PIET EN DE BOKSER Sé EEN WANDELING LANGS DE RIVIER I CARO I SCHOOLTJE SPELEN VAN ALLES WAT I I 4 De B. L. N. S. r«5v 5 1 •v "R wf» 1 door JOH E A. VAN PELLECOM 5 *T^*i w k kwam onmiddellUk op zUn ouden baas at LUsbeth): Fran- vriend -1 i 7 7 .'I V zag ons be- (Louia): strijder voor bat (Wordt vervolgd) 7, 9 'I i Hill li? ''i Vandaag vetten we onze reeks van voor namen voort. We waren gebleven bU die, welke beginnen met de letter K. „Tuintjes zün wel gezellig, maar ze kos ten een hoop onderhoud." Die verzuchting slaakten de B. U N. «.'era wel eena ala sU asm het wieden waren en er nog maar al tijd grassprietjes en onkruid te zien waren. Maar ze waren allemaal even behulpzaam voor elkaar en wanneer de een klaar was, hielp hü den ander een handje Zoo was het mogelUk, dat er toch nog tijd over bleef voor een wandeling. pelijk schoteltje melk wilden drinken, viel het hun beiden op, dat er too weinig tnzat. In plaats van nu boos te worden op het keuken meisje, werden ze boos op elkaar en het kwam natuurlijk hierop neer, dat de Bokser Piet een draai om d'r ooren gaf. die wel voor de poes, maar niet voor de poes was. „Wil je wel eens maken'dat je wegkomt ne n- <t Dan roept Meester luid: „Kinderen naar huis toe, Ome school gaat uit!" hebt verkocht, beweerde de oude heer. Mijnheer, antwoordde de werkman verlegen, hij heeft mü beloofd, dat hij den hond goed zou behandelen, en Ik ik kon het dier met den besten wil ter wereld niet houden, hü at ons arm. wü kunnen niet veel missen en dan.... de hondenbelasting. Inmiddels had de slager zwijgend den hond uitgespannen en de dertig gulden In ontvangst genomen. Heel stil en be schaamd ging hü met zijn kar verder. u(j trok een voer zijn krachten veel te zware wagen en jaichton over do jolige sprongen, die het dier maakte handeling, die je mij beloofd hebt? Ik dacht, dat een eerlijk man zijn woord' Erg onder den indruk was htf nu ech ter niet en vroolük trok het clubje naar huls. Do hond werd dus verochacherd voor dertig gulden, en aou weldra ondervin den, dat het leven niet altijd uit spelen lekker koel en frisch. Even moesten ae uitblazen, toen begonnen de onderne- mendsten al weer rond te snuffelen. Henk had al gauw een paar mooie kokerjuf fers gevonden Fig. 1). Het eene kokertje was van leege beukenootjes gemaakt, het andere van heel kleine schelpjes. Nadat leder ze goed bekeken had en Toos er een teekenlng van had genaakt, werden ze in vrijheid gesteld. Kees was In beschouwing verdiept van een paar libellen, die elkaar navlogen. Het waren een groote en een veel klei nere.-Telkens leek het of de grootste de kleinste sou pakken, maar door een han dige wending ontsnapte de kleinste tel kens weer. Eindelijk verloor hij ze uit het gezicht. Bram was tusschen de rietstengels aan het zoeken en kwam met een paar groote rupsen van den rietspinner aan gedragen (Fig. 3). Het waren zulke groote harige beesten, dat Ada onwille keurig „ajakkes” liet hooren. waarom ao hartelijk door de anderen werd uitge lachen. Bram had nog iets aardigs gevonden, namelijk een paar witte vliesjes, wzsr- ult blijkbaar de pop van een libel was gekomen. Uit het witte* vlies staken een paar witte diaadjes, adembuizen uit den tjjd toen het dier nog larve was. Een prachtexemplaar van een egels- kop (Fig. 3) deed Bram bijna zijn goede voornemens vergeten om geen bloemen Hoe hebt ge het over uw hart kunnen krijgen, mU aan zulk een wreeden man over te doen? De kinderen begonnen te hul len, toen