fectie
e
Gemengd od'Cieinvs
MRI&rSD&TN?
S2l H i
ten top gevoerd
Voor de Huiskamer
I
Kalenderblaadje
I
I
BINNENLANDS£H NIEUWS
KUNST EN KENNIS
Joh. de Meester Sr. t
t
Riikscommlssie.werkverruiming
Zwendel
ONZE OOST
Indische Dienst
Jeugdige boefjes
Overreden
Ernstig auto-ongeluk
Smokkelaar neergeschoten
Van Rees’ moordenaar
R. K. Reclasseerlngsvereeniglng
H. M.’s „Sumatra”
n
BOEK EN BLAD
1
16'
Stadhuisplannen te Leiden
De moord
te ’s Gravenhage
4
Deskundigen
Leiden geven den Raad in
langdurige rondvraag sloot de
•nr dr Vinlr aam
mr. dr. Fick met een
dank-
Verteller en journalist
Begrafenis W. O. J. Eschauzier.
e
L
i
,.D»t wil dus zeggen....?'
B
r
s
deposito is twee per
tarief
Een doode en een zwaar gewonde
allemaal
mark:
Te Bandoeng gearresteerd.
Tweede dag
(Aneta).
De toestand onveranderd.
Den
lü
Geschiedenis van hetB isdom Haarlem.
firn'
1
r
en ir. ,W. G~ Wltteveen, stadsarchitect van
7 ---zal, zoo noodlg,
uitgenoodigd voor gevel
en terrein
De gewonde
te Tiel ver
bet
lid,
Zaterdagmorgen is onder veel belangstel
ling uit de kringen der Indische cultuur -
ondernemingen het stoffelijk overschot van
den heer W. G. J. Eschauzier, directeur van
de Ned. Ind. Suikerunie en commissaris van
onderscheidene cultuurondememlngen, op de
Algemeene Begraafplaats te ’s-Gravenhage
ter aarde besteld.
In de omgeving van de woning van den
heer Eschauzier aan de Joh. van Oldenbar-
neveltlaan was veel publiek. De politie had
echter maatregelen genomen voor een ruime
afzetting, zoomede op het kerkhof. Precies
op het aangegeven uur werd de zwart eb
benhouten kist met het stoffelijk overschot
uit de woning gedragen; enkele kransen van
de naaste familie en van het kantoorper-
Mr E. G. S. Bourller zal den mededader
in de moordzaak-Eschauzier verdedigen.
De belde verdachten zijn thans ter be
schikking van de justitie gesteld en in het
huls van bewaring ingesloten.
De
belde
was:
Dezer dagen vergaderde de Rükscommlssie
van
Eenlge seconden zei de heer niets.
Luid was het gegons voor de loketten hoor
baar.
Dan sneed er een stem doorheen:
„Ik kan u op staanden voet In hechtenis
laten nemen.”
„Dat weet ik.”
„Op verduistering van deposito staat ge
vangenisstraf.”
„Hebt u medelijden,” smeekte de bankier.
„Binnen tien dagen is het geld in uw bezit.
We hebben het aan een bekende textiel
firma geleend. We bieden u vijftig procent
voor die paar dagen.”
.Boe komt u er bij, me zulke voorstellen te
doen! Ik heb mijn redenen, om met dat geld
geen zaken te doen.”
„Dus u wilt me aangeven?"
„Neen.”
„Neen?”
„Neen. Ik zal u niet aangeven. Ik zal van
daag over acht dagen terugkomen. Als ik
bet bedrag dan niet precies zoo terugkrijg,
als ik 't u gegeven heb, in twintig pakjes
ieder van tien nieuwe duizendjes, dan moet
u maar zien, wat er van komt.”
Zaterdagmiddag omstreeks drie uur is te
Bussum op den hoek KapelstraatKerk
straat een elfjarige knaap. Van der Ven ge
naamd door een autobus overreden en op
slag gedood. De jongen kwam per fiets de
smalle Kerkstraat uitrijden op het oogen
blik, dat de autobus, komende van rechts,
passeerde.
Een te Bandoeng gearresteerde inbreker,
die door twee familieleden herkend werd
als Karoeng, de moordenaar van den onder-
commlssaris van politie te Batavia Van
Rees, is te Batavia uit Bandoeng aange
bracht. Hij bekende volledig den moord op
den heer Van Rees.
bedrijvigheid een levendig aandeel, als schep
pend kunstenaar met romans en verhalen,
als journalist met werk, dat vooral bedoeld
was een Nederlandsch publiek met de nieuwe
artistieke stroomingen uit dien tijd bekend te
maken.
