DE LOOZE STREKEN VAN
REINTJE DEN VOS
5-
EEN GRAP VAN FREDERIK
DEN GROOTEN
DE TUINTJES
Van
a;.es wat
E_(JG|D
G
ALS HET LENTE IS
M.
Ad.*
J
"loos
DOOR RO KOPUIT
De B.L.N.S.
II
11
V A
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
■1
BAKJE.
Frederik de Groote
lijntjes dóen al heel veel.
BLOYTER.
DE
VAN
2Los>r>*bl««
Weet je toch wel, dat net mag)
no franxpobt.
4
HU-
deze.
Ik
Onder luide Jammerklachten
Droegen zij den zieke heen,
rauw klaar.
I maar even
int trek je de lijnen, soodat de
linnen gestippelde rechthoek ont
zie
uil
h<
te
PI
d
Is
Met dit ambt bekleed ik u;
Verder groet ik u m’n Reinaart,
Want ik heb geen tijd meer nu."
In de warme zonneschijn
Kan het toch zoo Heerlijk zijn.
Als de milde, zachte stralen
Van de Lente steeds vertalen.
Dan gaat jong en oud naar bulten
Waar de vogels lustig fluiten.
Alles zing verheugd en blij:
„Kijk, de Winter is voorbij!”
Lentezon, je laat de boomen
Jonge blaadjes weer vertoonen.
Bloempjes openen fier nun knopjes.
Wuiven zachtjes met nun sopjes.
Groen wordt eindelijk veld en weide
Iedereen begroet bet oiude.
Alles zegt vol dankbaarheid -
’teerlllk is de I/nWM'
eeuw
over
de
tijd
en
En
Pt
de
sé
dt
gr
eli
dan
de
de
in-
Een heel eenvoudig, aardig modelletje
Teeken op een stuk dun karton een
rechthoek van 12x10 cM. Op 2 cJd van
den
van
staat.
s
(BloC)
Rn de vele bloedverwanten
Van den boozen Vot Reinaart,
Vonden deze onderscheiding
Voor hun neef wel zeer veel waard.
Daarom dankten zij den koning.
Knielden even voor hem neer,
Rn ook onze Reinaart zelf
Dankte hart’lijk voor de eer.
Jk zal hand'len naar uw wensch,
Want v weet het. ondanks alles,
Ben ik toch een heel braaf menech.
Ik verkies u. eed’le koning,
Boven alle heeren hier,
RiaentUk mag ik wel zeaaen.
plat voor je ligt.
Denk er aan met versieren, dat je bet
niet te bont maakt. Een paar eenvoudige
Ook de kind’ren waren blUds,
Dat hun vader er weer was.
Daarom dansten ze heel vrootUk
Met hun bei den vossenpas.
de
en
1
gezicht des konlngs. Maar.... keek hij
„wei. dan moet je maar eens opletten,
als je langs een veld Groote Boonen
komt, dat In bloei staat, wat een lekkere
bedwelmende geur daarvan„uitgaat.
Maar nu gaan we onze inkoopen doen.”
Het bleek, dat Jan’s vader wel zoo’n
beetje geweten had. wat er gevraagd zou
worden. Ieder was tenminste gauw voor
zien en nu ging het weer naar de tuin
tjes om te zaaien, wat gezaaid kon wor
den. Slaapmutsjes. Zinnia's en Oostlndl-
sche Kers werden soo lang In een enve
loppe gedaan om wat later ultgezaaid te
worden.
Eindelijk was het werk klaar, de tuin
tjes werden nog begoten en allen gingen
seer voldaan huiswaarts.
Wat hij vrouw en kroost moest zeg-
gen.
Was toch waarlijk wel heel veel.
ken aan den binnenkant,
zie Je aan het kleine mt>
midden.
Wou je het beteekenen bijv den bodem
en de ópstaande kanten, dan moet je dat
doen, voordat je de kanten opzet en vast
plakt, als het geritste modelletje dus npg
Het was zulk mooi weer, dat ze buiten
konden zitten. Zelfs Bram klaagde niet
over kou. toen ze eik een stoel namen en
In den tuin bleven zitten.