zU zagen, dat de slager aldoor op den hond los sloeg. Hun vader ging op hem af en zeide: Hé, meester, is dat de goede be- Toen de slager den hond kwam halen, huilden de kinderen erg. en ook vader en moeder Brouwer pinkten een traan weg. Ook z(j hadden het te kwaad gekre gen, toen Caro hen met smachtende oogen aankeek, als begreep hét dier, dat hl) van zijn meester afscheid moest ne ssen; hfj had hard gehuild en aan bet touw getrokken. Het was bepaald een verademing, toen de slager eindelijk Cpro op straat bad gekregen. Het avondeten smaakte de huisgenooten heelemaal niet. Maar toen zfj den volgenden Zondag een stuk vleesch >»p tafel hadden, wat maar zelden gebeurde, vergaten de kin deren voor dat oogenblik hun viervoetl- gen lieveling, aan wien sU feitelijk dat feestmaal te danken hadden. Jetje niet too dom, Keurig rechtop zitten, Ansje, jjj zit krom! bromde de Bokser, jcie je dan niet, dat het verschrikkelijke ernst bü me is.” „Bij mij ook,” set' Piet, en voor de Bokser wist wat er gebeurde, was ze boven op den Bokser zijn rug gesprongen en zette haar scherpe tandjes en venijnige nageltjes fn zijn breeden rug. Je begrijpt, dat de Bokser voortaan een beetje voorzichtiger werd. te plukken. Maar hij bedacht zich bijtijds en probeerde op zijn beurt een teekenlng te maken, wat hem goed gelukte. Tusschen het riet slingerden zich de stengels van bitterzoet met hun prach tige paarse bloemen met geel hart (Fig. 4). „Waarom heet die plant eigenlijk bitterzoet?** vroeg Mlentje. Jan brak een tak af en gaf een stukje van den stengel aan Mlentje. „Proef maar eens. maar slik geen stukjes in, want de plant is een beetje vergiftig.” Nu proefde Mlentje en ook Bram, die de plant nog niet kende, eerst den bit teren en daarna den zoeten smaak. Ada had een plekje ontdekt, waar een mooie plant stond met purperen bloemen en fijne bladeren. „Een waterbezie!" riep Jan uit. En Henk voegde er aan toe: ..Een van de mooiste planten, die bU ona in het wild groeien (Fig. 8). BU de waterbezie stonden een massa woUegrasjes en toen Kees, met goedvin den van de anderen, die plukken wilde om mee naar huls te nemen, gaf de weeke grond opeens mee, en..-., zakte hij tot zijn enkels in de weeke brei. Ge lukkig. dat het zomer was. Maar wat zagen zijn schoenen en kousen er uit! Daar aou hij nog wat over te hoeren krijgen als hij thuiskwarh. Eens kwamen beiden opgewonden met behuilde gezichten uit de school. Vader, riep Max. de oudste, wij heb ben vandaag Caro gezien, hij herkende ons dadelijk _#n kwispelde bedroefd met den staart...; Neen, sprak Leentje. met den staart kan iemand, dat wil zeggen een bond, niet bedroefd kwispelen. Het is zóó, hü kwispelde vroolük. maar droefd aan. Maar de slager, vader, vervolgde Max. word dadelijk woedend, omdat -Caro even bleef staan, om naar ons te kijken en sloeg hem herhaaldelijk met een stok. En hjj had zoo n zwaren vragen te trek ken. Hm. zei vader Brouwer, dat is niet goed van dien man! Hij bad mij toch be loofd, dat hjj den hond goed zou behan delen. dacht, dat hield. Het is ook zoo’n lui dier, dat altijd wel wil vreten, maar niet werken, riep de slager boos. Je hebt mij den hond ver kocht en je behoeft Je niet te bemoeien met wat ik er mee doen wil! En met die dertig gulden was dat onbruikbare ge dierte ook veel te duur betaald! Hjj is niet onbruikbaar! antwoordde Brouwer woedend. Maar een hond is toch niet zoo sterk als een paard! Schel toch uit met dat geklets, zei de slager