Zijn eigenlijke levenswerk begon toen htf
kunstredacteur werd van de .Nieuwe Rot-
terdamsche Courant”, wat hij bleef tot hij
wegens hoogen leeftijd ontslag nam. In deze
functie heeft hij met dagelijksche aanteeke-
nlngen over heel het breede gebied van kunst
en literatuur geschreven.
Naast het vele werk voor de krant, dat
hem ook 's avonds heel vaak in beslag nam,
wist Johan de Meester toch nog een aanzien -
HJke reeks boeken te schrijven.
De typisch-Rotterdamsche roman „Geertje”
is waarschijnlijk zijn beste boek en van veel
verouderde besshrijvlngsballast ontdaan, zal
het wel kunnen blijven leven. Naast „De
zonde in het Deftige Dorp" zullen het vooral
een aantal kleinere novellen zijn, in ver
schillende bundels verzameld, die den kun
stenaar Johan de Meester op zijn best zullen
blijken te vertegenwoordigen.
soneel der onderneming werden aan het
rijtuig gehangen.
In vjjf volgkoetsen volgden de verschillen
de familieleden. Omstreeks half twaalf kwam
de droeve stoet op de begraafplaats aan.
Rond het graf op het nieuwe gedeelte van
de begraafplaats waren tevoren reeds tal
rijke kransen en bloemstukken gelegd, af
komstig van verschillende maatschappijen en
ondernemingen.
Nadat de kist was neergelaten strooiden
velen bloemen, waarna de broer van den over
ledene, de heer P. Eschauzier, met een en
kel woord gewaagde vah de innige samen
werking, welke er tusschen hem en zijn
broer had bestaan, een samenwerking welke
reeds van heel veel jaren terug dateerde,
waardoor een steeds sterker vriendschaps
band ontstond. Het was de wensch van zijn
broer dat er niet aan het graf zou worden
gesproken. Daarom zeide spreker enkel dank
namens den vader, die niet aanwezig had
willen zijn, namens de weduwe en ook na
mens de kinderen, die ook niet allen bij de
teraardebestelling hadden kunnen zijn.
Ten slotte sprak de heer Eschauzier een
woord van groote erkentelijkheid aan het
adres van de politie, die. naar spreker zeide,
onvermoeid, vrijwel zonder onderbreken, ge
werkt heeft om het duistere gebeuren aan
het licht te brengen.
tuigden de heeren van de bekende textiel
fabriek Schneiderhaus en Zonen; „de zaak,
die t ons mogelijk maakt, u zoo n ongehoor
de rente te bieden, heeft direct tweehonderd
duizend mark noodlg. Daarvoor geven we u
onze dagelijksche ontvangsten, die minstens
vijfentwintigduizend beloopen.”
„Dus we kunnen het geld binnen de veer
tien dagen weer in ons bezit hebben?”
„Daar staan we met onze fabrieken voor
in.”
„Goed. Ik zal u het geld bezorgen." zei de
directeur, opstaande. „Tot vanmiddag."
PreaMentaverUesing.
18 Mel. Ik was natuurlijk In Versailles
Woensdag. Toen ik Briand uit het Luxem
bourg zag komen, vloog ik op hem af:
Mag Ik U gelukwenschen, monsieur Ie
Président?
Hij haalde uit zijn linkerbroekzak een ge
typt velletje papier, drukte het mij in de
hand en gretig vloog ik den inhoud door, die
als volgt luidde:
U vraagt mij of ik mij gelukkig voel,
als President van de Fransche Republiek te
zijn gekozen. Het ware onoprecht, dit te ont
kennen. Het is de grootste eer dig een
Franschman te beurt kan vallen. Ik zie hier
in de bekroning van mijn politieke carrière
en de goedkeuring van de door mij gevolgde
politiek door de leden van Kamer en Senaat.
Ik heb geen oogenblik aan mijn verkiezing
getwijfeld: het Fransche volk is een nuchter
en wijs volk, en door mij niet te verkiezen
zou de volksvertegenwoordiging de vredelie
vende gezindheid van ons volk hebben ont
kend.
„U vraagt of Ik niet bijgeloovig ben? In
derdaad was dit de dertiende presidentsver
kiezing en de verkiezing vond plaats op den
13den der maand. Maar golden deze feiten
niet evenzeer voor mijn medecandidaat?