De opschrijfboekjes, waar ze dan vo-
rlgen avond de planten, die uu reeds
gezet konden worden, in noteerden, wer
den ter hand genomen en het plannen
maken begon.
Precies drie uur gaf Jan een Heken;
waarin men het pakje kan laten vallen,
zonder eenlg geluid te maken. Over de
leuning van den stoel nangt men twee
stukken krantenpapier en een der roods
doeken. Den overblljvenden witten doek
legt men eenvoudig op de tafel en ver
bergt er tevens een Klein rolletje van
metaal of bordpapier onder, waarin men
den tweeden, rooden doek gestopt heeft.
Wanneer je nu den goocheltoer begint,
neem je eerst den rooden doek en een
der stukken krant van den stoel at.
frommelt den doek tot een prop en wik
kelt deze dan in het stuk papier, waarbij
je er voor moet zorgen, dat het pakje
zooveel mogeljjk denzelfden vorm krijgt
als dat, wat achter de stoelleuning ver
borgen is.
Je zegt dan tot de aanwezigen, dat bet
papier wel wat erg dun is en men het
pakje daarom in een tweede stuk aal
wikkelen. Terwijl je nu met je rechter
hand. waarin je het pakje houdt, net
andere stuk papier van de stoelleuning
afneemt, laat je het pakje ongemerkt tn
het netje of kistje vallen en neemt net
verborgen pakje tegelijk met het tweede
stuk krantenpapier in de hand, je weet
wel, dat pakje, dat op de naalden rustte
achter de stoelleuning.
Dit tweede pakje wikkel je nu in het
tweede stuk krantenpapier en laat het
door een der aanwezigen vasthouden.
Hierbij komt natuurlijk eenlge handig-
Tusachen hun tuintjes in wilden ze
zien wat Zinnia's te krijgen (tig. 8). Kees
toonde zich weer een echte koolliefheb-
ber. maar wilde vooral afwisseling. Hij
stelde zich een stuk voor met Witte kool.
Roode kool en Bloemkool, afgezet met
Goudsbloemen.
komenden grond te gebruiken om late
Radijs te zetten, zoogenaamde Ijskegels,
die tot na de groote vacantie nog wat op
held te pas, maar worden de twee pakjes
op behendige wijze verwisseld, dan merkt
niemand daar iets van. Vooral vlugheid
hierbij is een eerste vereischte terwijl
je door voortdurend geredeneer de een
dacht zooveel mogelijk moet trachten af
te leiden.
Terwijl je vervolgens den witten doek t
opneemt, die op de tafel Ugt. grijp je
tevens ongemerkt bet rolletje, dat je er
te voren onder verborgen hebt. en waarin
de tweede roode doek m. Nadat je den
witten doek aan bet „publiek" hebt laten
zien, frommel je dezen ook een beetje
in. neemt hem daarna tuaschen de han
den en stopt hem met de twee duimen
langzamerhand in bet rolletje, waarbij
je de handen druk doet oewegen Op deze
manier wordt de roode doek langzaam
uit het rolletje geduwd en komt eindelijk
in de handen van den goochelaar ter
wijl de witte doek thane in bet rolletje
verstopt Is.
Nu kun je den rooden doek aan bet
publiek vertoonen. terwijl je net rolletje
er zorgvuldig echter verborgen houdt.
Vraag je nu aan den „vasthouder” om
het pakje, dat hij in bewaring beeft, even
te openen, dan vindt hij daarin natuur
lijk den witten doek, tn plaats van den
rooden. dien bet oorspronkelijk erheen
te bevatten, maar die in werkelijkheid
stilletjes verhuisd is in bet kistje achter
de stoelleuning.
niets op tegen. Wat bet verdeden van
de stukjes betreft, dit leverde ook geen
moeilijkheden op. De stukjes werden tn
alphabetlsche volgorde verdeeld. (Fig. 1)
Ada, Bram. Gerrit, Jan, Kees, Mlentje,
Tilly en Toos.
