ENCYCLIEK
PIUS XI
Ephese
BLADZIJDE i
VRIJDAG 8 JANUARI 1932
'WEEDE BLAD
n.
van
'f
BERICHT AAN
ONZE LEZERS
Over het I5e^ Eeuwfeest van het
oecumenisch concilie
twijfel
1
zyn eigen kudde, maar ook voor xlln dwa-
De cesanten van Rome.
onder gaat, als h\J
liet Primaat van Petras.
ook
weg.
verheven r“‘-
worden afgeleid, dat heel dë
menschen en dingen door het geheim
tot de
e god-
van
VAN ONZEN HEILIGEN VADER
duidelijk,
eerstgeborene
VIII,
heid
Eerbiedwaardige broeder»
Heil en Apottolische zegen
Zoo deze woorden v. Celestlnus vooral zyn
vaderlijk hart toonen en duidelijk laten zien,
dat hem niets liever was, dan dat de ver
blinde geesten door het licht van het ware
geloof zouden worden getroffen en dat de
Kerk zich over den terugkeer der afgedwaal-
den zou mogen verheugen, zoo zyn de voor
schriften, die hy aan de naar Ephese ver
trekkende gezanten meegaf van dien aard,
dat zij duidelijk de bezorgdheid en den na
druk laten zien, waarmee de Paus de van
God ontvangen rechten van den Romeln-
schen Stoel veilig en onaangetast wilde be
waard zien. Immers hij schrijft os.: „Wjj
bevelen, dat het gezag van den Apostoll-chen
Stoel moet gehandhaafd blijven; de u ge
geven instructies zeggen dan ook dat g(J het
concilie moet by wonen en zoo er «gri dis
cussie ontstaat, uw oordeel over de ver
schillende meenlngen moet geven, maar gy
most niet deelnemen aan hun strijd”.
En met volle instemming van de Vaders
der heilige kerkvergadering hebben de pau
selijke afgevaardigden zich daaraan gehou
den. Immers, standvastig en getrouw han
delend naar de besliste bevelen van den
Paus, waarover wy boven spraken, vorderden
zU, toen zij te Ephese aankwamen en de
eerste zitting reeds was beëindigd, overleg
ging van alles, wat in de vorige vergadering
was besloten om het in naam van den Apos-
Om een zeer zorgvuldige verta
ling der nieuwe Encycliek „Lux
Veritatls” van Z. H. Paus Plus XI
aan onze lezers voor te kunnen
leggen, hebben wij direct bij bet
verschijnen van het Pauselijk stuk
onze vertegenwoordiging te Rome
opdracht gegeven, daartoe de noo-
dlge stappen te doen. Onze verta
ling Is verzorgd door theologen uit
het „Pontlflclo Institute Interna
tionale Angelico” te Rome, zoodat
zij de beste waarborgen biedt voor
een volkomen juiste weergave van
den oorspronkelljken Latijnschen
tekst.
ver-
ieerstukken
van
dan
dén
Leo allerduidelijkst. zonder dat iemand het
weersprak. Nestorlus een ketter en dwaal-
leeraar noemde, waar hij zegt: „Veroordeeld
zij derhalve Nestorlus, die hield, dat de
Heilige Maagd Maria niet was de Moeder
van God. maar alleen de Moeder van den
mensch. zoodat hU één persoon naar het
vleesch en een anderen goddelyken persoon
aannam, en niet één Christus In het Woord
Gods en In het Vleesch, maar gescheiden
en afzonderiyk den eenen als den Zoon van
God. den anderen als
schen verkondigde.” 1)
godheid van
heeft In onze menschheld te deelen.” (Uit
De geschiedenis, die het licht der waar
heid en het getuigenis der eeuwen is, leert,
soo men haar gced beschouwt en door-
vorscht. dat de belofte van Jezus Christus,
,Jk zal met u zijn., tot aan het einde der
tilden” (Matth. XXVIII. 20) de Kerk, die
zijn bruid is, nooit beeft verlaten en haar
dus ook in de toekomst nimmer zal begeven.
Integendeel, hoe heftiger in den loop der
eeuwen de golven het schip van Petrus teis
teren. des te nabijer en sterker ervaart men
de hulp der hemelsche genade. En met name
was dat het geval in de eerste tyden der
Kerk, niet alleen toen de naam van Chris
tus als een verfoeilijke en met den dood te
straffen misdaad werd beschouwd, maar cok
toen bet ware geloof van Christus door het
verraad der ketters, die vooral in het Oos
ten school maakten, geschokt werd en in
ernstig gevaar geraakte. Want evenals de
vervolgers van den katholieken naam op
een of andere wijze een ellendig einde von
den en het Romeinsche rijk zelf Ineenstort
te, zoo kleven ook de dwaal leeraars, als
dorre ranken, (verg. Joann. XV. 6) die van
óen goddelyken wynstok afgesneden zUn,
■onder levenssap en zonder vrucht.
De Kerk Gods daarentegen, die te midden
van allen storm en ondergang enkel op God
haar vertrouwen stelde, vervolgde te allen
tUde met vaste en veilige schreden baar
weg en bewaarde sterk en ongerept bet
heilig doel der Evangelische waarheid, dat
haar door haar goddelyken stichter was toe
vertrouwd.
Deze gedachte komt ons voor den geest
^Eerbiedwaardige broeders, nu Wy U in dezen
brief willen gaan spreken over de blijde ge
beurtenis van het oecumenisch corcille, dat
vóór vyftlen eeuwen te Ephese gehouden
werd en waar de arglistige toeleg der dwaal-
leeraars werd ontmaskerd, terwijl heilge
loof der Kerk door de hulp van God des
te klaarder te voorschijn trad.
Het tf Ons bekend dat er. op Ons Initia
tief, twee commissies van geleerde mannen
gevormd zyn (verg. Schrijven aan de Em.
Kard. B Pomplll en A. Slncemo van 25 Die.
