DE ZAK VAN SINTERKLAAS s tJERDE BLAD BLADZIJDE 1 DONDERDAG 26 NOVEMBER 1931 rr I R w, in. IN. 6 VAN DECEMBER I HOOFDSTUK TWEE SINT-NICOLAASFEESTEN ..en dat ik HOOFDSTUK a antwoord Sinterklaas. V zijn.' eens aan Hu maakte eerst den Bisschop en stem het volgend ■hebben Oma en correspondentie Ook Zwarte Piet is een echt kinder vriend. Vriendelijk lacht hij 't kleine meisje toe, dat heelemaal niet bang blijkt te zijn tusschen den goeden Sint en zijn knecht Wees welkom heve Hier bij de zieke teugd. Uw komst die heeft ons allemaal Toch o zoo zeer verheugd. maar heeft.” Zichtbaar opgelucht viel slaap en droomde van een Nicolaasfeest. De kleine meid is vast niet stout geweest. Heel vrijmoedig heeft ze zich tenminste voor den Heilige geposteerd en antwoordt beleefd op de vragen, die Sint haar stelt. Zusje kan er van op aan, dat haar Sinterklaasfeest goed zal zijn Ring, ting tingelingeling 1drie, vier maal klonk de telefoonbel door de stille gang in het huts van Dr. Vermeulen. Juist passeerde deze de gang, nam de telefoon van den haak en luisterde „Hallo, met Dr. Ver meulen," „O. dokter," klonk het aan den anderen kant, ..u spreekt met het Mana- Ziekenhuis. Zoudt u nog even willen komen Er is zoo juist een klein jongetje binnen ge bracht, dat door een auto was overreden. Dr. Stegemans is op het oogenblik met een operatie-patiënt bezig, zoodat we niemand hier hebben om te helpen, 't Ventje schijnt er nog al erg aan toe te zijn.” „Ik kom direct, zuster.” was het antwoord, „met tien minuten ben ik zeker bij u.” Vlug stapte Dr. Vermeulen de huiskamer vanzelf gegaan. Ik kon het echt niet helpen. Zuster Angela wist raad. Ze pakte zacht Wim zijn handje en zei ,nu maar, dan zal ik dat aan Sint Nicolaas vertellen hoor. Ik zal ook zeggen, dat ie een heel lieve jongen bent, dan krijg ie stéllie iets wat je graag hebben wilt.” Terwijl de zuster nog met Wim sprak, vertrok hij opeens angstig zijn ge zichtje en riep .neen, neen, ik wil hier blijven. Ik wil niet met buurvrouw mee „Ja. ia,” haastte zuster Angela zich te vrouw hoeft het met meer. Zacht klagend kwam het van zijn lipies „waarom is moe dertje toch ook dood gegaan en komt ze nooit meer bij Wimmie terug?" Hij begon te hui len en Dr. Vermeulen die vreesde voor al te groote opwinding, haastte zich te zeggen „stil maar, m’n lieve kind alles komt wel weer goed, hoor. Ga nu maar rustig slapen, dan krijg je eerst een heel lekker drankje van de zuster.” Meteen gaf hij zuster Angela een wenk die dadelijk naderbij kwam en hem ter.” zei ze. zoodra ze dezen de zaal op zag komen. „Wim blijft nog heel lang bij ons en als het Sint Nicolaasfeest is, dat doet hij weef dapper mee.” „Nqu. maar vast en zeker, hoor,” was het teneinde het zachte gemompel te kunnen ver staan. Hoor, hij was aan 't bidden „wees gegtoet. Maria," hoorde Dr. Vermeulen hem zeggen. Dan was hij weer even stik Daarna kwam het weer zacht van zijn lipjes „heilige Maria. Moeder Gods.” Wederom hield hij stil en Dr. Vermeulen antwoordde dicht bij zijn oortje „bid voor ons. nu en in het uur van onzen dood, amen.” Langzaam sloeg de kleine zijn oogjes op. keek vreemd in 't rond en blikte toen in de goedige oogen van Dr, Vermeulen, die hem liefdevol over het gezichtje streelde en vroeg „zoo. m’n beste tongen, was ie aan het bidden „Moeder.” zei de kleine en keek den dok ter aan. Dan sloot hij de oogjes, om ze even later weer op te slaan. „Dat deed ik met moeder ook altijd,” zei hij, „maar bij buur- een kaart voor Drie weken zijn er verloopen -sinds klem» Wim Jansen in het Maria-Ziekenhuis was gekomen. Nog spoediger dan Dr. Vermeulen gehoopt had. was de beterschap ingetreden. Z’n hoofdje en zijn gebroken armpje waren reeds beter, 't Ventje was alleen nog erg zwak. Dr., Vermeulen schreef dit toe aan de groots verwaarloozing