d 7 1 DIEVEN VAN ALLES WAT EEN TWEEDE BRIEF VAN ADA o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o I o t. HET HONDJE VAN MARIA an DE VERSTANDIGE De B. L. N. S. •s* r. 0 0 QBQiqbqboboiqiqbobobqioiobobqioioboioboioioioboioboboioboboiqiboboioioboboboboioioboioioioiobohoboioboboboboI KLAPROOS i h TSbi J/l OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN zouden ze boven EEN ARABISCHE SPREUK kon niet lag u h te weren de burge- RAADSELRIJMEN ook vergiftigen R. K. Heel veel groeten. Jullie ADA. ber „wat doe JU mijn haar „het is Amsterdam, Aug. 1931 Beste allemaal. Probeer het maar eens. HET WITTE PAARD Kaai Meter Hng bleef ee als verlamd staan IOBOIOIOIO I DE PUZZLE VAN DE NEGEN STERREN Marta heeft een hondje, Sen alleraardigst beest, t geeft glanzend zwarte haren, En is nooit stout geweest. Dat komt, omdat het diertje Van T standje niets verstond, Het is dus wel heel rustig Zoo’n mooie speelgoedhond. Wanneer Maria ’t hondje Wel eens een standje gaf, Dan bleef het toch lief kijken En zei nooit nijdig blaf. DE KLAPROOS Och, Zonnebloem, wees niet zoo dwaas. En laat dat beest toch spelen. Stel voor, dat jij er niet zou zijn. Het moest rich dan vervelen. DE ZONNEBLOEM Een Zonnebloem stond tn het rekt. En ging zich eens beklagen. Dat zulk een vreemde nare btf Haar steeds maar dorst te plagen. DE ZONNEBLOEM 'k Moet zeggen, beste roods buur. Met jou valt er te praten. Jij laat het rustig langs je gaan, En kan een grap niet laten. ord en ent djn bet len de tkt, •b- md Maar denk er om, niet meer dan vier lijnen en uitsluitend rechte lijnen. t Is heel gemakkelijk, dat zeg Ik jelui vooult en toch.... en Mangelemot er allebei erg duizelig van werden. En opeens: dAAr zagen ze Australië onder zich liggen. Met een flinke vaart gingen de boemerangs naar bene den en boem.... daar lagen ze allemaal: Mangelemot, meneer Hendriks en de beide boemerangs op den harden grond van Australië Het was er zóó warm, dat Mange lemot en meneer Hendriks onmiddellijk hun jassen uit trokken. Het beest zoemt aldoor om m’n hoofd En zit maar op m’n stengel. Ik word er werk’lijk aak’lig van, Zoo’n vreesc’^ke bengel! Lieve deugd, wat ben Ik lekt Nee, dat zijn geen praatjes! Tel eens even voor de mop; Meer dan twintig gaatjes! Als je me vol water giet MD. de allerleksta. Komt er toch geen druppel uit. Dat Is nog bet gekste! Weer een tik! weer een tik! Wat een dartel ding ben ik! Al die tikken zijn mDn kansen Om nog harder te gaan dansen. Van mDn kleuren naast elkaar. Zie je een grijze streep nog maar. En een kuiltje In den grond. WDst het plekje, waar ik stond. grootte binnen Ga flink en blij het leven door, En wees niet meer zoo zeurig. Want anders zeggen velen nog: Die bloem is zóó humeurig! K - IQIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOEOIOlOiOlOIOIOIOIOIOIOIOIOIOI o 5 ige »t: De den 34- Uel rrtj- po- uan Of- int. tra! Het end met ten sen aks den Maar blaffen doet het nimmer. Het houdt altijd z’n snoet, Dat komt, omdat het hondje Niet echt is, doch van goed. Het heeft ook mooie oog en. Een kleinen fijnen neus, Maria is er blij rp.ee, Het was een goede keus. Ze kreeg het voor haar jaardag Van Oma en haar moes, Dat had ze héusch veel liever Dan d’ een of and’re poes. Het is doodeenvoudig, wat Ik jelui nu wil laten doen en toch ben Ik bang, dat er niet zoo heel velen sullen zDn. die netjes zullen weten op te volgende Ujn begint, waar de vorige eindigt, met andere woorden, trek de IDnen. zonder het potlood van het pa pier te nemen, zóó, dat alle sterren door minstens één der Innen geraakt worden. Da’s wel het beste zoo te •V*» Dan heb je heel geen zorgen. En denk je werk’lijk met plezier Weer aan den dag van morgen. DE KLAPROOS Juist Zonnebloem, zoo denk ik ook. Nu schijn je het te snappen. Zet dus je beste beentje voor En volg nu