VAN ALLES WAT 5 f DE ONTMASKERING VAN DEN TOOVENAAR EEN PROEFNEMING BABY’S BADJE 8 E.UG|D 'Tiï c DOOR HENK EERDMANS r. Mofft^pyp De B. L. N. S. B A l tj BU 1! TT I o Ipl jF J| - - k ét-j 1 12 <Q> Uavan s If., 1. T <j ■•A t. t A. L. MACHTELD EEN KARIKATUUR-PUZZLE DE BOEKENSCHAT DER WERELD gaan we eens poppetjes week wel op de t Henk D 1 L I 1 i i l 1 wanneer hü 's avonds eens alleen op zün hurken voor het smeulende vuur zat. TOOVERBOEKJE. hem edelen een Oduif een klein vermo- was een tl r Hij zit in ’t zelfde bad, dat eerst Van mij en broertje was. Wat is dat gek, dat ik nu nóóit Meer in zoo’n badje pas! Daar heeft hij weer de badspons beet! Nu is ’t met Moes gedaanI Pats! Dacht ik ’t niet? Nu kan ze zich Wel weer verschoonen gaan! t a a r 1 duisternis. „Houd Je nog vol, dat Je een dienaar planten van ons land is." „Hoe kom Je er aan?" „Is 't een wilde plant?” „Wat ga Je er mee doen?” Van alle kanten kwamen de vragen los. Toen het weer stil was, begon Henk: „Ik ben „En,” ging Henk voort, ,kUk nu eens naar die wonderlijke bloemen. Ze lijken net op pijpjes en de plant is er naar ge- 1 a n te den De zon was reeds aan het ondergaan, toen de stoet de woonplaats van Oduif bereikte. Vreemde schemeringen hingen om en tusschen de boomen; in het Wes ten was de hemel, boven den heuvel ach ter de roode stammen, bloedrood. In de takken zongen de vogels. Zwijgend na derde Jonathan het huisje en stapte af. Hij ging binnen, gevolgd door Oduif en de boeren uit het dorp. Er werd licht gemaakt en thans zagen de geheimzinnige OPLOSSINGEN RAADSELRIJMPJES Geld. Paraplu. Deze maken. StfP.I s t dorpelingen teg- binnenkomen beletten nu slachtoffers En Jonathan? Die trok verder, zijn liedje zingend, naar den vreemde, leerde zijn ambacht en werd een knappe smid. En als hU eens door bet dorp kwam, dat hij had bevrijd, verwelkomden de menschen hem bljj, onthaaldeA hem en vierden feest. kerel, paard hjj het met den leeu- Ik tfek gezichten tot hij kraait, En plaag soms: „Moes, da s laf! Jp'boent hem lang niet zooals mij, V stoft hem enkel af." Zit onze baby in zijn bad. En poedelt Moes hem zacht, Dan houd ik soms den peuter zoet: Ik ben al bijna acht! Maar Moes kijkt even lief en juicht: „M’n schalk! M’n schattevent!” Je kunt wat potjes breken, als Je nog zoo’n baby bent! Nu knippen we nog 2 stukjes sierpapier van 6% x 13. en plakken die op de zijde waar we de punten van het lintje hebben vastgeplakt. Nu slaan we het boekje dicht met de lintjes aan den binnenkant. Doen we nu een kaart achter het ééne lintje en vouwen we het dan weer op, dan zit net ineens achter de twee lintjes. SLOYTER. hoe Oduif zjjn eigen boel kort en klein sloeg naar Henk te kijken, die met bloemen voor zich op „Zeg.” riep Ada, ..spreek verstaanbaar Hollandsch en niet zoo koeterwaalsch „Of wel,” ging Henk voort, zonder zich in het minst uit het veld te laten slaan, ,Jn het Hollandsch de püpbloem, een Amerikaan, die in den loop van de vorige eeuw zijn Intrede in ons land heeft ge daan en een van de merkwaardigste liet het maar rustig gaan. Tenslotte was het hier goed, en waar het goed is moet je lang blijven, meende Jonathan. En meteen zette hij weer een ander deuntje in en liet de snaren van de luit rustig tokkelen. Nu moesten ze allemaal nog even kij ken naar de plaats, waar Henk de pijp- bloemen geplant had. Ze hingen een beetje, maar Henk had alle hoop, dat ze wel weer op zouden komen. van den duivel bent?” vroeg Jonathan. Oduif