DE PANTOFFELS VAN DEN
MAJOOR
EEN VACANTIEBRIEF VAN
HENK
VAN ALLES WAT
ri
.g'
DE WEDVLUCHT
i-
g:
z
b*;
L
I
s
F
De B.L.N.S.
X
L
c:
s:
-
R
L
c'
o
-
R
:4:
:s
’r
T
A
T:
R
:q:
■g
,lS,
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
gesprek
sprong behendig over X lage hekje
zei: „Eindelijk zijn ze
wie
ra
In zijn luien stoel de krant iesende
HKRMAN J. HAIJKMAIJK.
d. M.
soon
Ameland, Augustus 1931
Beste allemaal I
week. Wie weet wat we dan beleven.
Jullie HENK.
DE NIEUWSTE MOTOR
ALTIJD VIER OF ZES NULLEN.
dat
tuagU hU de endjes ep
Ken» op een mooien morgen in Mei
kwamen zij tarnen uit hun ei,
met nog meerd’re broer» en zusjes,
en, in ‘t oudemest, zoo knusjes,
waarin zij waren uitgebroed,
werden zij verder opgevoed.
ro
ro
Opéén» zei tot hen vader Vink:
^Zeg, hoor eens even. Fier en Flink
'k Wil eens zien, wie van jou beiden
’t Vlugste vliegt naar d’ overzijde
en terug waar j’ oome woont
d’ overwinnaar wordt beloond...."
Wie was jaloersch op Flink en Fier?
Géén van je broers of zusjes hier!
Zü mochten jullie gaarne lijden
en waren trótsch op jullie beiden
Dat is de houding, die j’ óók past,
mijn kind jij hebt mij wreed verrast!"
eerst
kust.
agent van politie, een
kerel, die net uit een
gracht aankwam, had
Het tweetal, waar ’t hier over gaat, z
waren vinkjes, o, heel kordaat,
d' aUerflinkste uit het nestje
van het vroolijk vinken-restje.
D’ één heette „Flink” en d’ ander JFier"
Zü strekten ’t nest tot eer en sier.
t
3
U
a
VOO
ma
der
kw<
E
ner
V
den
H
teg<
mot
blat
met
gevi
inze
den
B<
naai
blad
sma
gew<
de
den-
ten.
na e
oorlt
welb
penl
Ge
waai
petit
tltioi
Be
tui
1
gei
he
tal
nis
dei
vei
1
1
adi
tio
gingen
naar
Daar
>1
x
m
n
4
Wl
te
t Geheele volle Vinkenneet
had d’ aandacht op Va Vink gevest,
en ieder moest zijn woorden prijzen!
Hij was ook d’ oudste en meest-wijze
vink van alle uit de wijk,
daarvan gaf hij reeds vdker bUjk....
Hjj was een vinken-Salamo,
althans, dat vonden allen zoo;
al wat Va Vink deed mocht gelukken
hij wist ’t verkéérde t’ onderdrukken
Zoo stichtte hij dan nu weer vreé
tusschen zijn allerbeste twee!
Zoo’n wedvlucht mocht hun welkom zijn!
Zij vlogen weg op Vader’s sein,
en wiekten wat zij wieken konden,
wel bijna zeventig seconden.
Flink won den prijs was ’t éérst weerom
Fier keek jaloersch, bleef strak en stom.
Toen vader Vink Fier's boosheid zag,
Zei hij: „Wat dat, als ‘k vragen mag?
Ik heb toch nimmer kunnen vreezen,
dat d één naijverig zcu wez^n
op d’ ander van mijn kinder schaar...,
want dit lijkt mij toch dl te raar!
Kei
„Opn
verspi
cotnit
verscl
•Dtt
munli
van I
«P he
actie
Een
daard
te do
tische
moetij
doorn
when.
Dr.
te wil
..De
onden
was al
„T
aeke:
Hide
ia ui
noen
h d<
dat
werd
Most
,JE<
tollet
'raas
wuste
.Del
Ze gi
Utree
m va
Een
dersb
was t
dere
Per ti
van
■ader
wa<
deeid
was
hoe d
er
U>an is t in orde!" zei Va Vink
,Jaloersch-zijn past aan Fier noch Flink!
’k Hoop gij dat lesje vele keeren
zoo voor je zelf zult repeteeren
taloer schheid, wangunst en zoo voort,
i» 't, toat het meest den vree verstoort!"
Vink Fier keek zijn papa eens aan
en schaamde zich bij diens vermaan;
hoe kwam hij toch zoo laf te wezen?