1930 Acta Ap Bed XXIII p. 10—12), om dit
eeuwfeest niet alleen hier, in de hoofdstad
der katholieke wereld, maar over de geheele
wereld op waardige wyze te vieren. En 1 is
Ons ook bekend, dat degenen wlen WIJ dese
bijzondere taak opdroegen, zorgen noch
moeiten hebben gespaard om dit heilzaam
init'atlrf n <t' Jiun manneiyke krachten te
bevorderen. Over dien yver, die overal weer
klank vond in de eenstemmige bereidvaar
digheid der bisschoppen en der aanzienlijk-,
ste mannen uit de lee’cenwereld, verheugen
Wy Ons ten zeerste en vertrouwen, dat hij
.voor de katholieke zaak, ook in de toekomst
neg rijke vruchten zal dragen.
Maar by de aandachtige overweging van
dat historisch gebeuren en van alles, wat
et mee samenging, meenen wy volgens het
apostolisch ambt dat Wij van Godswege be-
kleeden, door middel van deze Encycliek
■elf met u over deze belangrijke zaken te
moeten spreken, nu de herdenking ten einde
loopt en de heilige dag weer nadert, waarop
da H. Maagd Maria ons den. Verlosser
■chonk. Want wy koesteren de hoop, dat
onze woorden niet alleen u en de uwen wel
kom en nuttig zullen zyn, maar dat ook onze
dierbare broeders en zonen, die van den H.
Btoel zyn afgescheiden, ze in waarheidlle-
venden geest zullen overwegen en door de
geschiedenis, die de leermeesteres des levens
la. overtuigd, althans een he.mwee zullen
voelen naar den éénen schaapstal en den
eenen herder en n»»r het ware geloof dat
Ir. de Roomsche Kerk docr de tyden heen
veilig en ongerept wordt bewaard
Immers in de wyze, waarop de in het con
cilie vergaderde Vaders de ketterij van Nes
torlus bestreden en in heel het verloop van
het Epheslsch concilie, traden drie dogma's
van den katholieken godsdienst, die wy hier
ir. 1 by zonder gaan bespreken, in hun volle
licht voor aller oogen, nj. dat er in Jezus
Christus slechts ééne. en wel de goddelyke.
persoon is: dat de H. Maagd Maria door al
len als waarachtige Moeder Gods moet wor
den erkend en vereerd; en dat tenslotte de
Paus van Rome, in vraagstukken van geloof
of zedenleer van Godswege het opperste,
hoogste en van niemand afhankeiyke gezag
heeft over alle christenen tezamen en af-
aonderiyk.
Ook Nestorlus was riet onkundig van het
hoogste gezag, da*. <*j blsschop van Rome
over heel de Kerk uitoefent, en ^nderdaad
schreef hy meerdere malen aan Celestlnus
om te probeeren, zyn leer te bewyzen en
den Paus voor zich te winnen. Maar lever,
geefs, want de verwarde brieven van den
ketter behelsden groote dwalingen en nau-
weiyks ontdekte het hoofd van den Aposto.
llsfhen Stoel deze dwalingen, of h'j
greep naar het geneesmiddel, opdat de pest
der kettery niet door verzuim gevaa lijker
zou worden. Hy onierzocht de dwalingen In
een synodaal gerecht, veroordeelde ze plech
tig en beval, dat zy eveneens door allen
moesten verworpen wo’den.
En hier verlangen wy. Eerbiedwaardige
Broeders, dat Gy aandachtig beschouwt
hoezeer in deze kwestie de handelwijze van
den Paus van Rome verschilt van die, welke
de blsschop van Alexandria volgde. Deze
laatste namelyk. hoewel hy een zetel be
kleedde, die als de eerste beschouwd werd
in de Oosterschs Kerk, wilde, gelijk we ge
zegd hebben, niet op eigen gezag een ern
stige, het kathodek geloof betreffende
twistvraag uitmaken, alvorens de uitspraak
van den Apostolisci.en Stoel te kennen Ce
lestlnus daarentegen riep te Rome een sy.
node byeen, overwoog de kwestie ernstig en
óp k’acht van zyn hoogste en Absolute ge
zag over geheel de kudde van den Heer
sprak hy plechtig dit oordeel uit over den
blsschop van Constantlnopel en diens leer:
„Weet dus wel", zoo schreef hy aan Nes.
torlus, dat dit onze uitspraak is. dat. In
dien gy over Christus onzen God niet leert,
wat de ke k van Rome en die van Alexan.
drié en heel de .rctholleke kerk leert er-
wat ook de heilige kerk van Constantlnopel
tot Uw tyd toe terecht heeft gehouden, en
Indien gy binnen tien dagen, te rekenen van
dien dag af, dat gy van deze beslissing be
richt hebt gekregen, niet door een dulde-
lyke rchrlfteiyke beiydenls die verfoeiiyke
nieuwigheid, die probeert te schelden, wat
de H. Schrift vereenlgt, afzweert, gy uit de
gemeenschap van he-1 de Katholieke Kerk
uitgesloten zult zyn. En deze uitspraak van
L
Het groote concilie
Om derhalve deze vraagstukken ordelijk
te behandelen, maken wy alleree st deze uit.
spraak en aansporing van den apostel der
heidenen aan de Fphealérs tot de onze:....
„laat ons a’.len tot de eenheid des geloofc
en der kennis van Gods Zoon komen, een
volwassen man worden en de mannenmaat
van den volmaakten Christus bereiken. Dan
zullen we geen onmondigs kinderen meer
zyn, die heen en wee- worden geslingerd
en voortgestuwd door elke windvlaag van
leering, door het bedrog van de menschen,
door sluwe verleiding tot dwaling. Maar we
zullen de waarheid bewaren In liefde en zoo
in teder opzicht opg ooien voor Hem, voor
Christus, die het Hoofd is. Door Hem wordt
het gansche lichaam samengevoegd en
samengehouden, omdat elk gewricht zyn
taak vervult met de kracht, die ieder lid in
het byzonder Is toogemeten; en zoo voltrekt
zich de groei van het Mchaam lot eigen op-
En wy aouden willen, dat allen aonder
uitzondering deze apostolische aansporingen,
die met zulk een bewonderenswaardlge eens.
gezindheid door de Vaders van het concilie
van Ephese werden opgevolgd, met terzyde-
stelllng van elk vooroordeel als tot zich zelf
gericht zouden opnemeu en in daden om.
zetten.