beefde. HU zag in dat zün zaak hopeloos verloren stond. Er viel van dezen jongen smid geen genade te verwachten. „Neen,” fluisterde hü bang. Jonathan gaf hem een hamer en beval hem alle flesschen, kolven en retorten met brouwsel stuk te slaan. ZwUgend zagen de dorpelingen toe. hoe Oduif zijn eigen boel kort en klein sloeg. „Nu het geld.” zei Jonathan, en het werd hem gebracht. Dadelijk gaf hü het aan de boeren om het aan de eigenaars terug te geven. „Weet Je nu wat Je te wachten staat?” vroeg de jongeman. Hulpeloos keek Oduif om zich heen; hü zag niets dan barsche gezichten. „Elgenlük moeten menschen als JU aan het gerecht worden overgeleverd. Maar Ik zal een uitzondering met je maken. „OrUpt hem,” zei Jonathan tegen de boeren .en brengt hem bü den Pastoor. Die moet dan maar doen wat hij het beste vindt.” „Bedrieger?" herhaalde hü woedend, en dreigend kwam hU naderbü- Doch Jonathan had nu al zijn moed herwonnen. Hij liet het paard steigeren waardoor Oduif terug week. „Blijf hier”, riep hU Oduif toe, „als Je ’n dienaar van den duivel bent, dan zal die Je ook wel helpen. Vertel eerst eens hoe veel geld je dezen menschen afhandig hebt gemaakt? Met dat geld zou het dorp welvarend gemaakt kunnen worden. Met datzelfde geld zouden hongerige men schen gevoed kunnen warden. Ga met me hoogste lied, wedijverend werlk, die hoog boven zjjn hoofd zün tonen schallen liet, en bü begeleidde zichzelf op dé lult. ZUn hoed hing aan een lint over zün schouder en zün lange, golvende haren fladderden in den wind.- „Hallo, oude jongen,” onderbrak Jona than zUn lied, „zou Je niet eens wat snel ler gaan loopen? Je doet net of ik de keizer in eigen persoon ben, die heeft ook geen haast wanneer hü op reis is. Maar verbeeld Je maar niet te veel hoor! Je draagt niet den keizer, maar een heel doodgewonen smidsgezel en nog wel een, die niet al te veel geld heeft” Het paard spitste zUn ooren, maar ove rigens bleef zijn gang hetzelfde. De dag was lang geweest en warm, de weg was gegaan over een uitgestrekte heide, die geen enkele beschutting bood tegen de zon. die met haar stralen de aarde on barmhartig verwarmde. Nu waren zü in de beschutting der eeuwenoude boomen, die een ontzaglUken bladertooi droegen, waarin de zonnestralen slechts een enke len keer konden doordringen. Het was koel hier en aangenaam. En het paard kon niet weten hoever de dichtstbijzijnde herberg was, waar hü en zijn berijder een onderkomen zouden vin den. Daarom bleef het dier stapvoets gaan en de Jonge smid, die begreep dat het dier een zwanen dag had gemaakt, machten, waarmee hü kon regeeren over don- We nemen 2 stukjes karton van 9 x 14 c. M. Omplakken alle 2 stukjes met sierpa pier op de manier die we geleerd hebben. Voorloopig blUft dus aan den eenen kant het karton zichtbaar. Nu leggen we de 2 stukjes vlak tegen elkaar, zooals op de teekenlng. de zUden, waarvan Je het karton nog ziet; boven, en nemen dan 3 lintjes of strookjes linnen van of M c.M. breed en 11 cM. lang. Meet ongeveer af de plaats waar de lintjes moeten komen. Even ver van elkaar en van de hoeken. Nu bestrijken we een puntje van het lintje met plaksel en drukken dit op het karton bij A. (zie teekenlng). We halen nu het lintje onder het andere door (zie stippellijn), en trekken het goed strak aan en plakken dan aan den bovenkant bü B het lintje weer vast. Onderaan dito! Middenin hetzelfde, alleen met dit verschil dat het nu net op den an deren kant komt, dus