DE LOOZE STREKEN VAN REINTJE DEN VOS DE BOERENJONGEN VAN MONTPELLIER EEN NIEUWE VERDEELING VAN DE TUINTJES 1 DE ZOON VAN DEN EDELMAN IIHIIIUIIHIIlilllllllllllllllllllllllllllllllll^ I c VI E o o o o o o o o o o o o o o o 4k o o o o o o 1 lI DOOR RO KOPUIT DOOR ANNY SLUTTERS DE B.L.N.S. 0 MET PLAATJES VAN JOOPIE 0 0 0 0 0 0 0 0 0 L- Bloim k jOBOBC3ac9ac3BC>ae3BC3ac3BCDac3acDac9ac2ac3BC3ac9BacDBaaaa •oiogoïoioioioioioioioioioioioiogcn loiogoïoioioioioioioioioioioioioioi iolololololQIOiOIOi0iQi0iQiaioioüi«G:ioioiiQioioioiQio«oto«oiaioioioioiQioioiiaioioioioioioioioioioioioioioioioi 9 OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN XXIV Bet z’n vader hem bU rich komen en sprak: >1 N bloemen randje eromheen Bl Pre- een geheimzinnige samenzwering „De heer van Vollenhoven zal wel blij rijn als hij hoort dat u aan meer o 1 1 1 1 1 1 „De heer van Vollenhoven houdt van niemand," zei het meisje, jsn van mij nog veel minder, omdat ik hem tot last ben." Inmiddels hadden de beide kinderen het kasteel bereikt. Nauwelijks was bet paard met de beide kinderen op bet voorhof at de portier kwam te voorschijn. f e knipte hem de haren, •n kop en aan z’n staart, voor een feilen tweestrijd haar het meeste waard, nam ze een kruikje olie, I Isegrim zeer zeker rug niet heel veel vat. Ook aan Isegrim’s familie, Kon je zien dat 't hun erg speet, Maar ook de persoon in kwestie Had nog nimmer zoo’n groot leed. Nobel zei nog: ,,’k Vond ‘t geweldig, Je bent werkelijk een held. Eerlijk heb je het gewonnen. Met verstand en geen geweld." „Nogmaals zeg ik je, m’n Reinaart, En dat meen ik vast en waar. Ondanks al je zondedaden, Ben je toch van zessen klaar." tl d< hoorde hij hoe de mannen het plan be raamden om iemand te dooden. „Het moet spoedig gebeuren," ael een der mannen. „Over een week zal het al te laat zUn." „Kom. kom,” suste een ander, „het is beter, dat het een ongelukje HJkt. Iedere gewelddaad zou de vijandige stemming tegen onze regeering doen toenemen." „U vergeet, mijnheer Duvlvier." ael de plezier in gehad bet stuk te verdoelen, maar nu scheen er niets meer van te Vos werd nu geholpen, i tante Rinkenauw, ld zooveel van Reinaart, was ze hem zoo trouw. En het einde van den wedstrijd, Deed aan Isegrim verdriet. Want natuurlijk won het Vosje, Anders was hij Reinaart niet. kr he (i de Uit <«e .1 rit i verge breng vloed Eer breng worde C I e a I J i fc Za tend; Mp. gen, den ondi< -Stal ferae assist ren, geaïa; M< lukte krijgt weer gebeu Er schip me n da alt rii ko 1 wa 1 bel vai dei 1 wij gec gei gat drl< leti het hui wei alni V dez Itog In nabij heelt dagav waant oud, e Mar, een r» hij ric zorgen en misschien voor nog veel meer. Maar denk er om: mondje houden. Wil Jij ons helpen?" ..Jawel," zet Jo-Jo. „Welnu, ga dan met ons mee," zei de aanvoerder. „Als je Jo-Jo ziet dan moet je hem aanwijzen en dan zullen wij hem wel onderhanden nemen.” „Del zal niet gaan,” merkte Jo-Jo op, „wapt Jo-Jo Is op bet oogenbllk niet thuis. I Rinkenauw tot Reinaart: je ooren langs je kop, taart tusschen je pooien, b je den minsten strop, joral voor zijne slagen, En loop steeds maar in den wind, Waar je nu de meeste bldren, En ook stof en zand er vindt”. „Oraag mijnbeer* was het antwoord. En nadat ze bet boekje allen nog eens ingezien hadden, namen ze afscheid met de belofte den volgenden Woensdagmid dag een wandeling te maken en dan te overleggen wat leder kiezen zou. Bram mocht het boekje mee naar huis nemen, omdat hij bet minst thuis was in de Ne- derlandsche planten. „O, jonkvrouw," riep hij uit, „gelukkig dat u daar bent. Vrouwe Ursula is alleen teruggekeerd. Ze dacht dat u verongelukt was.