FUL HEL
I I
I
I
I
I
5
5
2
o
5
o
o
1
PI
o
o
o
DE TUINTJES NA
DE VACANTIE
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
„ERNST”
i i
I 1
P'L
I
I
HET A VONTUUR
De B. L.N.S.
i
0
i’
O
o
o
5
O
O
k
r
S «1
It
B
H
k L I
I
r'
I
E -
-terV Zr-
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING
VERBODEN
Ih bet koninkrijk „Lachlust" heerschte I
Spreek op, wie ben je. leeiyke
wierp
bet vrouwtje fier haar
konlng, „dezelfde
de
Q
«at MJ al bedrsrfd voer dek aft te staren
Heb je ergens behoefte aan. arme oude vrouw?
Tl
lO'OIOlOIOIOIOtOIOtlCIOIOIOIOIOIOSOIOIOlOIOIOIOlQIOIOIOIOIQIOtOIQ'
Woensdag een
gaan plukken.
Na de heg liep zU naar t kantje
Van een heele groote plas.
En zy bleef er maar in turen,
Of bet moeders tobbe was.
Even later hing die Lotje
Aan den bek van vriend Fidel.
En de ondeugd was heel Blijde,
Dat begrijpen jullie weL
Toen de kleine Lies baar Lotje
In zoon natten toestand vond.
Snapte zij bet drama daadHJk
En prees sulk een trouwen hond.
Van bet staren werd sU dulsTlg.
En opeens viel t arme kind
In die aakllg natten vijver.
Weg t aardig poppekindl
Maar Fidel, baar trouwe waker,
Hield de stoute pop in t oog;
Togn hU Lotje soo sag dulklen.
Rende hU niet, maar ie vloog!
Kleine Lotje was ondeugend,
zy liep van haar moedor weg,
Ging langs boechjea, over slootjes,
En eet later op een heg.
De
hoofd
wilt,
mijn
milt
Jfaar ik heb óók honger," vervolgde hfl. en meteen
had hjj al een plannetje klaar om een paar van die
vissctien te vangen. HU nam de boemerang van meneer
Hendriks en bond die aan da sUne vast.
o
o
■Jk
was al
o
o
POac3|c3ac3ac3BC;3ac>aC3gOBCDBCDECDECDEC2BC3EOtECDEaEOEaECDEOEQBCDEC3BC>EC3EOEaBC3EC3EC3MQgOEagCDEaBCDECDBIC3 0C9BCDgCDECDBCDBCDECDEOEC3ECDEC2ECDEaECDaC9l
prachtige paarse sterretjes gezeten had
den. waren nu vaal en bevatten a)
vruchten. Tooe vertelde, hoe ze bet eer
ste jaar. dat de plant in den tuin stond,
de vrachten hadden laten zitten. Toen
was in het voorjaar de heele tuin vol
distels geweest, prettig misschien voor
een esel om naar te kijken, maar minder
voor een bloemenliefhebber, die wat
verscheidenheid in zUn tuin verlangt.
De luplnezaden konden al geoogst wor
den. Dat leek wel een beetje op erwtjes
doppen, vond Mlentje. Tot slot werden
de paden netjes opgeharkt en toen kre
gen se als beloonlng een lekker kopje
thee met een koekje. Met het vaste voor
nemen den volgenden
mooi berfstbouquet te
nam het clubje afscheid.
„Hé," riep meneer Hendriks opeens uit, .kijk daar die
gnkke vlsschen eens? Die willen zeker graag gefilmd
worden, dat se soo met hun koppen boven bet water
uitkamen."
„Of se hebben honger," antwoordde-Mangelemot.
ws
In een der straten van de stad woonde *n heele bende kleine Ia&S#
vlegeltjes, die er steeds op uit waren om kattekwaad uit te halen.
Nauwelijks waren se uit school, of ze trokken er in een f
heele bende op uit.
Het was dan ook geen wonder, dat ze al dikwijls Iets hadden uit
gehaald, waarvoor de polltie hen had achterna gezeten, maar de kleine
boefjes konden erg bard loopen, zoodat een politieagent hen nog nooit
had kunnen krijgen.