respectievelUk bü C en D. noemd. Onderaan zijn het bolletjes (flg. 2), die in een scheef peperhuisje uitloo- pen. De gele kleur doet de bloemen erg opvallen.” „Daar zal een insekt niet zoo gauw uitkomen.” merkte Ada op. „Neen,” antwoordde Henk, „alleen, kleine vliegjes komen door die nauwe opening naar binnen. En als ze er een maal in zUn. kunnen ze niet meer weg. Het schUnt. dat de bloem ze aantrekt door haar geur. Hebben ze nu eenlgen tUd in de bloem rondgekropen, dan wil len ze weer terug. Maar o schrik, de toegang Is door scherpe pinnen afgeslo ten (flg. 3). StUve haren, die bü het de vorige week naar Amersfoort geweest, waar de plant op enkele plaatsen veel voorkomt, 'k Heb er een paar geplukt om ze jullie te laten zien eh verder heb ik een paar stukken meegenomen om hier in den tuin te planten. Ik wou ze meenemen naar Ameland en eens zien of ze daar groeien willen. In Bloemendaal moeten ze veel in de duinen staan. Be- kUk de plant maar eens goed. Let eens op de grijsgroene bladeren." (Flg. 1). „Net bladeren van boonen,” meende Jan. Hiermee eindigt deze geschiedenis. Wat er met Oduif verder gebeurde is kort te vertellen. De Pastoor vergaf hem zUn misdaden en Oduif moest tot boete een „Luistert menschen,” riep Jonathan, „ik geloof dat een bedrieger jullie bU den neus genomen heeft. Hoe toch kan hü weten dat de booze van plan Is de ge vreesde ziekte op Jullie af te sturen? Dat weet niemand. HU zou met den duivel in verbinding staan! Bijgeloof! „Ons geloof leert, dat niemand met den duivel kan omgaan, hoogstens kan deze hem slechte dingen laten doen, maar persoonlijke vrienden van den duivel le ven niet op aarde, of het moesten andere duivels zUn. bedevaart naar Rome maken. Het dorp, waarover Oduif zoo lang had geregeerd, bloeide op. De menschen werden vrijer en opgeruimder. De oogsten gingen goed en bet geld, dat ze opbrachten, werd ge bruikt voor het dorp. Armoede ver dween, welvarendheid kwam ervoor in de plaats. niet opgemerkté werden, het omhoog krulpen: Meer komen naar beneden en juist als ze menschelükerwijze gesproken alle hoop hebben opgegeven, is plotseling de slagboom onschadelljk geworden. De haren zijn dan namelijk verschrompeld en de gevangenen kunnen ongehinderd vertrekken. De bedoeling van de gevan genneming was niet de diertjes kwaad te doen, maar ze werk te laten verrichten, n.l. het weghalen van het stuifmeel.” „Wordt die pijpbloem wel eens ge kweekt?" vroeg Kees. „Voor zoover ik weet niet,” antwoordde Henk. „Wel is er een groote neef of nicht van haar, die vooral aangeplant wordt voor prlëeltjes. Het Is de moffenpüp met groote hartvormige bladeren en gekromde bloemen.” (Flg. 4). mee,” riep hü tot Oduif, en zonder af te wachten of de man wel zou gehoorza men, reed hü het bosch in naar Odulf’s hut. Oduif ging gedwee achter hem aan en op eenlgen afstand volgden de verbaasde dorpelingen. Deze laatsten waren ver baasd, hun gevreesden Oduif als een lammetje den Jongen smidsgezel te zien volgen en hun vertrouwen kwam al meer en meer aan den kant van Jonathan te staan. ZU begonnen in te zien hoe dom zU ge daan hadden door hun geld te geven aan Oduif in ruil voor zün praatjes. Praatjes! Ja, dat waren het Inderdaad, want nu de tongen los kwamen durfden ze meer te zeggen dan vroeger en zoo bleek al spoedig dat de toovermlddelen, die Oduif had gegeven voor de genezing van een koe. in het geheel niet hadden geholpen. De boer, die voor het geneesmiddel ze ker