EEN AVONTUUR MET EEN ZEEMONSTER o 5 De Tentoonstelling o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o O o I I N 5 Q, x/ïe stout sinterKLaas man.. ST DE B.L.N.S. Tg i 4 VS 0 -Wie zoet is ktuqc tenners Paar'S Stoomboot. to nll- >en. om ier- sen. het zou igsf ian °9- •Ige wit er- tot ard hts en- bet T.gS T'S? JJL urilde <f'*^** t X 3a zman^t, <h>.4 jz A uresA a Kom.smeermaas Kom binnen met Je Knecht.. r'l w Ui I i) 1 OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ^ZONDER TOESTEMMING VERBODEN ze een dezen nacht nog maar J. v. d. M. we S.« r pe T** den hU lam, een 1). tand 650. 650. de naar zijn vijanden! ■a» iM geoo- verdween, de trouwe Mangelemot had er heel wat moeite mee om het dier weer op gang te krijgen en toen hjj even later over een slootje moest springen, bleef de kangeroe er rustig van staan drinken. „Dat wordt een mooie boel," mopperde Mangelemot. „ik kan net zoogoed terugkeeren." xxl ade en zeilde rustig tussehen de eilanden door Een paar van de mooiste lagen op tentoonstelling. In een vaasje daarnaast prijkte ka- Maar het scheen dat de kangeroe geen flauw besef had. dat het zijnplicht was om te maken dat hjj de andere dieren voorbleef. Want toen het beest bij een hindernis kwam, die uit hoog gras was samengesteld en waar het overheen moest springen, bleef het er netjes van staan eten. Komt. aoB<=3Bc;>BC>ac3gCDBCDBCDBCDBCDIQIOIO3OBCdOCDBCDBCDBCDBCDBCDBCDBCDBCDBCDBCD BCDlOIOIOIOliOIQ BCDBCD BCDBCDBCD IB CDBCDBCDBCDBCD BCD«CDBCDBCD BCDBCD BCD BCDBCDBCDBCDI ndië oed- nsp. irta, hn - mej. L.O. off. de age. aas- am; sge; Tr, b. d. ïssy, mej. voor reld, 3ra- poe- sctie is te O. ira- ?nd. itm. len- W. ren in- lat- 1. est, dm. oen on eer rer- de- n*- )H>- >le- Ue- fce- ind Ttte and an- «er- and ard «fk L A. r. l. H. C. 5ra- Cn oL*nJl s*w 9-m,<nZt4 /AwA Af. _TGjU- «euA/tew xZXajw, allen xéem. au. voun ALédcJl! «3X oaazvwKuzuj ji dbx5 rwuaOLZv maar te teloos was. Verwoed Al gauw was het zes uur, het shilling uur. Nadat de groente besproeid was en de vaasjes waren nagekeken, of er nog water genoeg in was, werd de kas geslo ten tot den volgenden Zaterdag. Stellen jullie nu onzen lord voor, sooals hij daar op zjjn smalle rotspunt zat vlsschen zoogdieren verorberen, hierin h« zmoXtzn. <mo al* üulsn 3'tfjUn. voort, ds. zta£* nszuaa pervlak bemerkte boot. Alsof begreep. dat dit haar we! weten een keelgaatje "heeft, zóó klein, dat hij uitsluitend met heel kleine dieren tevreden moet zijn. Hoe gevaarlijk deze kleine walvisschen zijn, leert ons de volgende geschiedenis, die een Engelsche lord onlangs in een tijdschrift vertelde. Ik zeilde met mijn sloep zoo begon hjj het verhaal in de vrij stille wa teren, tusschen de verschillende groo- tere en kleinere stukjes land, die uit den Atlantischen oceaan opstijgen en die wU gewoonlijk de Bahama-eilanden noemen. Een zeer groot aantal van deze brokjes land liggen tamelijk ver bij elkaar van daan en het water tusschen de eilanden wemelt van visch; een heerlijk oord dus voor menschen, die de hengel- en vlsch- sport beoefenen! Onze lord nu was op zekeren dag ook met zUn boot uitgegaan en zeilde rustig jes tusschen de eilanden door. Op de voorplecht van zijn bootje zat zijn trou we viervoeter, de hond Floks en hU zelf Zat op de achterplecht en stuurde het bootje. Een heerlijke, zoele wind streek over het water en deed het scheepje flink ópschieten. De lord rookte