Op een goeden dag echter kregen de vlegeltjes ruzie onder elkaar.
De eene helft wilde belletje trekken en de andere helft de emmers
van de dienstmeisjes, die de straat schrobden, ondersteboven halen.
En deze ruzie werd oorzaak, dat de vlegeltjes zich in twee groepen
splitsten, die ieder op zichzelf streken uithaalden.
Twee dagen na de ruzie werd er In de straat een groote winkelruit
ingegooid. De vlegeltjes, die dit niet gedaan hadden, dachten: „Weet
je wat, nu zullen we den anderen een poets bakken en de politie gaan
vertellen, wie het gedaan hebben."
En zoo gebeurde het.
Nog dienzelfden middag werden de daders naar het politiebureau
gehaald om verhoord te worden. De Inspecteur sprak hun van de
tuchtschool en ze voelden zich al heelemaal bleek worden van schrik.
Maar toen kwam er^pog veel meer aan het licht en nu bleek ook,
dat de verklikkers van de ruit vroeger ook een heeleboel kwaad mee
hadden gedaan. Nu kwam alles uit en werd ook de andere bende, die
de rult-lngooiers had aangebracht, naar het politiebureau gevoerd.
En nu ondergingen ze hetzelfde lot als hun vroegere kameraadjes,
die ze een poets hadden willen bakken.
Dienselfden avond-werden ze allemaal afgehaald <jpor hun vaders
en jullie begrijpt, dat er thans wat voor hen opzat.
En zoo hadden de jon-
gens, die voor verrader had-
den gespeeld, niet veel plel-
ees geweest. HU kon er nog telkens wat
af balen en als «r geen nachtvorsten
kwamen, kon hU er nog een week plezier
van hebben. Het waren allemaal radij
zen van de Jjskegelsoort" (flg. 3>. Een
paar exemplaren vertoonden gaatjes en
Jan wist te vertellen, dat die er tn ge
maakt werden door koperwormen. HU
gaf Gerrit den raad een volgende maal
nog eens flink te spitten, voor de radijs
er in ging, dan sou bet wel lukken vaa
die lastige beest- af te komen.
De rapen waren minder goed opgeko
men, misschien was de beipfestlng niet
goed geweest.
De boonenoogst van de meisjes was erg
voordeellg uitgevallen. De belde gezinnen
Voorden vroeg of ze er Wat Van voor de
keuken teooht hebben, om in te maken.
De radijs van Oerrit was ook een sue-
J£n nu sul je zien, wat je nog nooit hebt gesten." risp
Mangelemot uit, en hU zwaaide de beide boemerangs
boven zijn hoofd.
De vlsschen, die heel goed voelden, dat er tets niet in
orde was, doken haastig kopje onder.
malen en van het meel, als het ten
minste genoeg was, koekjes te bakken.
De aardappels behoorden alle tot de late
soorten, se waren dus uitgebloeid en bet
loof begon al geel te worden. Toevallig
vond Jan een puntig stokje in de buurt,
hij maakte de punt nog wat spitser en
wees Bram hoe leuk je de groene besjes
(flg 3) van den aardappel kon weg wei -
pen. Bram had den slag al gauw beet
en se wierpen om het hardst.
De Oost-Indische kers bad het ook
uitstekend gedaan. Er waren nog een
massa bloemen en knoppen aan, maar
ook al heel wat vruchten. Mevrouw Van
Na bot vliegavontuur trokken Mangelemot en meneer
Hendriks, gewapend met hun boemerang», nieuwe ge
beurtenissen tegemoet.
„Tt wou maar, dat we eens een beetje rust Kregen,
klaagde meneer Hendriks, die van al die gevaren een
beetje genoeg begon te krijgen.
ICDBC3BC3BCDBC3BOBCDBCDBCDBOBC3BC3B.CDBC>BCDKCDecE‘eCDBa>BCDBCDBC3W-
grijs, werd blond en dé lompen, waar se
in gehuld was, veranderden in mooie
kleeren. Het eerst soo oude, gerimpelde
vrouwtje veranderde In een beeldschoone
jonkvrouw. De konlng en de koningin
waren sprakeloos van verbazing. Toen sU
zich een weinig hersteld hadden, vroeg de
koningin: „Wie sUt gU. dat ge macht
hebt, van gedaante te verwisselen?”