Hij heette Fier, kón ’t nóg, na dézen?
Hij hield zich echter kloek en koen,
m zei: „Neen, nóóit zal ‘k zóó meer doen!"
dat dit naar boven gaat en bet andere
omlaag komt Dit druppelt dan weer
kaarsvet weg en keert daarna weer naar
boven terug.
Wanneer je het ding secuur in even
wicht gefabriceerd hebt, schommelt bet
net zoolang tot de kaarsjes hrelemaal op
gebrand zijn.
zessen
om in de soos een partijtje te
kaarten. Een groote sigaar roo-
heel voorzichtig die
pantoffels verijdeld;
beter voorbereid.
3. Truua houdt heel veel van mooie
kleeren. Ze had in de stad een heel
mooien duren hoed alen staan. Toen ze
haar vader vroeg at ae dien mooien hoed
kreeg, gaf hU geen antwoord, doch toe
kende alleen als antwoord:
Wat beteatoent dat?
Juffrouw
een kleur
plotseling
zag.
Streng vertelde de agent, wat hij aoo
even had gezien en haalde zQn zak
boekje al voor den dag. Wat moest Anna
nu beginnen!?
„Het best is maar,** aoo dacht ze, „dat
ik eerlijk opbiecht” en nu begon ae *t
verhaal te doen van de oude sloffen en
eindigde met de woorden: nu liggen
ze in de gracht, agent en ik hoop, dat u
voor dezen keer nu eens niet boos op me
zult zijn. Ik beloof u, dat ik het nooit
meer zal doen.”
Even begon de man der wet te lachen
en antwoordde: ,Jn de gracht? Dat
denkt u maar. Kijk, één ligt er net nog
op den kant en de andere is terecht
gekomen op bet vlot, dat net voor uw
huis in de gracht ligt.”
Anna schrok. Zouden die akelige din
gen nu nog niet weg zijn!
„Als u ze nu nog gauw mee naar bin
nen neemt,” vervolgde de agent, „dan
zal ik een oogje toeknijpen.”
Toen ging hij naar den rand van de
gracht, raapte den eenen pantoffel op
en vlachte den anderen van 1 vlot op.
Daarop reikte hjj t oude paartje aan
Anna over met de woorden: „Geluk er
mee, juffrouw!” en nijdig als een spin
zette juffrouw Anna die vervelende din
gen weer neer in vaders slaapkamer.
Neen, ze moesten ia Godsnaam maar
blijven, waar ae waren!
En zoo bleef de majoor nog jaren zijn
oude pantoffels dragen tot groote erger
nis van zijn dochter en nog altijd zou hij
ze gedragen hebben, als niet een paar
maanden geleden de majoor plotseling
was overleden!
successievelijk
maakten met
volg was, dat we In Holwerd moesten
overnachten. Veel bijzonders zagen we
daar aan de Friesche kust niet Er stond
een massa zeekraal (fig. 1). We kauwden
wat op de stengeltjes, maar vonden er
die dieren uitstekend bewaren kunt als
je ze op formaline zet Ze worden dan
heelemaal hard en stijf. Dus morgen
eerst een drogist opgescharreld om for
maline. Jampotjes kan ik hier genoeg
krijgen om ze in te doen. Mientje vond
bet idee, cm die dieren op sterk water
’i
het strand (flg. 6). Dat zijn de schelpen
van inktvisschen. Ik zal er wat van
meenemen voor de kanaries van mijn
heer Van Deventer.
/Grag
voets over te komen. Een autobus wacht
te de reizigers op, maar wij fietsten
direct naar het dorp, naar ons pension,
dat we zonder veel moeite vonden.
Den volgenden morgen gingen we eerst
het dorp eens bekijken. Er zijn aardige
oude geveltjes en er is een hooge toren.
Dien kun je overal in den omtrek zien,
dus gevaar voor verdwalen is er niet.
Later op den dag fietsten we bet eiland
over en het viel ons tegen, dat er zoo
veel bordjes „verboden toegang" waren.