Op voorstel van Gerrit kregen ze tot
drie uur tijd om bun plan van bebouwing
vast te stellen. Dan zou ieder zijn plan
nen vertellen en daarna zouden de zaden
gekocht worden.
waagde dan ook de vraag: „81re staat
u mijn werk niet aan? Vindt u dit ge
dicht, waaraan ik zoo lang en zoo Ijve
rig heb gewerkt, niet mooi?”
Toen wendde de koning sjjn onverschil
lig gelaat naar Voltaire en antwoordde:
„Mijnheer Voltaire, het spijt me, dat
Ik bet u zeggen moetl AI meermalen
heb Ik eraan getwijfeld, óf gij u niet
aan letterkundigen diefstal hadt schul
dig gemaaktl Nu ben ik er echter ze
ker van! Ik weet beslist, dat ik dit ge
dicht al eens meer heb gehoord van
.deze met zijn vrienden en
Op 1 c -M. afstand van elk der hoek
punten aan weerskanten zetten we een
punt en die punten verbinden we met
den dichtstblj gelegen hoek van den mld-
delsten rechthoek.
Telkens teekenen wU bU eiken hoek
één aanplakstrook van H c.M Nu den
boelen omtrek uitknippen of snijden. De
stippellijnen ritsen. Je weet toch nog wel
wat ritsen is? Niet? Nu, ritsen is het kar
ton tot op de helft van de dikte doorsnij
den. Daardoor is het mogelijk de stukken
mooi recht en strak op te zetten.
Nu buigen we de kanten. Plak stroo-
e 1 wordt
itje in het
hoorde Voltaire naar den
eep van deze heele vertoo-
de potlooden werden neergelegd en Ada
begon met haar tuintje. ZU hield veel
van Boerenkool en had daar een heel
stuk mee bebouwd. Een kleiner stuk had
zU voor Roode kool bestemd en om het
geheel wat aantrekkelijk te maken, wilde
zU in de hoeken een Zonnebloem zetten
(flg. 3). Daartusschen droomde se zich
kleine Zonnebloemen en Slaapmutsjes
(flg. 3>.
Bram kende lang niet alle Hollandsche
planten en koos daarom Boekweit en
Aardappelen. De eerste kende hij alleen
van naam (flg. 4). Als versiering moest
er een rand Oostlndische Kers langs.
Jan en Gerrit waren het met elkaar
sens geworden, dat Aardbeien wel erg
aardig en voordeellg waren, maar vee!
last geven voor je buurman. Ze waren
dus van hun plan van verleden jaar af
geweken. Jan ging nu Sla en Groote Boo
nen kweeken; Gerrit Radijs en Rapen.
Van de Radijs hoopte hU later den vrU-
„Weet, het hof kan u niet missen.
Want ik ga een week op reis,
Alles zal ’k u toevertrouwen,
OU zUt immers sluw en u>U*.
Ook moogt gij nog recht gaan spre
ken.
O, wat was sa toch gelukkig,
Toen te het te hooren kreeg.
Daarom was het, dat ze even
Vol bewond’nng voor hem neeg.
Rn terwijl dit al gebeurde,
Hielp Hersinde met den Beer
D’armen Isegrim uit t strijdperk.
Alles deed den stumperd zeer.
Hoe het verder met hem afliep,
Zegt ons de historie niet,
Maar wij kunnen wel bedenken:
HU had zeker nooit verdriet.
Dddr was Retntfe heusch te slim voor.
Wat het spreekwoord zegt is waar;
„Rein verliest vast nooit z’n streken.
Al verliest hU ook sUn haar."
Reinaart ging nu blU te moede
Naar Malpertus, zijn kasteel;
Daarna kwam er een geneesheer,
Even later nog een paar.
Allen gingen hem verbinden,
Rn te waren niet gauw klaar.
