fectie e Gemengd od'Cieinvs MRI&rSD&TN? S2l H i ten top gevoerd Voor de Huiskamer I Kalenderblaadje I I BINNENLANDS£H NIEUWS KUNST EN KENNIS Joh. de Meester Sr. t t Riikscommlssie.werkverruiming Zwendel ONZE OOST Indische Dienst Jeugdige boefjes Overreden Ernstig auto-ongeluk Smokkelaar neergeschoten Van Rees’ moordenaar R. K. Reclasseerlngsvereeniglng H. M.’s „Sumatra” n BOEK EN BLAD 1 16' Stadhuisplannen te Leiden De moord te ’s Gravenhage 4 Deskundigen Leiden geven den Raad in langdurige rondvraag sloot de •nr dr Vinlr aam mr. dr. Fick met een dank- Verteller en journalist Begrafenis W. O. J. Eschauzier. e L i ,.D»t wil dus zeggen....?' B r s deposito is twee per tarief Een doode en een zwaar gewonde allemaal mark: Te Bandoeng gearresteerd. Tweede dag (Aneta). De toestand onveranderd. Den lü Geschiedenis van hetB isdom Haarlem. firn' 1 r en ir. ,W. G~ Wltteveen, stadsarchitect van 7 ---zal, zoo noodlg, uitgenoodigd voor gevel en terrein De gewonde te Tiel ver bet lid, Zaterdagmorgen is onder veel belangstel ling uit de kringen der Indische cultuur - ondernemingen het stoffelijk overschot van den heer W. G. J. Eschauzier, directeur van de Ned. Ind. Suikerunie en commissaris van onderscheidene cultuurondememlngen, op de Algemeene Begraafplaats te ’s-Gravenhage ter aarde besteld. In de omgeving van de woning van den heer Eschauzier aan de Joh. van Oldenbar- neveltlaan was veel publiek. De politie had echter maatregelen genomen voor een ruime afzetting, zoomede op het kerkhof. Precies op het aangegeven uur werd de zwart eb benhouten kist met het stoffelijk overschot uit de woning gedragen; enkele kransen van de naaste familie en van het kantoorper- Mr E. G. S. Bourller zal den mededader in de moordzaak-Eschauzier verdedigen. De belde verdachten zijn thans ter be schikking van de justitie gesteld en in het huls van bewaring ingesloten. De belde was: Dezer dagen vergaderde de Rükscommlssie van Eenlge seconden zei de heer niets. Luid was het gegons voor de loketten hoor baar. Dan sneed er een stem doorheen: „Ik kan u op staanden voet In hechtenis laten nemen.” „Dat weet ik.” „Op verduistering van deposito staat ge vangenisstraf.” „Hebt u medelijden,” smeekte de bankier. „Binnen tien dagen is het geld in uw bezit. We hebben het aan een bekende textiel firma geleend. We bieden u vijftig procent voor die paar dagen.” .Boe komt u er bij, me zulke voorstellen te doen! Ik heb mijn redenen, om met dat geld geen zaken te doen.” „Dus u wilt me aangeven?" „Neen.” „Neen?” „Neen. Ik zal u niet aangeven. Ik zal van daag over acht dagen terugkomen. Als ik bet bedrag dan niet precies zoo terugkrijg, als ik 't u gegeven heb, in twintig pakjes ieder van tien nieuwe duizendjes, dan moet u maar zien, wat er van komt.” Zaterdagmiddag omstreeks drie uur is te Bussum op den hoek KapelstraatKerk straat een elfjarige knaap. Van der Ven ge naamd door een autobus overreden en op slag gedood. De jongen kwam per fiets de smalle Kerkstraat uitrijden op het oogen blik, dat de autobus, komende van rechts, passeerde. Een te Bandoeng gearresteerde inbreker, die door twee familieleden herkend werd als Karoeng, de moordenaar van den onder- commlssaris van politie te Batavia Van Rees, is te Batavia uit Bandoeng aange bracht. Hij bekende volledig den moord op den heer Van Rees. bedrijvigheid een levendig aandeel, als schep pend kunstenaar met romans en verhalen, als journalist met werk, dat vooral bedoeld was een Nederlandsch publiek met de nieuwe artistieke stroomingen uit dien tijd bekend te maken. Zijn eigenlijke levenswerk begon toen htf kunstredacteur werd van de .Nieuwe Rot- terdamsche