DOOR HET PARK
EN LANGS DE SLOOTEN
SCHADUWBEELDEN
BARON VON MUNCHHAUSEN
EN DE DRIE STROOPERS
Van alles wat
NAAR SCHOOL!
De B.L.N.S.
'S-t
Ra nu
i
4 to hfwtonwwn ua X-lelk dat n daa
Tot ulets vfinmsit
ln-
i
Zienderoogen schoot hij omhoog
tl.
O)
de drie
SLOTTER
A. L.
ijik nno één mater eerder te kamm. -
Hooggeëerd publiek. Dames en
heeren.
RAADSELRIJMEN
Het
moeten
HET LASTIGE GEVAL VAN DE
FAMILIE VERDONK
Als Anne-Llesje ’s morgens
Vroolijk naar school toe gaat.
Wie denk je dan dat altijd
Al voor de ramen staat!
En kom ik straks naar huls weer
Vertel Ik alles, hoor!
Wat Ik op school geleerd heb.
Dan lees Ik je wat voor!
*t Is Anne-Llesje’s popje.
Die kijkt naar haar Mama.
Tot rij haar niet meer zien kan.
Kijkt s’ Anne-Ueeje nal
En Anne-Lies wuift vroolijk
Naar 't lieve poppeklnd.
„Neen, pop, ik kan er niets aan doen.
Dat jij t niet prettig vindt 1"
Je moesje moet naar school toe.
Maar heusch, dat vind Ik fijn.
Ik zou voor Jóu geen dom
Mamaatje "willen rijnl
Dag kleine poppeklndje,
De uren gaan heel vlug.
Als straks de schooi weer uit ia.
Komt Moesje weer terug!
p.
üs
vertrek,
ramen i
„Zet de paarden aan, domoor!” sprak
hij daarna en nadat ik dat had gedaan,
reed het rijtuig heel gemakkelijk verder.
Ik dacht, dat we door de lucht gingen,
zoo vlot ging bet! Ik klapte vol blijdschap
met mijn zweep door de lucht, tot deze
plotseling bleef haken. Ik keek even naai
rechts, om te zien waaraan bet koord kon
zijn blijven vastzitten. En nu geef ik u te
*t Komt me onnoodig voor hier uit te
welden over 't nut van dit beest, noch u
malschen biefstuk of de heerlijke roast-
blef aan hem hebben te danken. Liever
noodlg ik u uit het dier nog eens goed
te bekijken, vooral wanneer het in uiter
lijk of eigenschappen eenlge gelijkenissen
vertoont.
Als tweede vertoon ik u den neushoorn,
ook wel rhinoceros genoemd.
LAMPEKAP
Teeken op triplex 5 vierkanten, elk van
16X16. Teeken binnen in die vierkanten
kleinere vierkanten, die 2 c.M. van den
kant af zjjn. Kijk maar naar het gestip
pelde vierkant. De zijden van het bin
nenste vierkant deel Je door midden en
nu kun je als je naar de doorgestippelde
lijnen kijkt zelf die ster teekenen. Dan
die ster zuiver uitzagen. Ook de vierkan
ten precies uitzagen.
Achter de ster plak je rood zuigpapler
Ik vang de heele wereld in
Mijn spiegelvlak.
Met bonte kleuren festonneer
Ik tronk en tak.
Ik leende van den regenboog
De kleuren bont;
Ik leid ze langs mijn lijf omhoog
En strooi ze rond.
Ik weef ze uit een lange
Slanke sllngerlijn
Totdat ze onnaspeurlijk wild
Versmolten zijn.
En Juist als Je bewonderend
Mijn kleuren telt,
Dan merk Je. dat ik onverwachts
ran
bil
»k
1st.
eer
ter
Hg.
