8 o S o 2 2 o t ALLES OM EEN ROOMSOESJE! o o o o o o o o - SINTERKLAAS SINTERKLAASLIEDJE 0 ■0 2^*1 T"* SINT EN PIET 3 0 D 3 OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN R. K. en ia een wi* had Mi da pose to pakkan pas ward da I zich dan. moeder trok hem naar zich toe ELKA VANDI. ELKA VANDI. L w y-’ Evenmin als Mangelemot kon manheer Hendriks zyn opwinding bedwingen. Ala een bezetene rende hij het veld op. op den voet gevolgd door den sterken AuetralMr, wiens plicht het was ervoor zorg te dragen dat niemand Jongens, *t is al weer December, Nu komt Sint gauw In de stad. En brengt hy als ieder Jaar weer, D’ eene dit, en d’ andere dat. Lies zit ’s avonds voor den schoorsteen. Zingt van Sinterklaas kapoen En zet strakjes voor t naar bed gaan Hooi en water naast haar schoen. Jantje Is wat meer verlegen, HU stuurt liever maar een brief, En schrijft: „Beste Sinterklaasje, Ut vind Jou verbazend lief." En heeft hun Bintje wat gebracht? Dat zeg ik lekker niet. Maar als Je 1 gaarne weten wilt. Hoort dan naar Sint en Piet. Se its op Even wil ik Je nog zeggen. Sint vergeet nog wel een kind. Dat maakt hem dan héél verdrietig, Daar ie 't zelf óók aak*lig vindt. Frits, die zit maar stil te soezen Op het kleedje voor den haard, HIJ denkt aan een mooie bouwdoos En een groot gesuikerd paard. „Kom An, kom Wlm, kom kleine Sten, Dan zijn we spoedig klaar,” Zoo roept nu OUs, maar groote Bram, Die kijkt er lachend naar. Breng elk cadeautje, waar bet hoort. Een pop voor An en Slen, Een boek voor Bram, een fluit voor GUs, Voor Wlm een stoommachien. Ten slot een lied voor Sinterklaas „Van Sinterklaas Kapoen**, En moesjellef krijgt tot besluit Van elk een lekk'ren zoen. Met Sinterklaas is ieder Zoo vroeg als *t kan uit Elk kleedt zich vlug en Want straks begint de pret, Hoesee, hoezee, zie toch een* aan, De schoenen boordevol. En op den grond vier pakken nog En ook een groote rol. Een boek voor Bram, een fluit voor QUs, Een pop voor kleine Slen: En één, die slapen kan, voor An, Voor Wlm een stoommachien. En nu de schoenen leeggehaald» Zie, pakjes speculaas. En suikergoed en marsepein, Hoezee voor Sinterklaas. R. m m ik Zeg Plet, is alles kant en klaar? Cadeautjes goed verpakt. Adressen keurig en correct Kn stevig vastgeplakt? Voor An, voor Wlm, voor Slen, voor Bram. Een naam op elk pakket. En op de rol: Voor flinken GUs, Piet heeft goed opgelet. ar ot, kt. en en id. Dr bU o o ,1 Ii al in orde, lieve Moes, We gaan naar bed gezwind, We droomen dan van Pieterbaas En van den goeden Sint." 't Was zoo grappig, beste Sint, Een boek kreeg baby Slen, Een fopspeen gaf *k aan groeten Bram, Tc Wou, dat U t had gezien. Ze gaan nu gauw naar bedje tos, Moe wenscht ze goeden nacht. Oven spelen en geen stoeien nu, Dra slulm*ren ellen zacht. Komt, kinderalief. 1 is beddetUd, Vannacht komt Sinterklaas, HU rijdt gewis al over t dak Met zwarten Pjeterbaas. Zet allen nu de schoentjes klaar Met briefjes keurig net. Zorg voor wat hooi van Bintjes paard. Dan heeft zwart Pietje pret. En dan dié fluit, gevuld met roet, Waarin die Gjjs zoo blies, O Bint, ik lachte me haast krom. Wat was dat Gijsje vies! stouterd! 