Courant”, wat hij bleef tot hij wegens hoogen leeftijd ontslag nam. In deze functie heeft hij met dagelijksche aanteeke- nlngen over heel het breede gebied van kunst en literatuur geschreven. Naast het vele werk voor de krant, dat hem ook 's avonds heel vaak in beslag nam, wist Johan de Meester toch nog een aanzien - HJke reeks boeken te schrijven. De typisch-Rotterdamsche roman „Geertje” is waarschijnlijk zijn beste boek en van veel verouderde besshrijvlngsballast ontdaan, zal het wel kunnen blijven leven. Naast „De zonde in het Deftige Dorp" zullen het vooral een aantal kleinere novellen zijn, in ver schillende bundels verzameld, die den kun stenaar Johan de Meester op zijn best zullen blijken te vertegenwoordigen. soneel der onderneming werden aan het rijtuig gehangen. In vjjf volgkoetsen volgden de verschillen de familieleden. Omstreeks half twaalf kwam de droeve stoet op de begraafplaats aan. Rond het graf op het nieuwe gedeelte van de begraafplaats waren tevoren reeds tal rijke kransen en bloemstukken gelegd, af komstig van verschillende maatschappijen en ondernemingen. Nadat de kist was neergelaten strooiden velen bloemen, waarna de broer van den over ledene, de heer P. Eschauzier, met een en kel woord gewaagde vah de innige samen werking, welke er tusschen hem en zijn broer had bestaan, een samenwerking welke reeds van heel veel jaren terug dateerde, waardoor een steeds sterker vriendschaps band ontstond. Het was de wensch van zijn broer dat er niet aan het graf zou worden gesproken. Daarom zeide spreker enkel dank namens den vader, die niet aanwezig had willen zijn, namens de weduwe en ook na mens de kinderen, die ook niet allen bij de teraardebestelling hadden kunnen zijn. Ten slotte sprak de heer Eschauzier een woord van groote erkentelijkheid aan het adres van de politie, die. naar spreker zeide, onvermoeid, vrijwel zonder onderbreken, ge werkt heeft om het duistere gebeuren aan het licht te brengen. tuigden de heeren van de bekende textiel fabriek Schneiderhaus en Zonen; „de zaak, die t ons mogelijk maakt, u zoo n ongehoor de rente te bieden, heeft direct tweehonderd duizend mark noodlg. Daarvoor geven we u onze dagelijksche ontvangsten, die minstens vijfentwintigduizend beloopen.” „Dus we kunnen het geld binnen de veer tien dagen weer in ons bezit hebben?” „Daar staan we met onze fabrieken voor in.” „Goed. Ik zal u het geld bezorgen." zei de directeur, opstaande. „Tot vanmiddag." PreaMentaverUesing. 18 Mel. Ik was natuurlijk In Versailles Woensdag. Toen ik Briand uit het Luxem bourg zag komen, vloog ik op hem af: Mag Ik U gelukwenschen, monsieur Ie Président? Hij haalde uit zijn linkerbroekzak een ge typt velletje papier, drukte het mij in de hand en gretig vloog ik den inhoud door, die als volgt luidde: U vraagt mij of ik mij gelukkig voel, als President van de Fransche Republiek te zijn gekozen. Het ware onoprecht, dit te ont kennen. Het is de grootste eer dig een Franschman te beurt kan vallen. Ik zie hier in de bekroning van mijn politieke carrière en de goedkeuring van de door mij gevolgde politiek door de leden van Kamer en Senaat. Ik heb geen oogenblik aan mijn verkiezing getwijfeld: het Fransche volk is een nuchter en wijs volk, en door mij niet te verkiezen zou de volksvertegenwoordiging de vredelie vende gezindheid van ons volk hebben ont kend. „U vraagt of Ik niet bijgeloovig ben? In derdaad was dit de dertiende presidentsver kiezing en de verkiezing vond plaats op den 13den der maand. Maar golden deze feiten niet evenzeer voor mijn medecandidaat? „U vraagt of Frankrijk mij als minister van buitenlandsche zaken kan