„U vraagt of Frankrijk mij als minister
van buitenlandsche zaken kan missen. Wel
nu. niemand is onmisbaar. Wjj zullen weldra
een opvolger vinden, die niet voor mij be
hoeft onder te doen, en, laten wij hopen,
die het mij in menig opzicht verbetert.
„Vergeet ook niet, dat men als President
wel degelijk grooten invloed kan uitoefenen
op het regeeringsbeleid. Kies ik niet mijn
kabinetsformateur? Keur ik niet de keuze
zijner ministers goed? Bespreekt de president
niet de geheele buitenlandsche politiek met
zijn Minister van Buitenlandsche Zaken? Ik
ben tevreden over deze beslissing. Voili. En
nu aan het werk.”
Zoover was ik met de lezing gevorderd,
toen de heer Briand zich op mij stortte met
een gezicht, waarop de grootste ontstelte-
Verschenen is de derde aflevering, 48e
deel, van de Bijdragen voor de geschiedenis
van het Bisdom Haarlem. De inhoud be
staat uit artikelen over de geschiedenis van
het seminarie Warmond, t. w.: de eerste uit
bouw van het seminarie _en een bijdrage
over de Presidenten: Petrus Hallemans. Jo
zef Michael Chedeville en Bernardus Josef
Gerving.
Zaterdagmiddag is de bekende roman
schrijver en oud-journalist Johan de Meester
Senior, zeer plotseling te Utrecht overleden.
Hij was daarheen gereisd om een inleidend
woord te spreken bjj de opening van de ten
toonstelling in „Voor de Kunst”. Johan de
Meester heeft de aangekondigde toespraak
nog kunnen houden, maar het is zijn laatste
openbare daad geweest. Nadat hjj gesproken
had, voelde hij zich onwel. Hij begaf zich
naar een ander vertrek, waar hij kort daarna
bezweken is.
Met Johan de Meester is weder een van
de sterke en vruchtbare schrijversfiguren
heengegaan, die de Nederlandsche literatuur
na de groote artistieke opleving hebben ge
maakt.
Johan de Meester nam in de letterkundige
In verband met in den laatsten tijd te
Amersfoort gepleegde diefstallen in verschil
lende scholen, zijn door de recherche een
vijftal jongens van 812 jaar aangehouden.
Alles wat van hun gading was en aange
troffen werd In de verschillende scholen,
werd meegenomen. Zelfs geld uit sjjaarkis-
ten en zendingsbusjes is meegenomen. Na
verhoor bekenden allen dader te zijn van de
diefstallen. Ook bleek, dat meerdere Jongens
met dit 5-tal zich nog schuldig hadden ge
maakt aan straatroof. Hierbij werden stuur-
asschen van langs den weg staande rijwielen,
etc. aan een inspectie dezer knapen onder
worpen.
volgenden morgen kwam een klerk
aandienen:
„William C. O. Brown.”
De directeur van de Middel-Europeesche
Bankvereenlglng werd bleek
„Wie?” vroeg hij nog eens.
„William C. C. Brown.”
„Laat maar komen."
De heer trad binnen.
„Goeden morgen." groette hij beleefd.
„Neemt u me niet kwalijk, dat ik u persoon
lijk kom storen, maar ik wou mijn deposito
opnemen."
„En u had gezegd van vier weken!”
„Jawel maar onvoorziene omstandighe
den dwingen me....”
De directeur sprak geen woord
„Wat Is er?" vroeg Brown stug.
„Wij.... ik.... we hadden er niet op ge
rekend. dat u 't geld zoo vlug noodlg zou
hebben.”
Acht dagen later.
1 „William C. C. Brown.”
„Laat maar binnenkomen.”
„Hebt u het bedrag klaarliggen?”
„Hier is het.”
William O. O. Brown telde de biljetten.
Het klopte.
„Hoeveel krijgt u?” vroeg hu toen.
Zaterdagmiddag te omstreeks zes uur is
een ernstig auto-ongeluk gebeurd op den
weg tusschen Tiel en Utrecht in de nabij
heid van Buren.
De veertigjarige kermisreiziger Brunse-
laar, uit Utrecht, reed in een bocht van den
weg met zijn auto tegen een boom. De be
stuurder werd op slag gedood en de naast
hem zittende Bagen, eveneens uit Utrecht,
werd zwaar gewond. De beide andere Inzit
tenden werden licht gewond,
werd naar het ziekenhuis
voerd.