van den laatsten tijd. Maar dank zij de goede verzorging en de liefde, waarmee hij verp'eegd werd kwam hij dit ook al zoo langzamerhand wat te boven, 't Was werkelijk aardig om te zien met hoe veel liefde hij de goede zuster Angela dit hem al dien tijd verpleegd had. aanhing. Soms mocht hij al eens wat op zijn en dan wat zijn liefste werk de zuster met allerhandt dingen te helpen, Z’n groote oogen straalden van genot, als hij iets kon doen, waarvan hij wist, dat het de zuster pleizier deed. Ook mocht hij wel eens een keertje met haar mee naar de kapel. Dat was heeiemaal een feest voor hem. ’t Was er altijd zoo moor. En dan bad hij. juist zooals hij het vroeger met zijn moesje ook gedaan had. Zuster Angela had hem dat weer allemaal in het geheugen terug geroepen. Ook was het altijd een heerlijk ooeenblik voor hem wanneer Dr. Vermeulen op de zaal kwam. Van hem h-eld kleine Wim al even veel als van zuster Angela. Eens had de dokter een heel mooi prentenboek voor hem meegebracht dat hij als een heiligdom bewaarde. Vandaag mocht Wim ook weer een beetie op zijn en juist was hij aangekleed, toen Dr Vermeulen binnenkwam. Onstuimig kwam Wim op hem afgestormd. Zoolang de dokter op de zaal bleef was Wim niet bij hem vandaan te krijgen. „Zpo tongen.” begon de dokter, „hoe gaat het. mag ie al weer op van de zuster? Ik geloot dat ze iou hier een beetje ver wennen.” A! pratende liep hij met Wim aar) de hand de zaal op. Opeens zei hij luid tegen al de kinderen Jongens ik heb jullie iets te zeggen Zoo 'uist kwam ik op straat Sint Nicolaas regen en toen heb ik hem gevraagd, of er misschien nog tijd bestond bij ons op de zaal een bezoek te brengen. Pieterman heeft toen even m het boek gekeken waann stond, wa' ze nog allemxdl voor bezoeken af moesten 'eggen, en a hoor het gmg nog net. Piet moest het meteen <n het boek schrijven en nu staat er >n overmorgen 's middags om vijf uur komt St Nico'aas met Piet een bezoek brengen m her Maria-Ziekenhuis op de kinderzaat het Ik heb meteen gezegd allemaal* brave kinderen hier had en dat S'nt dus maar net liefst hee' mooie dingen mee moest brengen." Een ind geiu ch van de kinderen volgde op deze mededeehng Kleine Wnn begon te dansen en te springen van blijdschap. Nadat Dr. Vermeulen de patiëntjes onder zocht en even met zuster Angela gesproken had nam hu afscheid met de woorden .kinderen denkt er allemaal om goed ie drankje’ innemen en gewillig laten helpen. Denkt om het feest van overmorgen." antwoord. „Zuster Angela en ik zullen allebei aan Sint Nicolaas vertellen, dat hij een lieve beste tongen is en dat hij het allermooiste geschenk mag hebben, wat Sint Nicolaaa het ventje ia heerlijk Sint bipnen, vertelde aan zijn Moeder, wat er aan de hand was, en vroeg of ze nog even naar Freddy wilde gaan kijken, voor ze zich ter ruste begaf. Met een „dag Moedertje, slaap wel.” verliet hij weer snel de kamer, gooide z’n jas over de schouders en stapte in den auto, die nog voor het huis stond. Na enkele oogenblikken hoorde Oma reeds het signaal van den wagen en snorde de auto over den weg. Voor er tien minuten verloopen waren, stond Dr. Vermeulen reeds in zijn witte jas bij zuster Angela. Deze geleidde hem naar de operatiezaal, waar het kleine manneke op een brancard gelegen was. Met kalmen ernst onderzocht hij het ventje. „Nou zuster." zei hij eindelijk, „ik geloof, dat het niet hopeloos is. We zullen hem voor- loopig verbinden. En verder volslagen rust heel voorzichtig iets van den opwekkenden drank ingaf. Vertrouwvol blikte het ventje omhoog, naar de twee menschen. die bij zijn bedje stonden allebei zoo hef waren en hem de handles en wangetjes streelden. Met een gevoel van zich veilig voelen, sloot hij de oogjes en viel nu in een rustigen slaap Met voldoe ning zagen Dr Vermeulen en zuster