op s’n dooie gemak zjjn pijpje en hield zoo nu en dan een praatje tegen zijn verstandigen mak ker. Opeens echter.daar begon zich het wateroppervlak geducht op en neer te bewegen en weldra werd een monster achtige kop zichtbaar: het Was een klei ne walvisch, die uit de (Lepte opdook om adem te halen! Het nieuwsgierige dier wil de meteen die oogen- ginds, de O» maA tem. doo et lit** XWwaA, I\vn xX. nnjtA XaX Op. Xo-eA -nzuMt ktoixA* -XXndsroTb, OrmcU evezi leA doJL. Xxwxlwvs alle/*. ‘Yoinal op. Het plannetje van Tilly had overal in stemming gevonden. De kas was voor het doel beschikbaar gesteld, planken en schragen waren afgestaan. Om het ge heel mooi te maken, hadden de meisjes groen papier gekocht. Dit werd op de planken gelegd, de bloemen en vruchten kwamen er prachtig tegen uit. «DovX txv» Jz dam XZewp. Tim. en. én. voox X zelen, dat [i op. ‘xZjp tnav* nnenemAit *n**dA- Jloonsov» <_U. JUcotcovsz Op een gegeven teeken ging het stelletje er met een vaartje vandoor. De menschen riepen allemaal luid hoerar De wedstrijd was begonnen. De kangeroe hup pelde, dat het een lust was en Mangelemot had alle moeite om In het zadel te blijven. Nog dienzelfden middag mocht Mangelemot op zijn kan geroe meedoen aan een grooten wedstrijd tusschen een kangeroe, een bison en een zebra. Mangelemot twijfelde er geen oogenbllk aan of tegen den bizon kon hU wel op, maar dien gekken gevlekten zebra met z’n eigenwijs gezicht, vertrouwde hU niet erg. ■oiO«OIOIOI010IOIOIOIOIOIOIQIOIOBOIQIOIOIOIQI010IOIOIOIQIQl.Q10IQBQIO|01QIOtOIOIOI010IOIOIOIOIOIOII010IOI010lö deze walvlschsoort is niet zoo erg nieuwsgierig, maar weet graag alles. Hij of liever gezegd zU had nog een blzondere reden om uit te kijken, want naast haar zwom, vlak tegen haar aan gedrukt nog iets. Haar jong nJ. zooals de lord later te weten kwam. Lang beschouwde het beest het in de verte zeilende bootje en stak zjjn kop daarbU een heel eind omhoog. „Een raar beest”, mompelde onze lord tusschen zijn tanden en onwillekeurig greep hjj naar zjjn jachtgeweer, dat op den bodem van het schuitje lag. En vóór hij goed en wel wist, wat hij deed, klonk reeds een geweerschot over het stille wa- water en.... vloog een groote. looden kogel over den waterspiegel, die niet het beest zelf, dochhet Jong raakte. Bloed kleurde de wateroppervlakte en de arme moeder, die niet be greep, dat haar anders zoo leven dig jong, opeens als een steen naar beneden zonk, dook haar dood jong na en wilde het weer aan de oppervlakte brengen: opeens scheen ze begrijpen, dat het nut- dook het moe- derdier weer op, keek met fonkelende oogen over het waterop- en. de narlekers. Deze prachtige klimplant, een familielid van de Oost-Indische kers had Jan's vader gegeven. De heele muur, die de tuintjes van den tuin van de fami lie Van Voorden scheidde, was er mee bedekt. De gele bloemen en eigenaar dig gevormde bladeren gaven Iets bijzon der frlsch, zoodat besloten werd, over al waar het maar kon, een vaasje neer te zetten. (Flg. 2). dat even te voren door Toos voor de dear was gespannen, terwijl ze allen bulten de deur waren gegaan cm naar mijnheer Van Voorden te luisteren. Verschillende kinderen vroegen of ae een volgend jaar ook mee mochten doen. Een vaste toezegging kregen a maar hun namen werden toch teerd. Een paar leeraren van school hadden beloofd den volgenden Zaterdag te ko men kijken. vijand was, vloog