i
frederiks sinterklaascadeau
:n
H
OMGEVING
V
ST, NICOLAAS IN ALKMAAR EN
x>p
i
R
BLADZIJDE 1
DONDERDAG 26 NOVEMBER 1931
IIIIH1
*en
IIIIU
ONZE TWEEDE TOCHT LANGS DE WINKELS
s.
A
VIERDE BLAD
IT
n.
FIRMA VAN DER HORST in d*
zeien
wel
'ER
lend.
„Dag Fredenk, waar is
Piet.
'z»fht je zag spu
paar den H<
Ja
1W
I
o
Friedrich
Herder-
regen
p
de 3int
KUETER op de
taai
ten
■KEN
la
n niet
ra dan
een ozucht van
en sliep.
met zijn colbertje aan,
:r een kwartier kwam
en
we
is voor meneer ook niet erg aangenaam
wint,
les op
Sportman ‘tot inboorling’„Hits JU nou dien tijger een beetje
op. want ik heb graag dat, als ik hem geschoten heb, hij een woedend*
uitdrukking in zun kop heelt.- OpkUanè
SCHOUTENSTRAAT
de groote voorraad
die hier in
we
die
seerd
dit
nge*
- 4
kleurboek duur V'
en spoor.** „Hoe duur is
„O een heeleboel
dat
nii
als u dan weg
beter worden 1
schien wel." „Zal u dan weer kunnen wan
delen en „gewoon” doen „Ja Frederik,
maar ga nu wat spelen. Waar is Wimpie
„Bij Wies. En als u hier blijft, wordt u
dan met meer beter
„Je moet niet zooveel vragen, Frederik,
dat kunnen kleine jongentjes nog niet be
grijpen.”
TOORNBURG.
De Sint kocht hier een nieuw tuig voor
i’n paard Ook voor het bekleeden van
auto’s kan men hier terecht, maar de onze
was nog in prima conditie.
Op de
MIENT
brachten we allereerst een bezoek - bij den
heer L. H. C. VAN EIJK, die ruim gesor
teerd bleek te zijn in moderne schoorsteen
klokken horloges en goud’n- en zilveren
byoüterieen.
De heer T. WOLZAK bleek ri grooten voor
raad huishoudelijke artikelen, zooals tapijt-
vachten. voetzakken. pianoloopers, schemer
lampen enz. te hebben, zoodat we hier spoe
dig slaagden.
De FIRMA 8IDONIU8 DE JONG toonde
ons. naast vele andere fraaie geschenken,
vachten vcetzakken. pianoloopers, wand-
kleeden. pluchette gordijnen enz
By L. T. FRANSE—MEIJER in de
HOUTTH.
deed Sint Nicolaas n greep uit de talrijke
handwerken, handschoenen en kousen, die
daar voorradig zijn.
De FIRMA G. ^VAN NIEUWKUIJK is
ru’m gesorteerd in de overbekende ..Bally”-
schoenen. terwijl on?e bijzondere aandacht
werd gevraagd voor de steun-schoenen; zeer
zeker een practisch cadeau.
Voorts reden we nog even naar de FIRMA
W. ZAADNOORDIJK. om tuingereedschap
pen te bestellen., benevens snoeimessen, scha
ren en cactus-benoodiröheden.
Bjj A DOETS in des
heer JOH.
gesorteerd
en
zeien „dag dokter” en liepen meteen door
naar de keuken, naar Wies. Wies zat aard-
appelen te schillen, een mandje met schillen
op d r schoot, en op de rechtbank een allumi-
Ti pan. halfvol met water. Drie schoon
:hilde aardappelen lagen op den bodem
HOORN,
kreeg nog ’n telefonische bestelling voor
het leveren van meerdere dames, en
kinder-japonnen, alsmede voor verschllWh-
de mantels. De Sint was terecht van mee
ting dat deze nuttige geschenken van pas
kwamen.
DE FIRMA B HARING te HOORN kreeg
een bestelling. Het was den Sint bgkend. dat
de heer Haring een mooie sorteering meubc.
len had. die bovendien tegen voordeeligen
Hiermede, waarde leker en lezeres, hebben
we onzen jaarlykschen tocht langs de ver
schillende winkels in Alkmaar en omgeving
weer voleind.
We willen eindigen met den wensch, dat
de winkeliers, ondanks de malaise goede za
ken zullen maken en de avond van den Sen.
of de ochtend van den 6en December weer
veel blijde gezichten zal mogen aanschou
wen
VERDRONKENOORD,
we allereerst een bezoek brachten bij
waar we zeer ge-
zooals tafel
tje wonderde
sigaren, sigaretten en pijpen.
verschillende soorten en prijzen uitgestald
lagen.
Bij den heer
APPELSTEEG
herkende de Sint een ouden bekende. Van-
zelfsprekend raakten ze aan het keuvelen
over vroeger tijden met als resultaat: een
goede order voor tafel- en divankleeden.
benevens eenige schoorsteenloopers.
Vanzelfsprekend vergeten we de slagerij
van den heer BOTMAN In het
MAGDELENENSTRAAT
bezorgde Sint Nicolaas z’n trouwen zwarten
knecht groote vreugde door hem een pond
fijne gerookte paling cadeau doen.
Nog bezochten we den
SCHOONHOVEN, die ruim
bleekte zijn in klokken pendules, ringen
andere byoüterieen
De FIRMA WED S. HALMA bleek, naast
damestasschen. kop en schotels, ook Heili
genbeelden. schilderijen en huishoudelijk*
artikelen ruimschoots voorradig te hebben.