de helft van de waarde van de koe had moeten betalen, had nooit iets van het falen durven zeggen. Maar nu hU Oduif getemd zag, bazuinde hU de ge schiedenis uit en zoo had ieder zün eigen ervaringen. langzaam door zUn zakken, waarin hU het geld, dat hü ontving voor zün kun sten. verborg. Dan prevelde hü allemaal onverstaan bare woorden en soms begon een kraai in de donkere kamer te schreeuwen. Wanneer op zoo’n oogenblik een be zoeker zou zUn binnengekomen, zou hem waarschUnlUk de angst om bet hart geslagen zün. En geen wonder! Het moest inderdaad wel een dappere man zün die door het geheimzinnige van die omgeving niet werd overweldigd. De boeren uit de omgeving waagden zich slechts in uitersten nood of wanneer ze iets van Oduif gedaan wilden hebben in het bosch. En met de edelen, de ridders uit het bosch, ging het evenzoo. Hoezeer zU ook bestand waren tegen openlUke vUanden, zU stonden machteloos tegen over den geheimzinnigen Oduif. Al hun maliënkolders en schilden kon den hen niet helpen om hun vrees overwinnen, wanneer zü tegenover toovenaar stonden. En toch, deze Oduif was een doodge woon mensch, niet geheimzinniger dan andere en zeker niet machtlger of kun diger, maar zUn handigheid gaf hem een wapen in de hand waarmee hü iedereen kon verslaan. Door zün mismaakte lichaam was hU ongeschikt voor elk ambacht dat li chaamskracht of uithoudingsvermogen noodzakelük maakte en omdat hU onge letterd was. geen scholen had doorloo- pen, kon hü geen hersenarbeid verrich ten. Eigenlijk was Oduif een beklagens- waardig mensch. In zijn jeugd reeds uitgescholden door hartelooee menschen en door onnadenkende kinderen, stond hü steeds meer op zich zelf en ging hü andere menschen müden. Door zün on geschiktheid bü de boeren en de andere werklieden niet in tel, door zün onge leerdheid bü de geleerden en niet toegelaten, bleef hem niets anders over dan zün heil te zoeken bü de no maden, zigeuners, zwervende rokers, door wie hü werd Ingewijd in de twü- felachtige kunst van het rooven en be driegen. Om dan toch aan den kost te komen hulde hü zich in een waas van geheimzinnigheid, waardoor de büge- loovlge bevolking in den waan werd ge bracht dat hü in verbinding stond met den Booze, den duivel, aan wlen hü mis schien zün ziel wel had verkocht in ruil voor ongekende zieken genas en der en bliksem. Zoo vergaarde gen bijeen en leefde hü ongestoord in de eenzaamheid van het bosch. Op een zonnigen zomerdag kwam over den weg die langs het bosch leidde een jongeman gereden, een handwerksgezel, die zün ouderlijk huis had verlaten om in den vreemde, in Spanje of Italië, zün ambacht verder te leeren. Deze smids gezel, een Jonge, krachtige heette Jonathan. Terwül hü zün stapvoets liet voortgaan, zong „Jullie Oduif is een bedrieger. En wat zegt jullie Pastoor ervan? Vindt die het goed dat Jullie je werk in den steek laat, om den raad van dien bedrieger op te volgen? „Vindt die het goed dat jullie je geld geven aan een oplichter Inplaats van het aan je vrouw te geven, of- het te beste den voor de glorie van O. L. Heer?” De menschen bleven zwügen. Sommigen zwegen uit gramschap, omdat zoo’n jon ge vent hun de les kwam lezen, maar er waren er ook, die begonnen in te zien dat deze jonge reiziger gelük had en dat zü bedrogen werden door Oduif. Maar geen durfde dit vooralsnog te be kennen Op dit beslissende oogenblik kwam uit het kreupelhout een kleine man te voor- schün, op wiens verschünen de boeren