Geyk algemeen bekend ia, was Nestorlus
de oorzaak van den geheelen stryd, niet in
dien zin, dat de nlerwe leer een vrucht was
van zyn genie en studie, daar hy haar ont
leend had aan Theodorus, Blsschop van
Mopsueste; maar omdat hij haar breeder
ontwikkelde, met een schyn van oorspron
kelijkheid omkleedde en haar met de groote
welsprekendheid, die hem eigen was. ging
verspreiden.
Geboren in Germonlcla, een stad in Syrië,
begaf hy zich als jongeling naar Antlochlë.
om daar in de profane en gewyde weten
schappen onderwezen te worden. In deze,
tosn ter tyde wydvermaarde stad, trad hy
eerst in bet klooster, maar later verliet hy
door zyn veranderllike natuur dat leven en
begon zich na zijn priesterwijding geheel c
geven aan het predikambt, waarin hy meer
de toejuichingen van de menschen, dan de
eer van God zocht De roem van zyn wel.
sprekendheid begeesterde het volk zóó en
verbreidde zich zoo ver dat hy naar Con-
stantlnopel geroepen werd, dat toen zonder
blsschop was en onder aller groote verwach.
tlngen met de blsschoppeiyke waardigheid
werd bekleed. Doch op dezen voorwaar
roemrijken zetel onthield hy zich niet alleen
niet van de verkeerde stellingen van zyn
leer, maar verspreidde ze met nog meer
autoriteit en driestheid.
door de Goddelijke Voorzienigheid Paus
tot de Eerbiedwaardige Broeders, de Pa
triarchen, Primaten, Aartsbisschoppen
en Bisschoppen en de andere plaatse
lijke overheden die vrede en gemeen
schap hebben met den Apostolischen
Stoel
ook Flrmus, de
fln de tweede zitting
deze duldeiyke woor-
he en Heilige Btoel
brief, dien de allerheiligste
ius aan de godvruchtige
zond, reeds te voren het oor-
dpaT^en den gedragsregel in de onder ha-
“vlge aangelegenheid voorgeschreven, welke
wy hebben opgevolgd door naar de gegeven
opdracht handelend, tegen Nestorlus, die op
onze dagvaarding niet verschenen is. het
kerkrechteriyk en apostolisch vonnis uit te
spreken.” h)
De getuigenissen, die wy tot hiertoe van
verschillende zijden hebben aangehaald,
bewyzen wel zóó ultdrukkeiyk en duidelyk.
dat reeds toen in de geheele Kerk alge
meen geloofd werd In het onfeilbaar opper
gezag van den blsschop van Rome over heel
de kudde van Christus, dat wy herinnerd
worden aan die klare woorden, die Augusti
nus enkele jaren te voren zeide naar aan
leiding van het oordeel, dat Paus Zosimus
in zyn JEplstuIa tractatorla” over de Pela
gianen had uitgesproken: „In deze woorden
van den Apostolischen Stoel ligt het Ka
tholieke geloof van- oudsher zoo vast en
duidelyk bewaard, dat geen christen er aan
mag twyfelen.” 1)
Als de heilige blsschop van Hippo tegen
woordig geweest mocht zyn by het concilie
van Ephese, hoe zou hy. met zyn bewon-
derenswaardige scherpzinnigheid het gevaar
van dezen stryd doorschouwend, de dogma’s
der Katholieke waarheid uiteengezet en
met al de kracht zyner ziel verdedigd heb
ben! Maar toen de kelzeriyke gezanten te
Hippo kwamen om hem de ultnoodlging te
overhandigen, konden sy nog slechts deel
nemen aan den rouw over dat schitterend
licht der chrlsteiyke wyshetd, dat gedoofd
en over zyn zetel, die door de Vandalen
verwoest was.
den Zoon des Men-
Dat het concilie van
Chalcedon juist hetzelfde plechtig heeft be
krachtigd door Nestorlus nogihaals te ver-
oordeelen en de leer van Cyrlllus volledig te
bevestigen. Is algemeen bekend. En onze
heilige voorganger Gregorius de Groote
nauwelyks op den Stoel van den heiligen
Petrus verheven, geeft In zyn synodalen
brief aan de Oosterrche kerken, na mel
ding gemaakt te hebben van de vier oecu
menische concilies van Nlcea, Konstantlno-
pel, Ephese en Chalcedon, deze heeriyke
en waardevolle uitspraak: .Daarop verheft
zich als op een vierkanten grondsteen heel
de bouw van het heilig geloof en al wie
niet in hun verband biyft, hoe hy ook
moge leven of werken, heeft misschien den
schyn van steen te zyn, maar ligt buiten
den bouw m).
Een ieder moge dus voor zeker houden,
dat Nestorlus Inderdaad kettersche dwa
lingen heeft verkondigd, dat de Patriarch
van Alexandria de wakkere verdediger is
geweest van het Katholieke geloof, en dat
Paus Celestlnus samen met het Concilie
van Ephese de overgeleverde leer en het
oppergezag van den Apostolischen Stoel
heeft gehandhaafd.
dat hun voorvaderen te Ephesea
beleden hebben nu evenzeer als
vroeger door dezen oppersten leerstoel der
waarheid onverlet bewaard en met yver ver
dedigd wordt en dat de eenheid en zuiver
heid van geloof slechts kan staan en steu.
nen op de ééne steenrots door Christus ge
grondvest en slechts door het oppergezag
van St. Petrus’ opvolgers veilig en onge
schonden bewaard kan biyven.
Eenige jaren geleden hebben wy over deze
eenheid van het Katholieke geloof In de
encycliek ..Mortalium an'mos” reeds uitvoe
rig gesproken, maar toch is het nuttig, de
zaak hier nog eens in het kort voor den
geest te brengen, daar de hyrxrtat'sche ver.
eenlglng van Christus door het co-'-’lte van
Ephese op plechtige wyze bevestigd, een
voorstelling en een voorbeeld geeft van d’e
eenhe’d. welke onze Ve-’r>s--r in zttn mys
tiek Lichaam, dat de Kerk is. wilde z'en
schitteren: „één lichaam" (I Cor. XII 12),
„samen en Ineengevoegd" (Eph. IV, 1#>.
