s
o
s
7
I
I
HOE DE EEKHOORN GESTRAFT
WERD
VAN TOETI EN
HAAR POPPEN
DE KERSTROOS
KNUTSELWERKJES
1 <!t
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
i I
~YiS3
DOOR RIE HUISMAN
De B.L.N.S.
0
3
0
0
0
■mhhhhhhhi
Twaalf-
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
andere
O
Z'3 I
I ft.
BOOTJE.
I
zei niet veel.
'7
rtj t
v.a
zijkanten I
»v-» Irecr
o
Mnw j
a^.coni«.e.X
i
i
I
tere door, die steeds ongeruster werden,
nu Flapoor zoo lang wegbleef.
„Wij zullen de dieven opsporen!" gaf
eindelijk koning Wltbaard tot antwoord.
Flapoor boog diep, zoodat het puntje
van zijn baard den grond raakte.
Ook de koning stond op en trad door
de geopende deur naar bulten.
De puntmutsjes gingen af en t was tn-
Ook de koning stond op en
trad door de geopende deur
naar buiten
er ook rare dingen. Niet alleen de dobbelbeker was los
gegaan, maar ook de staart van het ongelukkige dier brak
af, en zoo duikelde Mangelemot achterover, met z‘n bol
tégen een prachtige vaas, die de Sultan vroeger van den
Kelzer van China ten geschenke had gekregen. Van de
verrassing maakte Mangelmot Intusschen gebruik om de
staart te filmen.
kerst
roos
K...I
bh*
4. De neger strekte sQn handen uit om meneer Hendriks
te smoren, maar omdat meneer Hendriks een verachnk-
kelljken dikken hals had. gaf het niks. Meneer Hendriks,
die natuurlijk allang begrepen had waar het om ging,
pakte s*n filmtoestel aan den riem, rukte rich los en ging
in geselschap van Mangelemot Ijlings op de vlucht.
rrjs\^.
I
1
1
1
1
1
1
I
1
l
1
1
1
1
1
1
1
1
1
omwindselblad genoemd wordt. In de
bloem zitten weer honlngbakjes net als
bij ae kerstroos.
En nu wou Ik vragen of Jullie mee naar
binnen gaat om mijn primula's te bekij
ken." „Zijn dat niet die bloemen, waar
stengeltjes boven den grond schenen te
groeien. „O, dat rijn wlnteraconletjes”
verklaarde Jan. „Het zijn alleraardigste
plamjes met gele bloemen (Fig. Ik
zal jullie waarschuwen als ze bloeien, dan
moeten jullie nog eens komen kijken.
Onder elke bloem zit een groen blad, dat
3. Dit alles was natuurlijk koren op den molen ran me
neer Hendriks, die glimlachend van trots stond te filmen
dat het een lust was. Maar hij sou niet zoo zelfvoldaan
staan glimlachen, als hij gezien bad ho» Inmiddels een
neger naar hem toe was geslopen en een der andere
bedienden naar de poort was gegaan om hulp te roepen.
men waren geheel geopend, enkele wa
ren al ultgebloeld, de donkere bladeren
staken er prachtig tegen af.
„Heeft die plant nog andere namen?"
vroeg Mlentje nieuwsgierig. „Ja zeker,
o.a. nieskruid en helleborus. De laatste
naam Is de wetenschappelijke".
„Maakten de menschen daar dan snuif
van?Dat wist Jan niet. Maar Henk wist
Toetie was een snoezig negermeisje,
-met een hoofdje vol fijne zwarte krul
letjes, mooie witte tandjes en vuurroode
lipjes. Je begrijpt dus wel, dat Toette
er aardig uitzag. Ze droeg meestal een
wit jurkje met zwarte nopjes, omdat dit
zoo goed bjj haar huidje paste. Verder
droeg ze nog gouden enkelringetjes en
armbandjes.
Ze had net als blanke kleine meisjes
speelgoed. Een bromtol, een gekleurden
gummibal, en verschillende poppen. Die
poppen waren net als Toetie zelf, don
ker bruin, je kent ze wel van
speelgoedwinkels.
eekhoorn, tusschen de bladeren Verdwfl- '4 Zijd staart, die hij anders sierlijk gabo
nen. Hjj raapte den dop op, want er
kwam een vermoeden in hem op. Nu
bleef hU stokstijf staan en wees naar den
dop. De andere twee, nieuwsgierig door
gen over zijn rug droeg, sleepte nu achter
hem aan.
Gemompel ging door de rijen der aan
wezigen. De wachters geboden oogenbllk-
gelljk stilte, t Werd stil,
dadelijk, want ze wisten,
dat ze anders oogen bl Ik -
kelljk den kring moesten
verlaten.
Pluim werd verhoord.
Hij bekende, dat hU de
kullen leeggeplunderd had.
flinke spraken
moed in.
„Veel honlngzoekers zullen er anders
wel niet op af komen" merkte Bram op,
die, aan de groote massa insekten In Indlö
gewsn.l, zelfs In den zomer van een
handjevol dieren sprak. „Neen" was het
antwoord van Henk. „Maar de kerstroos
bloeit nog door tot Februari en dan zijn
er al veel meer honlngzoekende Insekten."