Angela het aan „Dat zal hem goed doen.” zei Dr. Vermeulen. Nu vertelde hij aan de zuster waf hij gehoord had. „Vandaar zeker dat er zoo weinig belangstelling is. zuster. Z’n moe der schijnt dood te zijn en als ik het goed begreep, ts hij nu bij een buurvrouw in huis. Enfin we zu'len er hoop ik. toch wel meer van hooren." De tranen stonden Dr. Vermeulen in de oogen. Hij dacht aan zijn eigen 'leve vrouw die hij zoo vroeg had moeteh missen en aan Freddy die zich ondanks de goede zorgen van Oma 'och dikwijls zoo alleen voelde. Dan vermande hij zich, en zei „zuster her schijn» dit mannetje den aatsten rijd goede verzorging ontbroken te hebben is uiterst zwak. Laat u hem zooveel mogelijk slapen Zoodra hij wakkei wordt geeft u hem van den versterkenden drank, dan kom ik vanmiddag nog eens naar hem kijken:" „Goed dokter.zei zuster Angela. Daarna ging Dr Vermeu'en verderop naar zijn ande re patiëntjes zien. Toen hij 's middags weer kwam trad zuster Angela hem reeds tege moet en vertelde dat de kleine na een rusti gen slaap van ongeveer vier uur wakker was geworden, en toen geheel helder van geest, haar een en ander verteld had „Zijn vader en moeder waren beiden dood had hij gezegd en nu was hij bij buurvrouw naast hen in huis. Buurvrouw was gisteravond zoo boos op hem, omdat de mouw van z’n blouse stuk was. O. ze had zoo tegen hem gemopperd en hem klappen gegeven Toen was hij stil letjes het huis uitgeloofden en ging al die mooie winkels kijken met de Sint Nicolaas-étalages. Bij het oversteken van de straat, is het ongeluk zeker gebeurd,” besloot zuster Angela. „Dank u zuster.” zei Dr Vermeulen „nu weten we al weer wat meer." Meteen stapte hij op het bedje toe. „Zoo, Wim.” zei hij met hefdevolle stem heb je lekker geslapen Geef iij dokter nu eens een handie." Even kwam een droeve trek op Wim’s ge zichtje. „Moeder zei altijd dat ik m'n rech terhandje moest geven en dat gaat nu niet want die kan ik niet bewegen. M’n arm doet zoo’n pijn.” stamelde hij angstig. „Ach m’n lieve tongen dat is waar ook. Maar dar is niets hoor, dan moet ik nu ie linker maar hebben. De rechter zal’ ik weer hee' gauw beter maken, is dat goed Dankbaar keken de groote zwarte oogen Dr, Vermeulen aan als antwoord. Dan zei hij „ik vind u heel erg lief maar ik heb zoo n honger, en zuster zei. dat ik eerst aan u moest vragen of jk wat eten mag.” „Wel, dat is-een goed teeken.” zei Dr. Vermeulen, „zeg jij nu maar eens, wat je het allerliefste wil hebben, iets wat je heel erg lekker vindt, dan zal ik dat dadelijk voor je laten halen." Wim kon z’n ooren met gelooven. „Pudding met bessensap,** zei hij, „dat kreeg ik bij Moeder ook, dat vind ik het lekkerste wat er bestaat.” „Toe zuster,” zei de dokter, „gaat u dat lekkers nu^ eens voor Wim uit de keuken halen.” Na eenige minuten genoot de kleine volop van de heerlijke lekkernij. Terwijl hij nog aan het eten was, zei hij; „ik wou maar, dat ik nooit beter werd, want dan mag ik hier blijven en anders moet ik weer naar buur vrouw terug.” „Maar voorloopig is er nog geen sprake van weggaan.” zei Dr. Vermeulen, „je blijft minstens nog vier weken bij ons. Dan ben je net nog hier als Sint Nicolaas op de zaal komt, want die heeft beloofd dat hij alle zieke kindertjes komt bezoeken. Nou. je zult eens zien, wat een heerlijk groot feest we dan vieren I Als je nu hee) gehoorzaam doet, wat ik zeg en heel kalm blijft liggen, dan mag je met dat feest al loopen.” Wim trok een pruillipje. „Maar ik heb toch niets aan dat feest,” zei hij. „Want buurvrouw heeft gezegd, dat ik mets kreeg van Sint Nicolaas, omdat ik mijn blouse zoo stuk gemaakt heb. Maar het is toch heusch HOÓfuS'l uk. 1. Ktane Freddy zit pruilend naar buiten te Staren. Met z’n vingertje wrijft hij langs het raam, waar aan den achterkant de regendrup pels