ae in de richting van 't zeil, zoodat ze In enkele minuten vlak b|J het ranke vaartuigje was! Het lichaam lang uitgerekt, alle spieren gespannenzoo stoof ze met een ont zettende kracht tegen de boot aan, zoo dat in minder dan geen tijd het aardige vaartuigje een ontredderd wrak was. Niets, letterlijk niets was er heel geble ven het was één hoop plankjes en balkjes, die door de golven naar alle kanten werden verspreid! In dezen chaos zocht het woedende beest naar zijn vijanden! Ha, daar bemerkte hij den hond, die zich zwemmende zocht te redden! Als een brieschende leeuw stoof het ondier op Ploks af, greep hem bij den nek en sleurde hem mee in de diepte. Met huid en haar werd de arme hond verslon den! De Icrd werd door het opklappen van het sell gelukkig aan de blikken van het ondier onttrokken, zoodat hij voor- loopig veilig was. Dezen tijd benutte hij zoo goed hjj kon en.... volleerd zwem mer als hij was, dreef hij met groote snelheid op het volgende eiland af. Toen onze walvlkch klaar was met zijn hondenmaaltijd, gingen zijn oogen weer Boekend over den waterspiegel en., za gen in de verte den zwemmenden En ge lachman. Dra had hij zijn besluit genomen en ging dezen nu na zoo vlug hij kon. Het werd een zeer spannende race.... race op leven en dood! Alle krachten spande de lord in, hij hijgde als een sjouwerman, doch kwam gelukkig nog net op tijd om zich te redden op een uitstekende rots punt, die ongeveer IK meter bo ven den waterspiegel uitstak. iince.rrujaas 3ooi V43C in mün schoentje... Er was heel wat verscheidenheid. De meesten hadden nog extra bloemen ge zaaid. Jan en Gerrit hadden eerst in de kas sierpompoenen gezet en die nu overgeplant in hun tuintjes. Het waren prachtexemplaren geworden. <Flg. Over den walvisch, dien reus onzer poolzeeën. hebben jullie allen wel het noodige gehoord en gelezen. Je suit dan weten, dat dit dier, dat vaak twintig meter lang wordt, een goedaardig mon ster is Allerlei dieren, die met hem de poolzee bewonen, en die alle veel klei ner zjjn dan hij, vallen hem aan, bij ten hem vaak heele stukken vleesch uit het lichaam, maar onze reus blijkt niet In staat te zijn, zich tegen die verwoede vijanden te verdedigen. Geduldig onder gaat hU het pijnigen van zijn vervol gers of neemt ijlings de vlucht. In meer zuidelijk gelegen zeeëu echter leeft een soort van wal visch, die pl.m. 5 Meter lang wordt: een kind dus, verg leken met zijn broeder! 1 de Noordelijke Ijszee. Maarzoo goedaardig als deze laatsten zjjn, zoo kwaadaardig zijn de eersten. Hun keelgat is groot en rond, zoo dat deze walvlsschen we! ta staat zijn, groote en te Ook verschilt dus van zijn grooten naamgA- noot die Je zult het Overal stonden ook vaasjes met zin nia’s, in verschillende kleuren. (Flg. 3). Heel mooi waren ook vaasjes scabloee. (Flg. 4). Toos vond het maar Jammer, dat deze plant niet in het wild voorkwam. „Dat doet zij wel," verklaarde Jan. „En hoe heet zij dan?” moest Toos verder weten. „Dulfkruid was het antwoord, ..het is een plant met blauw-llla bloemen. Als volgende week gaan wandelen, zal ik je ze wijzen. De bloemen blijven nog mooi als het al begint te vriezen." In deze chaos zocht het woedende beest kinderen, die zoo ongelukkig zouden zijn, als hun man en vader hier zou ver gaan." En tranen van wanhoop Hepen ongelukkige over de wangen. „Help! Help!” schreeuwde hij nog maals, zoo luid als zijn zwakke