Jan en Gerrit hadden woord gehouden;
de tuintjes zagen er keurig uit. Vooral
dat van Ada viel in het oog door de
enorme zonnebloemen, die er om been
stonden. De koolplanten beloofden heel
wat. Vooral de roode kool stond prach
tig.
Bram bad met zijn boekweit ook veel
succes gehad. De planten waren nu uit
gebloeid en de driekante vruchten (flg.
1) waren heel goed te zien. Mevrouw Van
Voorden beloofde hem de vrachten te
gekregen. Dat spaarden re ntf op voor
bat volgend jaar om er zaad on kunst
meet voor te koopen.
Ook de verschillende snijbloemen wa
ren naar wensch geweest.
Daar bet vrij saai weer was, kwam
mijnbeer Van Voerden vragen of se. air
ze met hun eigen tuintje klaar waren
nog een beetje kwamen helpen in der
erooten tuin. Daar was nog van allerlei
te doen. In de eerste plaats moesten de
dahlia’s uit geknipt worden. Er stonden
prachtige, forache planten, waaraan al
heel wat uitgebloeide bloemen zaten
Dan moest de kogeldlrtel worden uitge-
kniot. Dat was een lastig werkje. De
bolletjes (flg. 4», die In den zomer vol
JJe godin Leven, die mU aan mijn
vader en moeder schonk, noemde mU
„Ernst," zei deze glimlachend. Jk kwam
vermomd in het land en zwoer, niet eer
der mUn ware gedaante aan te nemen,
voordat er iemand een vriendelUk woord
tot mU gesproken bad. GU. o koningin,
züt de eerste, sinds Ik in lachlust kwam,
die vriendelUk zijt geweest.
De konlng, die ongeduldig geworden
was, sprak: „Ernst, ik bid u. geef mU
het middel om mUn soon te genezen en ik
beloof u, dat ge reeds morgen met hem,
trouwen zult."
Toen haalde Ernst uit een klein zakje
een plantje en zei:
„Dit plantje, o konlng, beet levenskruld.
Verbrand dit in de kamer van den prins
en weldra sal hU even gezond zUn als
voorheen.’
Vol vreugde nam de konlng het kruid
aan en stak bet met eigen hand aan in
de kamer, waar de prins als levenloos op
s(Jn rustbed lag en o, wonder, langzaam
kwam bet leven in zUn lichaam terug.
Den volgenden dag had de plechtige brui
loft plaats van prins Genot met Ernst.
Het was geen uitbundig vroohjke bruiloft,
maar een stille, gelukkige en belden leef
den nog lang en gelukkig, hoewel Dood
en Verdriet het Koninkrijk Lachlust nog
wei eens bezochten.
hadden er van gegeten en de meisjes
hadden eerlijk bet geld, dat anders aan
den groenteboer betaald werd, er voor
Wel. de eenlge zoon van den konlng
sn de koningin, prins „Genot", lag op
sterven. Vele doctoren waren opgeroepen
om den prins te genezen, alle kunstm.d
delen had men geprobeerd, niets had ge
holpen. Toen werd er een laatste poging
gedaan. De konlng had namelijk door het
heele land la en bekend maken, dat de
gene, die den prins genezen kon. vragen
mocht, wat hU wilde, al was het bet halve
koninkrijk .Lachlust", hij zou het krij
gen. Nu zat de konlng In <ft audiëntiezaal
en wachtte, wachtte tot er Iemand komen
sou. die den prins zou kunnen redden
Uren zat hU daar al bedroefd voor zich
uit te staren. Zou er dan niemand tn heel
dat groote koninkrijk syn, die »Un zoon
■ou kunnen genezen?