Bosschen zijn er veel meer dan op Ter
schelling. *B Middags gingen we naar
zee. In de duinen zagen we veel blauwe
zeedistels (flg. 4). Op Terschelling is er
maar één plaats, waar die overvloedig
voorkomen. Toen naar bet strand. Druk
was bet er niet, we zagen de kennissen,
waar we op reis kennis mee hadden ge
maakt, maar verder niemand. Bijzon
dere vondsten deden we ook niet. Wel
lagen er hoopen wier en een beeleboel
kwallen. Met die laatste hoop ik me
eens bezig te houden, als ik ze op sterk
water kan zetten. Ik heb gehoord, dat je
[o;
zegt Anna, „toe, doe mij
een plezier en doe die
oude sloffen weg. Laat mij
nu eens een paar nieuwe
pantoffels voor u koopen. Ik
schaam me n.l. dood als de
lui zien welke schoeisel u
thuis 'draagt.”
,J5eur toch niet zoo, Anna,”
antwoordt mopperig de ma
joor. ,Je weet, dat mijn voe
ten erg pijnlijk zijn en dat
deze oude pantoffels mij zoo
echt gemakkeljjk zitten.
Waarom moet je me nu zoo
kwellen door me dingen te
laten dragen, die me zeker
n.et zoo gemakkelijk zullen
zijn? Geef je dus alsjeblieft
geen moeite en Iaat mij die
oude dingen maar dragen."
„Maar vader," vervolgde
Anna zich nog geenszins
gewonnen gevend „u ziet
et uit ais een oude boer met
die dingen aan uw voeten en
u zult zien, dat de pantoffels,
die ik voor u koop, even lek
ker zitten!”
me allemaal niks
schelen,” riep nu de majoor
sen beetje booe. Jk wensch
geen andere en ik ben hier
baasl”
Maar juffrouw Anna dacht: JJe poli
tie mag nog zoo waakzaam zijn, ik aal
ze wel verschalken.” En toen het donker
was, nam ze de oude sloffen voorzichtig
op, ging er mee naar bulten, keek
terwijl ze op de stoep bleef staan
eerst eens, of er onraad was en toen as
niets zag.... hup, toen vlogen de oudjes
opeens met een sierlijken zwaai hoog
docr de lucht in de richting van dc
gracht.
Flap.werd de deur dicht gedaan en
Mke In den tuin was Jakob, de
tuinman, net bezig met het
nazien van de broeibakken,
die in de nabijheid der re-
sedastruiken stonden. Al
spoedig viel zijn oog op de
oude pantoffels. ..Mijn he
mel." dacht hU, „daar staan
nu warempel de pantoffels
van den majoor! Goed, dat
ik ze daar net zie. Hij is zoo gehecht aan
die oude dingen! Laat ik ze maar gauw
weer stilletjes in zjjn slaapkamer zetten.”
En de daad bij het woord voegend,
raapte hij de oudjes op, veegde de wa
terdroppels er met de mouw van z’n jas
af en.... bracht ze heel stilletjes in de
slaapkamer van den majoor, door ze
voorzichtig tusschen de breede deurspleet
heen te schuiven.
En om vier uur ontwaakte de oude
krijgsman, kleedde zich aan en vond
ook, na eenig zoeken, zijn oude pantof
fels. „Gek,” dacht hij, „dat ze daar zoo
staan vlak bij de deur.” Maar verder
interesseerde het hem niet hjj had
zijn oudjes weer terug en naar de nieuwe
dingen onder den stoel keek hij niet eens
om. die gunde hij geen blik!
Kuchend stapte hij de huiskamer bin
nen, waar Anna net de thee zette.
Stilletjes wierp ze een blik op papa's
voeten. Wat was dat? Neen maar, die
oude sloffen! Hoe kon dat nu?
En
heele
Veertig lange jaren had majoor Dree-
sen zijn vaderland trouw gediend; na
tuurlijk niet altijd als majoor, want als
jong tweede luitenant was hij begonnen
en door goe» gedrag, vlijt, moed en
trouw was hU snel opgeklommen, was
achtereenvolgens eerste luitenant ge
worden, daarna kapitein en tot besluit
werd hij nog als majoor aangesteld en
zijn gouden kraag met ster vol
droeg
trots.
De zaken klopten altijd bij majoor
Dreesen en zjjn „jongens" zooals hjj
zijn soldaten altijd noemde droegen
hem op de handen, want eerlljker ma
joor was er in het heele leger van 't
koninkrijk der Nederlanden niet te vin
den! Wie straf had verdiend, kreeg er
van langs dat verzeker ik Je! Maar
zijn plicht deed, kon altijd op zijn
steun rekenen.
te zetten, erg griezelig. Ze wist niet,
dat kwallen al dood zijn voor ze aan
spoelen.
Er ligt hier ook erg veel zeeschuim aan
Zoo eindigde voor den zooveelsten
keer het gesprek tusschen den majoor
en zijn dochter over het hoofdstuk: pan
toffels. En toch wou Anna haar pogin
gen niet opgeven!