Ze waren ondertusschen doorgeloopen
en kwamen achtereenvolgens langs
sneeuwklokjes en crocusJes; die al boven
1. De Sultan van Zanzibar en Mangelemot trokken aan
den dobbelbeker en aan den staart van den panter dat
het een lust was om te zien. Ze werden er allebei paars
van. Maar opeens gebeurden er verschrikkelijke dingen:
de dobbelbeker liet tos en de Sultan kwam met een reu
zenvaart op den grond terecht en Mangelmot hield
alleen dé Maart in handen -
bet warme land waar Toetie
daarom kregen de poppen ook
den grond waren. „Wat moet er hier op
komen?" vroeg Tilly, toen ae langs een
stuk grond kwammen, waar kromme
3 odt.nkrM.4
Lm
- -===M
Je ziek van wordt?" vroeg Kees. „Ja, dat
is te zeggen, we hebben hier de Chl-
neeacne sleutelbloem en de kegelsleutel-
bloera, die allebei In hun kllerharen een
stof afscheiden, die bij sommige men
schen netelroos veroorzaakt. (Fig. 4). We
hebben eens een tuinjongen gehad, die
er niet tegen kon. maar gelukkig hebben
wl) er self niet den minsten last van.
Ook kweeken we hier nog een heel aar
dige plant, die In de prairiën van Nocrd-
Amerika thuis hoort. (Fig- S>. Dat plantje
draagt den moolen naam van twaalf-
godenkruld".
Juist een hazelnoot van hen was? Wel,
Flapoor had op den dop het teekentje
gezien dat de kabouters op elke noot
zetten, die ze In den kuil leggen. Er was
geen twijfel mogelijk, want dit teeken
kende niemand.
De koning was zeer verheugd met dit
nieuws en zond oogenbllkkelljk een bode
naar Pluim om hem te zeggen, dat deze
bij zonsondergang voor den koning moest
verschijnen.
Pluim had er’weinig zin in. maar hij
begreep.wel. als hij weg zou blijven, dnt
dan alle dieren uit het bosch tegen hem
zouden samenspannen en de straf daar
door niet minder zou worden.
Met loome schreden naderde hij op den
vastgestelden tijd de plek, waar de koning
troonde en de andere kabouters In een
kring vergaderd waren.
Ook waren er veel andere dieren, die
vernomen hadden, welke groote ramp de
kabouterkolonie getroffen had.
Pluim liep tusschen twee kabouters In.
te vertellen, dat snuif gemaakt werd van
heel fjjn tabaksstof. „Dat moet toch een
vieze gewoonte geweest zijn" merkte Ada
op. „Nou of het”, antwoordde Henk. „En
de dames snoven al even hard als de
heeren In de museums kun Je soms
prachtig bewerkte snulfdoozen zien."
„Is cr nog meer In den tuin te zien?"
vroeg Kees, die nooit lang bij een onder
werp kon blijven stilstaan. „Jawel, maar
bekijk nu eerst de bloem van de kerst
roos eens goed." „1 Lijkt wel of er geen
kelk aan zit" meende Mlentje, die bij de
bloem was neergehurkt. .juist, maar
eigenlijk is er wel een kelk, maar geen
kroon. De gekleurde bladeren zUn kelk
bladen en daartusschen zitten de kroon-
blaadjes als honlngbakjes (Fig. 3>."
Al pratend was de tijd weer veel te
gauw voorbij en moesten ae hun huls
weer opzoeken. Voor het uiteengaan be
loofde Kees den volgenden keer wat te
vertellen, tenzij., t weer was om schaat
sen te rijden. Misschien zou Henk dan
nog van de partij kunnen zijn.
„Nu moeten jullie toch eens allemaal
In den tuin- komen kijken naar mijn
kerstroos." Met die woorden werden de
dubgcnooten ontvangen, toen zij ditmaal
b(j Jan bjjeen waren, 't Was de laatste
Woensdag van de vacantie. Henk bleef
nog een paar dagen, maar de anderen
moesten weer aan het werk. Op zjjn ver
zoek volgden zU allen Jan, die hen tus
schen de kassen voorging naar een
perkje, waar eenprachtige kerstroos in
bloei stond. (Fig. 1). Verscheidene bloe-
vandoor.”
Flapoor stopte den dop in zijn zak en
vlug liepen ze terug naar koning Wlt
baard. Hoe ze zoo gauw wisten dat dit
b
lOgOlQiOIOIOIOIOIOIQIOIOICIOIOIOIOIOIOIOIOlOICSOIOIOIOIOIOIÖlOIOlOiaiOaOlOIOIOIOICOIOIOIOIOIOIOIOIQIOlOIOlOIOIOIOI
I
broer gestuurd en In het pak zat voor
ieder een echt Hollandsch presentje.