„Daar zal Je voor boeten!” riep hl) nu
driftig. „Drie weken gaan jullie de ge
vangenis Inl Onder den toren van mijn
*tln nog GfiltaD Tri!! tol 1H
uit de lucht voedsel verzamelt. De fijne
blaadjes dienen om lucht en voedsel uit
het water op te nemen. Droogt de sloot,
waarin de plant groeit, uit, dan komen
uit de nieuwe knoppen alleen maar grove
bladeren.”
of nog mooier batik papier (verkrijgbaar
in Handenarbeid-winkel).
Boor op even grooten afstand van el
kaar. c.M. van den kant, gaatjes. Rijg
dan 2 stukken als een schoen aan elkaar.
(Kijk naar de bijteekenlng)Zoo doe je
met al de vier de zijden. Ook den bodem
bevestig je aldus aan het geheel. Boven
in den hoek boor je gaten, waarop Je op
de manier als de bijteekenlng aangeeft,
een koord of lint rijgt om op te hangen.
Voor Je het papier achter die sterren
plakt, moet je eerst de zij- en onderkan
ten bijtseft. Dan papier er achter plak
ken en dan aan elkaar rijgen.
Het geheel doet het heel aardig.
Een volgenden keer maken we het eens
een beetje ingewikkelder.
ite
Op
In
let
1-
rtl
We zijn vier kinderen uit één gezin.
Om beurten treden we uw landje in;
Gelijk zult gij ons nimmer vinden.
Want heusch, w|j zijn geen goede vrinden:
Van de eerste houdt de mensch het meeat,
De laatste wordt het ergst gevreesd;
Zeg mij nu eens, wie van de vier
Is op dit oogenbllk wel hier?
De ongeil it IhMKi pitsten de ooren! Zou
de goedheid en menschlievendheid van
den baron dezen keer de overwinning be
halen op zijn strengheid?
.Jullie weet”, zoo ging hij voort, „dat
ik al heel wat beleefd heb, nietwaar?”
„Ja”, knikten de drie.
De vorige week hebben we een gooche
laar zien werken, en de man deed dat
zoo aardig, dat we het jullie ook willen
leeren. Daarom zullen we hem maar
precies nadoen en ook de toespraak, die
hij bij zijn schaduwkunstjes hield, precies
soo overnemen.
Hier volgt die dan, met prentjes van
zijn schaduwbeelden:
vertoond, en in het seizoen van hazen
peper dikwijls optredend als remplacant
voor den haas. Zelfs ervaren kenners
vermogen den smaak van dit vermaarde
drietal, in gebraden toestand, niet dui
delijk te onderkennen.
turen!”
„Ja". knikten ze weer.
„Welnu als jullie nu iets weet te be
denken, wat nog wonderljjker en ongeloof -
lijker is dan mijn avonturen, dan aal ik
je vrij laten. Je moogt een half uur lang
iets bedenken en dan beginnen we. Hout
vester, roept u intusscben een bediende
en laat den kérels bier en brood geven!
Ze kunnen, denk ik, beter vertellen, als
Jekker gegeten en gedronken
„Daar hebt u het nu, baron’, sprak ik.
„We ritten leelijkl Met geen mogelijkheid
komen we er uit. We sullen hier moeten
overnachten."
Verachtelijk lachend keek hij mij aan,
sprak een paar onverstaanbare woorden
en.... het was net alsof de wagen uit de
modder werd opgetild.
vriend en bloedverwant van den haas,
waarvan de dichter zegt: sedebat parvus
lepulus damans altls voclbus. Vandaar
dat men het konijn ook wel den temmen
of stalhaas noemt, niet te verwarren met
een dakhaas, den felis-domesticus ofte
wel de huiskat, u in mijn volgend beeld
In tegenstelling met de beide vorlgen,
'n heel verstandig dier, vanwege zijn
ivoor zeer geliefd bij het menschdom en
Het prachtige weer had de club al
vroeg bijeengebracht. Het was pas half
twee, toen allen kant en klaar stonden.