krach ten hem dat toelieten Opeens.... daar steeg een vleugje van hoop op in zijn hart.Zag hjj daar niet een zeil? Een bootje? Nog eens goed gekeken! Ja;... hij zag het nu goed.... het was een bootje. Weer riep hij, zoo luid hjj kon.... en om meer kracht aan zijn geroep bij te zetten, drukte hij zich vaster op de rots. Het zijn beenen ver afhangen en verloor één oogenbllk zjjn vijand uit het oog. Deze snorde al zijn kracht in om die bengelende beenen machtig te worden en.... bijna had het ondier zijn doel bereikt, toende Engelschman zich zijn toestand weer volkomen bewust werd. Nog nét op tijd trok hij die gevaar lijke beenen op en.... voorloopig was hij weer bulten gevaar. Op het naderende bootje scheen men zijn geroep gehoord te hebben; althans onze Engelschman bemerkte, dat men naar zijn eHand koers zette. Vol belangstelling, in de hoogste spanning, honger, dorst en eUende ver getend, volgde hij de bewegingen van *t vaartuig en langzamerhand zag hij, dat het een flinke sloep was. Zjjn hoop ver levendigde het ondier zou het niet noeg over om van te smullen, als het eerst eens flink gevroren had. waarodor de smaak minder scherp wordt. Spruit- kool was er ook. (Flg. 5). Als dikke knoppen zaten de spruitjes aan de stengels. Roode en witte kool, zorgden voor af wisseling van kleur. Een paar winter knollen, ramenas en worteltjes, vol tooiden het geheel. De ramenas was niet zoo heel gaaf, er zaten zelfs gaatjes in van koperwormen. (Flg. 6). „Nu, die houden zeker evenveel van ramenas als ik" merkte Kees wijsgeerlB op. Een aardige afwisseling brachten de aardappels van Bram, benevens een zakje boekweit. Op school was de tentoonsteUlng na tuurlijk ook besproken. Verscheidene klasgenooten stonden om vier uur al aan de deur, ofschoon de opening pas om half vijf zou zijn. Nu, ze mochten wel vast even binnen. Mijnheer Van Voorden opende de tentoonsteUlng met een aardig speechje en daarna knipte mevrouw het lint door. Bij den ingang van de kas waren een paar reusachtige zonnebloemen opge steld. Die zouden heel wat meer vruchtjes opleveren dan voor de tuintjes noodig waren. Maar de rest was weer goedvoor de vogels. Natuurlijk was er ook van aUerlel groente. De andijvie was nog prachtig geel geworden, dank zij het keurig dicht binden met raffia. Een beetje sla en wat slaboontjes waren het bewijs, dat de grond In den loop van den zomer nog wat anders had opgebracht dan de kool, die overal op de tafel lag ultgestald. Boerenkool, daar had Ada voor ge zorgd. Een paar pracht-exemplaren had ze uitgezócht, al vond ze het jammer, dat ze nog niet lekker waren om na af loop van de tentoonstelling te worden opgegeten. Er bleef trouwens nog ge- Geen oogenbllk bedacht hij zich! HU wist met bovenmenschelijke Inspanning de punt te grijpen en er zich bovenop te werken. Net was hij er aangeland, toen zijn vijand er onder verscheen en.het moest aanzien, hoe deze zich uit zijn bereik had gesteld! HU wierp den En gelschman echter een blik toe, die zoo ongeveer moest beteekenen: „Zoo man netje, voorloopig ben je uit mijn bereik; denk echter vooral niet, dat je nu gered bent!” Stellen jullie je nu onzen lord voor zooals hU daar op zUn smalle rotspunt zat! Doornat was hij natuurlijk; maar dat was niet erg. want de zon brandde fel aan den wolkeloozen hemel. Met han den en voeten moest hU zich vasthouden, anders zou hU onherroepelijk in zee