missen. Wel nu. niemand is onmisbaar. Wjj zullen weldra een opvolger vinden, die niet voor mij be hoeft onder te doen, en, laten wij hopen, die het mij in menig opzicht verbetert. „Vergeet ook niet, dat men als President wel degelijk grooten invloed kan uitoefenen op het regeeringsbeleid. Kies ik niet mijn kabinetsformateur? Keur ik niet de keuze zijner ministers goed? Bespreekt de president niet de geheele buitenlandsche politiek met zijn Minister van Buitenlandsche Zaken? Ik ben tevreden over deze beslissing. Voili. En nu aan het werk.” Zoover was ik met de lezing gevorderd, toen de heer Briand zich op mij stortte met een gezicht, waarop de grootste ontstelte- Verschenen is de derde aflevering, 48e deel, van de Bijdragen voor de geschiedenis van het Bisdom Haarlem. De inhoud be staat uit artikelen over de geschiedenis van het seminarie Warmond, t. w.: de eerste uit bouw van het seminarie _en een bijdrage over de Presidenten: Petrus Hallemans. Jo zef Michael Chedeville en Bernardus Josef Gerving. Zaterdagmiddag is de bekende roman schrijver en oud-journalist Johan de Meester Senior, zeer plotseling te Utrecht overleden. Hij was daarheen gereisd om een inleidend woord te spreken bjj de opening van de ten toonstelling in „Voor de Kunst”. Johan de Meester heeft de aangekondigde toespraak nog kunnen houden, maar het is zijn laatste openbare daad geweest. Nadat hjj gesproken had, voelde hij zich onwel. Hij begaf zich naar een ander vertrek, waar hij kort daarna bezweken is. Met Johan de Meester is weder een van de sterke en vruchtbare schrijversfiguren heengegaan, die de Nederlandsche literatuur na de groote artistieke opleving hebben ge maakt. Johan de Meester nam in de letterkundige In verband met in den laatsten tijd te Amersfoort gepleegde diefstallen in verschil lende scholen, zijn door de recherche een vijftal jongens van 812 jaar aangehouden. Alles wat van hun gading was en aange troffen werd In de verschillende scholen, werd meegenomen. Zelfs geld uit sjjaarkis- ten en zendingsbusjes is meegenomen. Na verhoor bekenden allen dader te zijn van de diefstallen. Ook bleek, dat meerdere Jongens met dit 5-tal zich nog schuldig hadden ge maakt aan straatroof. Hierbij werden stuur- asschen van langs den weg staande rijwielen, etc. aan een inspectie dezer knapen onder worpen. volgenden morgen kwam een klerk aandienen: „William C. O. Brown.” De directeur van de Middel-Europeesche Bankvereenlglng werd bleek „Wie?” vroeg hij nog eens. „William C. C. Brown.” „Laat maar komen." De heer trad binnen. „Goeden morgen." groette hij beleefd. „Neemt u me niet kwalijk, dat ik u persoon lijk kom storen, maar ik wou mijn deposito opnemen." „En u had gezegd van vier weken!” „Jawel maar onvoorziene omstandighe den dwingen me....” De directeur sprak geen woord „Wat Is er?" vroeg Brown stug. „Wij.... ik.... we hadden er niet op ge rekend. dat u 't geld zoo vlug noodlg zou hebben.” Acht dagen later. 1 „William C. C. Brown.” „Laat maar binnenkomen.” „Hebt u het bedrag klaarliggen?” „Hier is het.” William O. O. Brown telde de biljetten. Het klopte. „Hoeveel krijgt u?” vroeg hu toen. Zaterdagmiddag te omstreeks zes uur is een ernstig auto-ongeluk gebeurd op den weg tusschen Tiel en Utrecht in de nabij heid van Buren. De veertigjarige kermisreiziger Brunse- laar, uit Utrecht, reed in een bocht van den weg met zijn auto tegen een boom. De be stuurder werd op slag gedood en de naast hem zittende Bagen, eveneens uit Utrecht, werd zwaar gewond. De beide andere Inzit tenden werden licht gewond, werd naar het ziekenhuis voerd. 