p
b
(8
b
8
8
8
8
o
8
8
8®
8p
Jss
■■Ml
■b
Eg
18
f
»8
(■o
•z
■lllll
i
a
o
o
o
P
o
b
o
STIJNTJE STANDVASTIG
lïïïnwnaS
ip
b
aio
lo
i
p
o
o
p
p
w,
Co
i*
OO'
w
r
lQPQQ
OO
QQQQCX
M
OOP
OÖO
ÖO
'ÖOQO
0È
H)
CW(WOQPQCW.(
r
O
o
ÖÖÖOOO
O
OQOQQQO
^1
IO
*O
|O
►3
Donderdag 19 Nov. 1931
A
tóe
ii
I
f
t
0
t
4
•X
V
mil
V
Tu» I
r/<
R
r
t
i
^5 sfi
GffcV
Een Sinterklaas-vertelling voor groote menschen door Lina Tervooren
o o
°o°j
Milt
St. Nicolaas-nummer van het Noord-Holl. Dagblad
F
1».
7
.4
'4
'IV/
met het half afgevreten neusje, met de rauwe
roede plekken op de bolle wangetjes leek
Miesie het levende evenbeeld van Stijntje
Standvastig. Met knikkende knietjes, het
hoofdje in gloed en een angstig benauwend
gevoel in haar keel zag ze haar nóg voor zich
toen de kleine lijderes reeds lang met haar
geleidsters de straat uit was.
I
van nu af op niets
December Aevesti&d zijn
O
Miesje hoorde hoe Dora, die met moeder
bezig was in de huiskamer, van het lupuskind
vertelde. Ze was uit Buiksloot vandaan en
familie van een schoenmaker, bij wien Dora
wel eens aan huis kwam.
„*t Is toch wat voor 'n ouwer as je zóó’n
enthousiast begroet door de jeu^d, wier gedachten
dan op het feest van 6
'UL\
„Wel neen, zeker niet I Ik vind 't juist
zoo aardig, dat ’t kind zoo trouw speelt met
die teelijke pop. Alsot ze medelijden met
haar heeft en daarom zooveel te meer van haar
houdt.”
Zij verzette er zich zelfs tegen, dat Stijntje
opgeknapt zou worden, en vader’s opmer
kingen, betreffende de ontwikkeling van
het schoonheidsgevoel bij een kind, over
tuigden haar slechts ten halve.
„Ik had als kind ook een foeiieelijke pop,
waar ik gewoon dól mee was,” wist ze nog
uit haar jeugd.
Toch werd Stijntje Standvastig vader
bleef op z'n stuk staan tegelijk met de
andere min of meer gehavende kinderen,
van wege Sinterklaas, naar den poppendokter
gezonden.
Met een half angstig, half blij gevoel
constateerde Miesje den daarop volgenden
ochtend de verdwijning van haar kindeftn.
Het weg-zijn van Stijntje gaf haar een heer
lijke gewaarwording van verlichting en rust.
Hè, als die nu eens altijd weg bleef 1 Maar,
dat zou natuurlijk wel niet. Sinterklaas
bracht het speelgoed, dat hij ieder jaar, kort
voor zijn feest weghaalde, altijd weer, netjes
opgeknapt, terug.
Wat zou Sinterklaas met Stijntje doen 1
Misschien zou hij haar lupusgezicht wel
genezen, want Sinterklaas kón immers alles.
Maar dan zou hij haar weer terug brengen
en het zou toch nog altijd Stijntje wezgp
Stijntje met haar stuursch gezicht, met de
booze stekende oogen en de njtSige gelui
den. En Miesje zou haar moeten verzor
gen, dag na dag.
Zelf bleef ze dien dag echter van ’t venster
weg.
En dien avond, door vader, die vroeg huis
was en zoo lang en prettig met haar speelde
in een overmoedige stemming gebracht
vergat ze opzettelijk, toen ze naar bed ging
Stijntje mee naar boven te nemen.
Moeder vond Stijntje later aan ’t venster
en ze toonde haar lachend aan de vrienden
die waren komen aanloopen.
„Kijk 's wat een monster dat is nou
Miesje's lieveling *t kind is er altijd mee
bezig.”