Weet je wat, ze zou samenspannen met
Heintje, de werkvrouw! Die zou wel
raad weten! En toen Vrijdags Heintje
verscheen, had er In de keuken een heel
geheimzinnig gesprek plaats, de oude
pantoffels vormden het thema van dit
gesprek.
„Nee, juffrouw Anna," hooren we de
werkvrouw zachtjes zeggen. „Ik durf ze
niet mee nemen. Hij zou me terstond
wegjagen, als hij hoorde, dat Ik z'n pan
toffels had weggenomen. Neen, hoor
dat doe ik nietMaar weet u, wat wel
kan? Laten we ze In den tuin verstop
pen tusschen de struiken. Hij zal ze dan
niet zoo makkelijk vinden en als ze dan
niet gevonden worden, welnu dan
moet hij wel aan een paar nieuwe!”
„Afgesproken, Heintje,” juichte Anna.
„Ik zet vanmiddag, als vader zijn mid
dagdutje doet, stilletjes die oude dingen
ergens in den tuin en Ik zet het nieuwe
paar, dat Ik al eenlge dagen In huls heb,
onder den stoel bij zijn bed. Dan zullen
we eens zien, hoe *t afloopt.”
Om twee uur precies verdween de ma
joor In zjjn slaapkamer, die uitzag op
den tuin, zette de groote. openslaande
deuren half open hij hield van fris-
sche lucht op de kamer en kroop in
bed. Weldra sliep hij....
Stilletjes sloop nu Anna naar binnen,
nam de oudé sloffen weg en zette het
paar nieuwe keurige dingen waren 't
op de plaats der oude. Als een dief sloop
ze den tuin binnen en deponeerde de
oudjes tusschen de hooge resedastrui-
ken. Met kloppend hart wachtte ze de
dingen af die zouden
komen.
Probeeren jullie eens van
len er
niet veel aan. Ook zagen we Engelsch
gras (flg. 2). Die planten staan hoofd-
zakelljk aan den buitenkant van den
dijk. Enkele vogels zagen we ook, hoofd-
zakelljk scholeksters (flg. 3), die over de
weilanden zwierven. Ze trippelden op en
achter den dijk, zeker op zoek naar
krabbetjes en slakken.
We sliepen dien nacht niet veel, dat
verzeker ik jullie. Den volgenden mor
gen waren we het eerst aan den steiger.
Het was een aardig gezicht al de reizi
gers successievelijk te zien aankomen.
We maakten met een paar aardige
menschen kennis en waren nog druk in
gesprek, toen de boot al aankwam.
De bootreis duurde maar kort, heel wat
korter dan naar Terschelling. Een beetje
gek stonden we te kijken, toen we hier
het havenhoofd te zien kregen, waar we
aan moesten leggen. Ik heb gehoord, dat
het bij stormweer niet mogelijk is, droog-
..-j.
.q:
.Q.
O
deze M nul-
door te strepen, zoodanig,
er in alle rijen een even getal 4 at
overblijven.
Wat was het vreemd, toen we bij het
voet aan wal zetten onzen trouwen Bran-
darls misten. Maar laat ik geregeld ver
tellen.
Eergisteren
moesten
Friesche
verrassing, die minder prettig was. De
„Waddenzee”, de boot naar Ameland, kar.
namelijk alleen bij vloed varen, 't Ge-
zóó hevig schrok ze, dat er een
straal kokend water bezijden den
theepot terecht kwam! Hoe was dat nu
toch In 's hemelsnaam gebeurd?
Heintje wist het ook niet; maar toen
Jakob om half 5 In de keuken verscheen
om zijn kopje thee te halen, hoorden ze
de oplossing van het raadsel. Beiden
moesten er om lachen. „Waar bemoeit
die Jakob zich toch mee? Laat hjj maa^
op de broeikassen letten!”
Zoo was dus de eerste aanslag op de
oude pantoffels verijdeld; maar een
tweede, beter voorbereid, zou weldra
volgen.
's Zaterdags kwam Heintje weer om te
werken en nu werd het volgende plan
gemaakt: Heintje zou om een uur of
half drie de pantoffels weggooien, heel
ver weg tusschen de rails van de elec-
trische tram, die achter den tuin liepen.
Daar zou niemand op die oude dingen
letten; misschien zou een of andere be
delaar ze dan oprapen en meenemen.