266. Midden In den nacht, in den helderen maneschijn, ginger de dieven snel heen. De gans, wel wat onvoorzichtig, snaterde van plezier om den gelukten diefstal en ook de haas, ofschoon niet zoo tevreden als de gans, smikkelde van genoegen met zijn lip. „Wat zullen ze raar opkijken als ze wakker worden," zeide de haas. „Ik gaf een stuiver als ik even om de deur zou kunnen kijken.” gans, hard loopende. „Uw provisie.” „Niets natuurlijk! Ik ben u persoonlijk voor uw edelmoedigheid zoo dankbaar, dat ik er op aandring, van dat kleine bedrag te mogen afzien. Integendeel, ik zou graag....” „Ik zal van uw edelmoedigheid geen ge bruik maken, mijnheer. Hoeveel krijgt u?" „De afspraak was vierhonderd mark,” ant woordde de directeur kleintjes. „Hier zijn ze. Goeden morgen.” De directeur boog zwijgend. Buiten startte een auto. „In orde?" vroeg de chauffeur naar ach ter. „Alles,” lachte William C. C. Brown bru- „Niets gemerkt?” .Niets.” „Heb Je t geld?” „Tweehonderdduizend goeie bankbiljetten." „En als 't uitkomt?” „Dan zjjn we al lang ver weg. Bovendien hebben wij *t geld niet in omloop gebracht, en daar zelfs uitdrukkelijk tegen geprotes teerd. En ik geloof ook niet, dat t zoo gauw uitkomt. De tweehonderdduizend, die we ge deponeerd hebben, waren veel te goed na gemaakt." Waarom de steenkool niet uit onze eigen mijnen betrokken sensatie in de pers over moorden, rechts zaken enz. De wenschelijkheid werd ook uitgespro ken. dat van werkliedenzijde meer daad- werkeljjke belangstelling werd getoond voor de reclasseering. Na een voorzitter, woord. het werd met algemeene stem de heer C. Korstennorst. het hoofdbestuur. In vacature van den heer F. J. van den te 's Hage, werd bij enkele candidaat- gekozen de heer A. C. de Brujjn, Omtrent het op een onbekend rif loopen van Hr. Ms. „Sumatra" tusschen Kebatpe en de Witte Rots, kan nog worden gemeld, dat de toestand geen wijziging heeft ondergaan. Door overbrenging van gewichten van het voor- naar het achterschip is het voorschip gelicht. Pogingen om den kruiser bij hoog water af te sleepen mislukten. Maatregelen zijn getroffen om meer gewichten af te ge ven. waaitoe het bebakenlngsschlp „Hoofd- inspecteur Zeeman” met drie lichters naar den kruiser is vertrokken. De zeesleepbot „Overljsel", van den Dienst van de Zoutregle. is ook derwaarts vertrok ken. De torpedobootjager „Evertsen" en het Gou^pmementsvaartuig „Wega” zijn ter plaatse. Het flottielje vaartuig .JSoemba” en de sleepboot Tata" eveneens. De torpedobootjager .De Ruyter” onder houdt de communicatie met Tandjong Priok. De beide op de ..Sumatra” ingescheepte wa tervliegtuigen z(jn naar het marinevlieg kamp te Tandjong-Priok overgevlogen. Zaterdagmorgen is door de Duitsche com miezen aan de Hollandsche grens een smok kelaar op heeterdaad betrapt, toen hü frauduleus goederen van Holland naar Duitschland invoerde. Op het bevel halt te houden, liep hij door, waarop door de Duit sche commiezen werd geschoten. De smokkelaar J. S.. uit Gilsenkirchen, bijgenaamd de smokkelkoning, wist Hol landsen grondgebied te bereiken, waarna hij doodelijk gewond in het ziekenhuis te Win terswijk werd opgenomen. Voor den breeden gevel van de Middel- Europeesche Bankvereenlglng hield de groote auto stil. Er stapte een heer uit. „Wachten alsjeblieft.” De chauffeur groette. De heer verdween achter de glazen vleu geldeuren. „Den directeur persoonlijk." - „Wien mag ik aandienen?” De heer gaf zjjn kaartje af: „William C. O. Brown.” z Verder niets. Geen titel. Geen beroep. Geen adres. William O. C. Brown wachtte. „De directeur verwacht u." De heer ging binnen. „Ik wou graag baar geld bjj u deponeeren. Tweehonderdduizend tnrk. Voor vier weken.” „We