasten
Hartlijk gefeliciteerd.
Zelfs de koning deed "t persoonRjk,
Wat was Reinaart toen vereerd.
JJe beer van Vollenhaven aal wel bil) sljn als hij boort dat u aan
soo?n groot gevaar ontsnapt bent," sei Buberb
Allee slaakte een diepen zucht.
„Oeh. dat weet ik aog niet," antwoordde het meisje.
„Waarom? Houdt hU dan niet van u?”
_De hoer van Vollenhoven houdt van niemand." sei het meisje, jen
van mij nog veel minder, omdat ik. hem tot last ben."
Inmiddels hadden de beide kinderen bet kasteel bereikt.
Nauwelijks was bet paard met do belde kinderen op bot voorhof
oC de portier kwam te voorsnhijn.
En het einde van den wedstrijd,
Deed aan Isegrtm verdriet.
Want naiuurRjk won het Vosje,
Anders wee hU Reinaart niet.
boorde hij hoe de mannen het plan be
raamden 'em iemand te dooden.
_Het moet spoedig gebeuren," sei ee<
Efp mzzanta. „Over een week zal het al
te laat sijn."
-Kom, kom," suste een ander, „het Is
M». dat bet een ongelukje lijkt. Iedere
■ewelddaad sou de vijandige stemming
tegen onze regeerlng doen toenemen.”
„U vergeet, mijnheer Duvivier," aei'de
eerste weer, „dat hi) staatsgevaarlijk is.”
Op een kwartier afstand van het kas
teel dat bet heele Noordelijke deel van
Henegouwen beheerschte, lag een eenvou
dige boerderij.
Deze boerderij was even klein als alle
andere woningen der dienende hoorlgen
van het kasteel, maar viel op door een
smaakvollen eenvoud. De luiken en raam
posten waren niet verveloos en slecht on
derhouden. sooals dit elders bet geval was.
doch steeds prijkten op de luiken In vollen
frisachen glans de kleuren mn den burcht
waartoe de hoeve behoorde, en als de zon
op de helder witte muren scheen leek dat
huisje tusschen het groen op een klein
Oostersch paleisje.
.jStuif ddt hoog op met je pooten,
Laat het waaien om je heen.
Dan krijgt Isegrtm er last van.
En hij loopt dan heel fluks heen.
Uit die lessen, waarde Reinaart,
Leer je, dat een slim persoon
Werkelijk veel kan bereiken.
Maar ‘k zeg, loon komt om z’n boon."
de dub, bet slechte weer van den afge-
loopen winter; alles had samengeloopen
en aan de tuintjes was niet meer gé-
dacht.
Wie bet ook erg speet, dat bet land
niet gebruikt werd, dat was mijnheer
Van Voorden. Bij bad er Indertijd zoo’n
Ook de tuin was steeds gevuld met de
Noemen van het seizoen en de landerijen,
netjes verdeeld in vakken, brachten steeds
de allernieuwste en weelderigste groenten
voort.
Te midden van dezen moolen eenvoud
was Jo-Jo opgegroeid.
Niemand sou kunnen vermoeden, dat
Jo-Jo bet kind was van een gewonen
boer. De heldere, donkerbruine oogen in
bet bleeke gezichtje waren die van een
jongen, adellijken schildknaap en zijn
manieren waren zóó beschaafd en ver
fijnd, dat hij het kind van een koning
had kunnen zijn.
Maar het was alsof ook zijn vader geen
gewone boer was. Want waar bij de an
deren harde arbeid en dikwijls ontberin
gen niet hadden nagelaten hun stempel
op het gelaat te drukken, waar bij de
anderen de handen langzamerhand allen
vorm hadden verloren door het gestadig
wroeten in den grond, had de vader van
Jo-Jo steeds iets In zijn ulterlijk gehad
en behouden, dat deed vermoeden, dat hij
eens betere dagen gekend had.
Dikwijls, als de boer dagen achtereen
somber en stilzwijgend was, had Jo-Jo
hem gevraagd wat er eigenlijk gaande
was, maar nog nooit had zijn vader hem
daarop een antwoord kunnen geven.