gestadig omlaag sijpelen. Hè. wat was het stil op straat, de menschen vonden het zeker allemaal veel te vuil. Kijk eens wat groote plassen I Den geheelen dag had het nu ook al zoo hard geregend. Dat vond Freddy echt vervelend. Kijk, daar zag hij juist Mina, het keukenmeisje, aankomen die had bood schappen gedaan. Als her nu niet zoo hard geregend had, had ze Freddy zeker meege nomen, want ze wist wel, dat hij dat altijd zoo prettig vond. Maar hij was pas ziek geweest en hoestte nu nog wat, zoodat Pap, die zelf dokter was, het beter vond, dat hij met dat slechte weer maar binnen bleef. Hij wuifde met z’n handje en riep er als van zelf bij „dag Mina”, maar ze hield de parapluie net zoo voor het gezicht, dat ze hem niet zag. Hè, wat jammer, dat ze hem nu niet eens goedendag zei. Teleurgesteld wendde hij zich .ian het raam af, en keek eens even de kam£r in. t Werd ook al een beetje donker. Grootmoe zat in haar stoel te knikkebollen &»-&«ddy riep zacht>es -Oma. kijk eens donker wordt.” Maar Oma hoorde het niet, ze knikkebolde zachtkens door. Kleine Freddy ging op het lage stoeltje naast haar zitten en streelde met z’n wangetje langs Oma’s hand. Hij hield o, zoo heel .erg veel van Oma, want ze was altijd zoo lief voor hem. Hij wilde haar slaapje met storen en daarom zat de kleine man geduldig te wachten tot Oma wakker zou worden. Ja, Freddy hield heel veel van Oma en toch begon hij zachtjes te huilen. Hij voelde zich zoo eenzaam. Verleden jaar, toen Mammie nog leefde, was alles zoo heel anders. Die kon prettig met hem spelen en stoeien. Huizen bouwen van de blokkendoos, paardje spelen, verstoppertje, alles deed ze met hem. O I wat was dat toch deerlijk I Maar toen hij met Pap bij Oma kwam wonen, was dat uit, want Oma was te oud om met hem te stoeien. Stilletjes stond hij op van z’n stoeltje en ging naar den muur, waar dat mooie groote portret van Moeder hing, ’t Was net zoo echt of je met haar praten kon. „Mammie I” I riep hij, „lieve Mammie, waarom kom je nu heelemaal niet meer met Freddy sjoelen I Toe Mam. nog een enkel keertje.” Almaar keek hij naar dat mooie portret, maar ach wat was hij toch dom en mets aardig. Pap I had immers gezegd, dat Mammie naar den hemel was gegaan, omdat O. L. Heertje haar geroepen had. en dat het daar zoo heel I veel mooier was dan hier. Pap.had ook ge- I zegd.dat Mammie nu nooit meer terug kon I komen, maar dat Freddy als hij altijd braaf was geweest later ook bij Mammie in den hemel kwam, en dat ze dan weer alles met hem zou spelen, wat hij maar wilde. Wat zou dat 'heerlijk zijn, maar dan moest hij nu ook I ^gehoorzaam* zijn en niet zeuren om Mammie I want dat had hij aan Pap beloofd. Met z’n handle veegde hij de traantjes af. die langs I Zijn wanget-es biggelden. Hij klom op een stoel gaf een kusje op het portret en zei I „dag Mam. Freddy zal altijd braaf zijn want I Pap heeft beloofd dat ik dan later altijd bu je mag blijven, wat zullen we dan weer heer lijk spelen, hè Hij ging wee/ naar het raam om wat naar buiten te zien. Nu werd het wat drukker, er liepen heel veel kindertjes op straat, want de school ging juist uit. Wat hadden ze allemaal een schik, ze stoeiden en lachten en zongen en hadden er niet eens erg in, dat het zoo regende. „Wat leuk." dacht Freddy, „was ik daar ook maar bij. dan had ik net zoo’n pret als zij, en kon lekkertjes mèt hen mee spelen.” Met begeerige oogjes keek hij al di- vroolijke kindertjes na en volgde zóó belang stellend hun bewegingen, dat hij niet eens bemerkte hoe Oma. die intusschen uit haar slaapje was ontwaakt, stilletjes achter hem was komen staan. „Wel, m’n lief manneke,” zei Oma, „heb Je zoo’n schik in al die lieve kindertjes „Ja, Oma,” zei Freddy, ze lachen, waarom zouden ze toch zoo’n pret hebben T’ „Ik denk,” antwoordde Oma, „dat