Het is me een waar feest en ik voel
het als een allerhoogste onderscheiding
voor u te mogen optreden en u te pre-
eenteeren de experimenten mijner ma-
gisch-blologlsche verschijnselen.
Met groot succes ben ik opgetreden
voor de verschillende vorsten en hoven
van Europa en ik twijfel er niet aan of
mijn voorstelling zal hier dezelfde be
langstelling en interesse, ja verbazing en
Maar nu moest hij als voorzitter toch la
ten zien, dat hij ook wel wat verstand
van de dingen had.
Een eind verder stonden waterviolie-
ren (fig. 4), die met hun paarse kleur
mooi afstaken. Ook waterklaver was in
overvloed te vinden. Gelukkig stonden
die planten zoo dicht aan den kant, dat
ze er vlak bij konden komen. Waar de
Als eerste experiment heb ik de eer u
hier te presenteeren ’n pracht-exemplaar
van het geslacht Bos communis, ook wel
os at rund genoemd in de meer alle-
daagzche spreektaal.
raden, baron, waaraan het koord nu
vastzat!”
„Natuurlijk aan den spits van een kerk
toren I” antwoordde von Milnchhausen
dadelijk. Je bent met je wagen door de
lucht geredenDat heb ik zelf ook al au s
bij de hand gehad! Neen, ook dat is niets
van belang. Ga maar weg! Ik moet Iets
veel zonderllngers hebben, anders raak je
je straf niet kwijt!”
Teleurgesteld ging nummer twee ook
naar zijn plaats en nummer drie trad naar
voren. Hij vertelde:
.Mijnheer de baron, ik stond eens op
een korenveld. Het was prachtig, groei
zaam weer en ik zag als t ware de ko
renhalmen groeien. Vooral één daarvan
had bijzondere haast. Zienderoogen
schoot hij omhoog en toenkreeg ik
opeens een aardige ingeving.
.Je klom er zeker in en bereikte in een
minimum van tijd den hemel, niet? Ook
dat is niets bijzonders, man! Als:Je niets
beters weet, houd dan maar op!"
„U laat me niet uitpraten, mijnheer de
baron", antwoordde hij. „De hoofdzaak
moet nog komen."
„Ga door dan man!”
Ik kwam in den hemel aan, torn er
net concert was. Prachtige muziek weer
klonk! En geen wonder, want de Heilige
Caecilia, die groote kunstenares, speelde
op het orgel, koning David speelde op
zijn harp en een rij van Heiligen zat op
getogen te luisteren, vooral toen de En
gelen zich met him liefelijke stemmen in
*t concert mengden en zongen van: „Glo
ria in excelsis”. Nog nooit had ik zoo iets
moois gehoord!”
„Dat wil ik gelooven”, antwoordde de
baron. .En was mijn vader ook bij het
getal der zaligen, dat daar zat te luiste
ren?”
„Zeker, mijnheer de baron", ant
woordde de derde strooper dadelijk. ,Jk
herkende hem dadelijk! En toen het con
cert was afgeloopen, ging hij met zijn
hoed rond om de geldstukken op te ha
len!”
Nu kon de baron zich niet langer in
houden. „Ga weg, leugenaar”, sprak hij.
„Jij verstaat nog beter dan ik de kunst,
den menschen iets wijs te maken.”
En die drie stroopers kregen gratie.
v. d. N.
Terend op zjjn ouden roem zat de
oude heer nu op een keer in zijn jacht
slot en rookte zjjn lange Dultsche pijp.
Zijn voeten hield hjj dicht bij bet haard
vuur, want bet was koud in bet groote
vertrek en o, zoo ongezellig. Hij geeuwde
op het laatst van verveling en hoopte, dat
er dien dag toch eens wat zou gebeuren,
dat hem eenlge afleiding kon bezorgen.
Maar het werd reeds twee uur, drie uur
in den namiddag en nog kwam bet zoo
seer gewenschte niet! Het begon reeds te
schemeren, want het was midden in den
winter.