Terwijl Sint Nicolaas en schrijver dezes
zich naar ons redactie-bureau aan het Hof
begaven, om met de overige redactie-leden
nog eenicen tOd gezellig te blijven napraten,
snorde Piet naar het postkantoor om den
heer C VAN ZIJL te OUDKARSPEL tele
grafisch een ruime bestelling in meubelen,
allerlei nuttige cadeaus en speelgoederen te
doen
Ook de FIRMA BOTMAN te
PAYGLOP
eenige mooi opgemaakte fruitmanden had
den besteld, reden we naar den heer J. M.
ADMIRAAL in de
FNIDSEN,
niet. De Sint bestelde, tót groote vreugde
van Piet, enkele muizen rookvleesch en
heerlijke ham.
Vandaar brachten we ’n bezoek bij den
heerf SLAGT
had gebroken. Dat was ook heel naar. Maar
toen ie terug kwam, was het wat fijn. Toen
kon ie weer loopen, ja het was zeker ook net
zoo iets. Het zou heerlijk zijn, als moekie
dan beter was. Hè had ie maar genoeg geld,
dan gaf hij het allemaal aan Moekie Als, als
Sinterklaas het eens gaf. Er ging opeens een
schok door zijn lift je, bij die plotselinge
gedachte. Dan kon het. Hij zat opnieuw recht
op in zijn bedje; als Moekie het eens vroeg
aan Sinterklaas Moekie mocht toch ook
aan Sinterklaas vragen, zou het niet
Het was wel duurder dan een spoortrein,
maar Moekie was een groot mensch en
nooit stout. Naast 'm klonk de rustige adem
haling van Wimpie. die sliep. De kamer was
donkar. Beneden lag Moekie in haar ruM-
LINDEN LAAN
De uitgebreide collectie meubelen, haard-
feuteulls, fantasie-kussens, enz., wekte de
kooplust van den Sint in hooge mate op.
Hij is iemand, die gaarne nuttige voor
werpen ten geschenke geeft. Te dien einde
brachten we nog ren bezoek aan den heer
H. DE JONG, aan het
prijs werden aangeboden.
Ten slotte nog verschillende knippatronen
besteld bij INSTITUUT TIPTOP op de
Turfhaven en de Sint had de aangename
overtuiging in Hoorn nuttige en dankbare
geschenken te hebben gekocht.
Vervolgens bezocht hij nog even den heer
BAKKER te HE1I.OO, waar hij, naast en
kele foto-toest-llen verschillende moot* boe
ken. zoowel voor jongens als voor meisje*,
kocht.
De heer K DE HEER, schuin daar
tegenover. toonde ons een groote sorteering
teekeri- én schllderbehoeften, lijsten voor
platen en foto’s, benevens hulsvlijtartlkeen.
De FIRMA VAN DER HORST in d*
St. Nicolaas, keurig zitten en als hij wegging
weer zingen en als St. Nicolaas wat vroeg,
netjes antwoorden. Ze wisten het allemaal,
dat meester het wou hebben, maar het duurde
zoo langDe meester deed zenuwachtig.
De klas was versierd.
Toen eindelijk, eindelijk gebeurde het
Getoeter van een auto. Hoera’S. Alle kinde
ken de bank uit naar het raam. Hoera.
i ook hoera. Daar was
ficolaas met zijn witte
mijter, zijn staf, zijn paarse handschoenen!
y*.;u l:: iu i_”irt
En twee Pietermannen waren
een mooie St. Nicolaas. Daar ging hij het
bordes op. Nu konden ze niets meer zien.
„Terug naar de banken," hamerde de mees
ter op de lessenaar. „Allemaal op jullie
plaats.” Een oogenblik waren ze door het
dolle heen. Toen luisterden ze gespannen.
Nu ging hij naar „één." „twee," „drie,”
dan waren zij aan de beurt. Ademloos luis
terden ze. Ze hoorden lachen. Ze lachten
mee, nerveus. De angst verdween geleidelijk,
maakte plaats voor een ongeduldig wachten.
Hoor, ze hadden lol daar. Het zou leuk wor
den jongens. Ze hadden vooruit alpret.
Hoor, nou zongen ze.
Toen, toen was het oogenblik daar De
deur ging open. Het hoofd der school en
daar, achter St. Nicolaas.... de Zwarte
Pieter. De kinderen zongen. Hun oogjes
hingen aan de paarse gestalte. Een indruk
wekkend. vriéndelijk gelaat. Ze zongen, zon-
dfr de woorden zelf te hooren.
Frederik zong niet. Hij kon met. Zijn ge-
ierwit van emotie, strak keek hij
-ledigen Man. met de goedige
bruine oogen. den mooien witten baard, de
mijter, de staf. Nu moest het gebeuren,
nu of nooit, zijn hartje klopte in zijn keel,
hoor nu sprak St. Nicolaas. Hij hoorde het
en wist niet, wat hij zei. Hij verstond het
niet. Zijn gedachten hamerden dooreen. Nu
moest hij, nu moest hij het vragen,
wanneer? nu nu niet, met bij de kinderen,
wanneer dan Direct, even wachten. Ze
kregen snoep. Hij zag, dat ze een suikerbeest
op zijn bank legden. Het liet hem koud
Wanneer moest hij het nou vragen Zou
ie 't doen Nou niet, even wachten. De kin
deren zongen. De meester keek de klas eens
rond, ontdekte Frederik. Hij zag het witte
gezichtje, kreeg medelijden met het kleine
kereltje, knikte hem eens bemoedigend toe.
Toen, toen kwam het moment dat St. Nico
laas opstond, de klas zou verlaten. De kin
deren wilden gaan zingen. De meester ging
eerbiedig 4e deur open doen. Nu, nu, dacht
Frederik, 't moest. Sinterklaas Hij schreeuw
de het. Het was er uit voor hij het wist. St.
