ÏAi
T
DE FILMHELD
DE G
/JW'
I!
CHHEDEMS
balkje, t-dikke ezeltje
r
ri
h
V:
l' 'i
F
8
2-
5
o
T
8
IW
h 4
li i
e
r
h
ii
S
m
I
4
L
75
c4
1
L
I l
I i
DOOR ANNIE SLUYTERS
SUNI
WNL
u.
I
i
I
I V
i’S’i
1
H
T
i
n
13M
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMM1NG VERBODEN
1
1
1
e
<4
I
7»
t
I
l
r
4
i
i
V
I 1
f
<*l 1
4
A
s
at
f-t
y
is
'i'
Ll!2
I
lOIOIOIOIOIOIOISIOIOIOIOIOIOIOROIOIOIOIOIOIOIOIOIOOIOIOIOIOIQIQIOIOIOIOIOIOIOIOaOlOl
BC.
c
t=3 fl
f.
i
1 1
■i
i
f
A
T
J '//II'
34.
Jan kreeg heelemaal den lijd niet,
Te zeggen wat er was geschied.
Maar waarom hij nu wel mee moest.
Dat begreep ons Jantje niet.
75
M
42
B
IS
W
44
MS
M
153
f17
11
ei
W
3.
Maar toen de pa van kleine Jantje
Op een dag hem bU zich riep,
Zrt MJ: .JV moet naar de klanten,
Want Ik heb een beetje griep.”
Jantje sprong, toen hij dat hoorde,
lachend driemaal in het rand.
Vjog nam htj «tjn dikke jasje
En sQn bruine muts van bont.
L
Jen. t loontje van den bakker.
Bad een grooten krullenkop,
Booda wangen, dikke boenen
■n twee oogen ale een pop.
JOm“, sprak vader. Ja *t boekje
Waarin al de klanten staan.
Nummer Mn woont om 1 hoekje,
De laatste in de Koekoeklaan.”
B.
JKjaf", zoo riep hij tot sjjn vader.
Jk ben heelemaal al klaar.
Zag nu maar waar Ik naar toe moet
En aan komt het voor elkaar.**
„Verder bang Ik om je nekje
Deae groove rieten mand.
Die Ik mot het fijnste voeder
▼oor je vulde tot den rand.”
13.
Balkje, die niet veel geduld had.
▼end dat allemaal wel goed
En cm dat te laten merken.
Stampte hij sens met z’n voet.
14.
JSbT, zei Jan. ..blijf even staan nog.
Want die gist moet ook nog mee.”
En hij gooide al de pakken
In dan wagen, twee aan twee.
Nu eerst vernamen Mangelsmot en meneer Hendriks
dat ze zich in het paleis van dsn Sultan van Zanzibar
bevonden en dat deae vorst zijn soldaten bevel had ge
geven. alle vreemdelingen, die bet eiland betraden, bfl
hem te brengen. De Sultan zat juist te dobbelen.
32.
Ach. nu had hij t begrepen.
Balkje'» bulk sat vol mot gist.
En die bulk was uit gaan zetten;
Niemand die er raad mee wist.
40.
Vlug liep Jantje naar den doktor
En die kwam dan ook terstond.
Kreunend lag de dikke sari
MM z’n buikje op den grand.
mi
INI
I4M
Ml
S
342
«74
7»
OM
1279
3N
124
en
OM
2N
Ml
113
»4
1287
1441
473
1144
«22
X
*1 KMns dikke Sakkersventje
Werd bemind door iedereen.
AJtiJd gaf bfj gemberkoekjes
Aan Marletje, Wlm of Leen.
I.
Balkje, die al jaren oud was.
Splitste dadelijk zijn oor,
„Toe”, zei Jan, „maak nou geen grappen.
Daar b 1 nu de tijd niet voor."
10.
jOm je korte dunne pootjes
Doe ik deze lappen gauw.
Wat je, zooals je zult snappen.