Sint Nicolaas op school geweest is. Zie maar eens. ze hebben allemaal een geschenkje bij zich. Dat ventje daar heeft een blokkendoos onder z’n arm, en dat jongetje daar naast een bal. Die twee meisjes dragen elk een pop. O, kijk daar eens, dat kleine meisje heeft een beertje. Ja, ja, dat hebben ze stellig van Sint Nicolaas gekregen.” „Heerlijk I” vond Freddy, „ik wist niet eens, dat het al zoo gauw Sint Nicolaas was.” „Ja,” zei Oma weer, „nog maar een week of vier zoowat en dan is het groote feest, ik heb vannacht Sint met Piet al over het dak zien rijden. Weet je wat je doen moest, zet van avond je schoentje maar eens onder den schoorsteen met een briefje er in voor Sint Nicolaas, wat je wel heel graag zou willen hebben. Dan zal ik er ook een briefje bij doen, dat je een lieve beste jongen geweest bent, dit jaar, en als de Sint dat weet, dan krijg je stellig wat je graag hebben wilt.” Freddy dacht even na. Opeens begon hij een wilden rondedans door de kamer. „O. Oma,” jubelde hij, „dat is heerlijk, ik weet iets heel, heel fijns I Ja, dat zal ik doen, ik mag toch vragen wat ik wil, hè Oma?’’ „Natuurlijk lieveling,” zei Oma, „je bent immers aldoor een echte lieve jongen geweest. Djin moet je nu meteen maar beginnen, want je kunt al wel heel netjes schrijven voor dat half jaartje, dat je op school bent, maar het gaat natuurlijk nog niet zoo vlug. Wacht, ik zal ^erst eens een lichtje maken, ga jij dan maar vast papier en een potlood halen.” Dat behoefde geen twee maal gezegd te worden. Wild holde Freddy de kamer uit en z’n beide armpjes boven zijn hoofd zwaai end, riep hij almaar „heerlijk, heerlijk, ik weet al watMet papier en potlood ge wapend stapte hij weer de kamer binnen en zette zich bij de tafel neer. „Toe Otna,” zei hij, „gaat u nu ook meteen een briefje schrijven, dan kunnen ze vanavond allebei in m’n schoen.” „Goed hoor jongen,” zei Oma. en beiden begonnen ze te schrijven. Freddy had een kleur van inspanning zoo deed hij z’n best om duidelijk en mooi te schrijven. Zie maar eens wat hu schreef .Liéfe sinteklaas, Oomaa heeft gesegt dat u zoo befe kinder- frient is en dat ik aan u fraage mag wat ik het Kcfste bebbe wil. Toe liefe sinteklaas, geeft zeggen, „kalm ventje. Natuurlijk blijf ie hier.” Meteen wendde ze het hoofd naar de deur, waar Wim’s angstige blikken heen- staarden. Daar stond een slordig uitziende vrouw op den drempel de haren verward langs het hoofd. „Wel. wel,” nep ze met schel le stem ..wat zeg ie me van zoo’n vlegel om een mensch zoo in angst te zetten. De heele nacht blijft ie maar weg. en nou komme de menschen je nog segge as dat ie een ongeluk gekrege het. Daar mot een mensch nou nog voor achter de waschtobbe tandaan komme Wacht maar rekel ik sel ie wel. hoor I" Met haar gescheurde schort veegde ze langs haar rood verhit gelaat en wilde op Dr Ver meulen afkomen die op het tumult kwam aap loopen. en meteen haar woordenvloed stuitte door gebiedend naar de deu» »e wijzen „Nou. nou." mopperde ze. ..een mensch mag toch wel effe tesoenlijk uitpraten.'’ „Stil, juffrouw.” gebood Dr. Vermeulen „u is hier in een ziekenhuis. Komt u maar mee. In de wachtkamer zal ik u te woord staan." Nauwelijks was de deur van de wacht kamer achter haar dicht, ot ze het zich hijgend en puffend op een stoel neervallen. Dadelijk wilde ze weer een stortzee van woorden laten vloeien, toen Dr. Vermeulen haar in de rede viel en zei ..Laat u mij eerst even aan het woord en kalmeert u zich wat. dan zal ik u wel vragen stellen en die behoeft u dan slecht’ te beantwoorden." Ze keek even vreemd op. Maat door Dr. Vermeulen’s kalme en vastberaden manier van doen’, werd ze toch wat kalmer. „Hebt u een kleinen longen van overleden buren in uw huis begon hij zijn vragen. „Ja dokter, een echte vlegel." antwoordde ze. „Hoe