„Later,” aoo zei hij steeds, „als je oud
genoeg zult zijn, mag je alles vernemen."
Jo-Jo was toen nog te jong om aan
die woorden veel aandacht te schenken,
doch toen hij dertien jaren geworden
was, liet zijn vader hem bij zich komen
SB zprak:
„Jongen, je bent nu oud genoeg om een
„Daar heb je t al," zei de aanvoerder.
„We zijn te laat. Als we terugkomen is
de opstand al achter den rug en hebben
de Montpelllers reeds den troon bezet."
„We moeten direct langs den kortst
mogelijken weg naar Milaan zien te ko
men en trachten te redden wat nog te
redden is. Morgenochtend spreken we on-
middellijk verder. Oa in verschillende
richtingen. Ik verwacht jullie morgen
vroeg aan de grens in het bultencafé."
„Hier," en meteen wendde hij zich tot
Jo-Jo, „neem dit geldstuk. Maak gauw dat
je wegkomt en vertel tegen niemand wat
je gehoord of gezien hebt."
Schijnbaar onverschillig slenterde Jo-Jo
weg, maar nauwelijks was hij uit het ge
zicht verdwenen of hij holde naar huls,
zoo snel als een hazewind.
Hortend en hijgend vertelde hij zjjn
vader wat er gebeurd was. Deze zadelde
terstond zijn paard en dat van Jo-Jo en
belden begaven zich in vliegende vaart
naar t kasteel. De heer van t kasteel liet
alarm blazen en weldra zat de heele
j^acht van het kasteel, een klein legertje
j»an zeventig man, in den zadel. Onder
aanvoering van Jo-Jo en zijn vader reden
ze naar de plek waar de samenzweerders
zich bevonden. Zonder dat dezen *t be
merkten werden ze omsingeld en toen ze
eindelijk bemerkten dat ze in een valstrik
waren gelokt was het te laat om zich nog
te verdedigen. Zonder slag of stoot werd
het geheele stelletje gevangen genomen en
naar het kasteel vervoerd.
7 Uit de papieren bleek al heel spoedig
dat de heer van Milaan het hoofd was
van een uitgebreid complot, dat geheel
Fkankrljk ten val wilde brengen. Met
deze stukken kon de vader van Jo-Jo,
die niemand anders was dan de wettige
heer van Montpellier, bewijzen dat hem
onrecht was aangedaan door zijn zuster,
die hem met de hulp van den heer van
Milaan verdreven had. De koning had er
steeds weinig aandacht aan geschonken
als de heer van Montpellier hem om hulp
vroeg, maar nu hij zag dat men ook zjjn
gezag bedreigde, rukte hij onmiddellijk
Knct een sterk leger ujt. En In het dal bij
Avignon werd de strijd ten gunste van den
Koning en den vader van Jo-Jo beslecht.
JC3BC9BC»BOBaaCDBCDBC3BC38CD8C3BC>aaBaBOBaBC38 8CBaBC8BCD8aBOBC98C9BOBC98C98C38OBC}BC38CD8CDBOBOBa8 lOIOIOIOIOIOIOIOICDIOIOIOIOiaiOIOIO
Jüeln gedeelte te kennen van het geheim,
dat op ons rust. Dit zal ik je nu zeggen:
JU, Jo-Jo, zult geroepen zUn om in
dit leven een belangrijke rol te spelen.
Onze naam, dien ik je nu nog niet noe
men kan. zal eens door jou weer tot
nieuwen glans geraken. Ééns zul je vorsten
dwingen en konlngen zullen bU al hun
besluiten met jou rekening moeten hou
den...Beloof me. dat je alles zult doen
om mee te werken tot het welslagen van
de plannen van mU en onze vrienden
Jo-Jo wist niet wat hU van dit alles
denken moest. HU wist niet beter of hU
was een doodgewone boerenjongen en
hetgeen zUn vader daar vertelde deed
meer aan een sprookje dan aan de wer-
kelUkheid denken.