* De gouvernante kwam verschrikt aanloopen, maar ze scheen verontwaardigd dan ontroerd. Rein dronk daarna nog wat water, Voelde zich toen frisch en sterk. Ging zijn vrienden even groeten. En trad toen vol moed in V perk. „Stuif dat hoog op met je pooten, Laat het waaien om je heen, Dan krijgt Isegrim er last van, En hij loopt dan heel fluks heen. Vit die lessen, waarde Reinaart, Leer je, dat een slim persoon Werkelijk veel kan bereiken, Maar 'k zeg, loon komt om z’n boon." Daarna ging zij Reinaart zeeg’nen, Sprak een aantal woorden uit, Zeker word ik nu de winnaar”, Dacht toen onze looze guit. Nu ging Reinaart heerlijk slapen, Tot de zon was opgegaan, %oen hij wakker werd zag hij nu, Voor ztfn bed heer Otter staan. was een hetgeen zullen komen. HU sprak er Jan over, die vroeg of ze den volgenden Dinsdag avond niet eens bU elkaar konden ko men om dc zaak te bespreken. Dat was toch altijd een avond, waarop ze weinig huiswerk hadden. Mijnheer vond het best en zoo ont vingen alle leden een kaart, waarop stond: .extra vergadering B. L. N. 8. op Dinsdag as. bij de familie Van Voorden aan huis. Opschrijfboekjes mee brengen." Er ontbrak natuurlijk niemand. pooten. En de een of andere koolsoort willen jullie natuurlUk allemaal to Je tuintje hebben. Als je zoo den practischen kant van de zaak bekeken hebt, kun je Reintje werd nu door zijn naasten Hartlijk gefeliciteerd, Zelfs de koning deed ’t persoonlijk. Wat was Reinaart toen vereerd. Dan begon de groote strijd toen Tusschen Rein en Isegrim; Iedereen die was nieuwsgierig, D’een was sterk, de ander slim. Reinaart neeg eerst voor den koning. En toen later voor zijn vrouw. Maar het duurde nu niet lang meer. Of de strijd begon al gauw. Als de krijgswachters fungeerden, Finapel en ook de Los, Toen trad Isegrim in V strijdperk, Waar hem wachtte Rein de Vos. ’t Was een vechten van je welste, 't Was een vechten van belang. Maar 't duurde niet zoo heel lang. Of die Isegrim werd bang. Ja, cd was hij tienmaal sterker, Toch verloor hij telken keer. Want hij kreeg geen vat op Reinaart, Hij ontglipte ‘m ied’ren keer. „Wel, wat zijt ge glad en kaaltjes," Zei de koning en hij dacht: ’k Ben benieuwd wie het zal winnen. Want de Wolf heeft groote kracht. zUn achten. Nu is mijn vraagt. „Wil len Jullie dit jaar weer tuintjes heb ben of niet?” „Oraag!" riepen allen zoo eenstem mig, dat mijnheer er om lachen moest. „Het treft toevallig erg goed” merkte hU op. „Begin volgende week komt de tuin man hier om onzen tuin op te knappen, dan zal ik het hem meteen vragen de tuintjes eens flink om te spitten, want dat is toch te zwaar voor jullie en een paar paaltjes te zetten om de acht stukken aan te geven. En dan nog wat. Ik heb op„emerkt, dat de tuintjes nooit veel bUzonders te zien gaven. Nu heb ik hier een boekje van de vereenlging voor schooltuintjes en het Itjkt me, dat jullie daar heel wat uit leeren kunt. Om te beginnen kun je heel aardig groote boonen zetten. Daar is het nu de goede tijd voor. Wie dus van een maaltje groote boonen houdt, wordt dit aanbevo len. Misschien is er ook - wel een van jullie, die het met vlas wil probeeren. (Fig. 1). Al maak je er geen linnen van, het is een aardige plant rpet mooie Meerdere malen had Henk in zjjn brieven gevraagd, hoe het nu met de tuintjes zou gaan. Nog steeds was Toos bet antwoord schuldig gebleven. De veranderingen to de samenstelling van „Daar heb Je t al,” zei de aanvoerder. „We zjjn te laat. Als we terugkomen is de opstand al achter den rug en hebben de Montpellier» reeds den troon bezet.