zullen een rekening voor u openen.” «Neen. Ik deponeer het bedrag." „Een rekening levert rente op.” „Ik heb u al eens gezegd, dat ik alleen deponeeren wil.” „O ja zeker. Natuurlijk. Zooals u wenscht,” probeerde de directeur nog eens. „Ik wou er u alleen graag even op wijzen, dat er zich juist op 't oogenblik zeer gunstige beleg- glngsmogelijkheden voor korten termijn voordoen. We zouden u tien procent rente kunnen toestaan.” .Tien procent? Hoe groot is 't vermogen van uw bank?” „We zijn een privé-onderneming. Een zaak, die door mijn vader alleen is opgericht.” „En het vermogen?" „Drie millioen.” „Contant beschikbaar?" „Dat eigenlijk niet maar volkomen ge dekt. „Dank u. Ik zie er van af.” „Ons tarief voor mille.” „Uitstekend. Onder volledigen waarborg?” „Bij het percentage is verzekering inbe grepen.” William C. C. Brown haalde uit zjjn acten- tasch tien bundeltjes ieder van twintig nieu we duizend-markbiljetten. „Als u even na wilt zien?" De directeur Het de biljetten door zijn vin gers gljjden. „Komt uit. Dank u.” „Ontvangstbewijs?" Ren oogenblik.” De bankier belde. „Den procuratiehouder, voor de tweede handtee- kening.” Drie minuten later verliet de heer de bank. De wagen reed gerulschloos weg. 265. De dieven waren zoo brutaal, dat zij in de zolderkamer' de gestolen kleeren gingen aanpassen. „Ze passen me." zei de gans, die de schoenen aantrok, „alsof ze mij zijn aan- gemeten." Ze hadden zich ook meester gemaakt van de broek en het jasje van Bollebuisje, waarnaar de haas wel eenigszlns met schele oogen keek, want de eene dief vond, -■« -nd-, wel wat al te veel van den buit nam. Bestemd voor uitzending n. N.-Indië: Ir. P. H. de Groot, scheepsbouwk. ing. bij het Ma- rine-Etablissement, Hellevoetsluis. Verlofgangers: G. A. Kesseler, steendr, burg. ambt, bij het reproductiebedrijf van den Topografischen Dienst, Amsterdam; A. C. Grin, mach. 1ste klasse bjj den Dienst der Zoutregie, Bergen N.-H.); mr. F. M. van Exter, adm. bjj het Dep. van Justitie, Nice; A. Gejjp, verpl. 1ste klasse bjj den Dienst der Volksgezondheid, Middelburg; J. Leemans, baas-monteur bjj het Marine-Eta- blissement, Amsterdam; ir. L. 8. Madarasz, ing. 2de klasse bjj den Waterstaat en •s Lanas B. O. W ’s-Gravenhagemevrouw G. L. Feekes, schoolh. bjj het openbaar Westersch Lager Onderwijs. Hattum; R. Legger, luit.-kol. der infanterie, Wagenln- gen; H. J. de Vries, 's-Gravenhage; A. O. Saraber, ’s-Gravenhage; C. Terluln, ’s-Gra venhage; R. C. d’Ablaing van Gtesaenburg, ’s-Gravenhage; B. L. de Goede. Arnhem; H. A. Denninghoff Stelling, Breda, aUen 1ste- luit.der inf.; C. W. Becking, kap. mil. adm., Amersfoort; J. Lankkamp, 1ste luit, der inf., ’s-Gravenhage; A. J. Hogenhuis, onderlult.- magazjjnmeester der Intend., Leeuwarden; F. H. Terlaak, off. van gezondh. 1ste kl., Bllthoven; M. R. Braun, Montana; 8. Post mus, Soest, beiden off. van gezondheid 3de kl.; C. F. J. A. Verschueren, 1ste lult, der cavalerie, 's-Gravenhage. Gepenslonneerden: R. R. Castens, maj. der genie, ’s-Gravenhage. nis te lezen stond. „Om 's hemelswil, ik heb u een verkeerd exemplaar gegeven!!” riep hij dit, en nam het mij af. Hjj haalde een ander document te voor schijn, nu uit zjjn rechterbroekzak. en ik las, tot mijn onuitsprekelijke verbazing: U vraagt of ik mjj teleurgesteld voel, niet tot President te zjjn gekozen. Ik kan u verzekeren, dat het een pak van mijn hart is. Zooals u weet, heb ik het presidentschap niet geabieerd. Mjjn vrienden hebben mu ertoe overgehaald, mij candidaat te stellen. Zij verzekerden mjj, dat de wereld zou mee nen, dat ik voor de rechterzijde op de vlucht sloeg, dat ik de uitspraak