Op die manier zou men ze toch zeker
kwijt zijn.
De belde vrouwen lachten al bij voor
baat dat was een goed plan! En het
werd uitgevoerd ook! Maar weer zou
er een spelbederver komen. Ditmaal was
’t nu niet de tuinman, maar de hond
van den majoor.
Die mocht nooit In de slaapkamer ko
men en liep dus om zoo te zeggen van
24 met zijn ziel onder den arm. Zoo
ook dezen middag. Eerst drentelde hij
een poosje door den tuin en toen
sprong hij over het lage afscheidlngs-
hekje en zette zijn speurtocht voort tus-
Anna wreef zich in de gang in de han
den, terwijl ze
toch weg!"
Maar.... een
kranige, groote
zijstraatje op de
iets verdachts door de lucht zien zweven
op weg naar X water! Ja, ja daar
wilde er weer een X prachtige, heldere
water verontreinigen. Proces-verbaal, dat
Is X eenlge middel! En onverschrokken
belde hjj aan bij den majoor.
Anna deed open en kreeg
als vuur, toen ze daar zoo
den man der wet vóór zich
Is je dit gelukt, dan steek Je in de
beide uiteinden twee even zware stuk
jes kaars. Op moeders weegschaal weeg
je ae eerst even af en klopt het nog niet
precies, dan krab je er net zoolang wat
kaarsvet af, dat dit wel bet geval is.
Wanneer Je nu de beide eindjes kaars
aansteekt, <|an sul Je zien, dat ze uit
zichzelf gaan wippen, vooral wanneer Je
in bet begin je toestel een beetje scheef
houdt. Van bet laagste kaarsje druppelt
kaamet wec> dü-r xdk dan llcbter, mo
ve op weg. We
Holwerd aan de
wachtte ons een
neemt een blikken of kartonnen
buisje waar precies een kaars in past.
Dit buisje hang je met een asje van
Ijzerdraad of een stuk breinaald op in
twee legertjes, zooals dit op het teeke-
ningetje hieronder duidelijk Is aangege
ven. Met behulp van een figuurzaag kun
je heel gemakkelljk zelf dit staandertje
uit triplexhout vervaardigen. Je moet er
natuurlijk voor zorgen, dat bet buisje
precies in evenwicht hangt.
De majoor was ook een echte Ijzer
vreter, die niets maalde om weer of
wind, maar er met. zijn troep op uit
trok, als hij dacht, dat het noodig was.
En als er dan eens door een paar solda
ten of onderofficieren werd gemopperd
om bij zulk „hondenweer” uit te gaan,
dan keek majoor Dreesen hen veront
waardigd aan en sprak: „Zijn de Hol-
landsche soldaten dan jongejuffertjes
geworden, die haar japonnetjes niet
door den regen mogen laten bederven
of die haar fljngelakte schoentjes niet
in de plassen mogen besmeuren!?
Schaam Je, kerels! Een goed soldaat
maalt niet om het weer, die gaat er op
uit, als zjjn meerdere X gebiedt!”
t En dan zwegen de mopperaars en
dachten bij zichzelf: ,J3e majoor heeft
gelijk,” en ze stapten weer als fiere dra
gonders mee In de gelederen en schaam
den zich een beetje over hun gemopper.
Gezeten op zijn groot, zwart paard,
kon de majoor alles overzien gedurende
de militaire oefening en liet eerst dan
voor de rust blazen, als alles In de
puntjes was verloopen, zonder X minste
foutje.
De
schitterend
majoor gnuifde, als hij zag, hoe
oefening onder zijn
leiding verliep en was dan In het best
denkbare humeur. Heerlijk vond hij bet,
zoo zjjn dienst te kunnen doen en een
beetje angstig en wrevelig werd hU,
toen.... de ouderdom aan kwam tikken
aan zjjn lichaamsdeur: Rheumatiek in
de beenen begon hem vreeseljjk te pla
gen. soodat het hem bijna onmogelyk
werd, zijn paard de sporen te geven.
Stijfheid in de gewrichten tusschen de
kootjes van zijn vingers maakte het hem
tot een kwelling langen tijd achtereen
de teugels vast te houden.
En sombere gedachten stegen op in
den geest van den majoor.Zou het
mogehjk zijn, dat hij zijn dienst niet
meer naar behooren kon verrichten? De
dokter moest maar uitspraak doen en die
oordeelde: .Majoor, uw tijd van heen
gaan is gekomen! Neem uw pensioen
maar, dan kunt u er zeker nog heel wat
Jaartjes van genieten; maar voor den
actleven dienst raakt u langzaam aan,
ongeschikt.”