En het gezelschap verdiepte zich in beschou
wingen over de onbegrijpelijke voorliefde
die kinderen gewoonlijk koesteren, juist voor
hun meest gehavende speelgoed.
Het gaf Miesje den volgenden ochtend
ondanks het schuldbewustzijn, dat haar
lichtelijk kwelde, een zalig, rustig gevoel te
weten, dat Stijntje daar nu niet, zooals
andere ochtenden, in haar bedje lag te wach
ten op verzorging. En al de poppen waren
er blij om. Ze waren allemaal bang voor Stijn
tje vooral Jet, die arme kleine Jet.
Miesje knuffelde haar lievelingspop, die
ze netjes had aangekleed, tegen zich aan.
.Arm klein toeteke, jij houdt niet van Stijntje
hè? Jij zou blij zijn, als Stijntje weg was, hè?"
En Miesie zag nu opeens hoe slecht die
arme kleine Jet er uitzag. Dat ze een been
en een halven arm kwijt was. dat was zoo
erg niet. Sinterklaas kwam nu gauw en die
maakte zoo iets altijd in orde. Maar Jetje
zag zoo bleek, zoo'vreeselijk bleek. Ze zou
nog dood gaan van angst voor Stijntje 1
En van nu af rijpte langzaamaan in Miesje's
hoofd he' plan om zich, op de een of andere
wijze, van Stijntje Standvastig te ontdoen
Haar geweten trachtte ze gerust te stellen
door voor zich zelf nadrukkelijk te verklaren
dat Stijntje weg moest 'er wille van kleine
Jet, die anders dóód zou gaan.
Op een middag, toen moeder met een be
zoekster in 't salon zat en Dora was uitge
zonden om 'n boodschap, bracht Miesje
haar plan ten uitvoer. Stijn onder haar schort
je verborgen sloop ze de trap af, naar 't hok
achter de keuken, waar de groote vuilnisbak
stond. Daarin verstopte ze haar lupuskind,
tusschen snippers papier cn keukenafval.
En als nu morgen de vuilnisman, in zijn
groote kar, die alles opslokte, den bak gele
digd had, dan zou Stijntje Standvastig weg
wezen en nooit weer terug komen.
ongelukkig kind hebt,” besloot Dora haar
uitgebreid verhaal.
Na een poosje, toen Dora de kamer uit tras,
keerde Miesje zich langzaam van 't venster.
„Moeder," begon ze aarzelend, „zou
zou de moeder van dar lupuskind ook van
baar houden
Moeder keek even op van een zoo juist
ontvangen brief.
„Natuurlijk schat, dat spréékt 1 Van
zoo’n ongelukkig kindje houdt een moeder
luist 't meeste en dat moet ook 1"
Miesje keerde haar gezichtje weer naar
buiten toe.
„Dat moet ook dat móét ook 1" klonk
't na in haar schuldbewuste hartje. Want
boven lag hóór lupus kindje, onverzorgd
nog in 't bedje, zooals zij er haar den vongen
dag had ingestopt het angstwekkende
gezichtje heelcmaal verborgen onder de
deken.
Na een wijle van innerlijken strijd liep
Miesje de trappen op naar haar kamertje.
Met opeengeklemde tandjes nam ze Stijntje
uit bed, waschte ze haar zorgvuldig, kleedde
Zf haar aan, borstelde ze het groezelige, rood
bruine haar en bond er langzaam een strik
om. En zóó groot was nu haar verlangen om
goed te maken, dat ze Stijntje in haar armen
meenam naar beneden en haar daar voor 't
venster zette, om er te kijken naar de drukte
op straat, zooals ze zelve dat ook gaarne deed.
Stijntje Standvastig was een houten pop
door Miesje's moeder gekoch nadat reeds
ontelbare poppekinderen, telkens tot grooi
verdriéfc van de kleine mama, den eindweg
van alle poppen waren opgegaan.
Stijntje was een dure pop geweest omdat
ze, zooals de juffrouw in den winkel uitlegde,
geheel uit hout gesneden en zoo goed ge
vormd was, met beweegbare ledematen, echt
haar en een aardig gezichtje. Naar het ge
zichtje nu keek moeder met weinig genoegen,
maar ze moest toegeven, dat men van een
houten pop bezwaarlijk meer schoonheid
verlangen kon.