Nicolaas keerde zich om, zocht de stem, waar
het geluid vandaan kwam. De kinderen
keken doodstil naar Frederik die dat durfde.
De Zwarte Pieter, het hoofd der school, de
meester, allemaal keken ze. Toen het er uit
was kreeg Fredenk moed, opeens kon het
hem niets meer schelen, het moest. „Ja,
mijn kleine vent.” „Ik, ik moet U wat vra-
Onze afspraak getrouw. hebben we .n
het begin van deze week met Sint Nicolaas
andermaal een tocht langs de verschillende
winkels ondernomen
De regen gutste >angs den prachtlgen
auto. waarvan Plet. met z’n eeuwigen
grijns-lach om de lippen, op elegante wijze
het stuur hanteerde. 4 Was waarlijk een
genot om zoo voort te zoemen door de in
de ochtenduren nog betrekkelijk stille
straten. In tegenstelling met de vorige week
bezochten we nu de verschillende winkels >n
de ochtenduren. daar we dan meer tijd
hadden om uit de groote sorteeringen een
goede keuze te doen En vanzelfsprekend
apprecieerden de winkeliers dit ten zeer
ste.
Allereerst gingen we naar de
HOOGSTRAAT
om in den keurig-ingerichten winkel van
den heer WALMA, uit de nieuwste snufjes
op het gebied van tricotages, lingeries en
handschoenen, een zeer ruime keus te doen.
Ook de even verder gelegen klokken
winkel van den heer SCHOONHOVEN, ver
gaten we vanzelfsprekend niet. Een mooi
horloge blijft een graag ontvangen cadeau,
waarbij nog komt, merkte Plet beel plente-
op. dat men op gouden heerenhorloges nog
10 pet. korting krijgt.
In het BONBONHUÏS aan de overzijde,
vulden we onzen voorraad speculaas, taai-
i boterletters aan. Tevens koch-
hier wat chocolade-flguren
Bij FRANS REMPT in de
Daar stond ie nog ir
de jonge bankier. Ovei
de grimeur, over een uur de auto met de
zwarte pieten. Hij had er schik in. Het was
een leuk idee van hem geweest om het te
doen en het hoofd der school was enthousiast
geweest, natuurlijk; het was leuk werk ook.
Al die kleine kleuters te verrassen met een
aardigheidje, al de kinderen in spanning om
hem, St. Nicolaas, de Bisschop uit Spanje.
Hij had een pracht van een costuum ge
huurd. Het zou best goed gaan straks. Het
kostte wat geld, nu ja, maar wat hinderde
dat, dat merkte hij niet eens. Ja, het was
heel leuk bedacht. Ze zaten nu natuurlijk al
te wachten. St. Nicolaasliedjes te zingen; hij
zou ze met bang maken, nee, daar hield ie
niet van. Hij wist zelf nog, als kind, hoe hij
gebeefd en gebibberd had. Nu hij zou vrien
delijk zijn, indrukwekkend statig en toch
minzaam. Het zou misschien toch nog wel
een heele toer zijn. Jammer, dat zijn moe
dertje dat niet meer mee kon maken.
Wat zou ze genoten hebben, ach wat zou
ze dat aardig gevonden hebben. Het was
van hem toch een heel goed idee, nu het
eerste jaar na haar dood, de eerste St. Nico-
laasavond. alleen zonder familie, zonder zijn
moedertje, dat hij dit bedacht had. Het was
ook een heel geschikte afleiding. Als het goed
maji vwi vvvuije» ..s. - -j ging, kon hij het misschien wel ieder jaar
Ziekenhuis moest, omdat hp zijn beentje^ doen. Als het goed ging Hij werd toch een
beetje zenuwachtig, een heel klein beetje.
Als de grimeur nu maar op tijd was.
Ze zongen St. NicoUasliedies. Het eene
na het andere. Ze zongen ze luid enthousiast
of bevend en bibberend, maar allemaal zon
gen ze en alle hartjes klopten sneller van
stille verwachting Kleine Frederik, op de
tweede bank aan den zijkant, zong ook af
en toe een zinnetje mee, dan weer niet. Zijn
hartje bonsde zoo. Nu zou het komen, nu
eindelijk zou het komen, nu, nu moest het
gebeuren. De jongens zagen met meer naar
■redenk. hadden genoeg aan zichzelf, ieder
voor, zich, om zich groot te houden. Het
duurde lang. Ze wisten precies hoe het
gaan zou. Aks St. Nicolaas binnenkwam, dan
zingen ca als bet tut was, stil luisteren naar
langestraat
vonden den Sint ten goeden afnemer van
mooie foto-toestellen en enkele kunat-
v vrwerpen, in ruime mate voorradig.
In het ..Messenhuls” jvan den heer Jb.
HARTOG. in de
HUI GBRO U WERS TRAAT.
bewonderden we de keur-collectie staal-
uaren. mesren. scharen, etc., die hier waren
geëxposeerd.
De heer JOH. KQHNE liet ons vele wol
len en linnen stoffen, ondergoederen en
overhemden zien; <eer tot tevredenheid van
Sint Nicolans. die ook hier een flinke be
ste.ling deed.
Dan bracht de auto ons naar het
gen.” „Zoo,” zei St. Nicolaas en hij keek
naar het kleine bevende gezichtje. „Dat is
Fredenk Stammes." zei de meester. „Wat
is er Frederik Het was doodstil in de klas.
Je kon een speld hooren vallen „Zeg het dai
maar.” „Nee." knikte Fredenk „niet hier."
„Wou jij me alleen wat vragen?” raadde St.