1 beknorrend. En vóór Mangelemot het verwachtte, had hy het eind punt bereikt. Het publiek rondom begon „hoera" te roe pen, dat hopren en zien verging. Lachend verhief Mange lemot sich boog op zijn kangeroe en gaf mijnheer Hendriks gelegenheid, dat schitterende oogenbUk op de film vast te leggen. Je weet toch nog, boe t vorig Jaar Wlm kreeg een mooie pop. En Anna-Uef een stoommachien. Zeg Pietje, pas toch op! Hoor Je nu op zes December Van zoo’n naar en droef geval. Stuur dan wat van Je presentjes, Dat is werkHjk nïet zoo mal. Maar mijnheer Hendriks stoorde zich niet aan do bepa lingen van het land en slaagde erin een paar prachtige opnamen te maken van Mangelemot, terwijl hij met een reuzenvaartje mot z’n kangeroe over den bison en de Maar daarin zit *m de moslelljkhsld, dis ik bedoel niet, want al is de cirkel nu niet zoo sulver, dat Is niet zoo erg. En nog wat, om Je dit gedeelte van de opgave tenminste wat gemakkeljjker te maken: Je mag desnoods den cirkel eerst met potlood met een passer trek ken en er dan ook met een liniaal het vierkant met potlood in teekenen. om daarna alles uit de hand met inkt over te trekken. Maar, en nu komt het, bij dat over trekken mag Je pen niet van hot papier komen: Je moet dus in één trek zoowel den cirkel ala het daaraan op geen en kel punt rakende vierkant teekenen. Ónmogelijk, zeg Je? Volstrekt niet, hft is werkelijk mogelük, zoek maar eens. „Waar ben je geweest, Keesje?" Kees zag, dat ze weer gehuild had en haastig stak hjj haar zijn pakje toe. „Niet meer huilen, moes. Ik heb *n nieuwe schaal voor u gekocht!” Verbaasd maakte moeder bet pakje open en verbaasd keek ze naar de por- oeleinen schaal. „U was immers zoo bedroefd, omdat die mooie schaal weg was? Nu heb Ik *n nieuwe voor u gekocht," legde Kees uit. Moeder trok hem naar zich toe. ..Dat was lief van je. Kees! Maar hoe kwam Je aan *t geld?” „Vit m’n spaarpot. Dat mocht toch wel, omdat *t voor u was? V mag niet bedroefd wezen!” Moeder kreeg tranen in de oogen. ,41), De groote wedstrijd sou een verrassing worden, voor alle duizenden toeschouwers, die zich rondom de renbaan ver zameld hadden. De kangeroe van Mangelemot begon opeens te huppelen dat het een lust was. En Mangele- „Mauwl" klaagde poes en toen zag Keesje Ineens, midden op *n gebakschaal, *n roomsoes liggen, ’n verrukkelijke roomsoes. „Gisteravond visite geweest,” bedacht hij „daar was die van over gebleven. Hè, heerlijk zoo’n roomsoes!" .JHeb.je *r nog niet?” riep Slen. Keesje liep gauw met zijn poes op den arm de gang In. „Ja, hocrl" „Heb Je de deur goed dicht gemaakt? staat vtadh In de kast; daar kwam natuurlijk op af. Als ik haar wéér map, krijgt ze ransel van me, hoor!” „Wat ga je doen?** vroeg Kees, die haar dadelijk achterna liep. „In den zandbak.” „Kind, je kan niet met zand spelen, *t is veel te nat.” „t Is heelemaal niet nat," zei Liesje, „kijk maar." „En Je mag toch niet met zand spe len. Ik moet hiér spelen!” verklaarde Kees, terwijl hU Lieaje nijdig wegtrok. Lies begon natuurlijk weer te hullen en moeder moest er aan te pas komen. „Wat jij vandaag hebt, begrijp Ik niet,” zei ze verdrietig tegen Kees. „Je bent nog nooit zoo stout geweest.” Later was de vrede weer gesloten en, terwijl moeder bo ven was, zaten „Daar gaat die nare kat weer de kel derkast in! Wacht, ik zal ’m!” riep Blen nijdig, maar Keesje, bang, dat Sten zijn lieve poes kwaad zou doen, was haar voor. „Ik Jaag ze er wel uit, Slentje!” En in 'n wip had hij de poes te pakken. ,4y Mag je toch niet?” zei hjj hoog en hjj zag niet alleen den scho tel, maar ook wat er op lag. ’n Oogen- bllk later greep hjj er naar, zóó haastig en zóó onhandig, dat meteen