VAN ALLES WAT
EEN PROEFNEMING
V-
DE ONTMASKERING VAN
DEN T OO VENA AR
i
BABY’S BADJE
DOOR HENK
EERDMANS
Maffe” pijp
De B. L. N. S.
B
A
ZR
A
c
MACHTE LD
EEN KARIKATUTJB-PTJZZIX
DE BOEKENSCHAT DEK WERELD
gaan we eens poppetjes
week
D
en
■BlaA
wanneer hü ’s avonds eens alleen op zün
hurken voor het smeulende vnnr zat.
hem
Het was een menigte dorpelingen
!W
Hij zit in ’t zelfde bad, dat eerst
Van mij en broertje was.
Wat is dat gek, dat ik nu nóóit
Meer in zoo’n badje past
Daar heeft hij weer de badspons beet!
Nu is 't met Moes gedaan!
Pdts! Dacht ik ’t niet? Nu kan ze zich
Wel weer verschoonen gaan!
Zit onze baby in zijn bad,
En poedelt Moes hem zacht,
Dan houd ik soms den peuter zoet:
Ik ben al bijna acht!
Ik trek gezichten tot hij kraait,
En plaag soms: „Moes, da’s laf!
U boent hem lang niet zooals mij,
U stoft hem enkel af.”
„En.” ging Henk voort. .Jcük nu eens
naar die wonderlijke bloemen. Ze lijken
net op pijpjes en de plant la er naar ge-
De zon was reeds aan het ondergaan,
toen de stoet de woonplaats van Odulf
bereikte. Vreemde schemeringen hingen
om en tusschen de boomen; in het Wes
ten was de hemel. boven den heuvel ach
ter de roode stammen, bloedrood. In de
takken zongen de vogels. Zwijgend na
derde Jonathan het huisje en stapte af.
Hjj ging binnen, gevolgd door Odulf en
OPLOSSINGEN RAADSELRIJMPJES
Geld.
Paraplu.
te
den
planten van ons land Is.”
„Hoe kom je er aan?” „Is t een wilde
plant?” „Wat ga je er mee doen?” Van
alle kanten kwamen de vragen los. Toen
bet weer stil was, begon Henk: ,Jk ben
Deze
maken.
kerel,
paard
hü bet
met den leeu-
Maar Moes kijkt even lief en juicht:
Jd’n schalk! M’n schattevent!”
Je kunt wat potjes breken, als
Je nog zoo’n baby bent!
hoe Odulf zijn eigen boel kort en klein
sloeg
Nu knippen we nog 2 stukjes sierpapier
van 8H x 13. en plakken die op de zijde
waar we de punten van bet lintje hebben
vastgeplakt.
Nu slaan we liet boekje dicht met de
liet het maar rustig gaan.
Tenslotte was het hier goed, en waar
het goed Is moet je lang blijven, meende
Jonathan.
En meteen zette hü weer een ander
deuntje In en liet de snaren van de lult
rustig tokkelen.
Nu moesten ze allemaal nog even kij
ken naar de plaats, waar Henk de püp-
bloemen geplant had. Ze hingen een
beetje, maar Henk had alle hoop, dat
ze wel weer op zouden komen.
„Zeg,” riep Ada, „spreek verstaanbaar
Hollandsch en niet zoo koeterwaalsch.”
„Of wel,” ging Henk voort, zonder zich
in het minst uit het veld te laten slaan.
,Jn het Hollandsch de pijpbloem, een
Amerikaan, die in den loop van de vorige
eeuw zijn Intrede In ons land heeft ge
daan en een van de merkwaardigste
„Bedrieger?" herhaalde hij woedend, en
dreigend kwam hij naderbij.
Doch Jonathan had nu al zijn moed
herwonnen. HU liet het paard steigeren
waardoor Odulf terug week.
„BlUf hier”, riep hü Odulf toe, „als je "n
dienaar van den duivel bent, dan zal die
je ook wel helpen. Vertel eerst eens hoe
veel geld Je dezen menschen afhandig
hebt gemaakt? Met dat geld zou het dorp
welvarend gemaakt kunnen worden. Met
datzelfde geld zouden hongerige men
schen gevoed kunnen worden. Ga met me
„Luistert menschen,” riep Jonathan, ,Jk
geloot dat een bedrieger jullie bü den
neus genomen beeft. Hoe toch kan hü
weten dat de booze van plan is de ge
vreesde ziekte op Jullie af te sturen? Dat
weet niemand. HU zou met den duivel in
verbinding staan I Bügeloof!