maar mijn stappen. Htk was nacht, een heldere nacht. Da maan scheen vol aan den hemel en ver lichtte vriéndelijk het stadje B, dat in diepe rust gedompeld was. Alle bewoners hadden zich reeds te slapen gelegd. Heel veel op een wit paard IDken doet het gedrocht, dat ik hier geteekend heb, niet, vind je wel? Wat het elgenlDk voor een beest Is, weet ik zelf niet, laten we maar aan nemen, dat het een van die voorwereld- zijn eenvoudige luitjes: onderricht Verder zijn er mensehen. die iets maar niet weten, dat zD iets gang stond, die haar zag! HD zou haar dan doodschieten en niemand zou t hoe ren, omdat hD natuurlDk een geluldsdem- per op zDn pistool had. En den volgenden morgen haar dan vinden dood! Oooo, het was verschrlkkelDk! Katrientje wilde maar weer zoo gauw mogelDk terug gaan. Bevend over al haar leden haastte ze zich naar de deur van haar kamer. Plotseling bleef ze als verlamd staan. Bewoog, zich daar niet iets? Daar, in den hoek bD de gangkast! Ze gaf een gil van angst. De deur van haar vaders slaapkamer werd haastig geopend en de burgemeester riep: „Wie is daar?” Katrientje antwoordde niet, antwoorden. Bewegingloos bleef se staan en staarde naar den hoek bD de gang kast. „Wie is daar?” herhaalde meester ongeduldig. Geen antwoord. Een Zonnebloem, wel, dat geeft pret Voor zulk een zomerdiertje. Wees toch niet mopperig, m’n vriend. En gun het een pleziertje. Volgens belofte schrijf Ik jullie nog een brief uit de hoofdstad. *k Heb hier heel wat regendagen meegemaakt, maar de eerste mooie dag was bestemd voor Artls. Toch heb ik me op die regendagen ook niet verveeld: we zDn naar allerlei museums geweest. In het RDksmuseum raak je nooit uitgekeken: heb je genoeg van de schilderijen, dan ga je het por selein eens bekijken. Daar zDn toch. Meneer Hendriks had al heel wat filmopnamen ge maakt van alle avonturen, die Mangelemot. de jeugdige filmheld, die met hem de heele wereld doorkruiste, beleefde. En na hun laatste avontuur in Australië waren ze rustig naar Nederland teruggekeerd en hadden slechts als aandenken van daar een boemerang meegenomen. Maar bet stille leventje nier begon ons tweetal al heel spoedig te vervelen en ze besloten dus maar op nieuwe Nog zoo n anderen platten sinjeur heb Ik met verbazing bekeken, nl. een rog (flg 41. Dat dier heeft zulke geweldige zD vinnen, dat ze haast op vleugels IDken en een langen spitsen staart. Wanneer er een naar boven zwemt, kun je de kieuw spleten aan de onderzijde van het dier zien. dieren is, waar je misschien wal iets van gehoord hebt et gsztarn Maar wat het is doet er ook elgenlDk lUk» een* U--- - niet toe; hoofdzaak is, wat het worden moet en dat is een wit paard. Je ziet In de zwarte teekenlng vtjf witte streepjes. Knip de teekenlng. die je eerst hebt overgeteekend. netjes uit en knip dan langs de witte streepjes de poolen en den staart van het monster af. Je krDgt dan *n lichaam, 4 pooten en een staart en nu is het de kunst, die zóó tegen elkaar te leggen, dat er een bol lend wit paard verschDnt. Vooruit, alle maal probeeren! W ork ar- zooals je weet, zulke merkwaardige stuk ken bD- En dan de historische afdeeling met de overblijfselen uit den tDd van De Ruyter. En die grappige costumes uit vor.ge eeuwen met die hoepelrokken! Stel Je voor, dat we daar nog in moesten rondloopen Maar zooals ik al schreef: de eerste mooie dag was voor Artis bestemd. En dien hebben we gisteren dan ook heerlDk doorgebracht. Ik heb weer bUzonder genoten van alle wilde dieren, vooral van de dieren, die die zDn kop juist boven water stak, heb ik dien kop even geschetst, maar erg mooi is *t niet (flg. 3). Daarna gingen we naar het aquarium. Dat vind ik toch altDd het mooist. De niet in zoo’n kleine kooi zitten. Het meest heb ik altDd te doen met die stak kerds van roofvogels, die nooit meer