Nicolaas!" „Ja.” knikte Fredenk verlicht.
„Kom dan maar." En toen geoeprde het,
dat Frederik Stammes heelemial alleen met
St. Nicolaas naar de gang ging, om hem wat
te vragen. De klas zat verbluft om zooveel
moed. De twee Zwarte’ Pieten weifelden of
ze mee zouden gaan of blijven staan, toen,-
op een wenk van het hoofd der school ble
ven ze in de klas. Ze gingen leelijke gezichten
staan trekken tegen de kinderen. Het werd
stoeien. „Sst, sst,” maande de meester. En
in het kleine spreekkamertje in den hoek van
de gang zat St. Nicolaas en hij trok het
kleine kereltje op zijn schoot, zoo maar op
zijn paarse kleed. „En wat is het nou,
Frederik „Ik, ik," stotterde ie, „ik hoef
geen trein." „Hoef je geen trein St. Nico
laas begreep, dat hij nu al zijn Bisschoppe-
lijken krachten noodig had. „En waarom
hoef je geen trein?” „Ik. ik wou zoo graag,
dat dat U Moekie die heele hoop geld
gaf voor dat ding, dat huis qm beter te
worden.” „En waar is dat huis, Frederik
„Dat, dat weet de dokter wel, maar het is
zoo’n heele hoop, wel meer dan honderd
gulden en Moekie heeft niet zooveel en als
ze daar naar toe gaat, dan wordt ze beter en
dan kan ze weer wandelen en alles, maar
Moekie zei, dat Sinterklaas nooit aan groote
menschen gaf, maar nu wou ik vragen of U
niet voor dezen keer Moek dien boe! guldens
wil geven." Hé, het was er uit. Zoo, nou
wist Sinterklaas het. Nu zat ie op zijn schoot.
Nu wist ie het. „Doet U het, dan hoef ik
geen trein,” smeekte Fredenk. St. Nicolaas
had zijn gemijterd hoofd naar den kant van
den wand gekeerd. Hij vocht met zijn tranen,
zoo’n kleine Frederik. Zoo’n liéve kleine
jongen. „Doet U het zei Fredenk en zijn
handje greep de gehandschoende hand. Hij
was niets bang meer, heelemaal niet. „Ja
hoor Frederik, zeg maar tegen moeder, dat
ik vanavond even kom. Is dat goed
„En krijgt Moekie het dan „En dan
kom ik met Moekie afspreken, zie je Fre
derik, ik weet nog met hoeveel.” „Nee, ik
eigenlijk ook niet.” zei Frederik,' „maar het
was veel.” „Is moeder al lang ziek. Frederik?”
„O, al zoo lang.”
Dien avond dankte een overgelukkig
ziek moedertje voor dit heele groote en onver
wachte Sint Nicolaasgeschenk en nog meer,
o nog veel meer, voor zoo’n lieven kleinen
Frederik. En in een heel groot warenhuis
stond een jonge bankier en kocht de
mooiste „spoor, die hij maar krijgen kon.
Hij nam hem zelf wel even mee in zijn auto,
want er moest denzelfden nacht nog „ge
reden” worden, een locomotief en een kolen
wagen en een heeleboel raili en goederen
wagens en „gewone” wagens.
„De dokter zei toch, dat u niet meer
beter kon worden, Moekie, of wel „Waar
is je blokkendoos Fredenk." „Ik ga
met mijn blokkendoos, spelen „Ga uni
cijfertjes maken op je lei hé.” Fredenk pakte
zijn lei, zocht een griffel met een mooie
punt. „Ik ga een huis teekenen, hebben wij
op school ook gedaan. Moekie, Moekie
„Waarom huilt u?" „Ik huil met Fredenk.”
„U huilt wel, woest sprong ie op. „U
mag niet huilen." Z’n rood vuistje kneep
d’r witte hand. „Ik, als ik groot ben, ga ik
een heeleboel guldens verdienen en dan kan
u naar dat huis en dan komt u terug en dan
bent u beter." „Dat is goed, m’n kleine
boy. Laat eens kijken, heb je al een huis
„Ik moet nog heelemaal beginnen.,. Hij
teekende lusteloos, maar zijn hersentjes
werkten gespannen. Als Moekie weg was,
dan moesten ze bij Wies en dan mochten
ze niks en dan was Pappie vast ook verdrie
tig en was Moekie er met. En dan kregen ze
geen nachtzoen en dan kwam Moekie niet
meer 's avonds laat kijken naar ze en ze toe
stoppen, als ze echt naar bed ging en dan
was alles wel heel naar en fhaar dan werd
Moekie beter en dan was alles weer heerlijk,
als ze dan thuis kwam, dan versierde hij d'r
stoel en dan kon Moekie wandelen, dan kon
ze alles weer. „Moekie." „Ja Frederik.”
Fraferlk „Kost dat een heeleboel geld „Wat
nep Fredenk Als u weg naar ding?-
- - „^Ja, Fredenk. ee* heele hoop, maar praat
nu maar ovgr wat anders. Is je huis al
klaar „Hoe een heele hoop moek
Wel honderd gulden „Nog meer Fredenk.”
O dat is veel dacht Frederik. Toen teekende
ie zijn huis af. Hij teekende echte pannen en
een schoorsteen en echte rook. Daarna
kibbelde ie met Wimpie en 's avonds in bed
hadden ze het samen over de spoor en dan
met rails jö, dat is zoo fijn, die van Gerard
gaat zoo echt, dan leg je hem uit op den grond
of op de tafel. „Maar dat zal wel niet magge.”
