wr B O fÉ wL Sr DE TUINTJES NA DE VACANTIE „ERNST” K. De B.L.N.S. 4 o D o o o o o o o o o o o o o o o o HET AVONTUUR VAN LOTJE ill o <4 1 I B l Vr «ek t, B l 0 0 0 0 0 0 0 *!- -- 1 0 0 I q Sj - Sm roio»OIOIOIO»OIOIOIOIOIOIOIOIDtO»ri'«oi010IOIOXi 5 2. OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN .1 I wierp bet vrouwtje fier baar koning, ..deselfde de ,Jk A. L. alles, allee ■1 hj al bedroefd voor rich aft te staren onverbiddelijk klonk M. Heb Je ergens behoefte aan, arme nit vrouw? <5> i i Maar Fidel, baar trouwe waker. Hield de stoute pop in t oog. Toen hj Lotje zoo zag dufklen. Rende hj niet, maar ie vloog! Even later hing die Lotje Aan den bek van vriend FldeL En de ondeugd was heel bljde. Dat begrijpen jullie wel. Toen de kleine Lies baar Lotje In zoo n natten toestand vond. Snapte zj het drama daadljk En prees zulk een trouwen hond. Van het staren werd zj dulzOlg, En opeens viel t arme kind In die aakTlg natten vjver. Weg was t aardig poppekind! veranderde in een beeldsehoone jonkvrouw Voerden vroeg at ze er wat van voor de keuken mocht hebben, om in te maken. De radja van Oerrit was ook een suc- Woensdag een gaan plukken. Na de heg liep zj naar X kantje Van een heele groote plas. En zj bleef er maar in turen. Of bet moeders tobbe waa. Kleine Lotje waa ondeugend. Zj liep van haar moeder weg, Oing langs boschjes, over slootjes. En zat later op een heg. wilt, mjn zult CD «CD 0 „Maar ik heb óók honger," vervolgde hj, en meteen had hj al een plannetje klaar om een paar van die vlsschen te vangen. Hj nam de boemerang van meneer Hendriks en bond die aan de zjne vast. „Hé," riep meneer Hendriks opeens uit, .JrfJk daar die gekke vlsschen eens? Die willen zeker graag gefilmd worden, dat ze zoo met hun koppen boven het water uitkomen." „Of ze hebben honger,* antwoordde Mangelemot. ces geweest Hj kon er nog telkens wat af halen en als er geen nachtvorsten kwamen, kon hj er nog een week plezier van hebben. Het waren allemaal radj- zen van de „jskegelsoort” (fig. 3>. Een paar exemplaren vertoonden gaatjes en Jan wist te vertellen, dat die er In ge maakt werden door koperwonnen. Hj «af Oerrit den raad een volgende maal nog eens flink te spitten, voor de radjs er tn ging, dan zou het wel lukken van die lastige beest- i af te komen. De rapen waren minder goed opgeko men, misschien was de bemesting niet goed geweest. De boonenoogst van de meisjes was erg voordeellg uitgevallen. De belde gezinnen grijs, werd blond en de lompen, waar ze in gehuld was, veranderden In mooie kleeren. Het eerst zoo oude, gerimpelde vrouwtje veranderde tn een beeldsehoone jonkvrouw. De konlng en de koningin waren sprakeloos van verbazing. Toen zj zich een weinig hersteld hadden, vroeg de koningin: „Wie zjt gj. dat ge macht hebt, van gedaante te verwisselen?" gekregen. Dat spaarden re nu op voor het volgend jaar om er zaad en kunst mest voor te koopen. Ook de verschillende snjbloemen wa ren naar wensch geweest. Daar het vrij saai weer was, kwam mjnheer Van Voorden vragen of ze. als ze met hun eigen tuintje klaar waren, nog een beetje kwamen helpen in den grooten tuin. Daar was nog van allerlei te doen. In de eerste plaats moesten de dahlia’s uitgeknipt worden. Er stonden prachtige, forsche planten, waaraan al heel wat uttgebloeide bloemen zaten Dan moest de kogeldistel worden uitge knipt. Dat was een lastig werkje. De bolletjes (fig. 4), die in den zomer vol Het oudje keek den koning doordrin gend aan en sprak: „Woning vun Tac.n- Boos schudde deze zjn hoofd en snauwde: „Ik ben hier niet om raadseltjes op te --Spreek op, wie ben je, leeljke I ,Jn nu sdf je zien, wat je nog nooit hebt gesten." risp Mangelemot uit, en hj zwaaide de belde boemerangs boven zjn hoofd. De vlsschen, die heel goed voelden, dat er iets niet tn orde was, doken haastig kopje onder. prachtige paarse sterretjes gezeten had den, waren nu vaal en bevatten al vruchten. Toos vertelde, hoe ze het eer ste jaar. dat de plant in den tuin stond, de vruchten hadden laten zitten. Toen was in het voorjaar de heele tuin vol distels geweest, prettig misschien voor een ezel om naar te kijken, maar minder voor een bloemenliefhebber, die wat verscheidenheid in-zjn tuin verlangt. De lupinezaden konden al geoogst wor den. Dat leek wel een beetje op erwtjes doppen, vond Mlentje. Tot slot werden de