echt vliegen kunnen. Dan hebben de reptielen in *t reptie lenhuis het beter. Die dieren hebben niet zooveel behoefte aan beweging, naar ’t Het hondje is heel waakzaam, *t Zit ’s nachts veel voor haar bed, Wanneer het meisje moe is Van ’t spelen en van pret. Uit een gesprek van een paar heeren, die ook stonden te kDken. hoorde Ik, dat er groote roggen bestaan met een stekel aan hun staart. Ge lukkig maar, dat zulke beesten bD ons niet voorkomen. Ik moet gaan pakken, dus basta. Er zijn vier soorten van mensehen; er zDn mensehen. die niets weten an niet weten, dat sD niets weten. Dat sDn dwa zen: laat hen loopen! Er zDn er ook, die niets weten en weten, dat zij niets weten. Dat hen. weten, maar niet weten. Dezen slapen: maakt hen wakker. EindelDk zijn er nog, die Iets weten en weten, dat zD iets weten. Dezen zDn wDa, volgt hen. vlsschen zwemmen zoo rustig voort; je kunt je niet Indenken, dat die Iets an ders zouden verlangen. Oom, die na tuurlDk goed op de hoogte is, vroeg me bD een van de glazen of ik' dacht, dat daar Iets levends achter zat. Ik vloog er gladweg In. „Wordt die vitrine soms schoon gemaakt? Maar waarom blDft dat zand er dan in liggen?” Daar (flg. 3) kwam beweging in het zand en wat bleek nu? Met de rugzD naar boven had in het zand een bot gelegen, die nu naar boven zwom om naar voedsel te happen. En toen er een In beweging kwam, bleken er meer van die vlsschen in *t zand verborgen te zijn. Ik zei, dat het de rugkant van de bot was. elgenlDk had ik moeten zeggèn: zijn rechter kant, want zooals Jullie weten. waarom de heer Klaassen zoo'n pret had. Toen hD een beetje bekomen was, viel hD op den eersten den besten stoel neer en nog snikkend van t lachen zei hD: ddaar is ded dief.” terwijl hD naar het hondje wees. Het diertje was van een ras. dat de meeste mensehen „vuilnisbakkenras” noemen. „Hoe komt dat vieze beest in keuken?" vroeg mevrouw verbaasd. En toen vertelde de burgemeester hoe Henk, zijn zoontje, het beestje in den tuin had gevonden, toen Katrientje en moeder op visite waren by den dokter. Hij had toen aan zyn vader ge vraagd. of hD het beestje mocht houden en had het in een mandje in de keuken gelegd, 's Nachts was het dier wakker geworden en omdat het de omgeving niet kende, was het op verkenning uitgegaan. Toen wilde het hondje zeker naar buiten, maar de deur was gesloten en toen, nou toen was het zacht beginnen te tanken en krabbelde aan de deur. ..En dat hebben jullie voor een dief gehou den." bes’oot de burgemeester, terwDl hD opnieuw in lachen uitbarstte. Tastend zocht ztjn hand den knop en toen knipte hD 1 licht aan. „Katrientje”, 'riep hD. hier?" Katrientje slaakte een zucht van ver lichting. Gelukkig, in den boek bD de gangkast stond niemand. „Katrientje," herhaalde de burgemees- tsf, „wrat doe JD hier?” Toen kreeg Katrientje baar spraak terug. „Vader,” fluisterde ze zoo hard als ze. durfde, „vader, er zijn dieven beneden.” „Dieven? Wat een onzin,” smaalde de burgemeester, maar hD keek toch voor zichtig om zich heen. „Vader bibberde Katrientje. heusch waar, luistert u maar.” De burgervader luisterde. Het gekras was weer duidelDk hoorbaar en daar tus- schen hoorde de heer Klaassen een soort gesteun. „Man." riep mevrouw K’aassen. die door t lawaai wakker was geworden en inder haast een kimono had omgeslagen, om den hoek van de deur: „Man, wat is er aan de hand?” ,jBttt," fluisterde Katrientje, „dieven!" „Dieven!” mevrouw gilde het bDna uit. „Stil dan toch!" zei de burgemeester ge ërgerd. Uk zal beneden eens gaan risp, wat er aan de hand ia," en meteen stapte hD naar de trap.' „Man!” kreunde mevrouw, hem vasthou dend. „O, Vader!” snikte Katrientje. ,ga niet, zezezul’en u dooddoodschie tenenenals ze eeneen geluidsdemper opop hun pistolen hebben, hooren wDbet nieten en dan vinden...... wD