8 1 I 8 1 c s. 4 M c o 8 c 8 8 BW a IFJto LjRq f tv F<o Iffllllli EEN SINTERKLAASVERTELLINC o o qo It p b p p b ‘S raroP E^R 0 ÖOO O o o o o o o o o o o o o o o o jf-ra kV p win OOP O> Of fS i St. Nicolaas-nummer Donderdag 26 November 1931 het Noord-Holl. Dagblad van A >7 y Q 5 •a n •c fil V 'E or 7( aar z<r W/J A lQQOQ Wi IW, i IIUdllHr’’"1'’ SINTERKLAAS IN EER HERSTELD r; rtkaan- Uea de w> een den te 923 het dertee- übtjdtt i over, «tres», «ewone N ■c (9^1 (fc - x «J p |o [O rjiw I ).Q£)j o o °O°I i eft tn- L*J ’5«. .-«» 1 7 31C aan. 4 4 4 .a j i mul. ondeugend geweest en wordt daarom het vervolg beter op te passen, want tijde bereid strafmaatregelen te nemen reiklng in den em de arzilaj rt bfj- tlMK) voor- kliniek, erdw». GON 1 V Tl»» ai liddags polak!* ie ver- m van a wor- ran de m de der de Ismede istrUd- Het kleine meiske is nogal eens door den Sint ernstig vermaand, in anders.... Pieterman is ten allen o Dien middag kwam Kareltje met baldadige manieren uit school. Om te beginnen belde hij onbehoorlijk lang en hard, dan duwde hij in de gang Antje de goede oude keukenmeid, ruw op zij en toen zij. goedig nog, mopperde: „Nou, nou, je ken me toch wel behoorlijk gedag zeggen, denk om Sinterklaas, manne tje I” toen kwam hij, heel brutaal „Och, loop rond I” Ant was er nog beduusd van, toen hij met nijdige ruk-beweging al de deur van de huis kamer had opengegooid. Moeder, die de ongewone uitingen van zijn slecht humeur had aangehoord, stond Karel tje op te wachten. „Wel zei ze, want ze dacht, dat hij dadelijk wel vertellen zou, wat er dien och tend was gebeurd. Maar Kareltje zei alleen maar stug: „Dag,” terwijl hij haar met een gewoontegebaar zijn frisch gezichtje toestak. Toen zaten ze naast elkaar aan tafel. Ze waren alleen, want vader was op reis en kleine zus sliep boven in haar wiegje. Kareltje begon traag te eten, maar het kleine babbelmondje, dat anders altijd zoo veel te vertellen wist van al de geleerde din gen der groote school, van nieuwe woordjes en sommen, van een nieuw liedje of van een teekening, die de juffrouw gemaakt had op het bord, bleef nu zwijgen. Moeder wachtte. Langzaam, borstplaten, poppetjes en allerlei ander* zaken van suikergoed en marsepein en choco lade. Ze waren zoo verdiept in het bekijken van al dat moois dat ze op 't laatst hun roode neuzen tegen de winkelruit aandrukten om nog dichter bij al die lekkernijen te kunnen zijn. Opeens voelde Bertus een licht tikie op zijn schouder. Verschrikt keerde hij zich om, en beiden zagen een deftig heer met een grijzen baard voor zich staan; deze keek hen lachend aan en vroeg: „Zeg, jongens zouden iullie wel zoo’n groeten Klaasman lusten, zoo'n versierden rtiet suiker en gouden knoopen?” Ze knikten van ia. onthutst door het plot selinge aanbod. „Nou, ga dan maar mee, dan kan ie uit zoeken en ieder koos een groote pop van dik speculaas, vol snippers en sucade. Ter- ui wijl ze zoo stonden te wachten met stralende oogen, kijkend naar hun cadeau, dat de juf frouw inpakte, had de grijze heer ongemerkt een bankbiljet uit zijn beurs genomen, dit in een papiertje gedaan, er opgezet „Voor moeder” en het heel voorzichtig in Dirk’s zak laten glijden. Ze hadden er geen erg in gehad, en nadat de juffrouw hun de pakjes had overgereikt, drukten ze verlegen lachend maar opgetogen van blijdschap, de hand van den vreemden heer en bedankten hem hartelijk voor zijn mildheid. Daarna nam Bertus zijn muts en Dirk zijn pet zonder klep af en beide