DE PANTOFFELS VAN DEN MAJOOR EEN VACANTIEBRIEF VAN HENK VAN ALLES WAT ri .g' DE WEDVLUCHT i- g: z b*; L I s F De B.L.N.S. X L c: s: - R L c' o - R :4: :s ’r T A T: R :q: ■g ,lS, OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN gesprek sprong behendig over X lage hekje zei: „Eindelijk zijn ze wie ra In zijn luien stoel de krant iesende HKRMAN J. HAIJKMAIJK. d. M. soon Ameland, Augustus 1931 Beste allemaal I week. Wie weet wat we dan beleven. Jullie HENK. DE NIEUWSTE MOTOR ALTIJD VIER OF ZES NULLEN. dat tuagU hU de endjes ep Ken» op een mooien morgen in Mei kwamen zij tarnen uit hun ei, met nog meerd’re broer» en zusjes, en, in ‘t oudemest, zoo knusjes, waarin zij waren uitgebroed, werden zij verder opgevoed. ro ro Opéén» zei tot hen vader Vink: ^Zeg, hoor eens even. Fier en Flink 'k Wil eens zien, wie van jou beiden ’t Vlugste vliegt naar d’ overzijde en terug waar j’ oome woont d’ overwinnaar wordt beloond...." Wie was jaloersch op Flink en Fier? Géén van je broers of zusjes hier! Zü mochten jullie gaarne lijden en waren trótsch op jullie beiden Dat is de houding, die j’ óók past, mijn kind jij hebt mij wreed verrast!" eerst kust. agent van politie, een kerel, die net uit een gracht aankwam, had Het tweetal, waar ’t hier over gaat, z waren vinkjes, o, heel kordaat, d' aUerflinkste uit het nestje van het vroolijk vinken-restje. D’ één heette „Flink” en d’ ander JFier" Zü strekten ’t nest tot eer en sier. t 3 U a VOO ma der kw< E ner V den H teg< mot blat met gevi inze den B< naai blad sma gew< de den- ten. na e oorlt welb penl Ge waai petit tltioi Be tui 1 gei he tal nis dei vei 1 1 adi tio gingen naar Daar >1 x m n 4 Wl te t Geheele volle Vinkenneet had d’ aandacht op Va Vink gevest, en ieder moest zijn woorden prijzen! Hij was ook d’ oudste en meest-wijze vink van alle uit de wijk, daarvan gaf hij reeds vdker bUjk.... Hjj was een vinken-Salamo, althans, dat vonden allen zoo; al wat Va Vink deed mocht gelukken hij wist ’t verkéérde t’ onderdrukken Zoo stichtte hij dan nu weer vreé tusschen zijn allerbeste twee! Zoo’n wedvlucht mocht hun welkom zijn! Zij vlogen weg op Vader’s sein, en wiekten wat zij wieken konden, wel bijna zeventig seconden. Flink won den prijs was ’t éérst weerom Fier keek jaloersch, bleef strak en stom. Toen vader Vink Fier's boosheid zag, Zei hij: „Wat dat, als ‘k vragen mag? Ik heb toch nimmer kunnen vreezen, dat d één naijverig zcu wez^n op d’ ander van mijn kinder schaar..., want dit lijkt mij toch dl te raar! Kei „Opn verspi cotnit verscl •Dtt munli van I «P he actie Een daard te do tische moetij doorn when. Dr. te wil ..De onden was al „T aeke: Hide ia ui noen h d< dat werd Most ,JE< tollet 'raas wuste .Del Ze gi Utree m va Een dersb was t dere Per ti van ■ader wa< deeid was hoe d er U>an is t in orde!" zei Va Vink ,Jaloersch-zijn past aan Fier noch Flink! ’k Hoop gij dat lesje vele keeren zoo voor je zelf zult repeteeren taloer schheid, wangunst en zoo voort, i» 't, toat het meest den vree verstoort!" Vink Fier keek zijn papa eens aan en schaamde zich bij diens vermaan; hoe kwam hij toch zoo laf te wezen? Hij heette Fier, kón ’t nóg, na dézen? Hij hield zich echter kloek en koen, m zei: „Neen, nóóit zal ‘k zóó meer doen!" dat dit naar boven gaat en bet andere omlaag komt Dit druppelt dan weer kaarsvet weg en keert daarna weer naar boven terug. Wanneer je het ding secuur in even wicht gefabriceerd hebt, schommelt bet net zoolang tot de kaarsjes hrelemaal op gebrand zijn. zessen om in de soos een partijtje te kaarten. Een groote sigaar roo- heel voorzichtig die pantoffels verijdeld; beter voorbereid. 