u morgenooo!” „Laat ze den boel dan maar leegste- len." jammerde mevrouw. Maar de burgemeester siste: „Den boel leeg laten stelen? Dat nooit! Ik zal ze leeren tn mijn huls te komen.” En resoluut stapte hD op de trap af en sloop naar beneden, zyn vrouw en Ka trientje In doodelljken angst boven latend. Katrientje vond t denkbce’d van den geluldsdemoer schier ondraaglDk snikte zacht. - Haar moeder luisterde ademloos. De minuten leken wel uren. Vol spanning wachtten beiden op de dingen, die komen zouden. En toentoen de spanning op zDn hoogst washoorden ze beneden een hartelDk lachen. Verbaasd en verrast keken moeder en dochter elkaar aan. Wat was dat nu? Katrientje, die ’t eerst bekomen was van haar verbazing, holde de trap af. gevolgd door haar moeder. In, de keuken gekomen zagen ze den burgemeester, met de ééne hand rijn eenlgszlns uitpuilend buikje vasthoudend en met de andere wDzend naar een vriendelük kwispelend hondje, schateren van t lachen. De tra nen ’.iepen hem langs de wangen en heel zijn lichaam schokte. Het tooneeltje was zoo grappig, dat moeder en dochter ook In een lach schoten, hoewel ze niet wisten schijnt. Zoo'n boa constrictor zie je nau- welDks aan, dat zij leeft. Ik heb gepro beerd er een teekenlng van te maken (flg. 1>, je krDgt wel een indruk van de dikte van het dier, maar niet van de van het voedsel, dat hD naar kan werken. Van een kaaiman. Ook burgemeester Klaassen, die anders om dezen rijd nog op was, lag al in de voeren en diepe stilte heerschte tn het huis* Alleen Katrientje, zDn dochter, kon den slaap niet vatten en lag nu. tot duizend te teilen om In slaap te komen. Driehonderdse venentwintig. Bit, wat was t akelig stil in buis! Driehonderd achtentwintig, driehonderd negenentwintig. Kon ze maar In slaap komen! Driehonderd dertig. Wat was dat Het leek wel, of er beneden iemand liep! Ze hield haar adem In en luisterde in gespannen, Neen, ze vergiste zich niet. Ze hoorde beneden duidelDk Iemand loopen! Hoor! Nu leek het. of hD aan de bin nendeur van de keuken morrelde. Die deed vader ’s avonds altDd op slot. HD probeer de zeker of er een sleutel op paste! O, het kon niet anders, of er was een dief in buis! Wat moest ze doen? Ze kon bet buis toch niet leeg laten stelen. Neen, dat ging niet! Ze nam een kloek besluit: Ze sou vader wekken, die zou wel weten, wat hD doen moest Voorzicbtig gleed ze uit bed. Wat kraakte dat ding! Met ingehouden adem en wildklonpend hart bleef ze staan en luisterde. Niets dan het zachte gekras, dat in de stilte duide lDk hoorbaar was, liet rich hooren. Zacht opende ze de deur. Wat waa 't donker in de gang! De baren rezen haar te berge. Haar hart klopte woest in haar keel en de vreemdste gedachten wntlBen in haar hoofd. Verbeeld je eens, dat er een kerel in de lucht In vliegende vaart ging de tocht rechtstreeks naar Australië. De boemerangs vlogen over zeeën en bergen, over bosachen en velden, zóó hard, dat meneer Hendriks vandaan gekomen zDn. Die boemerangs komen uit Australië, dus ze keeren vanzelf naar Australië terug.” En jawel, nauwelijks waren Mangelemot en meneer Hen driks op de boemerangs gaan ritten, of ze vlogen door de avonturen uit te trekken. W1’»’’ toen ze aan de kade kwa men. ontdekten ze, dat de boot naar Australië al *n half uur geleden vertrokken- was en ze konden niets anders 2 meer zien van het vaartuig dan een dikke rookkolom, die boven den horizon hing. „Daar weet Ik wel. wat op.” lachte Mangelemot. „We hebben onzerxb rntfangs nog Boemerangs rtjn knuppels, die altDd vanzelf terugkeeren naar de plaats, waar ze het zaakje knappen. Je ziet de figuur met de negen sterren. Nu IS mDn vraag: Trekken jelui daar doorheen vier rechte IDnen. zóó, dat elke Ujn met ;<■- re- te- ;n- ng

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1931 | | pagina 7