De majoor schrok, maar toch wist hjj
zich gauw In zijn lot te schikken. Er was
niets aan te doen, dat is het lot van
eiken militair.
En zoo vinden we nu majoor Dreesen
thuis In zijn luien stoel de krant lezende,
terwijl zijn jongste dochter, het eenlge
kind, dat nog thuis ts, bezig is de tafel
af te ruimen.
„Vadertje,"
eens
schen de rails der electrische tram. Even
bleef hjj staan en snoof de frlssche lucht
op, die uit X Westen In z'n neus drong.
Maar.... rook hU daar niet iets heel
bekends? Iets, dat zijn meester toe be
hoorde? Ja; hij bedroog zich niet! Wel
dra had hjj nu de dingen te pakken, die
zoo’n welbekenden reuk af ga ven; de
oude sloffen van zijn baas. Met zekeren
eerb’ed, honden eigen, nam hij beide
dingen in zjjn bek, sprong behendig over
X lage hekje en liep den tuin door.
„Bij deze bijzondere gelegen
heid zal de baas X me niet zoo
kwalijk nemen," zoo redeneerde
Fik by zichzelf, „als ik de
slaapkamer binnendring."
Met zijn poot stiet hij dus
de eene deur wat wijder open
en ging toen stil naar binnen.
Voorzichtig zette hij de pan
toffels vóór het bed neer en.
ging er zelf naast liggen, want
hij voelde zich nu zoo'n beetje
bewaker van de eigendommen
zijns meesters.
Op z’n gewonen tijd ont
waakte de majoor en.... zag
zijn hond in de kamer.
„Wat Is dat. Fik? Wil je wel
eens maken, dat je wegkomt!"
zoo begroette hij het trouwe
beest en dit begon uit angst
een beetje te huilen en legde
de voorpooten op de belde
sloffen. Toen dacht de majoor:
„Drommels, wat doet die hond
raar! Hjj laat mijn oude sloffen
geen oogenbllk los. Eigenaardig!
Gister stonden ze daar zoo
bjj den tuindeur en nu weer
dit. Zou men iets in het
schild voeren tegen mijn oude, getrouwe
pantoffels?”
De hond keek zijn baas eens heel ver
standig aan, alsof hij wou zeggen: „Houd
een oogje in X zeil, baas! Denk om je
pantoffels.”
Maai de baas begreep X niet en wist
niet, aan welk gevaar zijn sloffen had
den bloot gestaan.
In de huiskamer zat Anna te lezen en
wachtte op de komst van vader en toen
ze dezen hoorde aankomen, was natuur
lijk haar eerste blik voor de sloffen.
Hoe zouden die mooie pantoffels vader
staan?
Maar.... zag ze wel goed? Daar droeg
vader me warempel weer die oude din
gen! Was er nu hekserij In X spel?
Neen.... dat kon geen zuiver spel zijn!
En zonder groet verliet ze de kamer om
Heintje X geheimzinnige geval mee te
deelen.
Die schrok hevig en wist er geen touw
aan vast te knoopen. Waren die sloffen
misschien behekst? Lieve hemel, ze wilde
ze absoluut niet meer aanraken! En een
beetje verschrikt keek ze Anna aan.
„Toch moeten ze weg!” besloot deze.
„En wel vanavond, als vader naar de
sociëteit is. Om zes uur gaat hij weg en
dan zal Ik eens zien, wat 1 k doen kan.”
„Wees maar voorzichtig, juffrouw,"
waarschuwde Heintje. Maar Anna was
al weer in de huiskamer om voor vader
een kopje thee in te schenken....
Tegen zessen verliet de majoor zijn
woning
gaan 1
kend, liep hU
rheumatiek hinderde hem zoo by X gaan
over de schoone straten van het
stadje. „Ja, die stadsreiniging en het
toezicht op de reinheid der straten en
grachten laat bij ons niet veel te wen-
schen over. Daar kunnen de grootere
plaatsen nog een voorbeeld aan nemen,”
mompelde hij in zichzelf.
Nu, wat hij daar zoo zei, was volkomen
waar. Het zag er allemaal even netje»
uit in de stad. Alle straten werden dage
lijks goed onderhanden genomen even
als de parken en plantsoenen. Geen
wonder echter: streng spiedde de politie
overal rond of Iemand ook vuiligheid op
straat wierp of de stadsgracht veront
reinigde.