jongens gingen voorzichtig en behoedzaam de stoep af, naar het nauwe steegje waar ze woonden terug. „Jongens, jongens, wat zal moeder blij wezen zei Bertus opgetogen. „Nou 1” zei Dirk, „daai kunnen we wel een maand mee toe. Wat een goede oude heer was dat 1. Wie had zoo iets verwacht Zoo liepen ze samen te babbelen, terwijl ze hun pakjes stijf met beide handen vast hielden; tot ze eindelijk weer thuis waren. Heel voorzichtig openden ze de deur, gingen vervolgens met de ééne hand de leuning omklemmende, de donkere trap op, tot ze .vervolgens op de vierde verdieping een portaaltje doorgingen en zoo in een eng kamertje kwamen, waar-een mager vrouwtje bij een petroleumlampje zat te verstellen. „Dag moeder 1” riepen ze als uit één mond, „kijk eens, dat brengen we voor u mee,” en wat doorgaan aan 't verstelwerk. Ze was zoo recht blij, dat haar jongens dezen avond ook eens een buitenkansje hadden gehad. Eindelijk, na nog een tijdlang bezfg te zijn geweest met haar verstelwerk stond het moe dertje op om eerst de kleeren van haar jon gens weg te hangen. Terwijl ze zoo hiermee bezig was, zag ze opeens, dat er een wit papiertje uit Dtrk’s zak gleed en op den grond viel. Ze raapte het op en keek ver wonderd. toen ze er op las „Voor moeder." Nieuwsgierig maakte ze het kleine geheim zinnige pakje open en uitte haast een kreet want daar vond ze zoowaar een bankbiljet in het papiertie en op den binnenkant was geschreven: „van Sinterklaas.” Eenige oogenbhkken stond ze verbaasd en verrast meteen maar plotseling ging haar een licht op. Dit was bepaald van denzelfden heer die hun zoo hartelijk had bedeeld. Tra nen sprongen haar- ug>de oogen en ze huilde van blijdschap en geluk, het goede vrouwtje. Toen nam ze een snel besluit, even bukte ze zich over haar beide jongens, die rustig lagen te slapen in de bedstee, daarna sloeg ze haar omslagdoek vaster om zette haar hoed op en ging zachtjes en voorzichtig de steile trap af. de steeg door en bevond zich weldra in de hoofdstraat. Hier hoefde ze niet lang te zoeken, ze wist reeds twaar ze zijn moest en toen ze eenige oogenbhkken daarna weer thuis kwam spreidde ze stil letjes een wit servet over de tafel, legde hierop t Was Sinterklaasavond, en een echte hoor! Een van den ouden stempel, want het vroor dat het kraakte, en de sneeuw lag als een dik wollen kleed over'de daken. Op de straten en grachten, waar druk verkeer was, was ze platgetrapt, en had men er om de gladdig heid zand over gestrooid, zoodat een beetje haastig voetganger geen last had van uit glijden. Maar dien avond voelden de meeste men sdien ze niet, de kou, ze dachten er met aan, ze hadden geen tijd om er aan te denken, want ze hadden het te druk met hun ver rassingen te bezorgen of te koopen. Oud en jong, bijna iedereen Holde heen en weer; het ■was een gekrioel van menschen en menschjes, dat het een aard had. Hier liep een dame met pakken en pakjes als beladen en kon met moeite door het gedrang heen komen. Daar duwden een paar mannen een handkar, waarop een groote pop lag met een mombak- kes voor, welke natuurlijk als een surprise dienst moest doen. Verderop stond een menig te kinderen nieuwsgierig lachend te kijken en elkaar te verdringen voor een banket bakkerswinkel, waar Sinterklaas dien avond gast was en zwarte Piet rare grimassen maakte en lekkers strooide voor de jeugdige koopers en kijkers. En daartusschen allerlei andere menschen en kinderen in de straten en op de pleinen, een bonte mengeling