Want leder, die nadenkt, begrijpt, dat, als
de Ipersoonséénheld van Christus het ge
helmvol voorbeeld 1st waarnaar Hy zelf
de eenheid der chrlsteiyke gemeenschap
wilde vormen, deae dan zeker niet kan
voortkomen uit een oppervlakkige samen
voeging van vele onderling oneenige deelen,
maar door slechts uit één bestuursmacht
staande, haar eigen persoonlijkheid heeft, opperst leergezag, één geloofsregel en
Het is ons niet onbekend, eerbiedwaardige
Broeders, dat vooral in onzen tyd sommige
geschiedkundigen zich alle moeite geven,
niet alleen om Nestorlus van de smet van
kettery te zuiveren, maar ook om den hei
ligen blsschop Cyrlllus van Alexandria van
vyandelyken nayver te beschuldigen, alsof
hy uit haat Nestorlus zou belasterd hebben
en diens veroordeellng zou hébben uitgelokt
op grond van dingen, die hy niet geleerd
had. En met deze zelfde afschuweiyke be
schuldiging durven de verdedigers van
Konstantlnopel’s blsschop ook onsen heili
gen voorganger Celestlnus. van wiens on
ervarenheid Cyrlllus misbruik zou hebben
gemaakt en de heilige kerkvergadering van
Ephese te willen brandmerken.
Maar heel de Kerk weerspreekt en ver
werpt dien dwazen en vermetelen aanslag,
waar zy te allen tyde de veroordeellng van
Nestorlus verdiend heeft erkend, de leer
van Cyrlllus voor rechtzinnig heeft gehou
den en het concilie van Ephese altijd tot de
oecumenische concilies, die onder de leiding
van den Heiligen Geest gehouden zyn, heeft
gerekend en veéberd.
Immers, om van vele andere overdulde-
iyke getuigenissen niet te spreken, een ieder
weet, dat ook velen van Nestorlus' aanhan
gers het verloop der dingen met eigen
oogen konden waarnemen, terwyi sy door
geen enkelen band met Cyrlllus waren ver
bonden. Welnu, hoewel zy door hun vriend
schap met Nestorlus. door de overredings
kracht van zyn geschriften en door de
scherpte van den stryd zelf in tegenover
gestelde richting werden gedreven, lieten sy
toch na het concilie van Ephese. als getrof
fen door het licht der waarheid, den bis-
schop van Konstantlnopel. dien men vol
gens de kerkeiyke wet als ketter vermijden
moeit, langzamerhand alleen. En van hen
waren er zeker nog eenlgen in leven, toen
onze voorganger Leo de Groote, roemryker
gedachtenis, aldus aan Paschaslnus. bls
schop v. Llbybetum en 's Pausen afgevaar
digde naar het concilie van Chalcedon,
schreef: „Gy weet, dat heel de Kerk van
Konstantlnopel met alle kloosters en velé
bisschoppen mede hebben Ingestemd, de
veroordeellng van Nestorlus en Eutyches en
hun stellingen te onderteekenen" k>, terwyi
hy in zyn dogmatischen brief aan keizer
volmaakt-
r Hy als
wy. Want
nauw-
„behoort
het persoon-syn tot de waardigheid en vol
maaktheid van iets, in zooverre het tot de
waardigheid en de volmaaktheid van iets
behoort, dat het op zich zelf bestaat; het
geen in den naam „persoon" ligt opgeslo
tenten: nu Is het echter een grooter waar
digheid voor let* te bestaan in iets anders,
waardoor het In waardigheid overtroffen
wordt, dan op zich zelf te bestaan; der
halve is de menscheiyke natuur waardiger
in dhristus dan in ons en wel juist hier
om. dat sy in ons. als op zich self be-
sche kerk, de grootste ontsteltenis Oncirr
Nestorlus’ bestryders, die ook in de hoofd,
stad van het Oostersche Ryk niet ontbra
ken. bekleedt wel de eerste plaats die het.
llge bewaker van de zuivere katholle w
leer: Cyrlllus. de patriarch van Alexandrlë.
Dese, bezorgd als hy -vas, 'niet alleen v6or
zyn eigen kudde, maar ook voor zijn dwa
lende broeders, verdedigde met mood de
orthodoxe leer, soodra hy kennis had ge.
nomen van de slechte leerstellingen van
den blsschop van Conitantlnopel en zond
aan Nestorlus zelf een brief om te trach
ten hem met broederiykheid tot de voor,
schriften der Katholieke waarheid terug te
brengen.
Maar toen dit llefdevol pogen door de
halsstarrigheid van Nestorlus mislukt was,
wilde Cyrlllus, die het gezag van de Ro
meinsche kerk kende en handhaafde, den
stryd niet verder dóórzetten en in deze zoo
gewichtige kwestie geen beslissend oordeel
uitspreken, vóór hy bet oordeel van den.
Apostolischen Stoei had vernomen. Hy zond
daarom aan den „Heiligen en door God
zeer beminden Wier Celestlnus" een eer.
biedlgen brief, waarin hy in kinderUjken
geest oa. schreef: „De oude gewoonte der
kerken noopt ons, zaken van dergelyk be
lang aan Uwe HelLgheld mee te deelen."
(Mansl l c.IV. 1011). WU willen echter de
gemeenschap met hem (Nestorlus) niet
verbreken, voordat we er U over gesproken
hebben. Gewaardig U derhalve ons Uw ge.
voelen mee te deelen, opdat het ons duide
lyk vaststa, of wy met hem gemeenschap
moeten houden, of hem onbeschroomd
moeten beduiden, dat niemand gemeen,
schap kan hebben met iemand, die zulk een
dwaalleer begunstigt en predikt. Daarom
moet Uw volledig oordeel en uitspraak in
deaen duidelyk en schrlfteiyk uiteengezet
worden aan de godvruchtige en God toege-
wyde bisschoppen val. Macedonië en aan de
harde-s van het geheele Oosten. (Mansi
1. c. IV 101».