266. Midden In den nacht, in den helderen maneschijn, ginger
de dieven snel heen. De gans, wel wat onvoorzichtig,
snaterde van plezier om den gelukten diefstal en ook de
haas, ofschoon niet zoo tevreden als de gans, smikkelde
van genoegen met zijn lip. „Wat zullen ze raar opkijken
als ze wakker worden," zeide de haas. „Ik gaf een stuiver
als ik even om de deur zou kunnen kijken.”
gans, hard loopende.
„Uw provisie.”
„Niets natuurlijk! Ik ben u persoonlijk
voor uw edelmoedigheid zoo dankbaar, dat
ik er op aandring, van dat kleine bedrag
te mogen afzien. Integendeel, ik zou
graag....”
„Ik zal van uw edelmoedigheid geen ge
bruik maken, mijnheer. Hoeveel krijgt u?"
„De afspraak was vierhonderd mark,” ant
woordde de directeur kleintjes.
„Hier zijn ze. Goeden morgen.”
De directeur boog zwijgend.
Buiten startte een auto.
„In orde?" vroeg de chauffeur naar ach
ter.
„Alles,” lachte William C. C. Brown bru-
„Niets gemerkt?”
.Niets.”
„Heb Je t geld?”
„Tweehonderdduizend
goeie bankbiljetten."
„En als 't uitkomt?”
„Dan zjjn we al lang ver weg. Bovendien
hebben wij *t geld niet in omloop gebracht,
en daar zelfs uitdrukkelijk tegen geprotes
teerd. En ik geloof ook niet, dat t zoo gauw
uitkomt. De tweehonderdduizend, die we ge
deponeerd hebben, waren veel te goed na
gemaakt."
Waarom de steenkool niet uit onze
eigen mijnen betrokken
sensatie in de pers over moorden, rechts
zaken enz.
De wenschelijkheid werd ook uitgespro
ken. dat van werkliedenzijde meer daad-
werkeljjke belangstelling werd getoond voor
de reclasseering.
Na een
voorzitter,
woord.
het
werd met algemeene stem
de heer C. Korstennorst.
het hoofdbestuur. In
vacature van den heer F. J. van den
te 's Hage, werd bij enkele candidaat-
gekozen de heer A. C. de Brujjn,
Omtrent het op een onbekend rif loopen
van Hr. Ms. „Sumatra" tusschen Kebatpe en
de Witte Rots, kan nog worden gemeld, dat
de toestand geen wijziging heeft ondergaan.
Door overbrenging van gewichten van het
voor- naar het achterschip is het voorschip
gelicht. Pogingen om den kruiser bij hoog
water af te sleepen mislukten. Maatregelen
zijn getroffen om meer gewichten af te ge
ven. waaitoe het bebakenlngsschlp „Hoofd-
inspecteur Zeeman” met drie lichters naar
den kruiser is vertrokken.
De zeesleepbot „Overljsel", van den Dienst
van de Zoutregle. is ook derwaarts vertrok
ken. De torpedobootjager „Evertsen" en het
Gou^pmementsvaartuig „Wega” zijn ter
plaatse. Het flottielje vaartuig .JSoemba” en
de sleepboot Tata" eveneens.
De torpedobootjager .De Ruyter” onder
houdt de communicatie met Tandjong Priok.
De beide op de ..Sumatra” ingescheepte wa
tervliegtuigen z(jn naar het marinevlieg
kamp te Tandjong-Priok overgevlogen.
Zaterdagmorgen is door de Duitsche com
miezen aan de Hollandsche grens een smok
kelaar op heeterdaad betrapt, toen hü
frauduleus goederen van Holland naar
Duitschland invoerde. Op het bevel halt te
houden, liep hij door, waarop door de Duit
sche commiezen werd geschoten.
De smokkelaar J. S.. uit Gilsenkirchen,
bijgenaamd de smokkelkoning, wist Hol
landsen grondgebied te bereiken, waarna hij
doodelijk gewond in het ziekenhuis te Win
terswijk werd opgenomen.
Voor den breeden gevel van de Middel-
Europeesche Bankvereenlglng hield de groote
auto stil.
Er stapte een heer uit.
„Wachten alsjeblieft.”
De chauffeur groette.
De heer verdween achter de glazen vleu
geldeuren.
„Den directeur persoonlijk." -
„Wien mag ik aandienen?”
De heer gaf zjjn kaartje af:
„William C. O. Brown.” z
Verder niets. Geen titel. Geen beroep.
Geen adres.
William O. C. Brown wachtte.
„De directeur verwacht u."
De heer ging binnen.
„Ik wou graag baar geld bjj u deponeeren.
Tweehonderdduizend tnrk. Voor vier weken.”