angstig samengroepten en eenige schre den achteruitgingen. „Oduif.” „De dienaar van den Booze.” Oduif ging op Jonathan toe en deed net of hü de verschrikte dorpelingen niet zag. Hü kwam tot vlak voor het paard, dat angstig begon te steigeren, iets dat de boeren al weer aanzagen voor een staaltje van Odulf’s macht. .Jongeman”, zei Oduif langzaam, „waarom stoor je die arme menschen?" Jonathan zweeg, hü was door het uiterlük van den man overrompeld. „Waarom help je hen niet liever,” ging Oduif voort, „door mee te bidden dat de Booze hun dorp moge voorbügaan?” Nu vond Jonathan zün spraak terug. „Bedrieger", riep hü uit. ,,zeg liever waarom Je de menschen bang maakt met fabeltjes. Waarom je goedgeloovige dor- zü de woning zonder pelingen het geld uit de zakken klopt?!” Oduif verbleekte. jullie voorstellen,” begon Henk op deftlgen toon, „de echte en op rechte Aristolochla clematitis.” Hoeveel boeken zouden er wereld zün? Dat is een vraag, die na- tuurlük niemand beantwoor den kan. maar ergens in een der Zuidamerikaansche re publieken woont iemand, die het toch wel heel graag wil de weten en toen is hü aan het zoeken en aan het snuf felen gegaan in allerlei boeken en tüdsohrlften. Na heel wat werk en heel wat moeite is hü te weten ge komen. wel niet precies hoeveel boeken er op de we reld zün, maar wel dat het er een heele massa zün en ook heeft hü cüfers kunnen vinden, die ons een denk beeld geven van de ontzag lijke hoeveelheid lectuur, waarover de beschaafde we reld beschikt. Het belangrijkste van wat de snuffelaar bij elkaar ge zocht heeft, laten we hier volgen; dat het niet volledig is en dus de cüfers veel te laag, zal je begrijpen, als we neggen, dat hier alleen gesproken wordt over bibliotheken, die meer dan 50.000 boe ken bevatten; alle die er minder hebben en dat zün er ook niet maar een paar zün niet meegeteld. Over de geheele wereld zün er verspreid 1038 van zulke groote bibliotheken met e samen 181 mlllloen boeken. In Europa bestaan 669 bibliotheken met 119.600.000 boeken; Noord-Amerika telt 314 bibliotheken met 54.100.000 boeken; Zuid en Mldden-Amerika hebben er 33 met 3.300.000 boeken; Azië heeft 23 bibliothe ken met 3.900.000 boeken en Australië 7 met 1.100.000 boeken. In den tüd dat de ridderschap hoog op bloeide. woonde in een dicht, büna on doordringbaar woud een man, die zich Uitgaf voor toovenaar. Zün naam was Oduif en zoo klankrük zijn naam, zoo mismaakt was zijn lichaam. Men schat te zijn Jeeftüd op ongeveer veertig jaren, maar zün gebochelde rug en ingezonken schouders, waartusschen zün hoofd als het ware verscholen ging, deden hem er heel wat ouder uit zien. Oduif was een klein mannetje en ging steeds gekleed in een vettig, zwart kleed, waarin in den loop der jaren heel wat scheuren waren gekomen, die nimmer door Oduif werden hersteld. Oduif leefde ver van de andere menschen in het bosch, heel alleen met zün flesschen en retorten, zün too versla ven en dranken en kruiden. Want, zoo als gezegd, Oduif was een toovenaar, iemand die zich met duistere zaakjes op hield, die deed aan goudmakerij en an dere osunogelüke proeven, die menschen genas met tooverspreuken en honden en katten leerde praten. De kinderen uit de omgeving werden voor hem ge waarschuwd, maar de bügeloovige en domme menschen kwamen ’s avonds wel naar het huis van Oduif om hem geld te brengen in ruil voor allerlei diensten: zooals het genezen van een koe of het voorkomen van brand. Oduif deed