De ketterij van Nestorlas
Om de kwestie goed te begrijpen, kan het
zyn nut hebben, hier even de voornaamste
punten van de ketterij vrn Nestorlus aan
te stippen. Deze aanmatigende dwaalleeraar
sprak over twee volledige hypostasen, de
menscheiyke nJ. van Jezus en de Godde-
lyke van het Woord, die zich in één ge.
meenachappeiyk „prosopos”, geiyk hy het
noemde zouden vereenlgd hebben en ont
kende die wonderbare vereenlglng van tw
naturen In één zelfstandigheid, die wy
„Hypostatische Vereenlglng” noemen, en be.
weerde dus, dat het Eenlggeboren' Woord
Gods niet was mensch geworden, maar al
leen door zyn inwoning, door zyn welbe.
hagen en door de kracht van zyn werking
In het menscheiyk vleesch tegenwoordig
was. Daarom moest men Jezus Christus
niet God, maar „Theoforos" of Godsdrager
noemen, byna op dezelfde wyze, als de
profeten en andere heiligen door de God-
deiyke genade hun gegeven, Godsdrager
genoemd kunnen word«m.
Uit deze verkeerde* leerstellingen van
Nestorlus volgde, dat men in Christus twee
personen aannam, een Goddeiyke en een
menscheiyke; en eveneens volgde er nood,
zakeiyk uit, dat de Allerzaligste Maag!
Maria niet waariyk Moeder Gods of „Theo
tokos" was. maar de Moeder van den
mensch Christus of „Cbristotokos” of an.
ders op zyn hoogst „Theodokos” wat be-
teekent: „die God opneemt", (vrgl. Mansl
Concillorum amplisslma collectlo IV, c. 1002:
Schwartz. Acta corxlllorum oecumenlcorum
LS.p.éM).
Deze misdadige leerstellingen, die niet
meer door een privaat persoon in verbo*.
genheid, maar open en vry door den bls
schop van Constartlnopel zelf verkondigd
werden, veroorzaakten, vooral In de Ooster-
alles duidelyk bewyst, dat er in
twee naturen zlln, waaruit én
én goddeiyke handelingen
zoo getuigt het niet minder
dat er één Christus Is, God en
mensch tegeiyk om die eenheid van den god
delyken persoon, waarom Hy „Theanthropos"
(Godmensch) genoemd wordt.
Dat deze altyd door de Kerk onderwezen
leer gestaafd en bevestigd wordt door het
leerstuk der Verlossing van het menschdom.
te duidelyk. Want hoe kon Christus „de
onder vele broeders” (Rom.
29) genoemd, om onze ongerechtlg-
gewond worden (Is. LIII. 5; Matth.
-worden (Is. LIII, 5; Matth.
VIII. 17) en ons van de slavemy der zonde
verlossen, indien Hy niet jutet als wy een
menscheiyke natuur bezat? En evenzoo, hoe
kon Christus de door het menschelljk ge
slacht beleedlgde rechtvaardigheid van den
Hemelschen Vader ten volle verzoenen, zoo
Hy niet krachtens zyn goddelyken persoon
een onbegrensde en oneindige waardigheid
bezat?
Ook mag men dit punt der katholieke
waarheid niet loochenen onder voorwendsel
dat, als men zegt, dat onze Verlosser den
menscheiyken persoon mist, er dan aan zyn
menscheiyke natuur een zekere v.’-
heid lykt te ontbreken, waardoor
mensch, minder zou zyn dan
zooals de H. Thomas van Aqulne
keurig en scherpzinnig opmerkt.
terwyi zyin Christus bestaat in den per
soon van het Woord: zooals het ook tot de
waardigheid van den vorm behoort, dat hy
aan het soort zyn volheid geeft; maar toch
te het zintulgelyke edeler in den mensch
wegens de verbinding met een verhevene'
vervolledigenden vorm dan In hrt rede-
looze dier, waarin het zelf de vervolledigen
de vorm te" (Summa theoL HI, n, 2).
Bovendien loont het de moeite hlefby op
te maken, dat evenals Arius, die utterst
sluwe verstoorder van de katholieke een
heid, de goddeiyke natuur van het Woord
en haar eenheid van zelfrtandlgheid met
den Eeuwigen Vader bestreed, zoo
Nestorlus. langs een geheel anderen
namelyk door de hypostatische ver
In den Verlosser te ontkennen, kwaï
loochening der volle en onvermlndei
held, wel niet vap het Woord, maar-
Christus. Indien immers, zooals Nestorlus
valscheiyk orakelde, de goddelyke natuur
met de menscheiyke alleen door een moree-
len band In Christus vereenlgd was zoo
als, naar wy reeds opmerkten, de profeten
en de andere helden van christeiyke heilig
heid dat eetilgszlns verkregen hebben, naar
de mate van ieders vereenlglng met God
dan zou de Verlosser van het menscheiyk
geslacht weinig of in het geheel nlst ver
schillen van hen, die Hy door zijn genade en
door zyn bloed heeft vrijgekocht. Wanneer
men derhalve de leer der hypostatische
eenlglng verwerpt, waarop de
der Menschwordlng en der Verlossing
het menschdom steunen en berusten,
valt en stort heel de grondslag van
katholieken godsdienst Ineen.
Het verwondert ons dan ook niet, dat,
toen het gevaar van Nestorlus’ kettery kwam
opzetten, heel de Katholieke wereld sidderde
en dat het concilie van Ephese, zich met
kracht te weer stelde tegen den blsschop
van Konstantlnopel, die zich vermat het ge
loof der Vaderen op sluwe wyze te belagen
en volgens het vonnis van den Pkus van
Rome den hulveringwekkenden banvloek
over hem uitsprak.
En één van zin met alle eeuwen der
chrteteiyke tijdrekening eeren ook wy in den
Verlosser van het menscheiyk geslacht filet
„Ellas.... of een der Profeten", in wlen de
godheid door zyn genade woont, maar met
den Prins der Apostelen, die dit geheim
door goddelyke openbaring kende, beiyden
wy: „Gy zyt de Christus, de Zoop van den
levenden God" (Matth. 18. 14).