„We zullen een rekening voor u openen.”
«Neen. Ik deponeer het bedrag."
„Een rekening levert rente op.”
„Ik heb u al eens gezegd, dat ik alleen
deponeeren wil.”
„O ja zeker. Natuurlijk. Zooals u wenscht,”
probeerde de directeur nog eens. „Ik wou er
u alleen graag even op wijzen, dat er zich
juist op 't oogenblik zeer gunstige beleg-
glngsmogelijkheden voor korten termijn
voordoen. We zouden u tien procent rente
kunnen toestaan.”
.Tien procent? Hoe groot is 't vermogen
van uw bank?”
„We zijn een privé-onderneming. Een zaak,
die door mijn vader alleen is opgericht.”
„En het vermogen?"
„Drie millioen.”
„Contant beschikbaar?"
„Dat eigenlijk niet maar volkomen ge
dekt.
„Dank u. Ik zie er van af.”
„Ons tarief voor
mille.”
„Uitstekend. Onder volledigen waarborg?”
„Bij het percentage is verzekering inbe
grepen.”
William C. C. Brown haalde uit zjjn acten-
tasch tien bundeltjes ieder van twintig nieu
we duizend-markbiljetten.
„Als u even na wilt zien?"
De directeur Het de biljetten door zijn vin
gers gljjden.
„Komt uit. Dank u.”
„Ontvangstbewijs?"
Ren oogenblik.” De bankier belde. „Den
procuratiehouder, voor de tweede handtee-
kening.”
Drie minuten later verliet de heer de bank.
De wagen reed gerulschloos weg.
265. De dieven waren zoo brutaal, dat zij in de zolderkamer'
de gestolen kleeren gingen aanpassen. „Ze passen me." zei
de gans, die de schoenen aantrok, „alsof ze mij zijn aan-
gemeten." Ze hadden zich ook meester gemaakt van de
broek en het jasje van Bollebuisje, waarnaar de haas wel
eenigszlns met schele oogen keek, want de eene dief vond,
-■« -nd-, wel wat al te veel van den buit nam.
Bestemd voor uitzending n. N.-Indië: Ir. P.
H. de Groot, scheepsbouwk. ing. bij het Ma-
rine-Etablissement, Hellevoetsluis.
Verlofgangers: G. A. Kesseler, steendr,
burg. ambt, bij het reproductiebedrijf van
den Topografischen Dienst, Amsterdam; A.
C. Grin, mach. 1ste klasse bjj den Dienst
der Zoutregie, Bergen N.-H.); mr. F. M.
van Exter, adm. bjj het Dep. van Justitie,
Nice; A. Gejjp, verpl. 1ste klasse bjj den
Dienst der Volksgezondheid, Middelburg; J.
Leemans, baas-monteur bjj het Marine-Eta-
blissement, Amsterdam; ir. L. 8. Madarasz,
ing. 2de klasse bjj den Waterstaat en
•s Lanas B. O. W ’s-Gravenhagemevrouw
G. L. Feekes, schoolh. bjj het openbaar
Westersch Lager Onderwijs. Hattum; R.
Legger, luit.-kol. der infanterie, Wagenln-
gen; H. J. de Vries, 's-Gravenhage; A. O.
Saraber, ’s-Gravenhage; C. Terluln, ’s-Gra
venhage; R. C. d’Ablaing van Gtesaenburg,
’s-Gravenhage; B. L. de Goede. Arnhem; H.
A. Denninghoff Stelling, Breda, aUen 1ste-
luit.der inf.; C. W. Becking, kap. mil. adm.,
Amersfoort; J. Lankkamp, 1ste luit, der inf.,
’s-Gravenhage; A. J. Hogenhuis, onderlult.-
magazjjnmeester der Intend., Leeuwarden;
F. H. Terlaak, off. van gezondh. 1ste kl.,
Bllthoven; M. R. Braun, Montana; 8. Post
mus, Soest, beiden off. van gezondheid 3de
kl.; C. F. J. A. Verschueren, 1ste lult, der
cavalerie, 's-Gravenhage.
Gepenslonneerden: R. R. Castens, maj. der
genie, ’s-Gravenhage.
nis te lezen stond.
„Om 's hemelswil, ik heb u een verkeerd
exemplaar gegeven!!” riep hij dit, en nam
het mij af.