3. Truua houdt heel veel van mooie kleeren. Ze had in de stad een heel mooien duren hoed alen staan. Toen ze haar vader vroeg at ae dien mooien hoed kreeg, gaf hU geen antwoord, doch toe kende alleen als antwoord: Wat beteatoent dat? Juffrouw een kleur plotseling zag. Streng vertelde de agent, wat hij aoo even had gezien en haalde zQn zak boekje al voor den dag. Wat moest Anna nu beginnen!? „Het best is maar,** aoo dacht ze, „dat ik eerlijk opbiecht” en nu begon ae *t verhaal te doen van de oude sloffen en eindigde met de woorden: nu liggen ze in de gracht, agent en ik hoop, dat u voor dezen keer nu eens niet boos op me zult zijn. Ik beloof u, dat ik het nooit meer zal doen.” Even begon de man der wet te lachen en antwoordde: ,Jn de gracht? Dat denkt u maar. Kijk, één ligt er net nog op den kant en de andere is terecht gekomen op bet vlot, dat net voor uw huis in de gracht ligt.” Anna schrok. Zouden die akelige din gen nu nog niet weg zijn! „Als u ze nu nog gauw mee naar bin nen neemt,” vervolgde de agent, „dan zal ik een oogje toeknijpen.” Toen ging hij naar den rand van de gracht, raapte den eenen pantoffel op en vlachte den anderen van 1 vlot op. Daarop reikte hjj t oude paartje aan Anna over met de woorden: „Geluk er mee, juffrouw!” en nijdig als een spin zette juffrouw Anna die vervelende din gen weer neer in vaders slaapkamer. Neen, ze moesten ia Godsnaam maar blijven, waar ae waren! En zoo bleef de majoor nog jaren zijn oude pantoffels dragen tot groote erger nis van zijn dochter en nog altijd zou hij ze gedragen hebben, als niet een paar maanden geleden de majoor plotseling was overleden! successievelijk maakten met volg was, dat we In Holwerd moesten overnachten. Veel bijzonders zagen we daar aan de Friesche kust niet Er stond een massa zeekraal (fig. 1). We kauwden wat op de stengeltjes, maar vonden er die dieren uitstekend bewaren kunt als je ze op formaline zet Ze worden dan heelemaal hard en stijf. Dus morgen eerst een drogist opgescharreld om for maline. Jampotjes kan ik hier genoeg krijgen om ze in te doen. Mientje vond bet idee, cm die dieren op sterk water ’i het strand (flg. 6). Dat zijn de schelpen van inktvisschen. Ik zal er wat van meenemen voor de kanaries van mijn heer Van Deventer. /Grag voets over te komen. Een autobus wacht te de reizigers op, maar wij fietsten direct naar het dorp, naar ons pension, dat we zonder veel moeite vonden. Den volgenden morgen gingen we eerst het dorp eens bekijken. Er zijn aardige oude geveltjes en er is een hooge toren. Dien kun je overal in den omtrek zien, dus gevaar voor verdwalen is er niet. Later op den dag fietsten we bet eiland over en het viel ons tegen, dat er zoo veel bordjes „verboden toegang" waren. Bosschen zijn er veel meer dan op Ter schelling. *B Middags gingen we naar zee. In de duinen zagen we veel blauwe zeedistels (flg. 4). Op Terschelling is er maar één plaats, waar die overvloedig voorkomen. Toen naar bet strand. Druk was bet er niet, we zagen de kennissen, waar we op reis kennis mee hadden ge maakt, maar verder niemand. Bijzon dere vondsten deden we ook niet. Wel lagen er hoopen wier en een beeleboel kwallen. Met die laatste hoop ik me eens bezig te houden, als ik ze op sterk water kan zetten. Ik heb gehoord, dat je [o; zegt Anna, „toe, doe mij een plezier en doe die oude sloffen weg. Laat mij nu eens een paar nieuwe pantoffels voor u koopen. Ik schaam me n.l. dood als de lui zien welke schoeisel u thuis 'draagt.” ,J5eur toch