„Ons geloof leert, dat niemand met den
duivel kan omgaan, hoogstens kan deze
hem slechte dingen laten doen, maar
persoonlUke vrienden van den duivel le
ven niet op aarde, of het moesten andere
duivels zijn.
We teekenen daarvoor op karton een
kwadraat en trekken daarin de diago
naal C-D. Verder verbinden wü A met B,
welke punten beide de lün, waarop zU
liggen, middendoor deelen.
Trek nu ook de andere diagonaal,
maar niet verder dan tot waar ze de lijn
A—B raakt, zooals op de teekenlng te
zien is.
Ook van B wordt naar het midden der
aangrenzende rechter zijde een lijn ge
trokken, die evenwel ook niet geheel door
gaat, maar ophoudt waar zü de lijn O-D
raakt.
Ten slotte trekken we nog een lün uit
E. die evenwijdig loopt met A-O, tot
waar de Ujn O-D geraakt wordt en onze
figuur is klaar.
Knip nu t kwadraat volgens de lijnen
In stukken en pas de zeven stukken weer
op andere wijze aan elkaar, zóó, dat ze
samen de karikatuur van een menseb
vormen.
Je zult eens zien, wat een aardig wln-
teravondwerkje dat te, waar het heele
gezin zich een uurtje kostelijk mee kan
vermaken.
van den duivel bent?” vroeg Jonathan.
Odulf beefde. HU zag in dat zijn zaak
hopeloos verloren stond.
Er viel van dezen Jongen smid geen
genade te verwachten.
.Neen,” fluisterde hU bang.
Jonathan gaf hem een hamer en beval
hem alle flesschen. kolven en retorten
met brouwsel stuk te slaan.
Zwijgend zagen de dorpelingen toe. hoe
Odulf zUn eigen boel kort en klein sloeg.
.Nu het geld,” zei Jonathan, en het
werd hem gebracht.
Dadelijk gaf hU het aan de boeren om
het aan de eigenaars terug te geven.
„Weet Je nu wat je te wachten staat?"
vroeg de jongeman.
Hulpeloos keek Odulf om zich heen; hü
zag niets dan barsche gezichten.
„Eigenlijk moeten menschen als jU aan
het gerecht worden overgeleverd. Maar
Ik zal een uitzondering met je maken.
„OrUpt hem." zei Jonathan tegen de
boeren „en brengt hem bü den Pastoor.
Die moet dan maar doen wat hü bet
beste vindt."
had medegedeeld, dat hU voor
Woensdag Iets bUzonders te ver
had en iets moois had te zien,
wonder, dat de clubleden prompt
noemd. Onderaan zijn het bolletjes (flg.
2), die in een scheef peperhuisje uitloo-
pen. De gele kleur doet de bloemen erg
opvallen."
.Daar zal een insekt niet zoo gauw
uitkomen.” merkte Ada op.
.Neen,” antwoordde Henk, „alleen
kleine vliegjes komen door die nauwe
opening naar binnen. En als ze er een
maal in zUn. kunnen ze niet meer weg.
Het schUnt, dat de bloem ze aantrekt
door haar geur. Hebben ze nu eenlgen
tUd In de bloem rondgekropen, dan wil
len ze weer terug. Maar o schrik, de
toegang is door scherpe pinnen afgeslo
ten (flg. 3). StUve haren, die bü het
„Jullie Odulf te een bedrieger. En wat
zegt Jullie Pastoor ervan? Vindt die het
goed dat jullie je werk in den steek laat,
om den raad van dien bedrieger op te
volgen?
„Vindt die het goed dat jullie je geld
geven aan een oplichter Inplaats van het
aan je vrouw te geven, of het te beste
den voor de glorie van O. L. Heer?”
De menschen bleven zwügen. Sommigen
zwegen uit gramschap, omdat zoo’n jon
ge vent hun de les kwam lezen, maar er
waren er ook, die begonnen in te zien
dat deze jonge reiziger gelijk had en
dat zU bedrogen werden door Odulf.