„Maar dan vraag ik of we er mee in de gang
magge, fijn hè „Ja," zei Wim. „Zal ik ook
een trein vragen „Nee. vraag jij nou maar
een kleurboek Dat is te duur, zegt, Moekie
als alle kinderen een trein vrager,, dan wordt
Sinterklaas arm." „O I" Er viel een stilte.
Wimpie’s oogjes vielen al dicht, open
dan weer dicht, toen weer eventjes open en
dan weer dicht.
Hij was al een uur eerder m bed dan Fre
denk. Deze mocht altijd langer op blijven,
was, acht hij vijf. En nu werd hij moe. Frederik
peinsde, over Sinterklaas, over een spoor
en toen over Moekie. Dat die geen guldens
genoeg had. om weg te gaan, naar dat huis.
En ze had toch een heele portemonnaie vol.
maar dat was zeker niet genoeg, dat zou
wel heerlijk zijn, als Moekie beter was.
Als ze fijn met hem aan tafel spelletjes kon
doen en als ze mee kon gaan in de tram en
wandelen, allemaal zoo heerlijk, als toen,
toen Moekie nog met ziek was. Het was wel
naar als Moekie weg was. Mochten ze maar
mee. maar dat ging zeker niet, dat was zeker
alleen maar voor zieke menschen en zt;
moesten naar school. Hij zou vast erg hard
Auilen en Wimpie ook. nee hij zou met hui-
Pen. hij wou niet huilen, want het was toch
maar voor eventjes, net als toen hij naar het
stoel, bad om uitkomst, om gezond te mogen
worden om haar kindertjes en om haar man.
Zij zelf, och voor haarzelf was het niet het
ergste. Boven in de donkere kamer peinsde
een klein jongetje om uitkomst. En bij
had het gevonden. Hij zou Moekie zeggen,
dat zij het aan Sinterklaas moest vragen. Dan
was het in orde. Toen lei ie zijn kopje met
verlichting op het kussen
I Frederik liep naar huis uit school en in
I -in eene hand hield ie een toffie. Hij had
I a n wollen handschoen maar met aangetrok-
I ven aan die hand, want dan kwamen er
I haren aan de toffie. En ie vond het ook maar
veiliger om hem niet in zijn jaszak te doen,
want dan werd ie ook vies, want in die jaszak
aat van alles
Naast hem liep Wimpie, klem vijfjarig
vtntje van de bewaarschool. Zonder toffie.
Die wist heelemaal niets van de toffie. Dat
mocht ook niét. Ze liepen vlug door, want
het was koud. Aan de andere hand, met
wel een wollen handschoen, bengelde
fredenk's schooltasch.
Toen ze d’r waren, liep ie regelrecht den
winkel door, met een „dag Pap" aan vader,
die bij de etalage stond, en de warme huis-
hatner in naar den ruststoel in den hoek,
waar Moekie lag.
„Dag Moek.”
Wimpie?”
„In den winkel hier is een toffie, be
waard voor u.*’_
„Ópeten," zei Fred, „Ja, vast hoor." „Nee,
nou, nou opeten.”
Moekie stak gehoorzaam het kleverig
stuk toffie in haar mond, kauwde plicht-
yutig-
Frederik volgde iedere kauwbeweging,
toen met warme belangstelling, keek ie in
Moekie’s bruine oogen. „Is ie fijn? Waar
smaakt ie naar „Naar een heerlijke tof
fie T
„Ja hè. Van Wim Meulink gehad, die was
fang- Ik had er maar één." „Maar één, heb
je zelf dan niets gehad
„Niks erg," knikte Frederik, „geeft niks.
Hj was lekker hé
„Nou wat heerlijk. Toe kleed je uit, ventje.
Wiesje komt zoo brood snijden en roep
Wimpie ook binnen.” „Niks aan Wimpie
geggen boor I"
^Nee hoor.”
Even daarna zaten ze zwijgend aan tafel,
rader en Wimpie en Frederik en
Wiesje. Vader, een zwijgende man, at met
groote happen zijn brood, met zijn andere
hand hield ie het ochtendblad vast. Hij las.
Wiesje, dagmeisje van twintig, met proper
wit schort, gladgekamd polka-haar en roode
handen, at gretig d’r vijf dikke boterhammen,
twee met worst, twee met jam en één met
niks. Frederik en Wimpie in hun kleine
wollen pullovertjes zaten ieder aan een kant.
Wimpie peuterde ingespannen een dun
velletje van zijn plakje worst op zijn boter
ham. Wimpie was een precies kereltje, hield
niet van velletjes. Frederik zag ze niet en
proefde ze niet, vond worst fijn Hij bliefde
wel tien boterhammen met worst. Ik wou,
dat het sneeuwen ging,” zet ie. „Fijn sneeuw,"
zei Wimpie ..en dan glijden”. „Ik zou je be
danken zei Wiesje hardgrondig. „Kom
Wim. laat mij het maar doen. Nog meer
rommel. Die bladerzooi is al rommel ge
noeg en iullie hebben niet eens jullie voeten
geveegd, toen ie binnenkwam. Allemaal
modder op den grond."
In den hoek hoestte moeder. Haar bord
met havermout, dat ze vasthield, half' op
haar schoot, schudde mee.
„Zal ik het maar wegdoen „Warm het
maar even op," zei vader van achter zijn
krant vandaan. „Het hoeft niet,” weerde
moeder af, maar Wies had haar bord al.
„Wel neen, mensch, kouwe pap, dat is
niets gedaan."
Glimlachend berustte moeder.
Toen de jongens naar school waren, kwam
rider bij haar zitten. Zijn bruine ruige hand
op haar witte handje. „Hoe is het nou?” „O,
het gaat wel."