Zal beschermen tegen kou."
„Bulten vriest *t zeven graden,
Maar jij moet er toch op uit,
Daarom leg ik deae deken
Op jouw donkergrijze huid.”
13.
„Als ik dm soms kom bjj menschen.
Die me even laten staan,
Doe dan maar te goed je buikje
Ba *t aal daarna wel beter gaan.”
Bijna was de heele zending
In den wagen nu gedaan.
Toen t dier al uit zich zelve
Aan het loopen was gegaan.
10.
O. wat kon dat diertje rennen.
'tLlep als had t Iets gedaan
Waar ze hem voor achtervolgden.
Nergens bleef hij even staan.
24.
„Is dat ezeltje van jouw. Jong?”
Vroeg er een uit het publiek,
„1 Lijkt waarachtig wel een clown
Dien je meeneemt, *k lach me ziek.”
33.
Balkje kon maar niet begrijpen
Waarom al die menschen lachten daar
lachten dat ze ar van proestten.
Dat vond hjj toch wel wat raar.
30.
En terwijl hij even nakeek
Of de wagen niet zou kraken.
Deed de ezel zich te goed
Aan een pak, dat scheen te smaken.
31.
En terwijl hij stond te peinzen.
Zag hij eensklaps op den grond.
Dat de ezel had gegeten.
Uit een zak, waar QiA-op stond.
33.
En tot overmaat van ramp nog.
Kwam er een verkeers-agent.
„Hier op straat wordt niet gebedeld.”
Zei htj. Jram eens mee, m*n vent.”
38.
„Zeg eens jongen, wat voor beestje
Heb je in de stad gebracht
Is dat soms een drommedaris?
Zeker dan een oud geslacht I”
Dikke tranen van het lachen
Rolden over Jan’s gezicht.
„Inspecteur, het is een ezel.
Maar hij heeft wat aangerichti"
41.
„Als ik je een raad mag geven.
Ga dan dadelijk naar huls.
Breng je ezel naar zijn stal.
Anders ploft hjj nog tot gruis.”
40.
Jan vertelde zonder dralen
Van de smulpartij van t dier.
Iedereen stond hard te lachen.
Zelfs d’agent had groot plezier.
Maar toen bM dier even later kwaadaardige neigingen
vertoonde, meende de Sultan van Zanzibar bM oogen*
blik gekomen cm in te grijpen en mM kracht wierp htj
ztjn dobbelbeker tegen den kop van het beest, dat mM
luid gebrul achteruit sprong.
43.
En opnieuw ging beel de optocht
Achter Jan zijn esel aan.
Toen de pa van Jan *t beest zag.
Was hij vreeselljk ontdaan.
44.
„Laat direct den dokter komen.
Want dit is ons eigen beest”.
Zei *t ventje tegen vader.
.Maar hij is wat stout geweest”.
40.
„Toen hU op me stond te wachten
At hQ gist, 1c denk wel vier pond,
Zlenderoogen werd-ie groeier.
Zóó, dat leer versteld van stond.
60.
Jantje ging den tweeden dag toen,
Nogmaals mM den ezel uit.
„Zorg dat Balkje van de gist bigf»
gebreeuwde vader tot den guit.
D
o
o
bUw -■
I I
i
144
M
678
744
tn
113»
12N
l»l
I6B
1923
1145
>497
1905
1141
MN
1707
n<7
1242
Mn
DM
MN
1744
mi
H78
>625
mi
M
w
T»4
«Ml
DM
I6N
M47
en
37.
Spoedig was de brave man nu
Met den inspecteur terug.
Deae moest om Balkje lachen.
Maar toch zei hij stijf en stug:
'711
«45
’370
’W
M22
»lll
«41
MM
INI
1963
'544
HS2
«N
441
177
m
302
223
OM
•47
447
OM
Ml
’s Morgens vroeg werd Jantje wakker,
„*k MoM naar Balk”, art hij, „ïrtaop”.