der volksvertegen woordiging vreesde. Ik heb mjj laten over reden, doch met den dood in het hart. Ik hoopte te verliezen, en ik heb gelukkig ver loren. Want ik acht mjjn taak als minister van buitenlandsche zaken nog geenszins geëindigd. „Onmisbaar? mjjn vrienden noemen mjj aldus. Ik zou in ieder geval niet weten wie mijn politiek zou kunnen voorzetten. In dien zin vat ik de uitspraak van de volksverte genwoordiging dan ook op. Ook zjj meent, dat ik een hoogere taak heb te vervullen dan die op het Elysëe. Het Fransche volk is een nuchter volk en een wijs volk, en door mjj niet te verkiezen heeft de volksvertegen woordiging de vredelievende gezindheid van ons volk bevestigd. „Vergeet ook niet, dat ik als President niet den geringsten Invloed op de buitenlandsche politiek zou hebben kunnen uitoefenen. De President is een gevangene in een glazen kooi.. VoUA. De beslissing had niet beter kunnen zjjn. En nu aan het werk!...." Ik ben nóg niet van mjjn verbazing beko men Werkverruiming onder voorzitterschap prof. W. H. Nolens. Het had de aandacht van de commissie getrokken, dat de huidige bepaling in bestek ken, uitgaande van Rjjks- en andere over heidsinstellingen, inzake het gebruik van ar tikelen van Nederlandsch fabrikaat, door de soepele redactie nogal eens aanleiding gaf van de bedoeling, om zooveel mogelijk voort brengselen van Nederlandsche ondernemin gen te betrekken, af te wjjken. De commissie heeft hierin aanleiding gevonden een strak kere redactie te ontwerpen, waarbjj het ge bruik van Nederlandsch fabrikaat verplioh- tend wordt voorgeschreven en waarvan, als aan bepaalde voorwaarden is voldaan, mag worden afgeweken. De Regeering zal worden verzocht de gewijzigde redactie in de bestek ken, uitgaande van Rjjkslnstellingen, te wil len opnemen. Verder zal aan de Regeering in overweging worden gegeven tot provin ciale en gemeentebesturen het verzoek te richten, het voorbeeld van de Regeering te volgen. De commissie nam met instemming kennis van de besluiten van twee groote electrische centrales om belangrijke opdrachten aan in Nederland gevestigde ondernemingen te ge ven. Hetzelfde was t.a.v. de Staatsmijnen het geval. /•"-Hiertegenover staat, dat het bureau nog herhaaldelijk moest ervaren, dat men er vrij gemakkeljjk toe overgaat, orders aan het buitenland te gunnen. Dit valt in deze voor het geheele Nederlandsche bedrijfsleven zoo moeilijke tijden ten zeerste te betreuren. Het verdient alleszins aanbeveling, dat overheids instellingen. welke orders hebben te plaatsen, zich vooral tijdig zekerheid verschaffen of het artikel dat zij noodlg hebben, niet in ons land vervaardigd wordt. Bjj twijfel zullen zjj de Rljkscommissie Werkverruiming steeds bereid vinden van voorlichting te dienen. Nu in vele plaatsen slachthuizen worden ingericht, ware er, zoo oordeelde de com missie, alleszins aanleiding, om meer aan dacht te schenken aan het gebruiken van tegels, welke hier te lande worden vervaar digd. Het werd onjuist geacht onder voor geven van een schoonheids- dan wel kwali- teitsmotlef, slechts buitenlandsche tegels te betrekken. De commissie kon zich, op grond van de haar ten dienste staande gegevens, niet ont trekken aan den indruk, dat de moeilijkhe den. welke sommige in ons land gevestigde ondernemingen, hebben bjj het verwerven van een afzetgebied in eigen land, voor een deel voorspruiten uit een minder goede ver- koopsorganisatle en een tekort aan samen werking tusschen ondernemingen, welke de zelfde artikelen vervaardigen. Nog steeds moet de commissie tot haar leedwezen vaststellen, dat uit sleur, dan wel onwil steenkool uit het buitenland wordt