niet zoo, Anna,” antwoordt mopperig de ma joor. ,Je weet, dat mijn voe ten erg pijnlijk zijn en dat deze oude pantoffels mij zoo echt gemakkeljjk zitten. Waarom moet je me nu zoo kwellen door me dingen te laten dragen, die me zeker n.et zoo gemakkelijk zullen zijn? Geef je dus alsjeblieft geen moeite en Iaat mij die oude dingen maar dragen." „Maar vader," vervolgde Anna zich nog geenszins gewonnen gevend „u ziet et uit ais een oude boer met die dingen aan uw voeten en u zult zien, dat de pantoffels, die ik voor u koop, even lek ker zitten!” me allemaal niks schelen,” riep nu de majoor sen beetje booe. Jk wensch geen andere en ik ben hier baasl” Maar juffrouw Anna dacht: JJe poli tie mag nog zoo waakzaam zijn, ik aal ze wel verschalken.” En toen het donker was, nam ze de oude sloffen voorzichtig op, ging er mee naar bulten, keek terwijl ze op de stoep bleef staan eerst eens, of er onraad was en toen as niets zag.... hup, toen vlogen de oudjes opeens met een sierlijken zwaai hoog docr de lucht in de richting van dc gracht. Flap.werd de deur dicht gedaan en Mke In den tuin was Jakob, de tuinman, net bezig met het nazien van de broeibakken, die in de nabijheid der re- sedastruiken stonden. Al spoedig viel zijn oog op de oude pantoffels. ..Mijn he mel." dacht hU, „daar staan nu warempel de pantoffels van den majoor! Goed, dat ik ze daar net zie. Hij is zoo gehecht aan die oude dingen! Laat ik ze maar gauw weer stilletjes in zjjn slaapkamer zetten.” En de daad bij het woord voegend, raapte hij de oudjes op, veegde de wa terdroppels er met de mouw van z’n jas af en.... bracht ze heel stilletjes in de slaapkamer van den majoor, door ze voorzichtig tusschen de breede deurspleet heen te schuiven. En om vier uur ontwaakte de oude krijgsman, kleedde zich aan en vond ook, na eenig zoeken, zijn oude pantof fels. „Gek,” dacht hij, „dat ze daar zoo staan vlak bij de deur.” Maar verder interesseerde het hem niet hjj had zijn oudjes weer terug en naar de nieuwe dingen onder den stoel keek hij niet eens om. die gunde hij geen blik! Kuchend stapte hij de huiskamer bin nen, waar Anna net de thee zette. Stilletjes wierp ze een blik op papa's voeten. Wat was dat? Neen maar, die oude sloffen! Hoe kon dat nu? En heele Veertig lange jaren had majoor Dree- sen zijn vaderland trouw gediend; na tuurlijk niet altijd als majoor, want als jong tweede luitenant was hij begonnen en door goe» gedrag, vlijt, moed en trouw was hU snel opgeklommen, was achtereenvolgens eerste luitenant ge worden, daarna kapitein en tot besluit werd hij nog als majoor aangesteld en zijn gouden kraag met ster vol droeg trots. De zaken klopten altijd bij majoor Dreesen en zjjn „jongens" zooals hjj zijn soldaten altijd noemde droegen hem op de handen, want eerlljker ma joor was er in het heele leger van 't koninkrijk der Nederlanden niet te vin den! Wie straf had verdiend, kreeg er van langs dat verzeker ik Je! Maar zijn plicht deed, kon altijd op zijn steun rekenen. te zetten, erg griezelig. Ze wist niet, dat kwallen al dood zijn voor ze aan spoelen. Er ligt hier ook erg veel zeeschuim aan Zoo eindigde voor den zooveelsten keer het gesprek tusschen den majoor en zijn dochter over het hoofdstuk: pan toffels. En toch wou Anna haar pogin gen niet opgeven! Weet je wat, ze zou samenspannen met Heintje, de werkvrouw! Die zou wel raad weten! En toen Vrijdags Heintje verscheen, had er In de keuken een heel geheimzinnig gesprek plaats, de oude pantoffels vormden het thema van dit gesprek. „Nee, juffrouw Anna," hooren we de werkvrouw