Maar geen durfde dit vooralsnog te be
kennen.
Op dit beslissende oogenblik kwam uit
bet kreupelhout een kleine man te voor
schijn, op wiens verschijnen de boeren
angstig samengroepten en eenige schre
den achtérultgingen.
„Odulf.”
„De dienaar van den Booze.”
Odulf ging op Jonathan toe en deed
net o< hU de verschrikte dorpelingen
niet zag. HU kwam tot vlak voor bet
paard, dat angstig begon te steigeren,
iets dat de boeren al weer aanzagen voor
een staaltje van Odulf’s macht.
„Jongeman”, zei Odulf langzaam,
„waarom stoor Je die arme menschen?"
Jonathan zweeg, hU was door het
ulterlUk van den man overrompeld.
„Waarom help je ben niet liever,” ging
1 Odulf voort, .jioor mee te bidden dat de
Bocee hun dorp moge voorbUgaan?”
Nu vond Jonathan zün spraak terug.
Hiermee eindigt deze geschiedenis. Wat
er met Odulf verder gebeurde is kort te
vertellen. De Pastoor vergaf hem zijn
misdaden en Odulf moest tot boete een
bedevaart naar Rome maken. Het dorp,
waarover Odulf zoo lang had geregeerd,
bloeide op. De menschen werden vrijer
en opgeruimder. De oogsten gingen goed
en bet geld, dat ze opbrachten, werd ge
bruikt voor het dorp. Armoede ver
dween. welvarendheid kwam ervoor in de
plaats.
En Jonathan?
Die trok verder, zUn liedje zingend,
naar den vreemde, leerde zün ambacht
de vorige week naar Aipersfoort geweest,
waar de plant op enkele plaatsen veel
voorkomt. 'k Heb er een paar geplukt
om ze jullie te laten zien en verder heb
ik een paar stukken meegenomen om
hier in den tuin te planten. Ik wou ze
meenemen naar Ameland en eens zien of
ze daar groeien willen. In Bloemendaal
moeten ze veel in de duinen staan. Be
kijk de plant maar eens goed. Let eens
op de grijsgroene bladeren.” (Flg. D.
,Net bladeren van boonen," meende
Jan.
de dorpelingen
i gebeden zeg-
Op een zonnlgen zomerdag kwam over
den weg die langs het bosch leidde een
Jongeman gereden, een handwerksgezel,
die zUn ouderlijk huis had verlaten om
in den vreemde, in Spanje of Italië, zün
ambacht verder te leeren. Deze smids
gezel. een jonge, krachtige
heette Jonathan. TerwUl hU zün
stapvoets liet voortgaan, zong
hoogste lied, wedijverend
werlk, die hoog boven zün hoofd zün
tonen schallen liet, en hü begeleidde
zichzelf op de lult. ZUn hoed hing aan
een lint over zün schouder en zUn lange,
golvende haren fladderden In den wind.
„Hallo, oude Jongen,” onderbrak Jona
than zün Hed, „zou je niet eens wat snel
ler gaan loopen? Je doet net of ik ds
keizer in eigen persoon ben, die beeft
ook geen haast wanneer hü op reis. te.
Maar verbeeld Je maar niet te veel hoort
Je draagt niet den keizer, maar een heel
doodgewonen smidsgezel en nog wel een,
die niet al te veel geld heeft."
Het paard spitste zün ooren, maar ove
rigens bleef zün gang hetzelfde. De dag
was lang geweest en warm, de weg was
gegaan over een uitgestrekte helde, die
geen enkele beschutting bood tegen de
zon, die met haar stralen de aarde on
barmhartig verwarmde. Nu waren zü In
de beschutting der eeuwenoude boomen,
die een ontzaglijken bladertooi droegen,
waarin de zonnestralen slechts een enke
len keer konden doordringen.
Het was koel hier en aangenaam.
En het paard kon niet weten hoever de
dichtstbijzijnde herberg was, waar hü en
n zün berüder een onderkomen zouden vin
den. Daarom bleef het dier stapvoets
gaan en de jonge smid, die begreep dat
het dier een zwaren dag had gemaakt,
mee." riep hü tot Odulf, en zonder af te
wachten of de man wel zou gehoorza
men, reed hü het bosch In naar Odulf’s
hut.