be trokken, welke zonder bezwaar bij Neder landsche mijnen besteld kan worden. Besloten is, 'dat het bureau der commissie aan deze zaak groote aandacht zal schen ken. 4 B. en W. van overweging: a. tè besluiten, dat het aan de sociëteit „Amlcltia” in erfpacht uitgegeven terrein aan de Steenstraat niet voor den stadhuis bouw zal worden bestemd en dat mitsdien noch het in het voorstel-SchUller (SD.A.P.) aangegeven terrein aan de Lammermarkt noch het terrein te verkrijgen door amovee- ring van de bouwblokken tusschen de Steen- straat. Beestenmarkt, Nieuwe Beesten markt en RUnsburgerslngel, als terrein voor het maken van een plan voor een stad huis zonder behoud van den ouden gevel, zal worden aangewezen; b. uit het stadhuisfonds een bedrag van f 3000 beschikbaar te stellen, ten einde het college in de gelegenheid te steUen het ad vies in te winnen van eenlge onpartijdige deskundigen over het door den heer Dudok ingediende gevelplan voor den bouw van een nieuw raadhuis, en wel over het plan op zichzelf alsook in het bijzonder wat be treft zijn aanpassing aan de omgeving en de keuze van het terrein voor den bouw van een nieuw raadhuis. Voor deze commissie hebben B. en W. uit genoodigd: Ir. G. C. Bremer, rjjksbouwmees- ter te Den Haag, Ir. Jos. Th. J. Cuypers, architect te Amsterdam; ir. A. R. Hulshof, gemeente-archltect te Amsterdam; Ir J dé Bie Leuvellng TJeenk, voorzitter van den Bond van Ned. Architecten te Amsterdam, en Ir. W. O. Wltteveen, stadsarchitect van Rotterdam.. Deze commissie zal, zoo noodlg een deskundigen secretaris benoemen. medewerking toegetêgd. Om den heer Eschauzier naar K.’s kamer te krijgen, had K. den bekenden brief ge schreven. waarin hij mededeelde, niet naar „Central” te kunnen komen, omdat hij zjjn voet verstuikt had en den heer Eschauzier verzocht, bij hem thuis de besprekingen te komen voeren. Dien brief moest P. in „Cen tral” aan den heer Eschauzier overhandigen. P. kende den heer Eschauzier niet; op een persoonsbeschrijving van hem, door K. ge geven, moest hij afgaan. Hoe weinig P. in de zaak was ingewijd, blijkt bovendien hier uit, dat hjj den naam Eschauzier bjj het ver hoor niet eens goed uitsprak. HU kende hem slechts als „dien mijnheer P. beschouwde zich ook niet als vriend of gelijke van K. Bjj het onderzoek sprak hij dan ook herhaaldelUk van .mijnheer K." Dat P. niet de vooropgezette bedoeling heeft-gehad den heer Eschauzier te dooden, staat vrijwel buiten aUen twijfel. HU heeft zich alleen door K. tot handlangersdiensten, waarvan hU zelf de portee niet overzag, la ten verlokken, in het vooruitzicht op een „baantje.” Geen bewijzen voor opoet om te dooden. vraag, welke na de bekentenis va;? verdachten, nog viel te beantwoorden, hebben zjj den opzet gehad den heer Eschauzier van het leven te berooven. of was het hun bedoeling hem, zooals zU bU hun be kentenis van de daad hebben verklaard, al leen te bedwelmen en hem daarna in een toestand van halve verdooving blanco schuld bekentenissen te laten teekenen? Men mag veilig aannemen, dat op de be antwoording van deze vraag het laatste on derzoek der politie voornamelük gericht was. Wat nu is het resultaat van dit onderzoek geweest? Is de „Msb." wel ingelicht, dan is niet ko men vast te staan, dat de verdachten de vooropgezette bedoeling hebben gehad den heer Eschauzier tfe dooden. Wat K. betreft, deze heeft den opzet om te dooden bU het verhoor steeds ontkend. En om zUn verklaring ten deze aannemelUk te maken, wees hij er op. dat hij. gesteld dat hU den .jnoreelen moed” zou hebben gehad om den heer Eschauzier te vermoorden, het lijk zeker niet in een pakhuis zou hebben