Hjj haalde een ander document te voor
schijn, nu uit zjjn rechterbroekzak. en ik las,
tot mijn onuitsprekelijke verbazing:
U vraagt of ik mjj teleurgesteld voel,
niet tot President te zjjn gekozen. Ik kan u
verzekeren, dat het een pak van mijn hart
is. Zooals u weet, heb ik het presidentschap
niet geabieerd. Mjjn vrienden hebben mu
ertoe overgehaald, mij candidaat te stellen.
Zij verzekerden mjj, dat de wereld zou mee
nen, dat ik voor de rechterzijde op de vlucht
sloeg, dat ik de uitspraak der volksvertegen
woordiging vreesde. Ik heb mjj laten over
reden, doch met den dood in het hart. Ik
hoopte te verliezen, en ik heb gelukkig ver
loren. Want ik acht mjjn taak als minister
van buitenlandsche zaken nog geenszins
geëindigd.
„Onmisbaar? mjjn vrienden noemen mjj
aldus. Ik zou in ieder geval niet weten wie
mijn politiek zou kunnen voorzetten. In dien
zin vat ik de uitspraak van de volksverte
genwoordiging dan ook op. Ook zjj meent,
dat ik een hoogere taak heb te vervullen
dan die op het Elysëe. Het Fransche volk is
een nuchter volk en een wijs volk, en door
mjj niet te verkiezen heeft de volksvertegen
woordiging de vredelievende gezindheid van
ons volk bevestigd.
„Vergeet ook niet, dat ik als President niet
den geringsten Invloed op de buitenlandsche
politiek zou hebben kunnen uitoefenen. De
President is een gevangene in een glazen
kooi.. VoUA. De beslissing had niet beter
kunnen zjjn. En nu aan het werk!...."
Ik ben nóg niet van mjjn verbazing beko
men
Werkverruiming onder voorzitterschap
prof. W. H. Nolens.
Het had de aandacht van de commissie
getrokken, dat de huidige bepaling in bestek
ken, uitgaande van Rjjks- en andere over
heidsinstellingen, inzake het gebruik van ar
tikelen van Nederlandsch fabrikaat, door
de soepele redactie nogal eens aanleiding gaf
van de bedoeling, om zooveel mogelijk voort
brengselen van Nederlandsche ondernemin
gen te betrekken, af te wjjken. De commissie
heeft hierin aanleiding gevonden een strak
kere redactie te ontwerpen, waarbjj het ge
bruik van Nederlandsch fabrikaat verplioh-
tend wordt voorgeschreven en waarvan, als
aan bepaalde voorwaarden is voldaan, mag
worden afgeweken. De Regeering zal worden
verzocht de gewijzigde redactie in de bestek
ken, uitgaande van Rjjkslnstellingen, te wil
len opnemen. Verder zal aan de Regeering
in overweging worden gegeven tot provin
ciale en gemeentebesturen het verzoek te
richten, het voorbeeld van de Regeering te
volgen.
De commissie nam met instemming kennis
van de besluiten van twee groote electrische
centrales om belangrijke opdrachten aan in
Nederland gevestigde ondernemingen te ge
ven. Hetzelfde was t.a.v. de Staatsmijnen het
geval.
/•"-Hiertegenover staat, dat het bureau nog
herhaaldelijk moest ervaren, dat men er vrij
gemakkeljjk toe overgaat, orders aan het
buitenland te gunnen. Dit valt in deze voor
het geheele Nederlandsche bedrijfsleven zoo
moeilijke tijden ten zeerste te betreuren. Het
verdient alleszins aanbeveling, dat overheids
instellingen. welke orders hebben te plaatsen,
zich vooral tijdig zekerheid verschaffen of
het artikel dat zij noodlg hebben, niet in ons
land vervaardigd wordt. Bjj twijfel zullen zjj
de Rljkscommissie Werkverruiming steeds
bereid vinden van voorlichting te dienen.
Nu in vele plaatsen slachthuizen worden
ingericht, ware er, zoo oordeelde de com
missie, alleszins aanleiding, om meer aan
dacht te schenken aan het gebruiken van
tegels, welke hier te lande worden vervaar
digd. Het werd onjuist geacht onder voor
geven van een schoonheids- dan wel kwali-
teitsmotlef, slechts buitenlandsche tegels te
betrekken.
De commissie kon zich, op grond van de
haar ten dienste staande gegevens, niet ont
trekken aan den indruk, dat de moeilijkhe
den. welke sommige in ons land gevestigde
ondernemingen, hebben bjj het verwerven
van een afzetgebied in eigen land, voor een
deel voorspruiten uit een minder goede ver-
koopsorganisatle en een tekort aan samen
werking tusschen ondernemingen, welke de
zelfde artikelen vervaardigen.