* „We moeten direct langs den kortst mogelljken weg naar Milaan zien te ko men en trachten te redden wat nog te redden is. Morgenochtend spreken we on- middellljk verder. Ga to verschillende richtingen, ik verwacht jullie morgen vroeg' aan de grens to het buitencafé.” „Hier," en meteen wendde hij zich tot Jo-Jo, ..neem dit geldstuk. Maak gauw dat je wegkomt en vertel tegen niemand wat je gehoord of gezien hebt.” Schijnbaar onverschillig slenterde Jo-Jo weg, maar nauwelijks was hij uit het ge richt verdwenen of hij holde naar huls, zoo snel als een hazewind. Hortend en hijgend vertelde hjj zijn vader wat er gebeurd was. Deze zadelde terstond zijn paard en dat van Jo-Jo en beiden begaven zich in vliegende vaart naar *t kasteel De heer van *t kasteel list alarm blazen en weldra zat de heele wacht van het kasteel een klein legertje van zeventig man, in den zadel. Onder aanvoering van Jo-Jo en zjjn vader reden ze naar de plek waar de samenzweerders zich bevonden. Zonder dat dezen t be merkten werden ze omsingeld en toen ze eindelijk bemerkten dat se to een valstrik waren gelokt was het te laat om rich nog te verdedigen. Zonder slag of stoot werd het geheele stelletje gevangen genomen en naar het kasteel vervoerd. Uit de papieren bleek al heel spoedig dat de heer van Milaan het hoofd was van een uitgebreid complot, dat geheel Frankrijk ten val wilde brengen. Met deze stukken kon de vader van Jo-Jo, die niemand anders was dan de wettige heer van Montpellier, bewijzen dat hem onrecht was aangedaan door zijn zuster, die hem met de hulp van den heer van Milaan verdreven had. De koning bad er steeds weinig aandacht aan geschonken als de heer van Montpellier hem om hulp vroeg, maar nu hij zag dat men ook zijn gezag bedreigde, rukte hjj onmiddellUk met een sterk leger uit. En in het dal bij Avignon werd de strijd ten gunste van den Koning en den vader van Jo-Jo beslecht. zoo’n groot gevaar ontsnapt bent,” zei Hubert. Alice slaakte een diepen zucht. „Och, dat weet Ik nog niet," antwoordde het meisje. „Waarom? Houdt hij dan niet van u?~ smaak heer Reinaart, Want het is oprecht gemeend”. nog een zaaien. Op het oogenbllk is het tijd om Con volvulus (Fig 4), Oost-Indische Ken en Lupinen te zaaien (Flg. 3). En nu moeten jullie maar eens zien, wat je allemaal hebben wilt. Voor de leve ring van het zaad staat Jan ons zeker borg, niet?” Ook de tuin was steeds gevuld met de bloemen van het seizoen en de landerijen, netjes verdeeld in vakken, brachten steeds de allernieuwste en weelderigste groenten voort. Te midden van dezen mooien eenvoud was Jo-Jo opgegroeld. Niemand zou kunnen vermoeden, dat Jo-Jo het kind was van een gewonen bóer. De heldere, donkerbruine oogen in het bleeke gezichtje waren die van een jongen, adellijken schildknaap en zijn manieren waren zóó beschaafd en ver fijnd, dat hjj het kind van een koning bad kunnen zUn. Maar het was alsof ook zijn vader geen gewone boer was. Want waar bU de an deren harde arbeid en dikwijls ontberin gen niet hadden nagelaten hun stempel op bet gelaat te drukken, waar bjj de anderen de handen langzamerhand allen vorm hadden verloren door het gestadig wroeten in den grond, had de vader van Jo-Jo steeds lets to zijn ulterljjk gehad en behouden, dat deed vermoeden, dat hij eens betere dagen gekend had. Dikwijls, als de boer dagen achtereen, somber en stilzwijgend was, had Jo-Jo bem gevraagd wat er eigenlijk gaande was, maar nog nooit had zijn vader hem