geborgen, maar het zoo spoedig mogelUk zou hebben doen verdwUnen, om de sporen van zijn misdaad uit te wisschen. Deze verklaring is natuurlijk geenszins een afdoend bewijs. Doch er bestaan ook geen getuigenissen, die het tegendeel zouden kun nen staven. Voor zoover bekend, heeft ver dachte K. zich nooit tegen iemand er over uitgelaten of er op gezinspeeld, dat hU den heer Eschauzier uit den wilde ruimen. Wat verdachte K. van den heer Eschauzier wilde, was geld, nog meer geld dan deze hem reeds had gegeven. In dien zin moet hU zich ook tegenover P., den tweeden verdachte, die slechts handlangersdiensten heeft ver richt, hebben uitgelaten. Het geld zou hij noodig hebben gehad, om zijn uitvinding in exploitatie te brengen. De andere verdachte, P„ schijnt in de be raming van het complot weinig of geen aan deel te hebben gehad. ZUn taak zou, had K. hem gezegd, alleen zUn te zorgen, dat de heer Eschauzier op K.’s kamer kwam in de Prins Hendrikstraat. K. zou dan wel voor de rest zorgen. Als beloonlng had K. aan P. „een baantje” beloofd. Met geen ander voor uitzicht dan een betrekking had P. hem zUn De H. Mis, als inzet van den tweeden congresdag. werd opgedragen door den Zeereerw. Pater Koenders O.Carm., advi seur der afdeeling Oss van de R. K. Re- classeeringsvereenigin» Om half elf heropende de voorzitter, mr. dr. Fick, met den christeHjken groet de vergadering. Het 13e jaarverslag van den secretaris, mr. Manders, werd goedgekeurd; het finan cieel verslag ook na een kleine wUziging. De begrooting van 1931 werd goedgekeurd. In de commissie van contröle werden benoemd de afdeellngen Helmond en Venlo. Het voorstel van den voorzitter om hoofdbestuur uit te breiden met een werd aangenomen. BU de verkiezing van drie leden voor hoofdbestuur men herkozen penningmeester van de Bern te ’s Hage, werd bU enkele canaiaaat- stelHng gekozen de heer A. C. de Bruijn, voorzitter van het R. K. Werkliedenverbond, ter uitbreiding van het hoofdbestuur waren candidaat gesteld de heeren mr. M. J. A. M. van der Grinten, voorzitter der afdeeling Roermond en rrir. R. J. Hermans te Hilver sum. Gekozen werd de heer mr. M. J. A. M. .van der Grinten. Goedgekeurd werd het voorstel van het hoofdbestuur, om de contrlbutie-afdracht der afdeellngen over 1931 te bepalen op 25 pet., benevens afdracht van 10 pct. over de overige Inkomsten der afdeellngen (provin ciale en gemeentelUke subsidies uitgezon derd). De afdeeling Breda verzocht in 1932 de algemeene vergadering aldaar te houden. Het hoofdbestuur deelde mede, dat ook van Venlo zoo’n verzoek was binnen geko men en Het de beslissing over aan de alge meene vergadering; deze besliste, dat Utrecht de aangewezen plaats is en in an dere steden bij uitzondering de jaarverga dering plaats heeft. BU de rondvraag drong de afdeeling NU- megen aan, meer actie te voeren tegen De geldmarkt liep met den dag op. Het percentage voor direct geld steeg tot in ’t ongeloofelUke. Gelegenheden, om baar geld in een week tijds te verdubbelen, waren aan de orde van den dag. „We willen honderd procent geven.” t 8pUt me ontzettend,” zei de directeur spijtig, „op uw dekking valt niets aan te merken ik zou u graag onmiddellUk het geld verschaffen; maar we hebben op ’t oogenblik geen baar geld.” „Honderd procent, voor twee weken?’ „Het gaat niet.” „HonderdvUftlg." „Ónmogelijk." „Tweehonderd?” „Zou er nu niets op te vinden zUn?” vroeg de bankdirecteur fluisterend aan den procu- ratie-houder, die naast hem zat. „Dertigduizend zouden we vrU kunnen maken." „Aan dertigduizend hebben we niets," be-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1931 | | pagina 7