Nog steeds moet de commissie tot haar
leedwezen vaststellen, dat uit sleur, dan wel
onwil steenkool uit het buitenland wordt be
trokken, welke zonder bezwaar bij Neder
landsche mijnen besteld kan worden.
Besloten is, 'dat het bureau der commissie
aan deze zaak groote aandacht zal schen
ken. 4
B. en W. van
overweging:
a. tè besluiten, dat het aan de sociëteit
„Amlcltia” in erfpacht uitgegeven terrein
aan de Steenstraat niet voor den stadhuis
bouw zal worden bestemd en dat mitsdien
noch het in het voorstel-SchUller (SD.A.P.)
aangegeven terrein aan de Lammermarkt
noch het terrein te verkrijgen door amovee-
ring van de bouwblokken tusschen de Steen-
straat. Beestenmarkt, Nieuwe Beesten
markt en RUnsburgerslngel, als terrein
voor het maken van een plan voor een stad
huis zonder behoud van den ouden gevel,
zal worden aangewezen;
b. uit het stadhuisfonds een bedrag van
f 3000 beschikbaar te stellen, ten einde het
college in de gelegenheid te steUen het ad
vies in te winnen van eenlge onpartijdige
deskundigen over het door den heer Dudok
ingediende gevelplan voor den bouw van
een nieuw raadhuis, en wel over het plan
op zichzelf alsook in het bijzonder wat be
treft zijn aanpassing aan de omgeving en
de keuze van het terrein voor den bouw
van een nieuw raadhuis.
Voor deze commissie hebben B. en W. uit
genoodigd: Ir. G. C. Bremer, rjjksbouwmees-
ter te Den Haag, Ir. Jos. Th. J. Cuypers,
architect te Amsterdam; ir. A. R. Hulshof,
gemeente-archltect te Amsterdam; Ir J dé
Bie Leuvellng TJeenk, voorzitter van den
Bond van Ned. Architecten te Amsterdam,
en Ir. W. O. Wltteveen, stadsarchitect van
Rotterdam.. Deze commissie zal, zoo noodlg
een deskundigen secretaris benoemen.
medewerking toegetêgd.
Om den heer Eschauzier naar K.’s kamer
te krijgen, had K. den bekenden brief ge
schreven. waarin hij mededeelde, niet naar
„Central” te kunnen komen, omdat hij zjjn
voet verstuikt had en den heer Eschauzier
verzocht, bij hem thuis de besprekingen te
komen voeren. Dien brief moest P. in „Cen
tral” aan den heer Eschauzier overhandigen.
P. kende den heer Eschauzier niet; op een
persoonsbeschrijving van hem, door K. ge
geven, moest hij afgaan. Hoe weinig P. in
de zaak was ingewijd, blijkt bovendien hier
uit, dat hjj den naam Eschauzier bjj het ver
hoor niet eens goed uitsprak. HU kende hem
slechts als „dien mijnheer
P. beschouwde zich ook niet als vriend
of gelijke van K. Bjj het onderzoek sprak hij
dan ook herhaaldelUk van .mijnheer K."
Dat P. niet de vooropgezette bedoeling
heeft-gehad den heer Eschauzier te dooden,
staat vrijwel buiten aUen twijfel. HU heeft
zich alleen door K. tot handlangersdiensten,
waarvan hU zelf de portee niet overzag, la
ten verlokken, in het vooruitzicht op een
„baantje.”
Geen bewijzen voor opoet om te
dooden.
vraag, welke na de bekentenis va;?
verdachten, nog viel te beantwoorden,
hebben zjj den opzet gehad den heer
Eschauzier van het leven te berooven. of was
het hun bedoeling hem, zooals zU bU hun be
kentenis van de daad hebben verklaard, al
leen te bedwelmen en hem daarna in een
toestand van halve verdooving blanco schuld
bekentenissen te laten teekenen?
Men mag veilig aannemen, dat op de be
antwoording van deze vraag het laatste on
derzoek der politie voornamelük gericht was.
Wat nu is het resultaat van dit onderzoek
geweest?
Is de „Msb." wel ingelicht, dan is niet ko
men vast te staan, dat de verdachten de
vooropgezette bedoeling hebben gehad den
heer Eschauzier tfe dooden.