door elkaar, beschenen door het licht, dat uit de tallooze winkels straalde, of van de electrische ballons, die er voor hingen. In een nauw steegje was echter niets te bespeuren van al die drukte en levendigheid; het was daar als uitgestorven. Het was er donker en kil, de oude huizen stonden er alle krom en scheef van ouderdom en bouw valligheid en werden slechts spaarzaam ver licht door een enkele gaslantaarn. Opeens doken een paar kleine, donkere gedaanten uit het halfduister op. Het waren een paar jongens, die zoo juist uit een der oude huizen gekomen waren. De een, een knaap van een jaar of twaalf, was gekleed in een jas, die hem veel te groot was. Hij droeg op het hoofd een pet zonder klep en had zijn kraag opgezet, zoodat men maar ■weinig te zien kreeg van zijn bleek en mager gericht. Hij slofte meer dan hij liep, want de schoenen die hij aan had. waren hem ook te groot. Zijn makker was een klein nietig kereltje van een jaar of tien. Deze had een oude muts op en een uitgerafelde das om zijn hals. Hij had de handen diep in zijn broekzakken gestoken en dribbelde naast den ander voort, zoodat zijn klompen klot sten op de ongelijke steenen. Ze liepen zoo een eindje in de steeg voort, klapper tandend van kou, toen de jongste opeens zijn makker aanstootte en zei „„Zeg Dirk, ’t is vanavond Sinterklaas, we moeten eens gaan kijken, misschien kunnen we nog voor den een of ander een pakje bezorgen, zoo dat we een paar centen verdienen, dan kun nen we misschien nog eens een taai-taai thuis brengen, want Sinterklaas zal ons van ’t jaar ook wel weer vergeten." „Sinterklaas!" zei Dirk wijsneuzig, en hij keek zijn broertje even aan, „geloof jij dan nog aan een Sinterklaas, Bertus? Die bestaat immers niet, want anders had hij ons niet elk jaar vergeten terwijl anderen altijd volop moois en lekkers krijgen, nee hoor,” ver volgde hij op een toon van overtuiging, „dat maken ze mij niet meer wijs.” „Nou," antwoordde Bertus, terwijl hij zijn handen nog dieper in z’n broekzakken stopte, „we kunnen toch probeeren of we nog wat verdienen kunnen vanavond.” „Vooruit dan maar,” zei Dirk en zoo stapten de beide stakkers de steeg uit. Ze knepen hun oogen even dicht, verblind door het helle licht, dat hun van alle kanten tegenstraalde. Hier leek het wel niet zoo koud hier was het tenminste prettiger dan in die doodsche steeg. Ze slenterden zoo tot waar de electrische trams op én af gingen. „Pakje bezorgen meneer!" riep de kleine Bertus tegen een voorbijganger en strom pelde even met dezen mee; maar hij kwam gauw bij Dirk terug en lei: .Die zal het zelf wel doen." Even verder: „Pakje bezorgen juffrouw?" Ook weer mis en zoo ging het nog verscheidene malen, telkens tevergeefs. Op ’t laatst zei Dirk: „Zie je wel, 't geeft niks, laten we die andere straat maar eens ingaan.” Bertus gaf her ook op en beiden gingen verder zich dringend door al die drukke haastige menschen heen Bij een grooten banketbakkerswinkel hinden ze even stil vol bewondering voor de heerlijkheden die daar uitgestald waren. Ze stonden verbaasd van al die groote dikke Klaasmannen die daar opgestapeld lagen, alle met goud en suiker versierd; dan van al die heerlijke langzaam kauwde Kareltje zijn boterham.' Den melkbeker schoof hij van zich af. „Jakkes, die nare melk 1” En tersluiks keek hij naar moeder. Als ze nou wat zei van Sinterklaas, die zoo blij was als de kinderen zoet hun melk op dron ken nou, dan zou hij het zeggen dan zou ze eens wat hooren