goede zaken. Wanneer hü ’s avonds eens alleen op zün hurken voor het smeulende vuur zat. waarboven een van zün afzichtelüke drankjes borrelde, dan glommen zün oogen van plezier en zün lange grijp- handen woelden We teekenen daarvoor op karton een kwadraat .en trekken daarin de diago naal C-D, Verder verbinden wü A met B. welke punten beide de lün, waarop zü liggen, middendoor deelen. Trek nu ook de andere diagonaal, maar niet verder dan tot waar ze de lün A—B raakt, zooals op de teekenlng te zien is. Ook van B wordt naar het midden der aangrenzende rechter züde een lün ge trokken, die evenwel ook niet geheel door gaat, maar ophoudt waar zü de lün C-D raakt. Ten slotte trekken we nog een lün uit E, die evenwüdlg loopt met A-C. tot waar de lün C-D geraakt wordt en onze figuur Is klaar. Knip nu *t kwadraat volgens de Ujnen in stukken en pas de zeven stukken weer op andere wüze aan elkaar, zóó, dat ze samen de karikatuur van een mensch vormen. Je zult eens zien, wat een aardig wln- teravondwerkje dat is. waar het heele gezin zich een uurtje kostelijk mee kan vermaken. had medegedeeld, dat hü voor dezen Woensdag iets büzonders te ver tellen had en Iets moois had te zien. Geen wonder, dat de clubleden prompt op tüd aanwezig waren. Maar gedachtig aan hun goede voorne mens, gingen ze eerst de tuintjes onder handen nemen. En daarna zaten ze vol verwachting een vaasje tafel zette. ,Mag ik OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN l -SP.oyc Opeens bü een kromming van den weg ontdekte Jonathan een eigenaardigen stoet. Verrast hield hü zün paard in, om den optocht te zien passeeren. Het was een groote menigte dorpelin gen. die zich langzaam en plechtig, als gold het een processie, langs den weg voortbewoog. Allen spraken luid: „O Heer met den Bokspoot, ga ons arm zalig dorp voorbü, teister onze schamele hutten niet met uw geesel. de pest! Laat deze wreede gave Gods onzen grond voorbü gaan. Wü zullen de bevelen van uw grootmachtigen dienaar, den grooten Oduif. getrouw opvolgen. Bescherm ons. edele Heer.” Verbaasd sloeg Jonathan het tooneel gade. Eigenlfk wist hü niet goed wat er van te denken. Het was zoo vreemd en zoo plotseling, dat hü eerst eens wat van het ongewone moest bekomen. Or.derwül schreden de statig voort, ernstig hun gebeden gend Toen de stoet bü Jonathan was geko men, draaide deze zün paard. „Hallo menschen," riep hü hun toe, „wat heeft dat allemaal te beteekenen, *t lükt wel een begrafenis zonder doode.” De menschen keken hem verwijtend, sommigen zelfs boos aan. .Hou je mond, gezel, het gaat om een zaak van groot gewicht, antwoordde iemand, die voorop ging. „Komen de tooneellsten soms met hun kluchten?” vroeg Jonathan schamper. ,De booze wil ons dorp bezoeken met een züner vreeselüke ziekten!” ’„Zoo, wil hü dat, dat is niet precies vrlendelük van hem.” .Spot er niet mee," vermaande groote man, die ook in den stoet liep. „Wie heeft Jullie dat allemaal wijs ge maakt?" vroeg Jonathan verder. „Oduif, de dienaar van den Booee.” „Waar is die Oduif? Ik zal hem leeren andere menschen voor den gek te houden.” Er kwam beweging onder de dorpe lingen. Wat wilde deze overmoedige jon geman? Was hü van plan Oduif te be zoeken? Zou Oduif hem dat toestaan? Of zou het optreden van dezen jongen gezel de gevreesde ziekte doen uitbreken? Zü gingen niet verder en schaamden zich voor den jongen smidsgezel.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1931 | | pagina 13