spottend, en, nog boozer wor dend. zwaaide hij weer den stok over den ongelukkigen Caro en dreef het dier aan. De hond trok en deed een paar stap pen.... maar viel weldra neer; zijn krachten waren uitgeput. Het regende nu slagen en schoppen. Vader woede In een huis leefden te samen een heel groote hond en een erg klein poesje. De hond, die de Bokser heette, keek altijd even nijdig, terwijl Piet, de poes, er steeds even lief uitzag. Maar dat bewees allemaal niets, want als het er op aankwam, was Piet ge woonlijk veel vinniger dan de Bokser. Op zekeren dag, toen ze hun gemeenschap- Hü Is nog niets trotsch geworden op zijn maandelUkach inkomen. Zijn groot ste eerzucht bestaat daarin, dat h(j steeds de oude trouwe vriend van den huize mag zijn. Brouwer balde In machtelooze de vuist. Als hij nu maar een agent van politie zag. die den ruwen kerel Wegens dierenmishandeling bekeu ren kon! De kinderen lieten treurig het hoofd hangen. ZIJ gaven nu niets meer om hun nieuwe kleeren. Hé, hé! klonk opeens een stem van den anderen kant der straat, en een goed gekleed, bejaard heer kwam naar den steger toe. Hjj bad de twist eenlgen tijd aangehoord. Die man heeft gelijk, zei hij tot den steger. Je bent kort en goed een dieren beul! Schaam u! Oho! riep de steger uittartend. Wil meneer zich ook al daarmee bemoeien? Je hebt hier niets mee te maken. Ik ver zoek u.... Dan vergis je Je al heel erg; ik heb alleen reeds het recht mü in deze zaak te mengen als dierenvriend, die niet wil aanzien, dat een schepsel van God mis handeld wordt. Ik ben lid van de Dieren bescherming; mijn naam is.... (hier noemde hij den naam van een algemeen geacht ingezetene, die als weldoener, menschen- en dierenvriend door ieder bemind was en een hooggeplaatst rech terlijk ambtenaar), en u hebt nu de keus, öf door mij wegens dierenmishandeling te worden aangeklaagd, öf oogenbllkkelljk het arme dier uit te spannen en het mij af te staan voor den prijs, dien Je er voor betaald hebt. Ik aal voor dezen man ook als getuige optreden, indien hjj u wegens beleediging wil aankla gen. Wees voor het overige gewaar schuwd, dat je niet meer vraagt dan je werkelijk betaald hebt. Ik zal er een onderzoek naar doen. Mijnheer, riep Brouwer, ver heugd, dat de zaak deze wending nam, dit kan ik u wel zeggen, want Ik heb den hond aan dien dierenbeul verkocht. Hij heeft er mü dertig gulden voor betaald. Het strekt u niet tot eer, dat *u het dier aan dezen man Nu neemt meneer een loopje met me, lachte Brouwer. Maar wat zette hij groote oogen op. toen de oude heer antwoordde: Neen, neen, ik meen het in vollen ernst I Caro beeft thans een Inkomen van, laten we zeggen, omdat ge zoo arm zljt, vijf tien gulden in maand. Maar Maar ook vader en moeder hadden er pleister in, als de kinderen rondsprongen met den kleinen potsenmaker, terwijl vader uit een steenen pijpje goedkoope tabak rookte en moeder zich onledig hield met breiwerk, waarbij de naalden duizelingwekkend snel door de rustelooze handen heen en weer bewogen. Kortom, Caro was voor die arme men- seben een uitspanning, zooals de schouw burg dte voor de rijken te, want zij wer den niet moede zijn spelen te zien, ter wijl de rijken hun uitspanning dikwijls maar al te duur moeten betalen. In hot eerst-warew een paar aardappe len en wat beentjes voldoende geweest om den hond te verzadigen. Toen hU achter grooter werd en zün eetlust daar mede gelijken tred hield, soodat hij met gemak het middagmaal van de