dat 't hem niks schelen kon van Sinterklaas niks I Maar moeder zei niets. Moeder was ge duldig. Innerlijk onrustig en *n beetje ang stig, maar uiterlijk kalm en gewoon bleef ze naast hem zitten, wachtend tot hij uit zich zelf haar zeggen zou, wat hem verdrietig maakte. En toen, eindelijk, gooide hij het eruit: „Sinterklaas is 'n naarling Moeder keek hem verschrikt „Maar Kareltje „Een naarling! Een naarling!” herhaalde Kareltje met een schreeuwstem, die ten slotte oversloeg in een woest gesnik. En al schreiende schoof hij dichter naar Moeder toe, tot zijn hoofd tegen haar aanlag en haar arm hem omvatte. „Vertel 't nou maar," zei moeder zacht, toen zijn snikken bedaarde. Kareltje slikte. „Het is heelemaal niet waar, dat-ie alle zoete kinderen wat brengt Sinterklaas als ie vader dood ts en je moeder heeft geen geld, dan komt er geen Sinterklaas „Wie zegt dat?" „Je vriendje Leo Kareltje knikte. „Hoe weet hij nou, dat Sinterklaas niet bij hem komt „Z’n moeder heeft ’t zelf gezegd." „Z’n moeder kan zich wel vergissen, niet?” „Neen,’’ schudde Kareltje. Leo wist 't im- f een paar mooie nieuwe schoenen voor Dirk en een prachtige das voor Bertus, en daarbij voor ledei een paar warme wanten. Opge togen keek ze al dat moois nog even aan en ging toen ook ter ruste. Den volgenden mor gen toen het matte licht door de bevroren ruiten scheen werd Bertus wakker en wreef zich de oogen uit. Vlug sprong hij uit zijn bed. maar bleef verrast staan wat was dat Daar stond de tafe’ met een helder servet gedekt en daarop een paar prachtige cadeau x. „Kijk eens. Dirk.” nep hij terwijl hij zijn broer aan den arm schudde ..kijk toch eens gauw Sinterklaas i« er geweest. O wat een moois, wat een moois Hetzelfde oogenblik kwam moeder binnen, die verbaasd de handen in elkaar sloeg. Alles werd bekeken en betast en allen waren opgetogen van blijdschap en verrassing. „Wie had dit gedacht?” nep Bertus. „O wat een goede Sinterklaas, moeder, dat hij ons zoo goed bedacht heeft." De beide jongens waren verrukt en moe- der's oogen glinsterden van innige blijd schap. In jaren was het arme gezin zoo ge lukkig niet geweest. En toen de beide jon gens eenige uren daarna weer de steeg door gingen, Dirk parmantig met zijp nieuwe schoenen stappend en Bertus met zijn nieuwe das om, keek de laatste zijn broer eens aan, terwijl hij zei: „Zie je nou wei, Dirk, dat er een Sinterklaas is I” jrervolgens vertelden ze in gairen en kleuren Jwat hun overkómen was Het vrouwtje keek verbaasd naar de groote pakken, die .tiaar jongens op de tafel legden. Gauw sneed Dirk echter het touwtie los en daar lagen de twee groote Klaasmanpen die zoo- even nog voor de ramen van \den banket bakkerswinkel lagen uitgestaici. Ze sloeg de handen in elkaar en er blonkin tranen in haar oogen van blijdschap. „Nóu longens dat is een goede Sinterklaas vanavond hoor We zullen er maar dadelijk een brokie van nemen." Zoo gezegd, zoo gedaan, en ze zaten eenige oogenbhkken daarna bij het flikkerende petroleumlampje te smullen dat het een lust was om te zien. „Ziezoo.” zei moeder, 'nadat ze iéder een flink stuk gegeten hadden „dat is genoeg voor vandaag, morgen zullen we verder zien, en nu naar bed jongens, droom maar eens van het buitenkansje, dat ie vanavond 'S te beurt gevallen." Gewillig zochten de tongens hun armoe dige bedstede op en lagen eenige oogenblik- ken later in diepe rust. Moeder bleef nog fe<8 B

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1931 | | pagina 9