„Het gaat bij jou altijd wel,” zei ie dof
glimlachend. „Waarom ook met Het gaat
heuseb wel. Je moet niet zoo moedeloos zijn,
vent." Zij streek met haar hand over zijn
hand.
„Heb je wat verkocht vroeg ze. „Niet
veel. Dré koffer, weet e wel. met die nikkelen
knoppen.” „Och.” zei ze verrast, „dus toch.”
„Ja die is weg en nog een kleinigheid, maar
wat beteekent dat, in het seizoen het is een
harde tijd.” „Het zal nog wel komen, het is
slecht weer vandaag.”
Dien middag uit school, wist Frederik,
wat hij aan Sinterklaas zou vragen. Een
spoortrein met rails, een loaomotief en een
kolenwagen en een .gewone” wagen en een
goederen-wapen.
„En wat nj Wim?" „Ik een kleurboek," zei
Wim gedecideerd. „Een kleurboek Wat
heb je daar nou aan een kleurboek „Nou,
dat is wat fijn I Dat doen wij op school ook
en met een heeleboel kleuren."
„Net meisiesspeelgoed.” vond Frederik.
„Dat is ruettes. dat 's wat fijn, weet üf niks
van." half builend, half kwaad rukte ie zich
k». liep vooruit. „Hier blijven," r" c—i--1-
gebiedend. „je mag niet alleen I”
„Wat heb je nou aan *n kleurboek,” peinsde
u nog na, „ik vind een spoor veel echter
daar kan je mee rijen.”
Stil liepen ze nu naast mekaar vqpa^,
Wim nog een beetje onwillig, was ’t oog.
■iet vergeten van dat „meisjeswerk."Een
kleurboek was wat mooi, je kon een paard
kleuren en een koe en een man, en van alles
en dan kon je dat afkijken. Alle jongens
deeen het op school.
„En als ik dan een spoor heb, dan mag jij
ook mee spelen, en dan ben ik de conducteur,
en <tan ben jij reiziger en dan moer je naar
Maastricht naar tante Fneda en dan roep
ik .instappen” en dan moet je heel hard
opschieten, want anders giat ie al en als je
dan midden onderweg bent, dan verongelukt
de trein en dan poeng I dan valt ie om en
dan moet jij voor dooie spelen.”
„Nee dat doe ik met. ik wil met voor dooie
spelen.” zeurde Wimpie. „Ach jongen, dat
B toch maar voor de lol. snap ie dat nou niet!”
Met z’n lekkertje nog aan liep ie thuis regel
recht naar den kalender ging tellen hoe-
veei dagen nog.
D’r stond een groote 23 op 't blaadje.
Hij moest tot de 5, dat wist ie. Dan was ’t
Sinterklaas. Een. twee, drie, met zijn andere
kouwe rooie handje hield ie de omhoog
geheven blaadjes vast, nog tien, elf, twaalf
dagen. „Wim I nog twaalf dagen, nog twaalf
■achies slapen en dan is 't Sinterklaas
nog twaalf keer opstaan, nog twaalf keer
hij verzon verder, wat nog meer, nog twaalf
keer....
„Dag Fredenk.” „Dag Moekie," hij liep
Op d’r toe. „Nog twaalf dagen. Moek. dan
’t Sinterklaas I”
„En wat wou m'n kleine vent wel graag
y»n Sinterklaas hebben „Een spoor, 'n
"tele mooie, een heele groote spoor, zoo een
Gerard van Zwarten een locomotief en
een kolenwagen en nog een hoop wagens."
„O maar dat is zoo duur schrok moeder.
„Ja maai Sinterklaas is toch njk dat geett
■>ks.’’ wist ,e wijs. „Ja maar alle kindertjes
moeten wat hebben en ah alle kindertjes
■u eens een spoor vroegen, zoo’n duur ding,
dan wordt Sinterklaas vast arm! „Dat doen
S n,et- zei ie stellig. „Wim vraagt een
kleurboek. Is een kleurboek duur „Nee
“*et zoo duur als een
een spoor, moek
•mdens I” „Heel veel gulduns „ja. heel
„Wel tien, wet twintig „Ja misschien
„Maar ik zou toch wel erg graag een
■Poot willen hebben.
Toen ze dien middag thuiskwamen, was
dokter er. Ze wisten wat te doen moesten, I
mum
gesel,
van de pan.
„Mag ik ze d’r in gooien, Wies?" „Nee
hoor, afblijven, allebei met jullie handen, je
spat me den heelenboel vol." „Hè Wies, een,”
zeurde Wimpie.
„Nou één dan, ieder een." Gretig wacht
ten ze, trokken dengeschilden aardappel bijna
uit d’r handen. Toen heel hoog, pang, lieten
ze 'm ploempen. 't Spatte tegen hun neusjes
op, 't schoone aardappelwater en kijk, een
kringeltje na. „Kijk Wim zie je ’t. Nou nog
één Wies.” „Nee niet meer.”
Boven zat de dokter. Vader stond bij de
deur, de armen over elkaar.
„Mevrouwtje, ik zoü het u niet raden,
als ik niet absoluut zeker was, dat ‘t heel, heel
goed voor u zou zijn. In de gang klonk
kindergetrappel.
Fredenk bleef staan op het matje voor de
deur.
„Ja, ’t is natuurlijk wel hard om voor een
poosje van uw kindertjes weg te moeten en ’t
t”--*--
maar als u uw gezondheid er mee terug
Kijkt u eens, in een sanatorium is all<_
dergelijke patiënten ingericht, frissche lucht,
gezonde ligging, rust, controle, heusch ik
raad het u sterk aan.” „Maar het kost geld,
dokter.” „Ja, maar als u nu uw gezondheid
er mee terug wint, als ik u nu zeg, dat dit
de kortste en beste manier is naar volledig
:dig herstel, wat is volledig herstel,
lat luisterde Frederik op 't rooie
matje op de gang. Er viel even een stilte.