heet dat ventje viel de dokter haar vlug in de rede om haar geen tijd te laten voor een tweeden uitval. „Wimpie Jansen, dokter." zei ze. „Hoe oud is hij „Zes jaar, meheer.” „Is hij katholiek, juffrouw „Ja, dat is ie.” en daar het vragen haar zeker begon te vervelen ratelde ze verder „en hij is heelemaal alleen op de wereld geen mensch femile het ie meer. Siet u ze vader was stuurman op een groote boot, die naar Amerika vaarde. Die is verongelukt op see. Nou en toe ze moeder dat hoorde i« de goeie siel stek geworre tan de schrik, en ze is meteen niet meer beter geworre. Drie maan den later was ze ook dood. Ja ja een mensch kan wat mee maken. En daar stond het arme schaap alleen, nou en wit doe ie a» ie een medelijdend hart heb. Toe heb ik m maat bij me genome. Maar ’t is toch zoo’n vlegel.' Dreigend ging haar vuist omhoog. „As t ie weer thuis kpmt dan sel ik 'm wel klein krijgen „Kalm. kalm, juffrouw," zei Dr. Vermeu len. „Ja." was het antwoord, „u het gelijk, een mensch sou sich nog kwaad maken ook. om soo’n bengel. En 't valt toch al niet mee. om as je self vijf kinderen het. ook nog een ander de sijne groot te brengen." Ze hijgde even, van het vermoeiende doorratelen „Neen, neen.” zei de dokter „daar heeft u gelijk in. maar als het u bezwaarlijk valt, zouden we er voor kunnen zorgen, dat hij in een weeshuis ot zoo iets werd besteed." „Ja, siet u as dat kon. sou het wel heerlijk sijn,” vond de vriéndelijke juffrouw. „Nu, we zullen wei zien wat we doen.” zei Dr. Vermeulen, „maar bezoek mag ik u niet geven, die is alleen maar voor familie.” „Ja dat weet ik wel dokter," zei ze op staande. „maar dat is ook niet noodig, een mensch kan toch niet altijd ze huishouwe uitloopen, u siet wel, ik kom soo achter de waschtobbe vandaan." „Ja, ia. dat had u mij reeds verteld, geeft u nu nog even uw adres, dan zullen we u wel berichten, wat we met het ventje doen, als hij beter is.” Dit gebeurde en hiermee was het bezoek van buurvrouw aan het ziekenhuis afgeloo- pen. Met een zucht van verlichting liet Dr. Vermeulen de deur achter haar in het slot vallen. Dan ging hij nog even naar de zaal terug, om zuster Angela mee te deelen. wat hij gehoord had. Deze was nog steeds bezig om Wim gerust te stellen. „Nietwaar, dok- Eindelijk was het overmorgen geworden. Zelfs met de grootste moeite slaagde zuster Angela er met in om de kleinen rustig te houden. Ze deed dan ook maar genadig één oogje dicht terwijl ze dacht het is toch ook maar eens per laar StNicolaas. Tegen vier uur 's middags werden de kiemen die op moch ten netjes aangekleed en de anderen, als het gmg m hun bedies overeind gezet Ook kleine Wim had een kleur van inspanning, en geen wonder, want zuster Angela had hem een we'komsr-versje geleerd dat hij straks zou moeten opzeggen als Smt Nicolaas binnenkwam. Zoo werd het tien minuten voor vijven de kinderen konden bijna niet meet wachten. „Kom tongens,” zei zuster Angela. we moesten maar vast eens een liedje zingen.” Dat behoefde geen tweemaal gezegd te worden Het volgend oogenblik klonken de heldere kinderstemmen doot de zaal ,Zie ginds komt de stoomboot uit Spanje weet aan." Stil daar werd aan de zaal geklopt. Ha daar zou ie 't hebben Mis hoor daar stapteDr. Vermeulen de zaal binnen. Anders waren de kinderen altijd blij wanneer hij kwam maar nu keken ze toch wel een beetie teleurgesteld. De dokter die op hun gezichten zag wat ze dachten, moest er hartelijk om lachen Alleen kleine Wim kwam op zijn oude stormachtige manier op hem loegevlogen. Nog terwijl Dr Vermeulen met Wim aan de hand op de zaai liep ging de deur weer open. Nu kwamen Sint Nico- aas met Piet toch werkelijk binnen. Statig, met den stat in de haajf kwam de oude Bis- schop de zaal mgestapt Zwarte Piet kwam er achteraan Met de eene hand trok hij een