zachtjes zeggen. „Ik durf ze niet mee nemen. Hij zou me terstond wegjagen, als hij hoorde, dat Ik z'n pan toffels had weggenomen. Neen, hoor dat doe ik nietMaar weet u, wat wel kan? Laten we ze In den tuin verstop pen tusschen de struiken. Hij zal ze dan niet zoo makkelijk vinden en als ze dan niet gevonden worden, welnu dan moet hij wel aan een paar nieuwe!” „Afgesproken, Heintje,” juichte Anna. „Ik zet vanmiddag, als vader zijn mid dagdutje doet, stilletjes die oude dingen ergens in den tuin en Ik zet het nieuwe paar, dat Ik al eenlge dagen In huls heb, onder den stoel bij zijn bed. Dan zullen we eens zien, hoe *t afloopt.” Om twee uur precies verdween de ma joor In zjjn slaapkamer, die uitzag op den tuin, zette de groote. openslaande deuren half open hij hield van fris- sche lucht op de kamer en kroop in bed. Weldra sliep hij.... Stilletjes sloop nu Anna naar binnen, nam de oudé sloffen weg en zette het paar nieuwe keurige dingen waren 't op de plaats der oude. Als een dief sloop ze den tuin binnen en deponeerde de oudjes tusschen de hooge resedastrui- ken. Met kloppend hart wachtte ze de dingen af die zouden komen. Probeeren jullie eens van len er niet veel aan. Ook zagen we Engelsch gras (flg. 2). Die planten staan hoofd- zakelljk aan den buitenkant van den dijk. Enkele vogels zagen we ook, hoofd- zakelljk scholeksters (flg. 3), die over de weilanden zwierven. Ze trippelden op en achter den dijk, zeker op zoek naar krabbetjes en slakken. We sliepen dien nacht niet veel, dat verzeker ik jullie. Den volgenden mor gen waren we het eerst aan den steiger. Het was een aardig gezicht al de reizi gers successievelijk te zien aankomen. We maakten met een paar aardige menschen kennis en waren nog druk in gesprek, toen de boot al aankwam. De bootreis duurde maar kort, heel wat korter dan naar Terschelling. Een beetje gek stonden we te kijken, toen we hier het havenhoofd te zien kregen, waar we aan moesten leggen. Ik heb gehoord, dat het bij stormweer niet mogelijk is, droog- ..-j. .q: .Q. O deze M nul- door te strepen, zoodanig, er in alle rijen een even getal 4 at overblijven. Wat was het vreemd, toen we bij het voet aan wal zetten onzen trouwen Bran- darls misten. Maar laat ik geregeld ver tellen. Eergisteren moesten Friesche verrassing, die minder prettig was. De „Waddenzee”, de boot naar Ameland, kar. namelijk alleen bij vloed varen, 't Ge- zóó hevig schrok ze, dat er een straal kokend water bezijden den theepot terecht kwam! Hoe was dat nu toch In 's hemelsnaam gebeurd? Heintje wist het ook niet; maar toen Jakob om half 5 In de keuken verscheen om zijn kopje thee te halen, hoorden ze de oplossing van het raadsel. Beiden moesten er om lachen. „Waar bemoeit die Jakob zich toch mee? Laat hjj maa^ op de broeikassen letten!” Zoo was dus de eerste aanslag op de oude pantoffels verijdeld; maar een tweede, beter voorbereid, zou weldra volgen. 's Zaterdags kwam Heintje weer om te werken en nu werd het volgende plan gemaakt: Heintje zou om een uur of half drie de pantoffels weggooien, heel ver weg tusschen de rails van de elec- trische tram, die achter den tuin liepen. Daar zou niemand op die oude dingen letten; misschien zou een of andere be delaar ze dan oprapen en meenemen. Op die manier zou men ze toch zeker kwijt zijn. De belde vrouwen lachten al bij voor baat dat was een goed plan! En het werd uitgevoerd ook! Maar weer zou er een spelbederver komen. Ditmaal was ’t nu niet de tuinman, maar de hond van den majoor. Die mocht nooit In de slaapkamer ko men en liep dus om zoo te zeggen