HU belde en gebood aan den bediende,
die dadelijk kwam aangesneld, om de
lampen in de zaal op te steken. Dadelijk
voldeed de man aan 't bevel en een oogen-
blik later verspreidden een zestal bronzen
lampen een gezelllgen schijn door ‘t groote
De gordijnen werden voor de
“trokken en von Milnchhausen
Uet zich in zijn gemakkelijken stoel ach
terover zinken om een dutje te doen!
Maar.daar werd geklopt!
„Zou er wat zijn?” dacht de oude heer
en riep een beetje nieuwsgierig: „Bin
nen!"
De houtvester van baron von Mtlnch-
hausen trad binnen en vroeg permissie,
of hij een drietal stroopers in de zaal
mocht toelaten.
„Ga je gang!" bromde de oude heer en
zie, daar kwamen, zwaar geboeid, de drie
stroopers binnen.
„Wat hebben ze uitgevoerd?" vroeg de
baron en daarop gaf de houtvester een
omstandig verhaal van de strooperjj dezer
lieden. Ze hadden in de bosschen van den
baron een hert neergeschoten en wilden
rich net met hun bult uit de voeten
maken, toen de houtvester hen betrapte.
„Is dat waar?” snauwde de baron het
drietal toe.
.Ja, heer!” antwoordden ze alle drie
tegelijk.
„Hèhè,” Jan was er moe van; zoo’n
lang betoog had hij vroeger nooit hoeven
te houden, toen Henk dat altijd deed.
dagen sou ook daar wel nieuw leven ge
wekt hebben. Nu, dat viel niet tegen. In
de eerste de beste sloot, die ze bereikten,
zag het water wit van de waterranonkels
(fig. 3). Jan vlschte er een paar op en
wees op de merkwaardige bladeren.
Mlentje moest er wat meer van weten.
„Vertel me nu eens precies, waarvoor die
bladeren dienen.”
„Wel,” was bet antwoord van Jan, „de
waterranonkel kan zoowel op het land
als In het water leven.”
„Het is dus een amphlbie,” mompelde
Bram voor zich.
„Bram zegt het Juist,” vervolgde Jan,
„want net zooals een kikvorsch zoowel
op het land als in het water leven kan.
kan deze plant het ook en dus kun je
haar met evenveel recht een tweeslach
tige plant als den kikvorach een twee
slachtig dier of amphlbie noemen. Die
grove bladeren doen dienst als de plant
op het land groeit of tenminste als zij
ze eerst
hebben!”
Eenige minuten later zaten
stroopers te smullen en bedachten intus-
schen hun wonder-geschledenis.
De baron draaide hun den rug toe en
deed net alsof hij sliep. Maar toen het
halve uur om was, wenkte hij den eersten
van het drietal bij zich en commandeer
de: „Begin met je verhaal!"
De man knikte eerst even en begon
daarna:
gebruikt in de
Zij bevat veel sap, vooral
Zes personen van een familie moesten
een breed water oversteken in een klein
bootje, dat maar twee personen kon
bevatten. Mijnheer Verdonk, die dat
zaakje moest opknappen, had ruzie ge
had met zijn schoonvader en zijn zoon,
en het is jammer, dat we het zeggen
moeten mevrouw Verdonk lag een
beetje overhoop met haar eigen moeder
en haar schoondochter.
De toestand was zoo gespannen, dat
men niet durfde wagen om twee men
schen, die ruzie met elkaar hadden, te
gelijk in het bootje te doen plaats
nemen, en evenmin kon men hen alleen
aan een kant van de rivier achterlaten.
Om verder oneenlgheden te voorkomen,
was het ook niet raadzaam, om een der
mannen bij twee vrouwen achter te
laten of twee mannen bij drie vrouwen.