daarop een antwoord kunnen geven. „Later,” zoo zei hjj steeds, „als je oud genoeg zult zijn, mag je alles vernemen.” Jo-Jo was toen nog te jong om aan die woorden veel aandacht te schenken, doch toen hij dertien Jaren geworden was. Het zijn vader hem bij zich komen en sprak: «Jongen, je bent nu oud genoeg om een de club, het slechte weer van den afge- loopen winter; alles had samengeloopen en aan de tuintjes was niet meer ge dacht. Wie bet ook erg speet, dat bet land niet gebruikt werd, dat was mijnheer Van Voorden. HU had er IndertUd zoo’n cies acht uur nam Jan het woord en vertelde, dat mijnheer Van Voorden iets te vertellen had over de tuintjes. „Jongens en meisjes” begon mijnbeer. „De meesten van jullie weten, dat er achter onzen tuin een terrein ligt, dat ik IndertUd bestemd had voor tuintjes. Se dert dien tUd zUn Henk en Relndert weggegaan en Kees, Bram en Mientje erbij gekomen. Jullie zUn dus nu met Op een kwartier afstand van het kas teel dat het heele Noordelijke deel van Henegouwen beheerschte, lag een eenvou dige boerderij. Deze boerderij was even klein als alle andere woningen der dienendehoorigen van het kasteel maar viel op door een «maakvollen eenvoud. De luiken en raam posten waren niet verveloos en slecht on derhouden. zooals dit elders het geval was. doch steeds prijkten op de luiken in vollen frtsschen glans de kleuren van den burcfit waartoe de hoeve behoorde, en als de zon op de helder witte muren scheen leek dat huisje tusschen het groen op een klein Oostersch paleisje. klein gedeelte te kennen van het geheim, dat op ons rust. Dit zal ik je nu zeggen: JU. Jo-Jo, zult geroepen zUn om in dit leven een belangrijke rol te spelen. Onze naam, dien ik Je nu nog niet noe men kan. zal eens door jou weer tot nieuwen glans geraken. Ééns zul je vorsten dwingen en koningen zullen bij al hun besluiten met jou rekening moeten hou den.... Beloof me. dat Je alles zult doen om mee te werken tot het welslagen van de plannen van mU en onze vrienden Jo-Jo wist niet wat hij van dit alles denken moeAt. Hjj wist niet beter of hU doodgewone boerenjongen en zUn vader daar vertelde deed meer aan een sprookje dan aan de wer kelijkheid denken. HU zag echter, dat het zijn vader ernst was en beloofde, hem steeds terzijde te zullen staan als een trouwe schildknaap. „Goed,” zei z’n vader. „Je bent flink De toekomst zal veel van je vergen: vooral moed en zelfvertrouwen. Maar ie mand. die zulke eigenschappen bezit, zal in alles slagen. *t Is noodig, dat Je heel veel weet, want zonder een uitgebreide kennis zal niemand naar je luisteren en zul je geen groote dingen bereiken. Ik zal je onderwUzen en beloof je, dat. Indien jU je best doet, je binnen enkele jaren voor geen geleerde, of staatsman meer zult behoeven te wijken.” Van dat oogenbllk kreeg JqgJo eiken dag les van zijn vader. Hij leerde van alles wat men ongeveer zevenhonderd jaren geleden weten moest, maar in hoofdzaak onderwees zijn vader hem in staatkunde en geschiedenis. Na anderhalf jaar kende Jo-Jo de ge heele geschiedenis van zUn land en van Europa. Maar op zekeren dag noemde de vader bem bU een der lessen den naam: Montpellier. HU vertelde hoe geheel Oost- Frankrjjk onder dien naam tot hoogen bloei geraakte, maar hoe de zuster van den wettigen meester dezen verdreven had en hoe nu het geheele volk leed onder de verdrukking van een machtige, wreede vrouw, die zich alleen kon handhaven door den steun van een Itallaanschen edelman uit Milaan, die er voor zUn staat kundige plannen belang bU had, dat zjjn land niet