HU zag echter, dat het zijn vader ernst
was en beloofde, hem steeds terzijde te
sullen staan als een trouwe schildknaap.
„Goed,” zei z’n vader. „Je bent flink
De toekomst zal veel van je vergen:
vooral moed en zelfvertrouwen. Maar te*
mand, die zulke eigenschappen beslt, aal
In alles slagen, t Is noodlg, dat je heel
veel weet, want zonder een ultgebreldo
kennis zal niemand naar je luisteren en
zul je geen groote dingen bereiken. Ik zal
je onderwUzen en beloof je, dat, indien
JU je best doet. Je binnen enkele jaren
voor geen geleerde, of staatsman meer
zult behoeven te wUken.”
Van dat oogenblik kreeg Jo-Jo eiken
dag les van zUn vader. HU leerde van
alles wat men ongeveer zevenhonderd
jaren geleden weten moest, maar ta
hoofdzaak onderwees zijn vader hem in
staatkunde en geschiedenis.
Na anderhalf jaar kende Jo-Jo de ge
heele geschiedenis van zUn land en van
Europa. Maar op zekeren dag noemde de
vader hem bU een der lessen den naam:
Montpellier. HU vertelde hoe geheel Oost-
FrankrUk onder dien naam tot boegen
bloei geraakte, maar hoe de zuster van
den wettigen meester dezen verdreven
had en hoe nu het geheele volk leed onder
de verdrukking van een machtige, wrafde
vrouw, die zich alleen kon handhaven
door den steun van een Italtaanschen
edelman uit Milaan, die er voor zUn staat
kundige plannen belang bU had. dat zijn
land niet onmlddellUk grensde aan dat
van de machtige, maar vijandige heeren
van Montpellier.
,^Jo-Jo," zei de boer, „denk er om, dat
je den naam Montpellier nooit vergeet.
Dit Is wederom een gedeelte van den
sluier, dat ik voor je oplicht Weldra, als
je een Jaar ouder bent, zul je alles be-
grUpen."
„Goed vader, ik zal alles doen wat u
verlangt, en Indien u mU iets opdraagt,
beloof Ik, dat ik slagen zal, want ik ben
moedig en heb een groot zelfvertrouwen."
Jo-Jo vroeg niets meer, maar bet viel
hem op, dat er voor het eenvoudige boe
renhuisje heel dikwUls ruiters afstapten,
die, ondanks hun vermomming, in alle
opzichten deden denken aan voorname
edellieden. Deze mannen hielden met zUn
vader soms urenlange besprekingen. Te
vens bevreemdde het hem. dat de beer
van het kasteel zijn vader eerder als
gelUke, dan als boer behandelde.
Op een goeden dag was Jo-Jo, geheel
bulten zUn wil, getuige van een geheim
zinnige samenzwering. Midden in het
boech ontdekte hU een zestal mannen,
geheel in zwarte mantels gehuld. Ze
droegen groote zwarte hoeden, sooals
Itallaansche roovers die hadden. Verbor
gen tusschen het dichte kreupelhout
zullen komen. HU sprak er Jan over,
die vroeg of ze den volgenden Dinsdag
avond niet eens bU elkaar konden ko
men om dc zaak te bespreken. - Dat
■Was toch altUd een avond, waarop ze
weinig huiswerk hadden.
MUnheer vond het best en zoo ont
vingen alle leden een kaart, waarop
stond: „extra vergadering B. L. N. 8.
op Dinsdag aa. bU de familie Van
Voorden aan huls. Opschrijfboekjes mee
brengen
Er ontbrak natuurUjlt niemand. Pre-
begaven sieh In vliegende vaart naar het kasteel
„Ha, ha," lachte de ander weer. „Staats
gevaarlijk. Ben kind van veertien Jaar
kan ónmogelijk staatsgevaarlUk zUn. Een
jongen van veertien jaar knikkert liever,
dan dat hU zich met staatkunde be
moeit.”
^eer Duvivier,” luidde het strenge
antwoord. unUn spionnen hebben mU be
vestigd, dat hU staatsgevaarlijk is, en die
jongen, al la bet ook een kind, moet ge
straft worden en daar is maar Mn straf
voor, namelijk de strop.”