Plotseling werd hij uit sUn somber ge
peins opgeechrikt. Hoorde hU daar geen
voetstappen op de trap, die naar de
audféntle-zaal leidde? Neen, hij verbeeld
de bet zich niet. Vol verwachting keek ny
naar de deur, toen die langzaam open
ging. Hoe teleurgesteld was
hU. toen hU een oud, rim
pelig, gebogen vrouwtje zag
Mnnen kernen
De konlng wenkte bet
oudje, dat bU de deur was
biyven staan, naderbij te
komen Toen se tot voor
rijn troon was gestrompeld,
vroeg hU:
„Wie ben je. dat je je ver
beeldt mUn zoon te kunnen
groote droefheid. Iets ongewoon.- in een
land, waar de menschen altijd lachen. Heel
het land was in diepen rouw gedompeld.
De straten, die anders soo vronlUk schi -
terden in bet zonlicht, waren met roet
bestrooid. Overal waren voor de ramen
de luiken dichtgedaan en over de vroolUk
roods dakpannen had men zwarte doek-sn
gelegd. Zelfs de aan. die zoo vroolyk
schitteren kan, bad een sluier voor 1 ge
richt getrokken. Vooral in ht pak is van
konlng Lach en koningin Vreugde was
de droefheid groot. Maar waarom treur
de heel Lachlust dan toch?
Het oudje keek den konlng doordrin
gend aan en sprak: „Konlng van Tann-
lust". herkent gjj my niet meer?"
Boos schudde deae rijn hoofd en
snauwde:
Jk ben hier niet om raadseltjes op te
lossenl - - - - -
hekst*
Toen
hoofd in den nek en zei:
Jk ben geen heks. MUn vader heet
Dood en mijn moeder Smart. De god'n
Leven schonk mU hun en zelde, da? ik
Ernst heette.”
„Ernst," riep
die...."
Juist,” zei de vrouw, „dezelfde, die ge
jaren geleden uit uw land verbannen
hebt. Mijn vader, die zooals ik u reeds
gezegd heb. Dood heet, is het paleis bin
nengedrongen. om mU te wreken en mijn
moeder dwaalt hier ook reeds rond. Weet
gU nog, o konlng, waarom gU mij ver
bannen hebt?" vervolgde zy verbitterd.
kon niet vroolUk genoeg zyn, dat
Wat Ik misdeed."
..Ernst,” zei de konlng be
vend, „Ernst vergeef my al het
leed, dat Ik je heb aangedaan,
o, vergeef het mU en red mUn
zoon, opdat de lach weer hoog
tij vieren zal in myn konink
rijk."
„Konlng,” sprak Ernst, Jk
weet een middel om uw oon
te genezen, doch beloof me
van te voren één ding."
„Vraag," zei de konlng, „wat
moet het zUn? Een aak goud?
Je kunt er wel tien krijgen."
Neen.” glimlachte het oude
vrouwtje, „geen goud. beloof
slechts, dat. als ik uw zoon
genees, gU hem met my suit
laten trouwen."
„Trouwen, JU met myn zoon
Genot?" vroeg de konlng ont
zet.
„Vraag alles, alles wat je
vraag mijn halve, neen
heele koninkrijk en je
bet krijgen, maar vraag
dat niet, dat niet!"
oude vrouw schudde echter haar
en onverbiddellijk klonk het:
.Neen, kies, laat den prins met my trou
wen of.... sterven!”
a Terwijl de vrouw sprak, was de deur
opengegaan en was koningin Vreugde
binnengekomen. Haar oogen waren ge
zwollen van de tranen, die voortdurend
langs baar wangen neerdrupten. Toen zU
de oude vrouw In baar lompen sag staan,
ging se naar haar toe en zei:
„Heb je ergens behoefte aan, arme oude
vrouw, zal ik je een nieuwen mantel ge
ven. de jouwe is al zoo versleten of heb
je honger, kom dan maar met my mee,
Ik zal je te eten geven, tnaar val er den
konlng nx lastig om. BV is toch al soo
vreeslijk bedroefd."
Verbaasd keek Ernst haar aan. schudde
toen hevig haar hoofd, zóó, dat beur
haar los op haar schouders viel en richt
te zich hoog op. De eerst zoo gebogen ge
stalte werd slank en hoog, de rimpels ver
dwenen uit haar gesicht, bet haar, eerst
k
e.-
alle vlegeltjes werden even
bard gestraft. Zoo zie je
alweer, wie een kuil graaft
voor een ander, valt er
■elf in.
i. V
.1
E.
r F
II