Miesje begroette het nieuwe poppekind,
dat, in blauwe zijde uitgedost, op haar vier
den verjaardag tot haar kwam, met vreugde.
Bij nadere, meer grondige kennismaking
echter boezemde Stijntje haar een zeker ont
zag in, dat met haar moederrol niet goed te
vereenigen was en dat haar onaangenaam
aandeed. Vagelijk stelde zij zich voor, dat
dit hinderlijke gevoel verdwijnen zou, wan
neer zij met het nieuwe kind wat vertrouwe
lijker zou zijn geworden. Maar de tusschen
moeder en kind anders toch zoo natuurlijke
vertrouwelijkheid bleef hier geheel en al uit.
Integendeel voelde zich Miesje tegenover
dit kind, dat zoo zwaar «was en zoo hard aan
voelde, steeds minder op haar gemak.
Stijntje’s kleine mond, die zoo preutsch
tusschen de bolle wangen stond, had een
onveranderlijke stugheid, die alle warmte
afweerde en Stijnt<e’s hardblauwe groote
oogen konden Miesje zóó koud en doordrin
gend aanzien dat het kind zich daar tegen
over, ook wanneer ze, met luid kloppend
hartje, tevergeefs haar geweten doorzocht
naar begane fouten steeds als een schuldige
voelde. En zij waagde soms nauwelijks
Stijntje aan te raken, zóó zeer verschrikte
haar het knarsende kwaadaardige geluid,
dat steeds het verzetten van haar armen en
beenen vergezelde
Liefst zou Miesje de houten pop links
hebben laten liggen om alleen maar te spelen
met de andere poppekinderen, die alle min
of meer gehavend waren doch lief en zoet
voor de kleine mama, die hen zoo graag ver
troetelde. Maar Miesje had een sterk plichts
gevoel, dat door haar moeder zooveel moge
lijk ontwikkeld werd. En daar het tegendeel
zeer te laken zou zijn geweest, werd dus
Stijntje, evenals de andere poppe kinderen,
dage ijks gewasschen, gekamd, aan- en uit
gekleed en beurtelings op een stoel gezet
of in bed gestopt.
Zoo gebeurde het dan ook, dat al de ver
schillende ongevallen, die geregeld aan
Miesje’s kinderen óverkwamen, evenmin
aan Stijntje bespaard bleven. Zelfs viel zij
eens van twéé trappen op den marmeren
gangvloer, wat nog nooit tevoren met een
der andere kindertjes was gebeurd. Maar
Stijntje doorstond dit alles met de grootste
koelbloedigheid, zoodat Miesje’s vader, die
he houten kind eerst kortweg Stijntje had
gedoopt, nu alle reden had om haar den
familienaam Standvastig, dien ze voortaan
met eere droeg, erbij »e geven.
Ondanks alle standvastigheid echter gin
gen de iaren niet spoorloos aan Stijntje
voorbij. De eens zoo blank-en-rose wangen
waren nu leelijk gevlekt, de lange haren,
die door Miesje met meer dan noodzakelijke
energie naar achteren gekamd en geschuierd
werden, hadden bij 't voorhoofd losgelaten,
zoodat daar een leelijke bruine plek van ver
droogde lijm het gezicht ontsierde, de aan
geplakte wimpers waren verdwenen en de
geschilderde wenkbrauwen zoo goed als
uitgewischt, waardoor de hardblauwe oogen
nog angstwekkender werden voor Miesje.
En sedert haar laatsten vreesdij ken val was
Stijntje’s neus gehed afgestompt, wat haar
een fatale gelijkenis gaf met de lupuslijders,
die Miesje eiken dag voorbij de vensters
zag loopen. als ze zich naar de dichtbij gele
gen inrichting begaven waar hun kwaal zou
worden genezen. De aanblik dier ongeluk-
kigen, waarvan sommigen er afzichtelijk
uitzagen, was voor Miesje een telkens terug-
keerende kwelling, en toen zij langzamerhand
Stijntje begon te beschouwen als een lupus-
lijdster, werd haar afkeer van deze pop zóó
hevig, dat ze hem slechts met groote moeite
te bedwingen wist.