de schotel naar beneden kwam en in scherven op den grond viel. Angstig en verschrikt propte Keesje met de eene hand het roomsoesje in z'n mond en met de an dere greep hy haastig de scherven by elkaar. Toen luisterde hy, maar boven bromde nog de stofzuiger en in de voor kamer hoorde hy Liesje lachen. Nie mand scheen iets te hebben gehoord. *n ©ogenblikje later stond Keesje weer in den tuin. Het roomsoesje was verdwe nen en Kees had er nauweiyits iets van geproefd en in z’n hand had hy de scherven van de mooie blauwe schaal. Wat moest hy daarmee doen? In den zandbak, bedacht hy opeens en even later had hy de stukken zoo diep moge lijk bedolven onder het zand. Toen slenterde Keesje, erg boos op zichzelf en op iedereen, de gang door naar de voorkamer. Moeder zat daar *n brief te schrijven en Liesje zat, met haar pop op schoot, n appel te eten. „Je mèg tusschentyds niet snoepen I” riep Keesje en hy pakte den appel af en gooide hem het raam uit. Liesje begon te huilen en moeder keek hem boos aan. Keesje keek óók boos. „Ze mkg niet snoepen I" verklaarde hy nog eens. ,,’n Appel is geen snoepery,” zei moe der. Uk heb *m haar self gegeven. Je bent n stoute Jongen." Met ’n verongelijkt gezicht ging Keesje zitten en nijdig trok hy de blok kendoos naar zich toe, waar z'n zusje mee aan t spelen was, wat opnieuw gehuil uitlokte. „Wat scheelt Jou vandaag toch?” vroeg moeder boos. Ze gaf Liesje de blokkendoos terug en Kees griste ayn teekenboek naar zich toe. ‘n Poosje heerschte er rust in de kamer. Toen kwam Slen binnenstormen. „Heeft me die nare kat tóch de viech weggehaald I” „Dan heb je de deur van de kelder kast zeker niet goed dicht gemaakt,” zei Keesje’s moeder. „Ik maak de deur altyd goed dicht,” zei Slentje en ze keek naar Kees. Maar Keesje zat. diep voorover gebogen, yve- rig te kleuren. ’s Middags ging Lies je den tuin in. Keesje trok de deur van de kelderkast nog eens extra dicht en terwijl Slentje met den stofzuiger de trap op liep, ging üy den tuin in. Daar drentelde hy 'n oeetje heen en weer en onderwijl dacht ny aldoor aan het roomsoesje, dat Op ie kelderplank stónd. Het was er juist too eentje, waar Keesje ‘t allermeeste van hield, aoo eentje met chocolade er boven op. En binnenin had Je dan dien jelen room, die aoo heerlijk naar vanille smaakte. Hè. wat had hy *n trek! Moeder vragen? Nee. dat gaf natuurlijk toch niets moeder wilde nooit, dat er gesnoept werd tusschen ie maaltijden. Neen, dat gaf niets! Hoeveel roomsoezen zouden er wel geweest zyn gisteravond? De heele blau we schaal vol natuurlijk Of lag zy Op de witte schaal met *t gouden randje? Gek, dat wist hy niet eens precies meer. Even kyken. Het kon best; Slen hoorde hij boven bezig met den stofzuiger en moeder zat met Liesje in de voorkamer, en hy wilde toch ook enkel maar naar den schotel kijken. Voorzichtig sloop Keesje naar da gang. Boven gonsde de stofzuiger en vóór hoorde hy moeder en Lies praten. Even de deur open van de kelderkast enkel maar naar den schotel kyken. Keesje sloeg z’n oogen niet heelemaal omhoog het zou gevaarlijk kunnen wezen om naar t *k Heb van ja streken wél behoord, Maar h zeg stoute Piet, W Haal dit Jaar nu geen grappen uit, Doe niemand meer verdriet. „Ze heeft de viach gestolen,” Liesje. „Slen zegt, dat ze nu slaag moest hebben In de kast waar ze gestolen heeft” Meteen stond Kees op, pakte de poes beet en ging met haar naar de