onmiddeftijk grensde aan dat van de machtige, maar vijandige heeren van Montpellier. „Jo-Jo,” zei de boer, „denk er om, dat je den naam Montpellier nooit vergeet. Dit is wederom een gedeelte van den sluier, dat ik voor je oplicht. Weldra, als je een jaar ouder bent, zul je alles be grijpen.” „Goed vader, ik zal alles doen wat u verlangt, en todlen u mij iets opdraagt, beloof ik, dat ik slagen zal, want ik ben moedig en heb een groot zelfvertrouwen.” Jo-Jo vroeg niets meer, maar het viel hem op, dat er voor het eenvoudige boe renhuisje heel dlkwUls ruiters afstapten, die, ondanks hun vermomming, to alle opzichten deden denken aan voorname edellieden. Deze mannen hielden met zjjn vader soms urenlange besprekingen. Te vens bevreemdde het hem. dat de heer van het kasteel zjjn vader eerder als gelijke, dan als boer behandelde. Op een goeden dag was Jo-Jo, geheel buiten zijn wil, getuige van een geheim zinnige samenzwering. Midden in het 'bosch ontdekte hU een zestal mannen, geheel in zwarte mantels gehuld. Ze droegen groote zwarte hoeden, zooals Italiaansche zoovers die hadden. Verbor gen tusschen het dichte kreupelhout kenauw de Apin, den Vos raad &af omtrent de wijze, waarop zich bij ’t tweegevecht moest &edra&en en hoe hij door den koning &eèerd werd begaven zich in vliegende vaart naar het kasteel „Ha, ha," lachte de ander weer. „Staats gevaarlijk. Een kind van veertien jaar kan ónmogelijk staatsgevaarlijk zUn. Een jongen van veertien jaar knikkert liever, dan dat hU zich met staatkunde be moeit.” .Meer Duvivler,” luidde het strenge antwoord, „mijn spionnen hebben mU be vestigd, dat hjj staatsgevaarlijk is, en die jongen, al is het ook een kind, moet ge straft worden en daar is maar één straf voor, namehjk de strop.” Jo-Jo voelde zich achter de struiken alles behalve op zUn gemak, want hU had allang begrepen, dathet om hem ging en dat die strop voor hem bedoeld was. BrrrhU voelde het touw al om Z’n Deze bracht met waren eerbied, Voor den Vos een jonge eend, ,^et ze met veel blauwe bloemen. Meer plezier kun je hebben van radUs' (Fig. 2) en sla. Als je die laatste plant neemt, moet Je er een laten doorschie ten. dan zie je de bloemen van de sla ook eens. (Flg. 3). Misschien heeft een van jullie ook wel zin eens aardappel boer te spelen en vroege aardappels te hals. HU begreep echter ook, dat hU hier handelend moest optreden. De vlucht nemen was in dit geval het veiligste, maar dan zou hU er nooit achter kunnen ko men, welke geheimzinnige vijanden zUn leven bedreigden. Voorzichtig sloop hij weg en naderde vervolgens de samenzweerders, onder het fluiten van een vroolUk wUsje. De samenzweerders keken vreemd op toen ze hun geheimzinnige bespreking verstoord zagen door een boerenjongen, die schijnbaar argeloos op hen toestapte. „Hallo ventje,” riep het hoofd van de bende, ..ben Je hier nogal bekend to den om trek?" „Gaat nogal" «ei Jo-Jo, met opzet zoo lomp mogelUk. „Ken JU den boerenjongen - die in de boerderij ginds woont?" ,Mr zijn zooveel boerderijen,” antwoord de Jo-Jo, „en er zijn zooveel boeren jongens.” „Dat weten we,” zei de samenzweerder ongeduldig, ,jnaar ken je een zekeren Jo-Jo?” „Nou en of’, antwoordde Jo-Jo. „Wat is dat voor een jongen?” hernam de ondervrager. „to Vervelende kwast,” antwoordde Jo-Jo. „Die schUnt zich altijd te verbeel den dat ie meer waard is dan wU. t Is een echte opschepper en als ik de kans krijg, geef ik hem een flink pak ransel.” „Voor dat pak ransel sullen wU wél

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1931 | | pagina 8