Op een ochtend zag Miesje, als door een
geheimzinnige macht aan het venster vast
gehouden bij een aanblik waarvan ze angstig
gruwde, onder de lupuslijders die ’t huis voor
bij liepen, een klein meisje van haar eigen
leeftijd ongeveer. Het kind liep tusschen
twee vrouwen in, die vriéndelijk de misvorm
de gezichten tot haar neerbogen. En dit kind.
Moeder was een beetje verdrietig, toen ze
op Sinterklaasmorgen, met z’n drietjes,
de kamer binnen gingen, waar de goede Sint
ieder jaar, op de groote tafel, al de schatten
uitstalde, die hij voor Miesje had bestemd.
In den winkel had men, door de groote deuk
te, verzuimd Miesje's houten pop in tyde te
maken D:e zou nu pias over eenige dagen
gereed kunnen zijn en het speet moeder zeer,
Jat haar lieveling op dezen dag een teleur
stelling zou moeten ondervinden.
Miesje stond heei stil voor de tafel In
angstige spanning zochten haar oogen 't
eerst naar Stijntje. Was 't werkelijk waar,
was Stuntte er met? Nauwelijks nog kun
nende gelooven keek ze weer, één voor één,
opmerkzaam al de poppen aan, die. keurig
opgeknapt en aangekleed, daar zaten. Stijn
tje was er niet bij t
Als zen heerlijke openbaring voelde Miesje
nu opeens hoe machtig groot wel de goed
heid was van Sinterklaas. Sinterklaas, die
ailes wist en die haar nu verlost had van
nu maar opruimen.
Kort voor Sinterklaas, toen vader en moe
der Miesje’s speelgoed inspecteerden, om te
zien wat er alzoo gerepareerd moest worden,
bekeek vader, met viezig opgetrokken neus,
Stijntje Standvastig.
„Die moesten we
zeg I"
Maar moeder protesteerde.
Maar dien nacht, toen Mieste in 't donker
alleen lag met haat onbarmhartig geweten,
hield dit haar met zijn ernstige vermaningen,
uit den slaap.
Foei, wat een slechte mo-der was zij, dat
zij zoo haar ongelukki>’, kind verstooten kon 1
Zij was als een booze t.ooze stiefmoeder
uit een sprookje 1
En ginds, in het akelige, donkere hok, lag
nu die arme Stijn, die t zeil toch niet helpen
kon, dat ze zoo leelijk was 1
Miesje begon zacht te schreien uit berouw
om haar stoutheid en omdat het zoo moeilijk,
zoo vreeselijk moeilijk was goed en braaf
te wezen.
Maar midden in den nacht stond ze op.
Met haar bloote'voetjes, onhoorbaar op den
zachten looper, sloop ze de trap af stapte
ze over ’t koude keukenzeil en met haar
bevende handjes tastte ze naar de deur van
’t kolenhok.
Het was zoo griezelig, griezelig donker
hier, zoo angstig stil. En nu opeens, nu
ze met veel moeite de deur van het kolenhok
geopend had, hoorde ze daarin een licht ge-
druisch, honderd maal angstwekkender nog
dan de stilte van daareven. Maar, schoon
bevend en zacht snikkend van afgrijzen.
Miesje wist haar plicht te volbrengen. Zij
tastte rond in den vuilnisbak, tot ze er Stijn
tje’s harde lijf voelde en onmiddellijk liep
ze toen met haar kind weer naar boven toe,
waar ze haar haastig in bed stopte en geheel
bedekte met de kleine, roode deken.
Moeder vond Miesje den volgenden
ochtend wat koortsig en besliste, dat ze
in bed moest blijven dien dag. Het kind bleef
gewillig liggen. Als ze ziek was. hoefde ze
Stijntje niet te verzorgen, kón ze 't zelfs niet.
Maar de dag ging om en, o, wat keek
Stijntje haar boos en verwijtend aan, toen
ze haar den daarop volgenden ochtend,
bevend, uit haar bedje nam.
van