paden netjes opgeharkt en toen kre gen ze als belooning een lekker kopje thee met een koekje. Met het vaste voor nemen den volgenden mooi herfstbouquet te nam het clubje afscheid. „De godin Leven, die mj asm mjn vader en moeder schonk, noemde mj .Ernst,” zei deze glimlachend. Jk kwam vermomd in het land en zwoer, niet eer der mjn ware gedaante aan te nemen, voordat er iemand een vriendel jk woord tot mj gesproken had. Gj, o koningin, zjt de eerste, sinds ik in Lachlust kwam, die vrlendeljk zjt geweest. De konlng. die ongeduldig geworden was, sprak: „Ernst, ik bid u, geef mj het middel om mjn zoon te genezen en ik beloof u, dat ge reeds morgen met hem trouwen zult.” Toen haalde Ernst uit een klein zakje een plantje en zei: „Dit plantje, o konlng, heet levenskruld. Verbrand dit in de kamer van den prins en weldra zal hj even gezond zjn als voorheen." Vol vreugde nam de koning het kruid aan en stak het met eigen hand aan in de kamer, waar de prins als levenloos op zjn rustbed lag en o. wonder, langzaam kwam het leven in zjn lichaam terug. Den volgenden dag had de plechtige brui loft plaats van prins Genot met Ernst. Het was geen uitbundig vrooljke bruiloft, maar een stille, gelukkige en belden leef den nog lang en gelukkig, hoewel Dood en Verdriet het Konlnkrjk Lachlust nog wel eens bezochten. Jan en Oerrit hadden woord gehouden; de tuintjes zagen er keurig uit. Vooral dat van Ada viel tn bet oog door de enorme zonnebloemen, die er om heen stonden. De koolplanten beloofden heel wat. Vooral de roode kool stond prach tig. Brtan had met zjn boekweit ook veel succes gehad. De planten waren nu uit gebloeid en de driekante vruchten (fig. 1) waren heel goed te zien. Mevrouw Van Voorden beloofde hem de vruchten te In het konlnkrjk „Lachlust" heerschte groote droefheid. Iets ongewoon.' in een land, waar de menschen alt jd lachen. Heel het land was in diepen rouw gedompeld De straten, die anders zoo vrooljk schit terden In het zonlicht, waren met roet bestrooid. Overal waren voor de ram^n de luiken dichtgedaan en over de vrooljk roods darpannen had men zwarte doek-m gelegd. Zelfs de zon. die zoo vrooljk schitteren kon, had een sluier voor 1 ge richt getrokken. Vooral tn het paleis van koning Lach en koningin Vreugde was de droefheid groot. Maar waarom treur- de heel Lachlust dan toch? malen en van het meel, als het ten minste genoeg was, koekjes te bakken. De aardappels behoorden alle tot de late soorten, ze waren dus uitgebloeid en het loof begon al geel te worden. Toevallig vond Jan een puntig stokje in de buurt, hj maakte de punt nog wat spitser en wees Bram hoe leuk je de groene besjes (fig. 3) van den aardappel kon wegwer pen. Bram had den slag al gauw beet en ze wierpen om het hardst. De Oost-Indlsche kers had het ook uitstekend gedaan. Er waren nog een massa bloemen en knoppen aan, maar ook al heel wat vruchten. Mevrouw Van Na het vliegavontuur trokken Mangelemot en meneer Hendriks, gewapend met hun boemerangs, nieuwe ge beurtenissen tegemoet. Jk wou maar, dat we eens een beetje rust kregen, klaagde meneer Hendriks, die van al die gevaren een beetje genoeg begon te krjgen. lossen! heks!" Toen hoofd in den nek en zei: ben geen heks. Mjn vader heet Jk 1 1 - Dood en mjn moeder Smart. De godin 10V<DIOIOIC3>OIOIOIO>IO*OIC3IOISIC3IO!10IOIOIOIQIOIOIOIO«OIOIOIOIC3IOIoI Wel, de eenlge zoon van den konlng en de koningin, prins „Genot”, lag op sterven. Vete doctoren waren opgeroepen om den prins te genezen, alle kunstmid delen had men geprobeerd, niets had ge holpen. Toen werd er een laatste poging gedaan. De konlng had nameljk door het heele land Ia ën bekend maken, dat de gene, die den prins genezen kon, vragen mocht, wat hj wilde, al was het het halve konlnkrjk .Xaehlust", hj zou het krij gen. Nu zat de konlng in de audiëntiezaal en wachtte, wachtte tot er iemand komen sou, die den prins zou kunnen redden Uren zat hj daar al bedroefd voor zich uit te staren. Zou er dan niemand in heel dat groote konlnkrjk zjn, die zjn zoon zou kunnen genezen? Plotseling werd hj uit zjn somber ge peins opgeschrikt. Hoorde hj daar geen voetstappen op de trap, die naar de audiëntie-zaal leidde? Neen, hj verbeeld de bet zich niet. Vol verwachting keek hj naar de deur, toen die langzaam open ging. Hoe teleurgesteld was hj, toen hj een oud, rim pelig, gebogen