Dit leerstuk eenmaal boven allen twyfel
verheven zynde. kan gemakkeiyk er uit
worden afgeleid, dat heel de wereld van
menschen en dingen door het geheim der
Menschwordlng met een waardigheid te be.
glftlgd, die men zich niet grooter kan in
denken, een waardigheid, zeker nog grooter
dan die, welke zy door het werk der schep
ping had ontvangen. Door de Menschwor
dlng Immers te er één onder Adams kin.
deren, Christus namelyk. die volkomen de
eeuwige en oneindige godheid bereikt, met
welke Hy op een gehelmvoUe. allernauwste
wyze vereenlgd te. Christus te Immers onze
Broeder, begiftigd met de menscheiyke na
tuur, maar hy te ook: God met ons, Em
manuel, die door zyn genade en zyn ver
diensten ons allen terugvoert tot den
Schepper en ons roept tot het hemelsch ge.
i jammeriyk
wy Hem derhalve een
ge-
Zoo
ons oordeel over u hebben wy met alle docu
menten door myn bexenden zoon, den diaken
Poesidonlus gezonden aan mijn heiligen
medepriester, den blsschop van de voornoem
de stad Alexandrlë, die ons omtrent deze
kwestie volledig Inlichtte en dien wy bestemd
hebben, om onze beslissing in onze plaats
aan u en alle breeders bekend te maken.
Want in een kwestie, die allen aangaat, moe
ten oo.< allen weten, wat er gebeurt. (Mansl
Lc. IV 1034).
De uitvoering nu van deze uitspraak van
Rome's blsschop werd den patriarch van
Alexandrlë met de volgerme ernstige woor
den opgedragen: „Sterk door het gezag van
onzen zetel, onze pjrats bekleedend, zult gU
met kracht onze beslissing ten uitvoer
brengen. Hy zal ofwel binnen tien dagen,
te rekenen vanaf den dag dezer waarschu
wing, zyn slechte leer schrifteiyk verpor,
deelen en verklarea aangaande de geboorte
van Christus onzen God het geloof te hou
den, dat zoowel door de Kerk van Rome
ate door die van Uwe Zaligheld, alsook door
het algemeen gevoelen der geloovigm be
leden wordt, of wel. als hy dat niet doet,
dan moge Uwe Zaligheid in het bestuur van
de Kerk van Constantlnopel voorzien, ter-
wyi hy volkomen ui) onze gemeenschap moet
verwyderd worden. (Mlgne, P. L, 50, 463;
vrgl. Mansi, lx. IV 1018 sq
Enkele oude en nieuwere schrijvers heb
ben, als om het duldeiyke gezag vaA de
door ons aangehaa’de documenten te ont
duiken, over heel deze kwestie vaak niet
zonder een hoogmoedige lichtvaardigheid ge
oordeeld. Zelfs toegegeven zeggen rij
ondoordacht dat de blsschop van Rome
een beslissend cn absoluut oordeel had uit
gesproken, hetwelk de blsschop van Ale^
drië uit nayver op Nestorlus had uitge
en dan ook gaarne onderschreef, toch t
het een feit, dat het later te Ephese bye
geroepen concilie, wederom van voren a^„
de kwestie, flle door den Heiligen Stoel al
onderzocht en beoordeeld was, ondenöcht
en met zyn oppergezag vaststelde, wat d°°t
allen In deze kwestie gehouden moest ♦or
den. En hieruit meenen zy dus te kunnen
besluiten, dat het oecumenisch concilie veel
grooter» en sterkere rechten heeft dan het
gezag van den btertl-op van Rome.
Wie echter met oe oprechtheid van den
geschledvorscher, vrij van vooroordeelen,
nauwkeurig de feiten en geschreven docu
menten beziet, moet erkennen, dat die op-
werplng op vatechen grond steunt en slechts
een schyn van waarheid heeft.
Want ten eerste valt op te merken,' dat
toen keizer Theodosius mede namens zyn
ambtgenoot Valentlnranus het oecumenisch
concilie byeenriep. de uitspraak van
tlnus Constantlnopel nog niet had/Mmlkt
en w dus nog niet bekend was^Bbvendlen
toen Celestlnus vernam, dat doórden keizer
te Ephese een concilie byeëngeroepen waa,
toonde hy er zich in bet geheel niet te#en,
maar schreef zelfs aan Theodosius (Mansl
lx. IV 1291) en aan den blsschop van Alex
andra (Mansl lc. IV 1292). dat hy hun
plan prees en dat hy den patriarch Cyrll
lus. de bisschoppen Arcadlus en Projectus
en den priester Phlllppus aanwees, om als
zyn gezanten het concilie voor te zitten.
En door deze hanaelwyze liet de Paus van
Rome dus de kwestie njet als nog onbe
slist aan het oordeel van het concilie over,
maar „terwyi gelden biyft", gelyk hy zich
uitdrukte, „wat door ons vroeger is bepaald*,
(Mansl lx 1287). liet hy aan de Vaders
van het concilie de uitvoering van zyn 'ba.
slisslng over, opdat zy na gezameniyk be
raad en gebed zquden pogen den dwalenden
blsschop van Cfn.’tantinopel soo mogelijk
tot de eenheid vjkn het geloof terug te vo«.
ren.
Inderdaad vroeg Cyrlllus den paus, hoe hy
zich In deze kwestie te gedragen had. of na
melyk „de heilige synode hem (Nestoduz)
zou moeten ontvangen In geval hy fijn
leer veroordeelde, óf dat reeds de gevallen
uitspraak al van kracht waa, daar de tijd
van bedenking alreeds was verstreken.” En
Celestlnus antwoordde hem: „De taak van
Uwe Zaligheld, tezamen met het eerbied,
waardig concilie der b'oeders is, de onrust
die In de kerk ontstaan is, te onderdrukken
en ons te doen weten, dat met Gods hulp
de kwestie met de verelscbte bestraffing is
geëindigd, wy zeggen niet, dat wy by deze
byeenkomst afwezig zUn; wy kunnen Im
mers niet ver zyn tan hen, met wie een.
zelfde geloof ons, waar we ook mogen zyn,
vereenlgt.... Aanwezig zyn wy, omdat wy
denken aan hetgeen men daar tot het heil
van allen bespreekt; wy zullen in den geest
meeleven, wat we Uchameiyk niet kunnen
bywonen. Ik ben bezorgd voor den vrede
onder de Katholieken, maar ook voor het
hell van hem die It onder gaat, als hy
zyn ziekte slechts wil beiyden En 'dit zeg
gen wy, opdat het niet den schyn hebbe.
dat wy tegenover nem tekort komen, als hij
zich misschien zou willen bekeeren. Hy mo.
ge weten, dat wy den bloedlgen strijd niet
zoeken en dat oox hem het geneesmiddel
aangeboden wordt. (Mansl lx. IV 1292).
tollachen Stoel goed te keuren on te be
krachtigen: „Wy verzoeken, dat gy ons dat
gene Iaat bekend maken, wat vóór onze
komst in dese heilige synode is behandeld,
opdat wy volgens het verlangen van onzen
Heiligen Vader en van deze heilige kerk
vergadering de uitspraak bekrachtigen..” b).