Hoe kon het stelletje met het kleinste
aantal keeren overvaren en met inacht
neming der bovenstaande voorwaarden
aan den overkant komen?
reeds in den tijd der ouden onderworpen
aan de krijgstucht.
Hij behoort tot het geslacht der dik
huiden, dat pok, zooals bekend, nog ver
schillende vertegenwoordigers in Europa
telt, nietwaar, dames en heeren.
t Volgende nummer brengt u de
zwaan, Grleksch ho hyfcnos, niet te ver
warren met ho kyklos de cirkel. Deae
vogel voert vanouds het praedlcaat:
koninklijk, mag dus niet geschoten wor
den, moet bovendien een beetje naar
traan smaken en zingt voor z’n dood
den allerwege beroemden zwanenzang.
Weer ’n nieuw exemplaar mijner bio
logische optiek Is het konijn ook
wel Lepus domesticus genoemd, een
Daar kwamen, zwaar geboeid, de drie
stroopers
„Ik was als Jongen van 15 of 16 jaar in
dienst bjj een ouden heer, die vier paar
den had. Zijn lievelingsdier was een
prachtige schimmel van een jaar of drie.
Eiken dag bekeek hij het beest nauwkeu
rig, om te zien of het ook een schram
metje of wondje had en was dit zoo, dan
werd het eenige dagen buiten dienst ge
steld en ik moest dan op het beest passen.
Op een keer nu had het een klein wondje
op den rug. het zadel had zeker
een beetje over de huid geschaafd en
daardoor was dat wondje ontstaan. Ik
ging nu met den schimmel naar de wel
en paste er den geheelen dag op; maar
het wondje wou maar niet genezen: bet
scheen steeds erger te worden. Ik was
een beetje wanhopig en was bang, dat
mijn heer boos op me zou worden! Maar
om een uur of vier in den namiddag daar
kwam een heel wonderlijk heerschap
langs de wei gewandeld. Ik maakte een
praatje met hem en vertelde hem toen
ook van het wondje op den rug van mijn
schimmel.
„Doodgemakkelijk om dat te genezen”,
sprak hij. „Pluk maar een noot van dien
boom af, stamp die heelemaal fijn en be
smeer met het poeder de wond van t
paard. Dan zal je den volgenden dag
eens zien!”
Ik dankte en volgde den raad van den
man. „En wat denkt u nu, dat Ik den
volgenden dag zag. baron?”
„Dat is te begrijpen”, antwoordde
©ogenblikkelijk von Milnchhausen. „Er
was een heel noteboompje gegroeid op de
plek waar de wond was geweest! Maar..
denk Je. dat dat nu zoo merkwaardig Is?
Neen, man, zoo iets heb Ik zelf ook be
leefd! Dat was met een kersepit! Als je
denkt, dat je met zoo’n prulgeschiedenis
vrij komt, dan heb je het mis, hoor! Ga
maar weer naar je plaats! En laat num
mer twee maar eens iets wonderlijkers
vertellen!”
Verlegen ging strooper no. 1 naar zijn
plaats terug en buigend trad nummer
twee naar voren. Even keek hij de zaal
rond en sprak toen:
„Heer baron, ik heb ook altijd veel van
paarden gehouden en ben jaren
lang koetsier geweest bij een baron. Dat
was geen gemakkelijk heer! Dat beloof
ik u! Hij sloeg ons, zijn bedienden, heel
vaak met de zweep, vergde heel veel van
zijn werklieden en zijn paarden en was
nooit eens tevreden. Velen zelden, dat hij
kon tooveren, maar dat wou ik niet ge
looven. Op het laatst echter moest ik
het wel gelooven. Hoor maar! Op zekeren
dag had het hard geregend en de wegen
waren bijna onbegaanbaar. Vooral de
zware wagens van onzen baron konden
de paarden bijna niet door de modder
krijgen. Toch wou de man 's avonds nog
uit en hij sprak tot mij: .Koetsier, de
groote reiswagen moet vanavond om 8 uur
voorkomen, ik wil nog naar de stad.”