van 24 met zijn ziel onder den arm. Zoo ook dezen middag. Eerst drentelde hij een poosje door den tuin en toen sprong hij over het lage afscheidlngs- hekje en zette zijn speurtocht voort tus- Anna wreef zich in de gang in de han den, terwijl ze toch weg!" Maar.... een kranige, groote zijstraatje op de iets verdachts door de lucht zien zweven op weg naar X water! Ja, ja daar wilde er weer een X prachtige, heldere water verontreinigen. Proces-verbaal, dat Is X eenlge middel! En onverschrokken belde hjj aan bij den majoor. Anna deed open en kreeg als vuur, toen ze daar zoo den man der wet vóór zich Is je dit gelukt, dan steek Je in de beide uiteinden twee even zware stuk jes kaars. Op moeders weegschaal weeg je ae eerst even af en klopt het nog niet precies, dan krab je er net zoolang wat kaarsvet af, dat dit wel bet geval is. Wanneer Je nu de beide eindjes kaars aansteekt, <|an sul Je zien, dat ze uit zichzelf gaan wippen, vooral wanneer Je in bet begin je toestel een beetje scheef houdt. Van bet laagste kaarsje druppelt kaamet wec> dü-r xdk dan llcbter, mo ve op weg. We Holwerd aan de wachtte ons een neemt een blikken of kartonnen buisje waar precies een kaars in past. Dit buisje hang je met een asje van Ijzerdraad of een stuk breinaald op in twee legertjes, zooals dit op het teeke- ningetje hieronder duidelijk Is aangege ven. Met behulp van een figuurzaag kun je heel gemakkelljk zelf dit staandertje uit triplexhout vervaardigen. Je moet er natuurlijk voor zorgen, dat bet buisje precies in evenwicht hangt. De majoor was ook een echte Ijzer vreter, die niets maalde om weer of wind, maar er met. zijn troep op uit trok, als hij dacht, dat het noodig was. En als er dan eens door een paar solda ten of onderofficieren werd gemopperd om bij zulk „hondenweer” uit te gaan, dan keek majoor Dreesen hen veront waardigd aan en sprak: „Zijn de Hol- landsche soldaten dan jongejuffertjes geworden, die haar japonnetjes niet door den regen mogen laten bederven of die haar fljngelakte schoentjes niet in de plassen mogen besmeuren!? Schaam Je, kerels! Een goed soldaat maalt niet om het weer, die gaat er op uit, als zjjn meerdere X gebiedt!” t En dan zwegen de mopperaars en dachten bij zichzelf: ,J3e majoor heeft gelijk,” en ze stapten weer als fiere dra gonders mee In de gelederen en schaam den zich een beetje over hun gemopper. Gezeten op zijn groot, zwart paard, kon de majoor alles overzien gedurende de militaire oefening en liet eerst dan voor de rust blazen, als alles In de puntjes was verloopen, zonder X minste foutje. De schitterend majoor gnuifde, als hij zag, hoe oefening onder zijn leiding verliep en was dan In het best denkbare humeur. Heerlijk vond hij bet, zoo zjjn dienst te kunnen doen en een beetje angstig en wrevelig werd hU, toen.... de ouderdom aan kwam tikken aan zjjn lichaamsdeur: Rheumatiek in de beenen begon hem vreeseljjk te pla gen. soodat het hem bijna onmogelyk werd, zijn paard de sporen te geven. Stijfheid in de gewrichten tusschen de kootjes van zijn vingers maakte het hem tot een kwelling langen tijd achtereen de teugels vast te houden. En sombere gedachten stegen op in den geest van den majoor.Zou het mogehjk zijn, dat hij zijn dienst niet meer naar behooren kon verrichten? De dokter moest maar uitspraak doen en die oordeelde: .Majoor, uw tijd van heen gaan is gekomen! Neem uw pensioen maar, dan kunt u er zeker nog heel wat Jaartjes van genieten; maar voor den actleven dienst raakt u langzaam aan, ongeschikt.” De majoor schrok, maar toch wist hjj zich gauw