Wat K. betreft, deze heeft den opzet om
te dooden bU het verhoor steeds ontkend. En
om zUn verklaring ten deze aannemelUk te
maken, wees hij er op. dat hij. gesteld dat
hU den .jnoreelen moed” zou hebben gehad
om den heer Eschauzier te vermoorden, het
lijk zeker niet in een pakhuis zou hebben
geborgen, maar het zoo spoedig mogelUk zou
hebben doen verdwUnen, om de sporen van
zijn misdaad uit te wisschen.
Deze verklaring is natuurlijk geenszins een
afdoend bewijs. Doch er bestaan ook geen
getuigenissen, die het tegendeel zouden kun
nen staven. Voor zoover bekend, heeft ver
dachte K. zich nooit tegen iemand er over
uitgelaten of er op gezinspeeld, dat hU den
heer Eschauzier uit den wilde ruimen.
Wat verdachte K. van den heer Eschauzier
wilde, was geld, nog meer geld dan deze hem
reeds had gegeven. In dien zin moet hU zich
ook tegenover P., den tweeden verdachte,
die slechts handlangersdiensten heeft ver
richt, hebben uitgelaten. Het geld zou hij
noodig hebben gehad, om zijn uitvinding in
exploitatie te brengen.
De andere verdachte, P„ schijnt in de be
raming van het complot weinig of geen aan
deel te hebben gehad. ZUn taak zou, had K.
hem gezegd, alleen zUn te zorgen, dat de
heer Eschauzier op K.’s kamer kwam in de
Prins Hendrikstraat. K. zou dan wel voor de
rest zorgen. Als beloonlng had K. aan P.
„een baantje” beloofd. Met geen ander voor
uitzicht dan een betrekking had P. hem zUn
De H. Mis, als inzet van den tweeden
congresdag. werd opgedragen door den
Zeereerw. Pater Koenders O.Carm., advi
seur der afdeeling Oss van de R. K. Re-
classeeringsvereenigin»
Om half elf heropende de voorzitter, mr.
dr. Fick, met den christeHjken groet de
vergadering.
Het 13e jaarverslag van den secretaris,
mr. Manders, werd goedgekeurd; het finan
cieel verslag ook na een kleine wUziging. De
begrooting van 1931 werd goedgekeurd. In
de commissie van contröle werden benoemd
de afdeellngen Helmond en Venlo.
Het voorstel van den voorzitter om
hoofdbestuur uit te breiden met een
werd aangenomen.
BU de verkiezing van drie leden voor
hoofdbestuur
men herkozen
penningmeester van
de
Bern te ’s Hage, werd bU enkele canaiaaat-
stelHng gekozen de heer A. C. de Bruijn,
voorzitter van het R. K. Werkliedenverbond,
ter uitbreiding van het hoofdbestuur waren
candidaat gesteld de heeren mr. M. J. A. M.
van der Grinten, voorzitter der afdeeling
Roermond en rrir. R. J. Hermans te Hilver
sum. Gekozen werd de heer mr. M. J. A. M.
.van der Grinten.
Goedgekeurd werd het voorstel van het
hoofdbestuur, om de contrlbutie-afdracht
der afdeellngen over 1931 te bepalen op 25
pet., benevens afdracht van 10 pct. over de
overige Inkomsten der afdeellngen (provin
ciale en gemeentelUke subsidies uitgezon
derd).
De afdeeling Breda verzocht in 1932 de
algemeene vergadering aldaar te houden.
Het hoofdbestuur deelde mede, dat ook
van Venlo zoo’n verzoek was binnen geko
men en Het de beslissing over aan de alge
meene vergadering; deze besliste, dat
Utrecht de aangewezen plaats is en in an
dere steden bij uitzondering de jaarverga
dering plaats heeft.
BU de rondvraag drong de afdeeling NU-
megen aan, meer actie te voeren tegen
De geldmarkt liep met den dag op. Het
percentage voor direct geld steeg tot in ’t
ongeloofelUke. Gelegenheden, om baar geld
in een week tijds te verdubbelen, waren aan
de orde van den dag.
„We willen honderd procent geven.”
t 8pUt me ontzettend,” zei de directeur
spijtig, „op uw dekking valt niets aan te
merken ik zou u graag onmiddellUk het
geld verschaffen; maar we hebben op ’t
oogenblik geen baar geld.”
„Honderd procent, voor twee weken?’
„Het gaat niet.”
„HonderdvUftlg."
„Ónmogelijk."
„Tweehonderd?”
„Zou er nu niets op te vinden zUn?” vroeg
de bankdirecteur fluisterend aan den procu-
ratie-houder, die naast hem zat.
„Dertigduizend zouden we vrU kunnen
maken."
„Aan dertigduizend hebben we niets," be-