Want de stakkerd had maar evoit
Vijftien wonden, groot en klein,
Rn dit had hU nu te danken
Aan dien slechtaard van een Rein.
Toen de man het geheele gedicht had
gedeclameerd, schoot de koning, die
zich niet langer bedwingen kon, In een
schaterlach en verklaarde eindelijk het
geheele geval. En hU eindigde met de
woorden: „Eindelijk, eindelijk. Voltaire,
is t me dan eens gelukt u te pakken te
nemen. Dat is me honderd thaler
waard!"
En lachend, dat hij schaterde, gaf hjj
den man een rolletje van 100 thalers
en ging met Voltaire naar zijn particu
liere vertrekken. V. d. M.
„Reinaart," sprak de koning waardig,
,Jk herstel d in uw macht,
Maar zorg tevens dat ge altUd
V voor elke misdaad wacht!"
In het huisgezin van Reinaart
Heerschte dus een groote vreugd,
Rn het slimme vosje self
Was nog wel het meest verheugd.
Vrienden en ook bloedverwanten,
Wel een veertig tn getal.
Vergezelden nu o-- Retntfe,
Gingen mede door het dal.
Maar bU Rein's kasteel gekomen,
Gingen zU weer uit elkaar,
BlU vloog hU naar Hermelifne;
Deze stond natuwlUk klaar.
een eenvoudig man Ge moet dus pla
giaat gepleegd hebben!”
Voltaire werd lijkbleek bU deze woor
den! Wat was dat? De koning beschul
digde hem, den grooten Franschman
van plagiaat! Neen, dat was te veel!
En opgewonden riep hij dan ook uit:
.JBlre. O hebt me hevig gegriefd! Toon
mil den man. die dit gedicht kent!....
Maar dat kunt U niet! Duizend thaler
geef ik. als het bliikt, dat een ander
uitgenomen dan U en Uw geselschap
het kent!”
En triomphantellik keek de Fransch
man Frederik aan.
„Mijnheer Voltaire", antwoordde de
koning hierop: „U speelt boog spel! Ik
zal u overtuigen van uw ongelijk!” En
hij riop den man van achter bet scherm
en knikte hem toe.
De mtui begreep, wat de koning vatA
hem wenschte en zelde het gedicht
woordelijk op, zooals Voltaire het had
voorgedragen! Zelfs de armbewegingen
en de stem verhel fingen van den dichter
ontbraken niet. Kortom het was ver
bluffend
Beteuterd
man en bei
„Koning Nobel," sprak nu Reinaart, Allen waren seer bewogen.
Vonden t wat je noemt gemeen.
Toen de club den volgenden dag om
twee uur volledig aanwezig was, rond ze
de tuintjes keurig omgespit en t>U elk
stuk stond een paaltje.
Mijnheer Van Voorden had aan Jan’s
vader laten vragen of het goed was, dat
ze met z'n allen 's middags op de bloe
misterij zaad kwamen koopen. Daar was
Maar met rust en vela drankjes
Komt hU er weer bovenop.
Zeiden nu de knappe dokters,
Rn zU schudden vast hun kop.
Daarna gingen alle dieren.
Van het hof weer naar hun huis
Want na die gebeurtenissen.
Zat een ieder graag weer thuis.
graag naar uw gedicht luisteren I
weet, hoe ik ze altijd bewonder,
zoetvloeiende verzen!"
Gevlelu boog de dichter enbegon.
Het was werkelijk een heerlijk kunst
werk. dat Voltaire hier nu voordroeg. HU
raakte zelfs hier en daar in extase en
declameerde met zijn schitterend stem
geluid het geheele gedicht. Meer
een kwartier duurde de lezing en
vorst genoot van de heerlijke taal,
fraaie beeldspraak en den mooien
houd: maar hU liet het niet blijken.
Een beetje onverschillig keek hU den
dichter aan en deed moeite om zijn ge
voel te onderdrukken.