„Bazon”, antwoordde Ik bescheiden,
„het kan niet! Geen paard is in staat
dat zware ding langs de ongebaande we
gen voort te trekken! We krijgen vast een
ongeluk!"
De baron werd boos, gaf me een schop
en zei: „Het moet, versta Je?”
We vertrokken, maar nauwelijks had
den we een half uur gereden, of de paar
den konden niet meer. Het was mtnpge-
wei de plaats van het echte veen innam,
waren prachtige smeerwortelplanten op
geschoten.
„Weet je, waarom die plant zoo heet?”
vroeg Ada aan Bram.
Neen, Bram wist het niet.
„Nu," zei Ada, blij, dat ze ook eens
wat kon vertellen, „die plant werd vroe
ger voor smeermiddel
geneeskunde,
de wortel."
was hard, die mooie natuur te
verlaten, maar het onverbidde
lijke horloge van Tilly, dat volgens ieder
een altijd het beste liep, wees aan, dat
het hoog tijd was om naar huis te gaan.
Dus haalde Kees maar weer zijn mond-
harmonika voor den dag en terug glrg
het, onder het zingen van het hoogste
Bed.
Hij is geestelijk verwant aan den zoo
Juist vertoonden os, vertoont echter,
door zijn vreemd geplaceerden hoorn,
uiterlijk weinig overeenkomst.
Weer ’n ander beeld brengt u den
olifant of op zijn Grleksch ho elephas.
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
1)
Ier.
eln
BT-
>n-
x>r
eens laten zien, hoe von Milnchhausen
stroopers weet te straffen."
De drie lui beefden van angst en schrik,
want ze wisten, dat de baron lang niet
malsch was. Ook kenden ze echter zijn
goedheid en menschlievendheid. Maar die
laatste twee eigenschappen vertoonden
zich niet altijd bij den baron en ze vrees
den reeds, dat ze drie weken achter slot
en grendel zouden gaan.
Von Milnchhausen keek toevallig op de
klok, die aan den zijwand van de groote
zaal hing. .„Hè, hè! Het was pas half
vier! Hoe moest die lange, lange winter
avond toch omkomen!
„Zeg, dieven!" zoo wendde hij zich nu
tot de drie stroopers. ,Jk geef jullie nog
Baron von Milnchhausen! Die kennen
jullie, nietwaar? Die heeft me wat avon
turen beleefd en allerlei sterke staal
tjes uitgehaaid, hè! Die beleefde dingen,
waar een ander nog niet eens van
droomde!
Nu, die baron von Milnchhausen was
oud geworden en de lust om op avonturen
uit te gaan verminderde zoo’n beetje. Wel
ging hjj zoo nu Yn dan nog eens op de
jacht op wilde eenden of op hazen en
konijnen, maar het werd hem hoe langer
hoe lastiger, vooral toen hem op zekeren
dag een kabouter in zijn rechterlaars was
gekropen, die hem op alle denkbare wij
zen plaagde met licht en rbeumatiek.
Daar waren de meidoornstruiken al voor
een groot deel uitgebloeid. Maar een
paar mooie roode waren nog de moeite
waard. Ook de seringen hadden hun
besten tijd al gehad. Lijsterbessen waren
nog in bloei (fig. 1). Allerlei bijen en
vliegen vlogen af en aan. Op een bank,
onder een grooten berk, werd even ge
rust en daar ontdekte het scherpe oog
van Kees een merkwaardlgen vlinder, die
een goede nabootsing te zien gaf van den
berkestam (fig. 2). Het was een wapen
drager, zooals Kees wist te vertellen.
Het doel van de wandeling was het
veentje, dat een eind achter het park
lag. Het warme weer van de laatste
„j-i
ot MtuinOOQN
Dt OU FAIT!