groote mand achter zich en m de andere hand hie'd hij den zak. Door Dr. Vermeulen en zuster Angela werd Sint Nicolaas naar den prachtig versierden stoel geleid. „Eerst even rusten zei Sint Nicolaas met bevende stem. Nu nam Dr. Vermeulen het woord en sprak Ja Sint Nicolaas. ik dank u aller vriendelijkst dat u. ondanks uw hoogen ouder dom ons met een bezoek komt vereeren. We vinden het zoo heerlijk, dat u onze zieke kinderties met vergeten hebt. Vooral zuster Angela en ik die altijd op deze zaal zijn, verheugen ons daar zoo over, omdat wij weten dat hier allemaal zulke lieve en gehoor zame kinderen zijn. Kleine Wim kom iij eens hier en zeg voor Sint Nicolaas eens dat mooie versie op dat zuster Angela ie geleerd heeft.” Daar stapte Wim naar voren netjes een buiging voor begon toen met he.dere versie op te zeggen klonk zuster ROND HET FEEST <S 9 .- - - ^AAAAAAAAAAtAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA/'ikAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAi»^AAAAA4 tot morgen, dan zullen we wel weer ns zien. Ik vermoed een lichte hersenschudding. Het rechterarmpje schijnt gebroken. De wonden zijn niet gevaarlijk, wilt u me maar even be hulpzaam zijn „Zeker' dokter,” was het antwoord. Zoo werd de kleine knaap door de bekwa me handen van dokter Vermeulen en zuster Angela verbonden „Hij schijnt nog al wat bloed verloren te hebben, zuster.” zei dokter Vermeulen, „en is op het oogenblik erg zwakjes. Ik zal nu even war voorschrijven dat u hem maar in moet geven. En dan, zooals ik zeide. houdt u hem zoo rustig mogelijk. Weet u ai, wie hij „Nog niet dokter.” was het antwoord, „de automobilist, die hem overreden had. bracht hem zelf hier en zeide. dat het onge val op het plein voor de kerk plaats vond, waar het ventje geheel onverwachts van den eenen naar den anderen kant holde, met het bekende gevolg. De stakker zag er meer dan haveloos uit. Meer weten we tot nu toe niet.” „Hm. hm.” zei dokter Vermeulen, „nu we zullen dat wel te weten komen. Goeden nacht, zuster Angela, ik geloof, dat ik hem nu wel aan uw goede zorgen kan toever trouwen.” „Dag dokter, goeden nacht en tot morgen.” Toen dokter Vermeulen weer buiten kwam, huiverde hij. Brrrrrr, wat een slecht weer was 't. Spoedig zat hij weer in den auto en reed naar huis. Eenigszins vreemd vond hij het. dat in de huiskamer nog licht brandde ondanks het late uur. Hij stapte binnen, en trof Oma. nog klaar wakker, op hem wach tende met een kop warme anijsmelk. „Dag Moedertje.” groette hij, „nog wak ker „Ja. jongen.” zei Oma, „drink dit eerst maar eens uit. want je zult wel koud zijn en dan doet zoo iets je goed.” „Lief oudie.” zei dokter Vermeulen, „ja, dat doet me zeker goed, en het smaakt me ook opperbest." „Hoor eens. longen.” zei Oma „je moest voor ie gaat slapen nog even naar Freddy gaan zien. Toen ik van avond op zijn kamertje kwam, vond ik hem uit zijn bedje op een stoel zitten te slapen hij was koud en rilde, toen ik hem weer onder de dekens stopte. Ik ben nog eenige malen naar hem gaan zien maar hij ligt rustig te slapen. Toch zou ik graag willen dat ie eens kijken ging, of er iets bijzonders is. hè? Je kunt nooit weten.” „Vreemd.” zei dokter Vermeulen. Meteen sprong hij met drie treden tegelijk de trap op naar Freddy’s kamertje Aandachtig keek hij eenige minuten toe hoorde de rustige ademhaling van den kleme. voelde z’n polsje en was roen vnj gerustgesteld; alles was in orde Even streek hif zacht over Freddy’s kopie, die een beetie wakker werd, en halt slajaerig zei ..dag Pap. zeven en tachtig sterretjes heb ik al gereld en nog is .Sinter klaas mei gekomen maar ik za' wachten tot hij komt en dan zal ik het hem zelf noe eens vragen." Meteen sliep hij weer in. Ha. dat zat er dus achter. Dr Vermeulen begreep alles goed gmg nog even naar Oma