Odulf ging gedwee achter hem aan en
op eenlgen afstand volgden de verbaasde
dorpelingen. Deze laatsten waren ver
baasd, hun gevreesden Odulf als een
lammetje den jongen smidsgezel te zien
volgen en hun vertrouwen kwam al meer
en meer aan den kant van Jonathan te
staan.
ZU begonnen in te zien hoe dom zü ge
daan hadden door hun geld te geven aan
Odulf in ruil voor zün praatjes. Praatjes!
Ja, dat waren het inderdaad, want nu
de tongen los kwamen durfden ze meer
te zeggen dan vroeger en zoo bleek al
spoedig dat de toovermiddelen. die Odulf
had gegeven voor de genezing van een
koe, in het geheel niet hadden geholpen.
De boer, die voor het geneesmiddel ze
ker de helft van de waarde van de koe
had moeten betalen, had nooit iets van
het falen durven zeggen. Maar nu hü
Odulf getemd zag. bazuinde hü de ge
schiedenis uit en zoo had teder zün eigen
ervaringen.
langzaam door zün zakken, waarin hü
het geld, dat hü ontving voor zün kun
sten, verborg.
Dan prevelde hü allemaal onverstaan
bare woorden en soms begon een kraai
in de donkere kamer te schreeuwen.
Wanneer op zoo’n oogenblik een be
zoeker zou zün binnengekomen, zou hem
waarschünlük de angst om het hart
geslagen zün.
En geen wonder!
Het moest inderdaad wel een dappere
man zün die door het geheimzinnige van
die omgeving niet werd overweldigd. De
boeren uit de omgeving waagden zich
slechts in uitersten nood of wanneer ze
iets van Odulf gedaan wilden hebben In
bet bosch. En met de edelen, de ridders
uit het bosch, ging het evenzoo. Hoezeer
zü Ook bestand waren tegen openlüke
vüanden, zü stonden machteloos tegen
over den geheimzlnnlgen Odulf.
Al hun maliënkolders en schilden kon
den hen niet helpen om hun vrees
overwinnen, wanneer zü tegenover
toovenaar stonden.
En toch, deze Odulf was een doodge
woon mensch, niet geheimzinniger dan
andere en zeker niet machtiger of kun
diger, maar zün handigheid gaf hem een
wapen in de hand waarmee hü iedereen
kon verslaan.
Door zün mismaakte lichaam was hü
ongeschikt voor elk ambacht dat li
chaamskracht of uithoudingsvermogen
noodzakelük maakte en omdat hü onge
letterd was. geen scholen had doorloo-
pen, kon hü geen hersenarbeid verrich
ten. Eigenlijk was Odulf een beklagens-
waardig mensch. In zün jeugd reeds
uitgescholden door hartelooee menschen
en door onnadenkende kinderen, stond
hü steeds meer op zich zelf en ging hü
andere menschen mijden. Door zün on
geschiktheid bü de boeren en de andere
werklieden niet in tel, door zün onge
leerdheid bü de geleerden en edelen
niet toegëlaten. bleef hem niets anders
over dan zün heil te zoeken bü de no
maden, zigeuners, zwervende roovers,
door wie hü werd ingewijd in de twü-
felachtlge kunst van het rooven en be
driegen. Om dan toch aan den kost te
komen hulde hü zich In een waas van
geheimzinnigheid, waardoor de büge-
loovlge bevolking in den waan werd ge
bracht dal hü in verbinding stond met
den Booze, den duivel, aan wlen hü mis
schien zün ziel wel had verkocht tn ruil
voor onbekende machten, waarmee hü
binnenkomen niet opgemerkt weiden,
beletten nu het omhoog krulpen. Meer
slachtoffers komen naar beneden en
juist als ic menschelükerwüxs gesproken
alle hoop hebben opgegeven, te plotseling
de slagboom onschadelük geworden. De
haren zün dan namelük verschrompeld
en de gevangenen kunnen ongehinderd
vertrekken. De bedoeling van de gevan
genneming was niet de diertjes kwaad te
doen, maar ze werk te laten verrichten.
n.l. het weghalen van het stuifmeel."