Dat was natuurlijk erg lastig wp
hem! Liever was nli op den dichter af
gestevend om hem te complimenteeren
met die mooie aanwinst der Fransche
letteren; maar dan zou de grap ge
vaar geloopen hebben!
Het gedicht was eindelijk uit
laatste regels waren gedeclameerd
Voltaire keek nieuwsgierig op naar
Hoe de Konini Reinaart tot de hoogste waardigheid verhief en hoe
bloedverwanten naar zijn kasteel teruRkeerde
In het midden der achttiende
regeerde Frederik II als koning
Pruisen. ..Den Grooten” noemen
Pruisen dezen vorst en terecht, want
hU is bet geweest, die Pruisen van een
onaanzienlUk staatje tot een mogend-
Frederik stond er natuurlijk versteld
over en drie, vier keer moest de man
proeven van zijn kunnen geven en oa.
ook een bladzijde navertellen, die Fre
derik hem zelf voorlas. Het ging schit
terend! Geen enkelen keer haperde de
man en zoowel van voren naar achteren
als omgekeerd gelukte alles prachtig.
Nog was de koning bezig te luisteren
naar 1 talent van den man. toen een
kamerdienaar binnen kwam om Frede
rik mee te deelen. dat Voltaire was ge
komen om aan den vorst een groot,
nieuw gedicht voor te lezen, dat hij de
laatste weken had gemaakt.
Daar ging den koning een ondeugende
gedachte door het hoofd! Nu was de
tijd gekomen om Voltaire beet te nemen!
En glimlachend sprak hU tot den man
met bet Ijzeren geheugen: ,^oo aan
stonds komt de dichter Voltaire hier, die
zal me een lang gedicht voorlezen. Geef
uw ooren goed den kost, opdat ge dat
gedicht precies zoo kimt voordragen als
de dichter dat zal doen! Verberg u
achter dit scherm en wacht dan, tot ik
u roep om uw kunst te vertoonen! Ge
kunt dan op een royale beloonlng reke
nen
De man boog heel beleefd en ging ach
ter het aangewezen scherm staan, zoo-
dat Voltaire hem onder het lezen niet
sou kunnen zien.
Even later stapte heel deftig de groo
te dichter binnen.
„Majesteit”, soo begon deze, ..het
groote gedicht, waarover ik u laatst
sprak, te eindelijk klaar. Weken heb ik
er aan gewerkt en nu haast ik me. het
u te komen voorlezen Mag ik zoo vrij
zUn te beginnen, want Ik ben o zoo
nieuwsgierig, hoe 1 u zal bevallen!”
„Ga uw gang, mijnheer Voltaire”,
sprak de koning. „Evenals altijd zal ik
Ge
uw
PLAATS VERWISSELENDE
HALSDOEKEN
heid van beteekente bracht. Veel oorlog
heeft hij moeten voeren en hij heeft zich
naar twee, drie zijden tegelijk moeten
verdedigen; maar eindelijk bleef hij toch
de baas en In de laatste Jaren zijner
regeering’heerschte er rust en vrede in
zUn rUk.
Hoe gelukkig voelde de vorst zich
nu! Nu was *t hem nJ mogelljk de wel
vaart In zijn land te bevorderen en de
kunsten en wetenschappen uit hun verval
op te heffen. Menig dichter, menig
schilder hielp hU vooruit en ieder, die
wat presteerde, was welkom In zUn pa
leis te Potsdam'
Vooral de Fransche wijsgeer en dichter
Voltaire was de groote vriend van Fre
derik. Die logeerde vaak langen
achtereen in bet paleis des vorsten
maakte er de schoonste gedichten,
telkens weer genoot de koning, ah hU
die zoetvloeiende. Fransche verzen hoor
de! OnultputtelUk was hij in zijn lof
voor den dichter en deze voelde zich
natuurlijk erg gevleid, als Frederik de
Groote hem openlijk den grootsten
Franschen dichter noemde.