Jo-Jo voelde zich achter de struiken
alles behalve op zUn gemak, want hU had
allang begrepen, dat het om hem ging
en dat die strop voor hem bedoeld was.
Brrr...... hU voelde het touw al om z’n
hals.
HU begreep echter ook, dat hU hier
handelend moest optreden. De vlucht
nemen was in dit geval het veiligste, maar
dan sou hU er nooit achter kunnen ko
men, welke geheimzinnige vUanden zijn
teven bedreigden.
VoorMchtlg sloop hU weg en naderde
vervolgens de samenzweerders, onder bet
fluiten van een vroohjk wijsje.
De samenzweerders keken vreemd op
toen ze hun geheimzinnige bespreking
verstoord zagen door een boerenjongen,
die zehijnbaar argeloos op hen toestapta.
„Hallo ventje,” riep het hoofd van de
bende, „ben je hier nogal bekend in den
omtrOkt"
„Gaat nogal,” zei Jo-Jo, met opaet aoo
temp mogelijk,
„Ken JU den boerenjongen die In de
boerderU ginds woont?"
^Er zUn zooveel boerderUen," antwoord
de Jo-Jo, „en er zijn zooveel boeren
jongens."
„Dat weten we.” zei de samenzweerder
ongeduldig, „maar ken je een zekeren
Jo-Jo?"
„Nou en of", antwoordde Jo-Jo.
„Wat is dat voor een jongen?" hernam
de ondervrager. -
„*n Vervelende kwast,” antwoordde
Jo-Jo. JMe schijnt zich altUd te verbeel
den dat le meer waard is dan wtf/t VS/,
een echte opschepper en als ik de kans 1
krijg, geef Ik hem een flink pak ransel.” f
„Voor dat pak ransel zullen wU wel
Meerdere malen had Henk In zUn
brieven gevraagd, hoe het nu met de
tuintjes zou gaan. Nog steeds was Toos
het antwoord schuldig gebleven. De
veranderingen in de samenstelling van
zijn achten. Nu te mijn vraag: „Wil
len jullie dit Jaar weer tuintjes bob
ben of niet?”
„Graag!" riepen allen zoo eenstem-
mlg, dat mijnbeer er om lachen moest.
„Het treft toevallig erg goed” merkte hU
op. .Begin volgende week komt de tuin
man hiér om onzen tuin op te knappen,
dan zal ik bet hem meteen vragen de
tuintjes eens flink om te spitten, want
dat Is toch te zwaar voor jullie en een
paar paaltjes te zetten om de acht
stukken aan te geven. En dan nog wat.
Ik heb opjemerkt, dat de tuintjes nooit
veel bijzonders te zien gaven. Nu heb ik
hier een boekje van de vereenlglng voor
schooltuintjes en bet lijkt me, dat jullie
daar heel wat uit loeren kunt.
Om te beginnen kun je heel aardig
groote boonen zetten. Daar Is het nu de
goede tijd voor. Wie dus van een maaltje
groote boonen houdt, wordt dit aanbevo
len. Misschien is er ook wel een van
jullie, die het met vlas wil probeeren.
(Hg. 1). Al maak je er geen linnen
van, het is een aardige plant met mooie
blauwe bloemen.
Meer plezier kun je hebben van radijs
(Hg. 2) en sla. Als je die laatste plant
neemt, moet je er een laten doorschie
ten, dan zie je de bloemen van da sla
ook eena (Hg. 3). Misschien heeft een
van jullie ook wel zin eens aardappel
boer te spelen en vroege aardappels te
des acht uur nam Jan bet woord en
vertelde, dat mUnbeer Van Voorden iets
te vertellen had over de tulntjea
.Jongens en meisjes” begon mijnheer,
meesten van jullie weten, dat er
achter onzen tuin een terrein ligt, dat Ik
IndertUd bestemd had voor tulntjea Se
dert dien tUd zijn Henk en Retndert
weggegaan en Kees, Bram en Mientje
erbU gekomen. Jullie zijn dus nu met
L