val len. En dat was wél erg, want.... zUn vijand bleef in de buurt rondzwemmen en Het zUn slachtoffer geen oogenbllk uit het gezicht! Eerst dacht de lord: ..HU zal wel gauw weg zwemmen; dan laat ik me In zee vallen en kies een andere ulaats op 't eiland uit om te landen”. Maar.... de dag verging en de maan steeg In al haar pracht op aan den duisteren he mel; doch al wie er walvisch niet. Als een trouwe schild wacht bleef hij op zUn post, rekte zich zoo nu en dan eens uit en hapte naar de voeten van den lord, die aan weers- »Uden van zUn smalle rustplaats heen en weer bengelden. En dan sloeg de schrik onzen Engelsch man om 1 hart. „Als 't hem eens ge lukte.... mU naar beneden te trek ken”.... zoo dacht hU, ..ach. dan was ik verloren. En In doodsangst en 6p van moeheid en slaap trok de lord zijn voeten hoo- ger, zoodat hU bUna zUn evenwicht ver loor. Het werd morgen en de zon kwam bo ven den horizon. Al warmer en warmer werd het! Honger en dorst begonnen den ongelukkige te kwellen. Hoe lang sou hU het nog kunnen volhouden? Zou zUn vjjand al weg zUn?.... HU keek naar omlaag ennet keek ook het ondier met zUn klelpe, van haat fonkelende oogjes op. Beider blikken ontmoetten elkaar en de lord verloor bijna het bewustzijn, toen hij daar in die woedende oogen als 't ware zjjn oordeel las! „Help, help!” zoo schreeuwde hU al wel voor de twintigste maal, maar wie soa en kon hem hier helpen? HU wist Immers, dat het ailand. waarop hU was geland, onbewoond was! Fel stak de zon hem in ’t gelaat en op zUn rug en de ongelukkige probeerde wanhopig, of hu zjjn Jasje over het hoofd kon trekken. Heel voorzichtig ging hU te werk; doch hU zweette van angst, dat hU misschien door zUn bewegingen het evenwicht zou verliezen. De dag kroop voorbij en weer verscheen de maan aan den hemel en nog steeds kwam er geen redding opdagen. „Goede Vader in den Hemel”, zoo be gon hU nu te bidden, „verlaten van alle menschen, smeek ik u, ach, help, redt gU mU uit dezen vreeselUken toestand. Ach, vereenig mU weer met mün vrouw en wagen, deze boot te rammen. Neen.... dat was niet denkbaar Eindelijk was de sloep zoo na gekomen, dat men elkaar beroepen kon en de lord vertelde zün avontujr. De kapitein in de sloep trok een be- denkelijk gezicht en sprak: „Het spUt ons zeer, münheer. maar wij durven In dit geval niet naderbij komen, want t ondier, waarmee gij hebt kennis gemaakt. Is tot alles In staat en vreest zelfs een aanval op onze stevige sloep niet. We gaan terug en keeren morgen vroeg met een stoombarkas met een kanon netje aan boord terug om u te redden. Houdt u zich flink I” >Weer ging een vreeselüke nacht voor- bü; doch In den vroegen morgen ver scheen werkelük de barkas met het ka non. Men richtte dit op ’t monstereen bev'<r schot weerklonk en.... doodelük “i zonk het ondier in de diepte. htlg haalde men nu den En- in van de rots, die bewusteloos oarkas werd neergelegd. Later kwam hü weer bü en vertelt nu nog dikwijls dit schrikkelijk avontuur met den walvisch. a maken om eens over t water oppervlak rond te küken, want s fv/i yiiiniiiiiiiiiiin *X* r yi t> O O «Q T Tr* a4obéé«»M«O®lP o séoégéloéO op é#»4oooo4«'»*éP. -«o••H o*a<aaeo4»e ooM ióooo^xoéo oil /o ©XP O o O O 41 A oVa dx<o Al fa o o o OX» o oXA' /tfio o o o o oVo o o o. O oXo O ol Too»» Jxboooo^o' kgoo«o^«oooooV o

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1931 | | pagina 11