„Wordt die püpbloem wel eens ge
kweekt?” vroeg Kees.
„Voor Zoover ik weet niet,” antwoordde
Henk. „Wel ls er een groote neef of nicht
van haar, die vooral aangeplant wordt
voor prlëeltjes. Het is de moffenpüp met
groote hartvormige bladeren en gekromde
bloemen." (Flg. 4).
Henk
dezen
tellen
Geen
op tüd aanwezig waren.
Maar gedachtig aan hun goede voorne
mens, gingen ze eerst de tuintjes onder
handen nemen. En daarna zaten Ze vol
verwachting naar Henk te küken. die
een vaasje met bloemen voor zich op
tafel zette.
„Mag ik Jullie voorstellen," begon
Henk op deftlgen toon, „de echte en op
rechte Artetolocbia clematltls.”
Hoeveel boeken zouden er wel op de
wereld zün?
Dat is een vraag, die na
tuurlijk niemand beantwoor
den kan. maar ergens in een
der Zuidamerlkaansche re
publieken woont iemand, die
het toch wel heel graag wil
de weten en toen is hü aan
het zoeken en aan het snuf
felen gegaan in allerlei
boeken en tüdschriften. Na
heel wat werk en heel wat
moeite is hü te weten ge
komen wel niet precies
hoeveel boeken er op de we
reld zün. maar wel dat het
er een heele massa zün en
ook heeft hü cüfers kunnen
vinden, die ons een denk
beeld geven van de ontzag--
lüke hoeveelheid lectuur,
waarover de beschaafde we
reld beschikt.
Het belangrijkste van wat
de snuffelaar bij elkaar ge
zocht heeft, laten we hier
volgen; dat het niet volledig
te en dus de cüfers veel
te laag, zal je begrijpen, als we
zeggen, dat hier alleen gesproken wordt
over bibliotheken, die meer dan 50 000 boe
ken bevatten; alle die er minder hebben
en dat zün er ook niet maar een paar
zün niet meegeteld.
Over de geheele wereld zün er verspreid
1038 van zulke groote bibliotheken met e
samen 181 mlllloen boeken.
In Europa bestaan 669 bibliotheken met
119.600.000 boeken; Noord-Amerika telt 314
bibliotheken met 64.100.000 boeken; Zuid
en Midden-Amerika hebben er 22 met
2.300.000 boeken; Azië heeft 23 bibliothe
ken met 3.900.000 boeken en Australië 7
met 1.100 000 boeken.
In den tüd dat de ridderschap hoog op-
bloelde, woonde in een dicht, büna on
doordringbaar woud een man, die zich
uitgaf voyr toovenaar. Zün naam was
Odulf en zoo klankrük zün naam, zoo
mlsmaakk'was zijn lichaam. Men schat
te zün leëftüd op ongeveer veertig jaren,
maar zijn gebochelde rug en ingezonken
schouders, waartusschen zijn hoofd als
het ware verscholen ging, deden hem er
beel wat ouder uit zien. Odulf was een
klein mannetje en ging steeds gekleed in
een vettig, zwart kleed, waarin in den
loop der jaren heel wat scheuren waren
gekomen, die nimmer door Odulf werdsn
hersteld. Odulf leefde ver van de andere
menschen in het bosch. heel alleen met
zün flesschen en retorten, zün tooversta-
ven en dranken en kruiden. Want, zoo
als gezegd, Odulf was een toovenaar,
iemand die zich met duistere zaakjes op
hield. die deed aan goudmakerij en an
dere onmogelüke proeven, die menschen
genas met tooverspreuken en honden
en katten leerde praten. De kinderen
uit de omgeving werden voor hem ge
waarschuwd, maar de büge'.oovlge en
domme menschen kwamen ’s avonds wel
naar het huls van Odulf om hem geld
te brengen in ruil voor allerlei diensten:
zooals het genezen van een koe of het
voorkomen van brand.
Odulf deed goede zaken.
a Wanneer hü 's avonds eens
alleen op zün hurken voor het
smeulende vuur zat,
W waarboven een van zün
afzlchtelüke drankjes
borrelde, dan glommen
zün oogen van plezier en
zün lange grijp
handen woelden
TOOVERBOEKJE.