„Wat zegt u meneer?" „U hebt gelijk
dokter, als het eenigszins kan, dan moet ’t,
maar als het er niet is, de zaken gaan slecht
dokter,” de stem van den man trilde. De
dokter stond op. „U denkt er nog maar eens
over. Ik zeg met, dat het anders niet goed
zou gaan, u moet me goed begrijpen. Ik wil
u den moed niet ontnemen, absoluut niet,
daar is geen enkele reden toe, maar het zou
toch zoo veel beter zijn. Best hoor, mevrouw
tje, ik kom nog eens gauw kijken, denkt u
er nog maar eens over.” Hij ging. Hij liep
door den winkel zonder klanten, den winkel
van „Lederwaren en diverse artikelen,” en
er lag een zorgelijke uitdrukking in zijn oogen.
Arme menschen, kon ie maar helpen, hij
zou eens zien, wat ie doen kon.
„Moekie, mag ik binnen komen „Ja
Frederik.” „Moeide wat is dat „volledig
herstel.” „Dat is, als je heelemaal beter
wordt.” „O I En waar wilde dokter u naar
toe hebben, wat is dat, een Sanen magge
wij dan niet mee
„O wat hebben kleine potjes toch een
groote ooren. Ik ga nergens naar toe hoor,
dat gaat toch niet.” „Waarom gaat dat toch
niet r' „Dat kost te duur, jongen." „O. En
gaat, zou u dan heelemaal
Moeide „Ja jongen, mis-
LAAT
bestelden we nog uit de ruime sorteering.
enkele mooie gang- wand- en salonlampen.
die ten zeerste voldeden
Vlug bracht de auto ons hierna naar het
meubelmagazijn van den heer J Admiraal,
in de
ruige verwondering
scheer» ppara ten.
Bij FEYEN’s SCHOENHANDEL kocht St.
Nicolaas naast een paar stevige Robinson-
laarzen voor Piet, *n paar echte Usviltpan-
totfels voor zich zelf
De firma SPAANDER EN CO genoot
eveneens het voorrecht de Sint te mogen
ontvangen. Hier deden we een keuze uit
den grooten voorraad lumbert-jucks,
vesten, pullovers, demi's en winterjassen,
die netjes was uitgestald.
Vervo'gens gingen we nog aan bij het
WOL- EN KOUSENHUIS De Sint stond
eerst eenigszins beduusd te kyken naar
den voorraad wol en kousen; die in dezen
ruimen winkel lag opgetast. Dat we hier
uitnemend slaagden, spreekt vanzelf.
Nadat we bij den heer A. BOERSEN in
het
waar
den heer S. BOUMA,
schikte caöeaux aancioffen,
divan- en kapstokkleeden
Bij de FIRMA DE HEER EN VRIES
MAN kochten wc benevens een mooien
haard, mooie rolschuiers en. op advies van
Piet, die daarbij herinnerde aan de vele
overvallen en inbraken, enkelé geldkistjes.
In den schoenhandel van den heer C. G.
WAARDÜK bewonderden we de leuke
kindermaccosins in bruin en blauw, die een
aardig geschenk- zijn.
In den heer A. ENGLANDER, in de
SCHARLOO.
waar de vele Majolica luxe en huishoude
lijke voorwerpen hev doen van een keus
vergemakkelijkten.
Ook de heer D. .NOL. aan den
KONINGSWEG
werd niet vergeten. Hem werd een flinke
bestelling rietwerk. zooals poppenwiegen,
stoelen, waschmanden, enz. gedaan.
De heer J. META in de
LANGESTRAAT
toonde ons ve’’ mode plumeaux. kleer-
borKziU, schuiers en, tob oue niet ge-
ZILVERSTRAAT
om onzen voorraad chocolade-letters.
chocolade-flguren. speculaas en taai taai,
die door het vele .schoentjes zetten” aan
merkelijk was gedund, weer aan te vullen.
De heer GOUDSBLOM toonde ons de
verscheidenheid in goede kwaliteit van de
door hem verkochte Pan-s garen. die Sint
Nicolaas, 'n echte fijn-proever, als bijzonder
geurig kwalificeerde
De heer G N MEIJROOS op de
LAAT,
kreeg 'n flinke opdracht in wild en ge
vogelte. waarna de auto stopte in de
BOTERSTRAAT
bjj C. HUIBERT8—GODIJN. Hoewel voor
mannen *n bijzonder lastig werk, slaagden
we hier uitstekend voor baby- en kinder-
kleedtng. handschoenen, kousei^ enz.
herstel."
„Volledig I
wat is dat luisterde Frederik op 't rooie
„Wat zegt
ren vi<
hoera. De meester riep
Hij. Daar was St. Ni<
Kijk, hij keek, hij wuifde. Hoera, hoera,
er bij. Wat
niet en de meester niet, niemand. Maar ie
moest heel, heel braaf zijn, want anders, an
ders deed Sinterklaas het niet. En ie was
rgiste ie zich even, maar
r bi
zei Gerard van Zwarten die
„Jij bent een heilige boon,"
voor Zwarte
Laat ze maar
„Moek
„Ja, Frederik." Het was tien voor negen
en ie stond al met zijn skhooltasch in zijn
hand. „Geeft Sinterklaas aan groote men
schen ook cadeaux?” „Nee, Frederik."