en vertelde haar wat er aan de hand was ge weest. Geheel gerustgesteld begaven Oma en Dr. Vermeulen zich »er ruste- Den volgenden morgen, toen de dokter m het ziekenhuis kwam was zijn eerste werk eens naar het kleine baasje te zien dat hij gisteravond behandeld had „Goeden morgen dokter.' Angela's vriendelijke groet. „Morgen zuster I" was het „Hoe is het gegaan vannacht „Hij is tamelijk onrustig geweest dokter, praatte alles door elkaar en ts tot nu toe met geheel bij kennis geweest. We hebben uw voorschrift hem ka'm te houden stipt opge volgd. We weten ook nog niet, wie hef is. Ik heb hem alleen vannacht verschillende malen hooren spreken over een buurvrouw." „Zoo. zoo.” zei Dr. Vermeulen, „o. stil, daar begint hij weer te babbelen. Ik zal eens even naar hem gaan zien.” Zachtjes ging hij bij het bed'e zitten, en nam ondertusschen het polsj- van den kleme m zijn hand- Hij moest met z’n oor dicht bij het ventje komen. I u mij dan een speelmakkertje waar ik ale daage mee kan speele. Dan sal jk noot iets anders meer fraage en alteid heel tefreede zein I „Klaar I” riep hij uit, en met den brief in de hand danste hij van pret. Juist had hij het r!?e’,e *n *^e enveloppe gedaan, en schreef I hij er op voor Sinteklaas, toen vader binnen I kwam. „Wel, wel,” zei vader, „1 m’n jongen* zoo’n drukke I te voeren In minder dan een oogenblik klom Freddy I op vaders knie en vertelde hij, wat ze aan het doen waren. Jubelend sloeg hij z’n beide I armpjes om vaders hals en riep „O Pap ik heb zooiets heel fijns bedacht I Niemand kan dat raden „Is het zoo moeilijk vroeg vadet mag ik het met eens weten „Neen Pap.” zei Freddy, „niemand Wat zal dat een verrassing worden met Sinterklaas I” „Jongen, ie maakt me echt nieuwsgierig,” zei Pap. „maar kom we gaan aan tafel, hoor, want mijn maag begint te jeuken.” Vroolijk ging het drietal tiaar de eetkamer waar Mina spoedig de dampende soep op diende. Freddy was in een echt opgewonden stemming. Steeds dacht hij aan het aan staande Sint Nicolaasfeest. Na tafel ging Pap als naar gewoonte nog wat met Freddy spelen. Dat was altijd het prettigste uurtje van den geheelen dag. Hij vond dat zóó heerlijk, dat hij gewoonlijk niet van uitschel den wist. En als het klokje bedtijd aanwees, dan werd het nog wel eens een beetje zeuren om nog wat op te mogen blijven. Dien avond liet Freddy zich echter zonder tegenpruttelen naar bed brengen. Na het avondgebedje gmg hij in gezelschap van Pap en Oma z’n schoentje bij den schoorsteen zetten. De beide briefjes gingen er in. en Pap beloofde dat hij er ook nog eentje bij zou schrijven. Lang lag Freddy reeds in bed en nog kon hij maar met slapen ..Wat zou het toch heerlijk dacht hij „als Sint Nicolaas hem nu 'een speelmakkertje gaf, dat altijd bij hem mocht blijven. Dan zou hij toch met zoo alleen meer zijn. Wacht, hij wist raad Hij zou stil wakker blijven liggen om te kunnen luisteren of hij op dak iets hoorde. Dat zouden dan stellig Sint Nicolaas zijn met Piet. Dan zou hij even aan den schoorsteen roepen, en zelf nog eens alles vertellen. Neen hij wist 't nog beter, hi) zou bi) den schoorsteen gaan zitten, totdat hij wat hoorde want als hij in bed bleet liggen, zou 't wel kunnen, dat hij in slaap viel.” Heel zachtjes stapte Freddy uit bed en fting m zijn pyama bu den schoorsteen zitten. Af en toe keek hij eens naar de duizenden sterretjes, die aan den donkeren hemel schitterden. Hoelang hij daar gezeten had. wist hi) met. Maar hij werd koud en huiverig. Nu begon hi) de sterretjes te tellen vier en tachtig, vijf en tachtig, Freddy knikkebolde schrikte weer wakker zes en tachtig, weer zakte z’n hoofd- le omlaag, nog lager, en zoo sliep hij ten slotte m. op een stoeltie bij den schoorsteen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1931 | | pagina 13