We nemen 2 stukjes karton van x 14
c. M
Omplakken alle 2 stukjes met sierpa
pier op de manier die we geleerd hebben.
Voorlooplg blüft dus aan den eenen kant
het karton zichtbaar.
Nu leggen we de 2 stukjes vlak tegen
elkaar, zooals op de teekenlng. de zijden,
waarvan je het karton nog ziet; boven, en
nemen dan 3 lintjes of strookjes linnen
van of M c.M. breed en 11 cM lang.
Meet ongeveer af de plaats waar de
lintjes moeten komen. Even ver van
elkaar en van de hoeken.
Nu bestrüken we een puntje van het
lintje met plaksel en drukken dit op het
karton bü A. (zie teekenlng). We halen
nu het lintje onder het andere door (zie
stippellijn), en trekken het goed strak
aan en plakken dan aan den bovenkant
bü B het lintje weer vast. Onderaan
dltol Middenin hetzelfde, alleen met
dit verschil dat het nu net op den an
deren kant komt, dus respectievelük bü
C en D.
Opeens bü een kromming van den weg
ontdekte Jonathan een elgenaardigen
stoet. Verrast hield hü zün paard in,
om den optocht te zien passeeren.
Het was een groote menigte dorpelin
gen. die zich langzaam en plechtig, als
gold het een processie, langs den weg
voortbewoog.
Allen spraken luid:
„O Heer met den Bokspoot, ga ons arm
zalig dorp voorbü, teister onze schamele
hutten niet met uw geesel. de pestl Laat
deze wreede gave Gods onzen grond
voorbü gaan. Wü zullen de bevelen van
uw grootmachtigen dienaar, den grooten
Odulf, getrouw .opvolgen. Bescherm ons,
edele Heer."
Verbaasd sloeg Jonathan het tooneel
gade.
Eigenlük wist hü niet goed wat er van
te denken. Het was zoo vreemd en zoo
plotseling, dat hü eerst eens wat van bet
ongewone moest bekomen.
Onderwül schreden i
statig voort, ernstig hun
gend.
Toen de stoet bü Jonathan was geko
men, draaide deze zün paard. „Hallo
menschen.” riep hü hun toe, „wat beeft
dat allemaal te beteekenen, t lükt wel
een begrafenis zonder doode."
De menschen keken hem verwütend,
sommigen zelfs boos aan.
.Nou je mond, gezel, het gaat om een
zaak van groot gewicht, antwoordde
iemand, die voorop ging.
„Komen de tooneellsten soms met hun
kluchten?” vroeg Jonathan schamper.
,J)e booze wil ons dorp bezoeken met
een züner vreeselüke ziekten!"
„Zoo, wil hü dat, dat Is niet precies
vriendelük van hem."
..Spot er niet mee,” vergaande een
groote man, die ook in den stoet liep.
„Wie heeft jullie dat allemaal wjjs ge
maakt?” vroeg Jonathan verder.
„Odulf, de dienaar van den Booee.”
„Waar is die Odulf? Ik zal hem
leeren andere menschen voor den gek
te houden.”
Er kwam beweging onder de dorpe
lingen. Wat wilde deze overmoedige jon-
ffpman? Was hil van plan Odulf te be-
OVERNEM1NG UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
de boeren uit bet dorp.
Er werd licht gemaakt en thans zagen
zü de woning zonder de geheimzinnige
duistemte.
„Houd je nog vol, dat je een dienaai
„Bedrieger”, riep hü uit, ,*eg liever
waarom je de menschen bang maakt met
fabeltjes. Waarom je goedgeloovlge dor
pelingen het geld uit de zakken klopt? I"
Odulf verbleekte.
Doen we nu een kaart achter het ééne
lintje en vouwen we het dan weer op. daa
zit net Ineens achter de twee lintjes.
SLOYTER.
zieken genas en kon regeeren over don
der en bliksem.
Zoo vergaarde Odulf een klein vermo
gen büeen en leefde hü ongestoord in de
eenzaamheid van het b-sch.
En als hü eens door het dorp kwam
dat hü had bevrijd, verwelkomden de
-nenschen hem blü onthaalden hem ee
■erden feest.