En da priester Phlllppus gaf voor heel
het concilie’ de luister volle uitspraak over
het primaat der Kerk van Rome, welke door
de dogmatische Constitutie van het Vatl-
caansch Concilie U*astor Aetemus" c) wordt
aangehaald, namely k: .Niemand twyfelt
eraan, of liever gezegd alle eeuwen weten,
dat de heilige en allerzaligste Petrus, prins
en hoofd der Apostelen, suil des geloofa en
grondslag der Katholieke Kerk, van onzen
Heer Jezus Christus, den Redder en Ver
losser van het menseheiyk geslacht .de
sleutels van Diens Ryk ontvangen heeft en
dat aan hem de macht gegeven la de zonden
te ontbinden of te houden; en tot op dezen
tyd toe leeft hy steeds voort in zyn op
volgers en velt door hen zyn oordeel” d).
Wat nog? Hebben de Vaders van het
oecumenisch concilie zich misschien op
eenlgerlel wijze tegen dat optreden van Ce
lestlnus en zyn afgevaardigden verzet? Vol
strekt niet. Er bestaan Integendeel schrif-
teiyke getuigenissen, die overduldelyk op hun
onderdanigheid en eerbied wyzen. Want
toen In de tweede zitting der heilige synode
de pauselyke afgevaardigden by bet voor
lezen van Celestlnus’ brief de volgende
woorden lazen: „In onze bezorgdheid heb
ben wy de met ons eensgezinde heilige
medebroeders In het priesterschap en aller-
voortreffeiykste mannen, de bisschoppen
Arcadlus en Projectus en onzen priester
Phlllppus, gezonden om by de behandeling
tegenwoordig te zyn en uit t: voeren, het
geen wy vroeger bepaald hebben, en wy
twyfelen niet, of uwe heiligheid zal met hen
instemmen....” e) toen, wel verre er vad,
deze uitspraak van een óppersten rechter te
weigeren, prezen de Vaders van'het Conci
lie die veeleer eenstemmig en begroetten
den Paus van Rome met deze schitterende
toejuichingen. „Dit Is het juiste oordeel!
Heel de vergadering brengt dank aan Ce.
lestlnus, een nieuwen Paulus, aan Cyrlllus.
een nieuwen Paulus, aan Celestlnus. <ten
bewaker van het geloof, aan Celestlnus,
die eensgezind is met deze Synode; één
Celestlnus. één Cyrlllus. één geloof op deze
Synode, één geloof in heel de wereld."
Jesus Christus, waarlijk God en
waarlijk mensch
Maar laat ons nu. Eerwaarde Broeders,
tot een diepere beschouwing overgaan van
die leerstukken, welke het oecumenisch
concilie van Ephese door de veroordeellng
van Nestorlus ultdrukkeiyk geleerd en met
zyn gezag bekrachtigd heeft. Behalve de
veroordeellng van de kettery van Pelaglus
en diens aanhangers tot wie ook Nesto-
rius ongetwyfeld behoorde was het voor
naamste
door de
volstrekt
Schrift
De veroordeellng van Nestorius
Toen men nu zou overgaan tot de veroor
deellng en verwerping van Nestorlus. meen
den de Vaders van het Concilie niet meer
In vrijheid en van voren af aan over deze
zaak te kunnen oordeelen, doch bekenden
zich onomwonden door de uitspraak van
den Paus van Rome gebonden en ..ge
dwongen": „Wyi wy bevinden, dat hy
(Nestortus).... goddelooze dingen Jioudt en
leert, moeten wy. gedwongen door de hei
lige wetten en door den brief van onzen
■allavhniltgzten Vader en medebedienaar
Celestlnus. Biaschop der Romeinsche Kerk,
al is het onder tranen, overgaan tot het
voor hem zoo treurig vonnis. Derhalve:
Onze Heer Jesus Christus, beleedlgd door
de godslasteriyke woorden van Nestorlus,
heeft door deze allerheiligste synode be
paald, dat genoemde Nestortus van zyn bls-
schoppeiyke waardigheid beroofd en van de
gemeenschap en de samenkomst der _prles-
ters uitgesloten zy". g)
Juist hetzelfde beti
blsschop van Ca»
van het concilie
denJJe Apqj
heeft door
blsschop
luk, dat wy door de erfzonde
verloren. Dragen v
dankbaar hart toe. onderhouden wy zyn
boden, volgen wy zyn voorbeeld na.