En warempel, daar stond d'eael
Met een dunnen bulk en kop.
33.
Spoedig echter was *t lachen
Om bM ezeltje gedaan.
Want daar kwam s*n kleine baasje
Kwaad en beel hard hijgend aan.
37.
„Kom, je hebt genoeg gegeten”.
Bromde Jantje tot het beest.
En de ezel die toen ophield,
Leek waarachtig wel een geest.
38.
Want zijn kleine ronde buikje
Zwol nu eensklaps heel boog op.
En z’n aardig ezelssnuitje.
Leek een olifantenkop.
18.
Maar de kleine wilde eael
Liep maar door en hield zich dom.
Om zijn baasje goed te plagen.
Keek hij soms eens lachend cm.
31.
*n Tweetal dikke slagersknechten
Hielpen Balkje op de been.
Maar zoodra de eael recht stond
Kwam de pret voor iedereen.
47.
„Ja. ik aal hem rten te redden.
Maar ik sta er niet voor in”,
Zrt de dokter, „haal dit drankje.
Geef hem heel vert in t begin.”
1».
Toen gebeurde er iets vreeaeljjks.
t Ezeltje lag op den grond.
In z’n vlucht was *t gestruikeld.
Over 'n grooten herdershond.
Meneer Hendriks wilde den Sultan juist toesprrten,
toen bij doodelijk verschrikt achteruitstoof voor een
grooten, grtfnzenden panter, die op hem toesprong. De
panter scheen aanvankelijk alleen de bedoeling te hebben
om te laten zien, dat s*n gebit zeer solide was.
43.
jantje”, zei de vader, Jongen.
Zeg me waar ons Balkje 1st
Waarom ben je hem gaan rullen
Tegen dezen wallevlscht”
OIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOI
E
-■;?i
35.
Toen de stoet, die steeds maar groeide.
Door een heel klein steegje moest.
Kon de ezel die te dik was,
Er niet door: d’agent was woest.
3».
„Kijk eens wat dat beestje gek doet,”
Zélden allen tot elkaar.
„Wis en zeker dat t ziek la.
Anders deed *t niet aoo raar.”
36.
.Jij kunt lachen als je wilt, hoor”.
Zei de man. .Jk krijg je wel.
Blijf hier vrachten tot ik terug ben.
Ik haal den Inspecteur dan snel."
Fr
30.
Nooit was Balkje zóó gesebrokkan.
Keek bedremmeld in het rond.
Alle menschen bleven stilstaan,
Btj den ezel op den grond.
7.
Jantje ging nu op een drafje
Naar den kleinen eselstal.
.Balkje art b» tot t diertje,
„Hoor wat er gebeuren zat”
17.
Jan ging met z’n korte beentjes
Vlug den ezel achterop.
,Bta toch stil", schreeuwde t ventje.
„Of Je krijgt straks op je kop”.
o est
Nadat hjj zich eerst verzette.
Nam de ezel t drankje in.
*Ba>k was nog dienselfden nacht waai
Opgeknapt en goed van zin.
35.
„t Kan me heelemaal niet schelen
Of je om mijn Balkje lacht”.
Zei de jongen tot de menschen,
„Want hjj trekt een reuzenvracht."
In gezelschep van den maneer van bM rrtsbureau
kwamen Mangelemot en meneer Hendriks voor een prach
tig gebouw terecht, dat. naar bet ulterlljk te oordeelen.
bM eigendom was ven een even rijk als machtig man.
Een bediende trad hun tegemoet en noodigde hen uit
binnen te komen.
30.
keek de dikke eeel
Naar den kleinen Janneman.
Zou «ne niets verwonderen,” dacht
^Us 1 beest niet loopen kan.”
^jQ^^gOlOICUQIOIOIQKOIOICüOIOlOIOIOIOIOIOIOIOIOiaiOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOiq
5
5
5
B
0
o
o
o
o
o
8
8
8
8
8
8
j