In zijn lot te schikken. Er was niets aan te doen, dat is het lot van eiken militair. En zoo vinden we nu majoor Dreesen thuis In zijn luien stoel de krant lezende, terwijl zijn jongste dochter, het eenlge kind, dat nog thuis ts, bezig is de tafel af te ruimen. „Vadertje," eens schen de rails der electrische tram. Even bleef hjj staan en snoof de frlssche lucht op, die uit X Westen In z'n neus drong. Maar.... rook hU daar niet iets heel bekends? Iets, dat zijn meester toe be hoorde? Ja; hij bedroog zich niet! Wel dra had hjj nu de dingen te pakken, die zoo’n welbekenden reuk af ga ven; de oude sloffen van zijn baas. Met zekeren eerb’ed, honden eigen, nam hij beide dingen in zjjn bek, sprong behendig over X lage hekje en liep den tuin door. „Bij deze bijzondere gelegen heid zal de baas X me niet zoo kwalijk nemen," zoo redeneerde Fik by zichzelf, „als ik de slaapkamer binnendring." Met zijn poot stiet hij dus de eene deur wat wijder open en ging toen stil naar binnen. Voorzichtig zette hij de pan toffels vóór het bed neer en. ging er zelf naast liggen, want hij voelde zich nu zoo'n beetje bewaker van de eigendommen zijns meesters. Op z’n gewonen tijd ont waakte de majoor en.... zag zijn hond in de kamer. „Wat Is dat. Fik? Wil je wel eens maken, dat je wegkomt!" zoo begroette hij het trouwe beest en dit begon uit angst een beetje te huilen en legde de voorpooten op de belde sloffen. Toen dacht de majoor: „Drommels, wat doet die hond raar! Hjj laat mijn oude sloffen geen oogenbllk los. Eigenaardig! Gister stonden ze daar zoo bjj den tuindeur en nu weer dit. Zou men iets in het schild voeren tegen mijn oude, getrouwe pantoffels?” De hond keek zijn baas eens heel ver standig aan, alsof hij wou zeggen: „Houd een oogje in X zeil, baas! Denk om je pantoffels.” Maai de baas begreep X niet en wist niet, aan welk gevaar zijn sloffen had den bloot gestaan. In de huiskamer zat Anna te lezen en wachtte op de komst van vader en toen ze dezen hoorde aankomen, was natuur lijk haar eerste blik voor de sloffen. Hoe zouden die mooie pantoffels vader staan? Maar.... zag ze wel goed? Daar droeg vader me warempel weer die oude din gen! Was er nu hekserij In X spel? Neen.... dat kon geen zuiver spel zijn! En zonder groet verliet ze de kamer om Heintje X geheimzinnige geval mee te deelen. Die schrok hevig en wist er geen touw aan vast te knoopen. Waren die sloffen misschien behekst? Lieve hemel, ze wilde ze absoluut niet meer aanraken! En een beetje verschrikt keek ze Anna aan. „Toch moeten ze weg!” besloot deze. „En wel vanavond, als vader naar de sociëteit is. Om zes uur gaat hij weg en dan zal Ik eens zien, wat 1 k doen kan.” „Wees maar voorzichtig, juffrouw," waarschuwde Heintje. Maar Anna was al weer in de huiskamer om voor vader een kopje thee in te schenken.... Tegen zessen verliet de majoor zijn woning gaan 1 kend, liep hU rheumatiek hinderde hem zoo by X gaan over de schoone straten van het stadje. „Ja, die stadsreiniging en het toezicht op de reinheid der straten en grachten laat bij ons niet veel te wen- schen over. Daar kunnen de grootere plaatsen nog een voorbeeld aan nemen,” mompelde hij in zichzelf. Nu, wat hij daar zoo zei, was volkomen waar. Het zag er allemaal even netje» uit in de stad. Alle straten werden dage lijks goed onderhanden genomen even als de parken en plantsoenen. Geen wonder echter: streng spiedde de politie overal rond of Iemand ook vuiligheid op straat wierp of de stadsgracht veront reinigde.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1931 | | pagina 16