vrouwtje zag Wnnenknm^n De konlng wenkte het oudje, dat bj de deur was bljven staan, naderbj te komen Toen ze tot voer rijn troon was gestrompeld, vroeg hj: „Wie ben je, dat je je ver beeldt mjn zoon te kunnen genezen?" hadden er van gegeten en de meisjes hadden eerljk het geld, dat anders aan den groenteboer betaald werd, er voor in een der straten van de stad woonde *n heele bende kleine vlegeltjes, die er steeds op uit waren om kattekwaad uit te halen. Nauwelijks waren ze uit school, of ze trokken er tn een heele bende op uit. Het was dan ook geen wonder, dat ze al dikwijls Iets hadden uit gehaald, waarvoor de politie hen had achterna gezeten, maar de kleine boefjes konden erg hard loopen, zoodat een politieagent hen nog nooit had kunnen krijgen. Op een goeden dag echter kregen de vlegeltjes ruzie onder elkaar. De eene helft wilde belletje trekken en de andere helft de emmers van de dienstmeisjes, die'de straat schrobden, ondersteboven balen. En deze ruzie werd oorzaak, dat de vlegeltjes zich In twee groepen splitsten, die ieder op zichzelf streken uithaalden. Twee dagen na de ruzie werd er in de straat een groote winkelruit tngegoold. De vlegeltjes, die dit niet gedaan hadden, dachten: „Weet je wat, nu zullen we den anderen een poets bakken en de politie gaan vertellen, wie het gedaan hebben.” En zoo gebeurde het. Nog dienzelfden middag werden de daders naar het politiebureau gehaald om verhoord te worden. De inspecteur sprak hun van de tuchtschool en ze voelden zich al heelemaal bleek worden van schrik. Maar toen kwam er nog veel meer aan het licht en nu bleek ook, dat de verklikkers van de ruit vroeger ook een heeleboel kwaad mee hadden gedaan. Nu kwam alles uit en werd ook de andere bende, die de rult-lngoolers had aangebracht, naar het politiebureau gevoerd. En nu ondergingen ze hetzelfde lot als hun vroegere kameraadjes, die ze een poets hadden willen bakken. Dienzelfden avond werden ze allemaal afgehaald door hun vaders gen jullie begrijpt, dat er thans wat voor hen opzat. En zoo hadden de jon gens, die voor verrader had den gespeeld, niet veel plel- zler van hun lafheid, vant alle vlegeltjes werden even hard gestraft. Zoo zie je alweer, wie een kuil graaft voor een ander, valt zelf in Leven schonk mj Hun en zelde, dat ik Ernst heette." „Ernst,” riep die....” „Juist," zei de vrouw, „dezelfde, die ge jaren geleden uit uw land verbannen hebt. Mjn vader, die zooals ik u reeds gezegd heb. Dood heet, Is het paleis bin nengedrongen. om ml) te wreken en mjn moeder dwaalt hier ook reeds rond. Weet gj nog, o konlng, waarom gj mj ver bannen hebt?" vervolgde zj verbitterd. kon niet vrooljk genoeg zjn, dat was al wat Ik misdeed.” .Ernst,” zei de konlng be vend, „Ernst vergeef mj al het leed, dat ik je heb aangedaan, o. vergeef het mj en red mjn zoon, opdat de lach weer hoog tij vieren zal in mjn konlnk rjk.” „Koning,” sprak Ernst, „Ik weet een middel om uw oon te genezen, doch beloof me van te voren één ding.” „Vraag,” zei de konlng, „wat moet bet zjn? Een zak goud? Je kunt er wel tien krijgen.” „Neen,” glimlachte bet oude vrouwtje, .geen goud, beloof slechts, dat, als ik uw zoon genees, gj hem met mj zult laten trouwen." „Trouwen, jj met mjn zoon Genot?" vroeg de konlng ont zet. „Vraag alles, alles wat je vraag mjn halve, neen heele koninkrijk en je het krijgen, maar vraag dat niet, dat niet!” De oude vrouw schudde echter haar hoofd en onverbiddelijk klonk het: „Neen, kies, laat den prins met mj trou wen of..,, sterven!” Terwjl de vrouw sprak, was de deur opengegaan en was koningin Vreugde binnengekomen. Haar oogen waren ge zwollen van de tranen, die voortdurend langs haar wangen neerdrupten. Toen zj de oude vrouw in haar lompen zag staan, ging ze naar haar toe en zei: „Heb je ergens behoefte aan, arme oude vrouw, zal ik je een nieuwen mantel ge ven. de jouwe is al zoo versleten of heb Je honger, kom dan maar met mj mee, ik zal Je te eten geven, maar val er den konlng n!e: lastig om, hj is toch al soo vreesljk bedroefd.” Verbaasd keek Ernst haar aan, schudde toen hevig haar hoofd, zóó, dat beur haar los op haar schouders viel en richt te zich hoog op. De eerst aoo gebogen ge stalte werd slank en hoog, de rimpels ver dwenen uit haar gezicht, het haar, eerst

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1931 | | pagina 7