Immers zullen wy deelachtig worden aan de
Hem. „die zich gewaardlgd
het Rom. Missaal). "'“1
Zoo de ware Kerk van Jezus Christus
evenwel, gelyk wy zeiden, in den loop der
eeuwen steeds deze oorspronkeiyke leer van
de persoons-éénheld en de goddelykheld van
haren Stichter met alle nauwgezetheid on-
vervalscht bewaard heeft, heteelfde is helaas
niet het geval by hen. die jammeriyk rond,
dolen bulten den eenen schaapstal van
Christus. Want zoo dlkwyis zich Iemand
halsstarrig onttrekt aan het onfeilbaar leer
gezag der Kerk, zoo dlkwyis moeten wy ook
betreuren, dat hy langzamerhand de zekere
en ware leer omtrent Jezus Christus ver
liest Inderdaad, als wy aan al de verschil
lende godrd enstlge secten, in bet byzonder
aan die, welke, sedert de 16e en 17e eeuw
ontstaan, nog den naam van christelijk dra
gen en by hun eerste afscheiding vasteiyk
beleden, dat Christus God en Mensch is.
als wy haar zouden vragen, wat zy nu
daaromtrent houden, zouden wy de meest
verschillende en onderling tegenstrijdige
antwoorden bekomen. Weinige onder haar
hebben omtrent de persoon van onzen Ver
losser het ware en volledig geloof bewaard:
maar de andere schijnen in zoover zy nog
eenlgszlns Iets dergelyks houden slechts
een naklank waar te nemen van een zaak,
die self reeds vertlwenen la. Immers, zij
stellen Jesus Christus voor als een mensch.
die, met goddelyke gaven bedeeld, op ge
heimzinnige wyze boven anderen met de
godheid vereenlgd is en aldus God ten zeer,
ste naby komt; maar verre biyven zy van
de zuivere en ware belUdenis van het Ka
tholieke geloof. Andere eindelyk nemen in
Christus niets goddeiyks meer aan, maar
houden Hem voor een gewoon mensch, wel
iswaar begiftigd met uitstekende gaven naar
ziel en lichaam, maar ook onderhavig aan
dwalingen en menscheiyke zwakheid. Dui
delyk biykt hieruit, dat deze allen evenals
Nestorlus met vermetelen overmoed „Chris,
tus verdeelen" willen en dat zU derhalve
volgens het getuigenis van den Apostel Jo
annes, niet uit God zyn (vgl. I Joon. IV. 3).
Zuiverheid en eenheid van de Kerk van
Rome.
Daarom richten wy tot allen, die er groot
op gaan Christus' volgelingen te zyn en
die op Hem de verwachting en het heil
zoo van enkelingen als van de menscho-
lUke samenleving stellen, vanaf de verhe
venheid van dezen Apostolischen Stoel met
vaderiyk hart de vermaning zich steeds
hechter en nauwer aan de Kerk van Rome
aan te sluiten, welke alleen het zuiver en
volledig geloof in Christus bewaart. Hem
waarachtige goddelyke vereering bewyst en
hem niet een bestendigen gloed van bran,
dende liefde bemint. Mogen zy zich herin
neren. zy vooral, die aan het hoofd staan
der van ons afgescheiden kudde, dat het
geloof,
plechtig
punt, dat eensgezind en plechtig
Vaders werd bevestigd, dit: dat
goddeloos en met de Heilige
in strijd is hetgeen de aartsketter
Nestortus leerde en dat derhalve volkomen
zeker Is. hetgeen hy loochende, namelyk.
dat er In Christus één Persoon Is en w,el de
goddelyke Persoon. Daar Immers Nestorlus,
zooals wy zelden, hardnekkig beweerde, dat
het Goddeiyk Woord met de menscheiyke
natuur in Christus niet zelfstandig en hy
postatisch. maar slechts door een acclden-
teelen en moreelen band vereenlgd is, heb
ben de Vaders door de veroordeellng van
den blsschop van Konstantlnopel duidelyk
de ware leer over de Menschwordlng ver
kondigd. die door allen gehouden moet wor
den. Reeds Cyrlllus verdedigde die herhaal-
deiyk in prachtige overeenstemming met de
Kerk van Rome in de brieven en kapitte
len. die hy te voren aan Nestortus had ge
zonden en die In de acten van het ConelÜe
zyn opgenomen, met deze woorden: .Geen
enkele reden veroorlooft ons onzen éénen
Heer Jesus Christus In twee zonen te ver
deelen.... De Schrift immers zegt niet, dat
het Woord de menscheiyke persoon met
zich vereenlgd heeft, maar dat het Is
vleesch geworden. Wanneer men echter
zegt, dat het Woord is vleesch geworden
dan beteekent dat niet anders, dan dat het
Woord zich evenals wy met vleesch en
bloed vereenlgd heeft. Het heeft dus ons
lichaam aangenomen en kwam als mensch
uit een vrouw voort, zonder Intusschen zijn
godheid of zyn geboorte uit den Vader op
te geven, want ook by het aannemen van
het Vleesch bleef het Woord, wat Het was
(Mansl, t. a. p. IV. 801).
De hypostatische vereenlging
De Heilige Schrift en de Goddelyke Over
levering leeren ons Immers, dat het Woord
van God den Vader zich niet vereenlgd
heeft met den een of anderen mensch, die
reeds een zelfstandig bestaan had, tnaar
dat één en dezelfde Christus Is het Woord
Gods, van eeuwigheid bestaande In den
schoot des Vaders, en de mensch. die ge
worden is in den tijd. Want dat de godheid
en de menrchheid in Christus Jesus, den
Verlosser van het menscheiyk geslacht,
door die wonderbare vereenlglng verbonden
zyn, welke terecht hypostatisch genoemd
wordt, biykt aonneklaar hieruit, dat in de
Heilige Schrift dezelfde ééne Christus niet
alleen God en mensch genoemd wordt,
maar ook duidelyk beschreven wordt te
handelen èn als God én als mensch, en ten
sjotte als mensch te sterven, als God van
de dooden op te staan. HJ Immers, die In
den schoot der Maagd door de werking van
den Heiligen Geest ontvangen wordt, die
geboren wordt. In de kribbe ligt, zich den
zoon des menschen noemt, die lydt en aan
het kruis genageld sterft. Hy is volkomen
dezelfde, die door den Eeuwigen Vader op
wonderbare en plechtige wyze „Myn welbe
minde Zoon” (Matth. III. 17; XVII, 5; II
Petr. 17) genoemd wordt, die zoowel met
goddelyke macht vergiffenis schenkt voor
bedreven zonden (Matth. IX, 26; Luc.
2024; VII, 48 en elders), als door eigen
kracht de zieken tot' gezondheid (Matth.
vni, 3; Marc L 41; Luc. V, 13; Joan. IX
en elders) en de dooden ten leven wekt
(Joan. XI 43; Luc. VII, 14 en elders). Zco-
als dit
Christus
menscheiyke
voortvloeien,
duidelyk.