geheele familie kon verorberen, begon de vader van het huisgezin bedenkelijk het hoofd te schudden over Caro, en toen hij voor het eerst belasting moest betalen, zeide hij, en het was hem aan te zien, dat het hem moeite kootte. Kinderen, het doet mij leed, maar ik kan Caro zoo niet langer houden. HU eet ons arm. En wasu- moet ik de hon denbetasting vandaan halen? Buitendien heb ik Juist gelegenheid het dier voor- deellg te verkoopen. De stager uit de Gravenstraat heeft gevraagd. of ik hem het sterke dier wil overdoen. Denk eens, moeder. hU heeft dertig gulden voor den hond geboden. Dat aou juist goed treffen, zei de vrouw, wü konden het geld dan gebrui ken voor kleeren voor de kinderen en kousen voor jou en wü hebben de huur ook nog niet bü elkstar.... maar aal de stager Caro goed behandelen? Kr zQn soms van dte ruwe menschen onder. HU heeft het tenminste beloofd, antwoordde de vader halfluid. De hond, die nu losgelaten was, kwam onmiddellijk op zün ouden baas af en likte hem en de beide kinderen in het aangezicht; de oude heer ontkwam ook ternauwernood aan de llefkoozingen van het dier. Aangedaan en verblijd zag hU. hoe de kinderen hun Caro liefkoosde:! en de hond vroolUk om hen heen sprong. Komt, kinderen, zei Brouwer einde lijk: MUnheer heeft nu onzen Caro ge kocht, nu heeft het dier tenminste een goed huis. De kinderen schreiden bü de gedachte, dat zU weder van hun vriend afscheid moesten nemen, maar de oude heer glim lachte en zeide: Ik heb den hond niet voor mij-zelf gekocht, maar om dien ten geschenke te geven aan uw kinderen, die veel van hem schijnen te houden. Max en Leentje Juichten, maar hun vader krabde zich achter de ooren. Ja, meneer, ik vind het heel aardig van u en bedank u ook vriéndelijk voor de kinderen; ik sou zoo graag willen, dat ik Caro kon meenemen, maar de belasting en de kost, neen, het gaat niet dan heb ik maar liever, dat u den hond zelf houdt. Men moet nooit iets ten halve doen, glimlachte de oude heer. Daarom, goede man. zal ik u een maandgeld van tien gulden geven voor Caro. serste voorwaarde is goede verzorging. Nu lachte vader Brouwer van harte en de kinderen sprongen en dansten om het hardst. Hoesee! Wat zal moeder blij zün als wU Caro weer thuis brengen, riep hü Jubelend. Dank u vriéndelijk, mijnbeer. U bent vandaag op onzen weg gezonden om ons te helpen. De oude heer schreef nog naam en woonplaats van den werkman op en ver volgens nam de vader zün kinderen snel mede naar huis, vergezeld van den trou wen hond, die als uitgelaten om hen heen sprong. Het was moeilük te zeggen wie de ge lukkigste vu: de vader, de kinderen of de hond. WaarschUnlUk was het wel de oude heer, die het bewustzijn met zich ronddroeg, dat hü een goede daad ver richt en een arm gezin gelukkig gemaakt had. Thuis gekomen, haalde Caro de dolste streken uit. HU keek in eiken hoek, rook aan ieder voorwerp en likte leder der huisgenooten in het gelaat. Eduard: Beschermer des elgendoms. Egbert: roemvol door bet zwaard. Eleonora (Nora): barmhartig. Eliza: God is zijn heil. Elisabeth. (Betje, Betsy, aanbidster van God. Emma: bU- Engelbert (Engel): schitterend als een engel. Esther: ster, sterrenglans. Ernest (Ernestine)onbeweeglUk. Eugeniewel geboren. s Eva: leven, de levende. Everard (Evert): sterk als een ever. Ewald (Ewout): handhaver der wet. Ferdinand: dapper voor den vrede. FUippus (Filippine, Flip): liefhebber van paarden. Floras (Floer, Flora) bloeiend. Franclscus (Francises, Frans, cine)vrij. Frederik (Frita, Freek, Free): vrederijk of vredevorst. Gebrlèl: man Gods. Gerardus (Gerard, Gerrit): krachtige strijder. Geertruida (Geertje, Trui, Truce, Trui- da> strljdgeest. Georg (Joris, Jurrtana): akkerman. Godard: Gode standvastig. Godwin (Goossen, OceewUn) Gods. Grietje zie Margaretha. Gastaal (Gustava): stegnvol strijder. GUsbert <GUs, GUsje): van heerlijke afkomst. Hanna: God is genadig. Helena (Lientje): aan zich verbindend. Hendrik (Henri, Henriette, Hein, Hein tje): overste des huizes. Herman (Manus)krijgsman Hieronymus (Jeroen)Heilig van naam Huibert: voortreffelijk verstand. Hugo (Huug, Huig)nadenkend. Ida: jonkvrouw. Isabellaschoons dochter. Izaak: lach verwekker. Jacob (Jaap, Jacobus. JacomUntJe, Ja- queltne. Koos, Kobe. Ko)een hlelllcbtar, een die verdringt. Johannes (Johan. Jan, Jannetje, Nan- nes, Hans): genadeglft Jaspar: heilaanbrengend. Jodokus (Joost, Justus): de rechtvaar dige. Karei (Caroline): man. Katharina (Kato, Katrijn): rein. Krijn: heldhaftig Lambertus (Lammert. Lambrecht, Lam berts) van een vermaard tand. Laurens (Laura, Louw)ais *n laurier. Leendert (Leonard)sterk als een leeuw. Lodewuk volk. Lydia: ingeboren. OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN at m m r it n te ten »r re en KW iar nn Als je goed je best doet Lees ik straks wat voor, Uit een boek met sprookjes Maar goed luisteren, hoor! De De Sn en n f. I „Kinderen,” zegt hij deftig, „Luistert nu eens vlug, Allen netjes zitten. Handjes op den rug! Netjes op een rijtje, Zitten Ans, Marie en Jet, Spelen samen schooltje Hebben erge pret! Voor hen staat gewichtig, Jan, en op z’n neus Heeft hij Vaders bril gezet. Ja, dat deed hij heusch! Vertel me nu eem even: Hoeveel is twee en zesf Marietje weet het zeker, Die kent altijd haar les! Ook het kleine poesje Is van de partij, Mogelijk wordt hij later Net zoo knap als zij!” >t a. >r n. x- ie xt ie in et >el m, on ag n- n- üd de let lo an en Deze Woensdagmiddag was bestemd voor een wandeling naar den rivierkant en zoodra dan ook de tuintjes aan kant, de werktuigen opgeborgen en de cluble den uitgerust waren, begaven ze zich op weg. Hè, wat was het bulten stoffig! De auto’s wierpen heele wolken stof om hoog. Maar aan den rivierkant was het Later kwamen de kinderen nog eens weenend van de school en vertelden, dat de hond weer zoo slecht werd behandeld. Dat gaat niet langer zoo, zei de vader eindelijk. Morgen aal Ik de kinde ren naar school brengen en dan meteen eens een hartig woordje over den hond spreken! Werkelijk ging hU des anderen daags mede. De kinderen zagen Oaro reeds van HU trok een voor zijn krachten veel te zwaren wagen met moeite voort en zUn nieuwe (MtaS, wien het niet vlug genoeg ging, dreef het arme dier aan houdend met stokslagen voort. De tong hing den bond reeds uit den bek. Daar zag hü zün goeden ouden baas met de kinderen en herinnerde zich ongetwijfeld zün aangename Jeugd, ten minste hij kwispelde met den staart. Het sneed vader Brouwer door de riel; het was, alsof de hond Toen Caro nog een klein, aardig hondje vu en men niet kon denken, dat hU Mn zoo groote hond aou worden, had hü bet erg goed, evenals dlkwUls menschen bet in hun Jeugd het beste hebben. De kinderen van Brouwer, een werk man, die den hond tan geschenke had gekregen, hielden van het dier meer dan van tets anders en juichten over de jo lige sprongen, dte het dier maakte.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1931 | | pagina 11