De geschiedenis meldt ons een gevel,
dat Frederik zijn vriend Voltaire ech
ter eens duchtig te pekken nam. Det
kon hü nJ. niet laten ieder moest
er op bedacht zijn, dat de koning hem
in het ootje kon nemen, als de gelegen
heid zich zou voordoen. Om Voltaire
echter te pakken te nemen, moest men
uitermate slim zijn, want die was niet
voor één gat te vangen dat had
Frederik al vaak ondervonden I
Op een keer werd er een soort van
wondennenscb in bet paleis geleld, een
man nJ., die een buitengewoon geheugen
had. Die kon bijv, als men hem een
bladzijde uit een of ander boek voorlas,
dit een uur later nog woordelUk weer
geven, zonder zich ook maar één enkele
maal te vergissen. En niet alleen van
vóór naar achter kende hl) dat; doch
ook zelfs van achter naar voor. Het
„Onze Vader” zelde hU even gemakke-
HJk van vóór naar achter als omge
keerd op: het was een man met een
eigenaardig geheugen! Nu, dit wonder
wou men den koning eens laten zien en
men wilde er zijn oordeel over hooren!
wel goed? dat gezicht, dat zoo vaak
enthousiasme had uitgedrukt bU kleine
re, minder schoone gedichten van Vol
taire, drukte nu niets uit
schllligheld en wrevel. En
Een heel aardige goocheltoer, waar na
tuurlijk een beetje handigheid bU te pas
komt, is de vo'gende
Je neemt twee kleine zijden zakdoe
ken, waarvan de eene rood en de andere
«dt is Na een stuk krantenpapier geno
men te hebben, wikkel Je den rooden
zakdoek er in en overhandigt hem
daarna aan een der toeschouwers, om
hem zoolang vast te Houden
Daarna stroop je je mouwen omhoog,
toont aan de belangstellenden, dat je
niets tn je hsnden Hebt et, wrijft dan
den witten zakdoek een tijdje door je
handen, waardoor, zooals je beweert,
deze tn een rooden verandert.
Wanneer degene, die op jouw verzoek
het pakje met den zakdoek tn zijn hand
houdt, dit thans openmaakt, ontdekt ie
tot zün groote verbazing, dat niet de
roode. maar de witte zakdoek er thans 'Ut
te voorschijn komt. De beide zijden doe
ken zijn dus van plaats verwisseld.
Hoe speel Je dit nu klaar?
Luister!
Voor dezen belangwekkenden goochel
toer heb je vier zakdoeken noodlg, en
wel twee roode en twee «ritte.
Alvorens je een aanvang maakt met de
voorste'ling. wikkel je een der witte
zijden zakdoeken m een stuk krantenpa
pier en legt dit pakje op twee lange
stopnaalden die men aan de achterzijde
van een ondoorzichtige stoelleuning
vastgestoken beeft. Het pakje moet soo
hoog liggen dat je bet gemakkeltjk met
de vingers kunt grijpen, wanneer je ie
handen op de leuning van den stoel legt
Onder de naalden bevestig je een Klein
netje ot een kistje waarin «rat «ratten.
Mlentje. Tilly en
Toos hadden een
heelen tijd gefluisterd. Nu kwam het er
uit. dat ze samen hun tuintjes wilden
Inrichten voor Stamboonen en Doperw
ten. De kosten waren dan natuurlUk
minder en de stokken konden dan beter
geplaatst worden. Ter versiering trilden
ze Pronkboonen zetten en misschien ook
Lathyrus.
„Pas maar op, dat Jullie niet heele-
maal in de boonen raakt.” spotte Jan.
..Hoe dat soo?” vroeg Tilly.
„Wel. weet je niet, waar die uitdruk
king vandaan komt?” vroeg Jan.
Neen dat wist ze niet.
dan onver-
de dichter
Als de zon haar warme stralen
Koesterend op je neer >aat vallen.
Krijg Je t o, soo gauw te srana;
Neem je jas dan over jann.
Zet gerust je muts maar at
Nu volgt er toch heusch geen straf!
Op zoo’n zachte Lentedag
1.
R
♦ei
,C.
'.«5.
r