kelder kast, waar hy er onbarmhartig op los sloeg: „Leeiyke dief! Je hebt gestolen! Leeiyke dief! Leeiyke dief!” Poes mauwde klagend en Liesje stond er meewarig by en begon eindelijk te huilen. „Niet meer doen. Kees! Moeder, moes. Keesje slaat de poes dood!” „Maar Kees!” riep moeder, op *t la waai afkomend. „Ze heeft gestolen! Dief! Leelyke, ge- meene dief!” riep Keesje telkens weer. Moeder trok hem de kast uit „Nou is *t genoeg, Kees. Ik geloof, dat ’n poes het niet eens helpen kan als ze dief- achtig is.” Kees liet de poes los en die maakte dat ze uit de buurt kwam. „Zoo’n gemeene dief! Gemééne dief!" riep Keesje haar nog achterna, en het was net of het hem ’n beetje opluchtte, dat schelden, dat hy self ver diend had. Maar hij bleef knorrig en ontevreden en zijn moeder wist niet wat ze van hem denken moest Ze had toch al zoo’n verdriet, omdat ze bericht ge kregen had, dat haar zuster erg ziek was. Ze zou er wel graag zyn heen ge gaan, maar ae durfde niet van huls, nu Kees Juist zoo lastig en ongezegUjk was, want ze wist, dat Slentje hem niet baas kon. "n Paar dagen later blauwe schaal gemist. „Ze zal hier of daar toch wel staan.” sei Keesje’s moeder, toen Sien kwam ■eggen, dat ze haar nergens vinden kon. Kees zat voor zich heen te fluiten, alsof hy heelemaal niets hoorde. Hy hoorde nog *n paar keer praten over de mooie blauwe schaal, die maar niet te voor schijn kwam en op ’n ochtend zag hy, dat moeder gehuild had. Daar schrok Keesje van. Hield moeder zóó veel van die mooie schaal, die hy gebroken had? Toen hy ’s middags uit school kwam, zag hy hl den winkel op den hoek ’n blauw porcelelnen schaalt staan, die wel ’n beetje op de gebroken schaal leek en dapper ging hy naar bin nen om te vragen wat ze kostte. Twee gulden. Dat was veel geld. Vlug liep hy naar huis en naar z’n kamertje om z’n spaarpot open te maken. Gelukkig, N er was geld genoeg in! En meteen liep Keesje weer de straat op en den winkel in om de blauwe schaal voor moeder te koopen. Moeder stond voor het raam naar hem uit te kyken. ld h •n ie ks m et P- sn sn et m iz. o Si P- in di lieve jongen!” zei te. „En ik dacht nogal, dat je zoo stout was den laatsten tyd. Mijn lieve jongen I” zy trok hem naar zich toe en kuste hem. Toen kon Keea het niet langer uit houden. Tot verbazing van zyn moeder begon hy opeens hevig te «likken. „Ik ben geen lieve Jongen! Ik bèn geen lieve jongen!” riep hy. En nog nasnikkend ■aten Kees en Hesje eendrachtig te spelen HET ONMOGELIJKE MOGELUK Hierboven zien jelui een cirkel getee- kend en daarin een vierkant, dat op geen enkel punt den omtrek van den cirkel raakt. Dat moeten jelui nu eens nateekenen. Dat is niet zoo moeilijk, zul Je zeggen, mam- als Ik Je zeg, dat je er geen pas ser by mag gebruiken, wordt het al heel wat lastiger. Zoo’n mooien cirkel kan niemand zonder passer trekken, denk Je natuuriyk en daarmee ben ik het volkomen eens; ik kan het ook niet. ken. Hèt lag op den blauwen scho tel en.... toen gin gen Keesjes oogen toch vanzelf om- drachtig te spelen In de voorkamer. Poes lag op •t kussen te slapen. Moeder begreep op eens, waarom Kees de laatste dagen zoo lastig was geweest. Het algen geweten had hem onrustig en ongedurig gemaakt en vervelend voor anderen. En dat alles om één room soesje! De denk, dat hy dat zelf ook wel te duur gevonden heeft later!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1931 | | pagina 7