„Waarom niet Zijn stemmetje klonk één
teleurstelling. „Groote menschen geven aan
elkaar wat en kleine kinderen krijgen het van
Sinterklaas. Waarom Frederik?" „O, niks."
Hij wou het niet zeggen, waarom, wou daar
niet over praten, dan ging Moekie huilen,
en dat was zoo naar. Langzaam liep ie met
Wimpie naar school. Sinterklaas gaf niks
aan groote menschen, dat deed ie niet. Hij
kon wel huilen op school. Het was zoo naar.
Hij had schrijven, maar het ging niet. Hij
kon de woordjes niet mooi krijgen. Toen was
het zingen. Een Sinterklaasliedje. „Kom
Frederik .meezingen.” Frederik zong mee.
Van Sinterklaas, die goeie man. maar hij
deed het niet graag. Het was net of hij een
beetje hekel had aan Sinterklaas.
De dagen gingen voorbij. Ze waren tnest
en somber. Het was koud en vinnig weer.
Meneer Bettink, Frederik’s meester had al
een paar maal Frederik gadegeslagen. Het
viel hem op, zoo kalm als te was. geen drift
bui, geen vechtpartij met de jongens, netjes
in de bank den heelen dag. Hij snapte het
wel, een makkelijke tijd, die Sinterklaastijd.
Sommigen waren des te woeliger, maar de
meesten braaf, je had er geen kind aan, aan
Frederik heelemaal niet. Een keer prees
ie hem in de klas. Frederik kreeg een kleur
tot achter zijn ooren, deed nog meer zijn
best, zat nog rechter op, zijn lippen op elkaar
geperst. Het zat hem in de Sinterklaas. Maar
toch wel een beetje anders dan de meester
dacht. Frederik had een plannetje. Het was
geheim, niemand mocht het weten. Wimpie
niet en Wies niet en Moekie niet en Pappa
moest heel, heel braaf zijn, want anders,
de— d—d **- ’-
braaf. Soms vei
gauw was ie weer braaf, dat moest^Een i
heilige boon," zei Gerard van j;»
naast hem zat. „Ji; bem «u
zei hij nijdig. „Je bent bang
Piet. Het kan mij wat bom me"
kletsen, dacht Fredenk, hij had zijn plan
netje
„Meester." Het was na schooltijd en alle
jongens waren weg. Hij stond te draaien
in de gang, om meester heen, toen ineens
hakte ie den knoop door. „Meester?" „Ja,
Frederik." „Waar woont Sinterklaas ?’’„Sin-
terklaas O, in een heel groot mooi huis.”
„Hier „Hoe bedoel je „In Rotterdam?"
„O, nee veel verder.*’ „In Nederland?’’
Nu ie eenmaal begonnen was, durfde Fred.
Zijn oogjes schitterden van spanning. „In
Nederlandkomneein Spanje
natuurlijk, in een prachtig huis, heelemaal
■wit, met een park en een vijver en een heel.
„Ja maar”, deed ie ongeduldig, „hij is nou
toch hier." „Zeker." „Nou, waar woont ie
dan „Waar ie woont „Waar slaapt ie
dan „O, in een hotel." De meester had het
gevonden. „In een hotel natuurlijk.” „Wat
is een hotel »Etn hotel dat is een huis
waar vreemde menschen gaan slapen, die
op reis zijn.” „Is Sinterklaas dan ook een
vreemd mensch „Ja, Sinterklaas woont
toch eigenlijk in Spanje.” „O, waar is dat
hotel „Weet ik niet, hoor Frederik. Nou
dag Fredenk.” „Dag meester....’*
„Pappie „Ja, Frederik.” „Waar woont
Sinterklaas „Sinterklaas Die woont in
een prachtig kasteel met torens en een op
haalbrug er voor en Zwarte Piet
„Is een kasteel een hotel „Een hotel
„Ja, een huis, waar vreemde menschen sla
pen „Nee, Frederik, een kasteel is een
prachtig groot huis met bosschen en een
gracht er omheen.” „O," zei Frederik „en
de meester zegt: Hij woont in een hotel.
„Zegt de feester dat Dan is Sinterklaas
zeker verhuisd.” „O," zei Frederik. Frederik
bleef stil. Hij kreeg op een ochtend een
chocoladebeest m zijn pantoffel bij de kachel.
Peinzend stond ie bij zijn pantoffeltje. Het
chocoladebeestje. Had ik hem maar gezien
vannacht.
3 December. Maandag had meester groot
nieuws, dat hij om vier uur aan de kinderen
mee zou deelen. De derde klas zat m span
ning, den heelen langen middag. Sqpmiged
gisten al. Er werd gefluisterd.
„Overmorgen." zei meester en hij pro
beerde zijn stem buitengewoon indruk
wekkend te doen klinken, „op den dag van
St. Nicolaas, zal de bisschop zelf onze school
komen bezoeken. St. Nicolaas komt in alle
klassen. Het is dus zaak. Maar zijn stem
verging in een oorverdoovend gejoel. Fre
derik zat stil met een kleur als vuur. „Zie je
wel," zei zijn buurman, ,je durft niet, ban
gerd. Frederik is bang,” sarde hij hem.
De heele klas keek. „Niet," zei Fredenk
woedend, „jij bent bang.” De meester keek
ook. „Als er iemand met bang hoeft te zijn
en hij drukte met klem op dat woordje „niet”
„dan is het Frederik Stammes, die verreweg
het braafste is geweest van jullie allemaal.”
De klas werd stil, keek weer naar Frederik,
durfde niets te zeggen. Frederik kleurde nog
meer. Dien avond liep ie naar huis met een
heel gerust gevoel in zijn klein hartje. Het
zou een prachtige St. Nicolaas worden.