Voor Toetie's vader een Goudsche pijp,
voor haar moeder een blik Zaansriia
koekjes, waar ae natuurlijk allemaal van
mee mochten snoepen, en voor haarzelf
een Volendamach boerinnetje. r^t
boerinnetje was nu de oorzaak van het
poppenverdriet.
Toetie was dolblij met de blanke pop,
en van dien dag verwaarloosde ae haar
andere kinderen. De bruine poppen kre
gen een verschrikkelljken hekel aan het
boerinnetje* en noemden haar «va
lige witte”. Het duurde maar een week
en toen was het met de liefde voor t
boerinnetje uit, wan'. Toetie werd heel
erg jaloersch. Dit klinkt wel een beetje
raar, maar het was zoo. Toetie kon niet
uitstaan, dat Trientje een blank ge
zichtje had en zij een bruin. lederen dag
legde ae nu het arme Trientje in de
zon, om haar maar flink bruin te laten
branden. Zoo was het met de gezellig
heid In het poppengezin uit De bruin
tjes werden vergeten, de blanke ge
plaagd, en de moeder van het stel liep
maar met domme plannen in haar
hoofdje rond om ook wit te worden.
*s Middags kon ae uren met haar rugje
tegen een palmboom aan zitten, terwijl
ze mokte over akelige dingen, die er niet
eens waren.
Toen op een dag, dacht Toetie dat aa
het gevonden had en met haar leuk
t.uln snoetje vol met meel bestoven,
wandelde ze trotsch de deur uit. Dat
stond natuurlijk erg gek, en iedereen
lachte haar dan ook hartelijk uit. Ze
holde nu hard naar huls, om haar ge
zichtje goed schoon te wasschen en nam
zich ernstig voor, om nooit weer een
blank meisje te willen zijn.
Na die meelgeschledenls werd Toetie
weer bet zorgzame moedertje van vroe
ger. De blanke pop werd nooit meer in
de son gelegd, de bruine kindertjes wer
den weer goed verzorgd en zijzelf vond
het nu ook onsin om blank te willen
styn.
Zoo was de vrede In het gezin hersteld
en werd ook Trientje door haar bruine
zusjes en broertjes vriendelijk behandeld.
R. K.
OlOiOSOIOIOIOSOIOIOIO^ioQ^ioK^jojoiOIOIOIOIOIOtOIOlOIOIOICOIOIOIOIOIOIOIOIOIOilOIOIOlOSOIOIOIOIOIOIOiOtOtCDIOIC
o
Koning Wltbaard was erg verontwaar
digd en verweet hem zijn luiheid. In de
zen tijd van t Jaar was er nog voedsel
genoeg te vinden. Hij had net als zijn
andere familieleden zelf voorraadskulltjes
moeten graven en ze vullen, opdat hij In
den komenden winter niet van honger
zou sterven. Maar zijn straf zou hij niet
ontgaan. Koning Wltbaard gebood hem
de kullen van de kabouters te vullen.
Daarna sprak hij enkele woorden over
hem uit, terwijl hij driemaal met zijn
stafje Pluim zijn hoofd aanraakte. Toen
kon Pluim gaan.
Hij was er reusachtig goed afgekomen,
vond hij, maar de kabouters wisten wel
beter, zij wisten was er gebeurd was.
Pluim begon kuiltjes te graven, ook
voor zichzelf en laadde ze vol voor den
winter.
Maar toen het boech kaal was en Pluim
naar zijn kuilen zocht, was hij glad ver
geten, waar hij ze gegraven had. Dat was
de straf geweest en ook nu gebeurt- het
nog dikwijls, dat een eekhoorntje In den
winter van honger omkomt, omdat hij de
voorraadskulltjes. die hij in 1 najaar
maakte, niet meer terug kan vinden.
eens doodstil. Alle kabouteroogjes waren
op den koning gericht. Hij ging spreken.
„Luistert”, en kort en krachtig klonk
het: „Onze voorraadskullen zijn geplun
derd!"
*t Was of t nog stiller werd tusschen
de kabouters, maar toen Ineens braken
de arme kereltjes in erbarmelljk schreien
los. Wat moesten ze nu beginnen. Enkele
den anderen kabouters
„Laat ons naar den koning
Heel het kabouterdorp was in op
schudding. De kleine kereltjes repten
zich naar den groeten elk, waar de ko
ning der kabouters woonde. Voorop ging
Flapoor, wiens ooren nog ver boven het
randje van zijn kaboutermuts uitstaken.
Flapoor had een ontzettende tijding te
melden. Hij zwaaide met zijn armpjes' en
riep niets dan: „O! Och! O!” en hoe de
kabouters ook vroegen en aan-
dróngen om toch maar meer te weten
te komen, Flapoor knikte „neen!”
Ze volgden hem tot
vlak voor de deur van
het koningspaleis De
wachters lieten Flap
oor door, toen hU zei
een tijding te nebben
voor den koning. Vol
spanning bleven de
andere kabouters bul
ten wachten.
Flapoor naderde tot
voor den troon van
koning Wltbaard,
maakte een diepe bui
ging. aooa'a t hoorde
als je voor den koning
verschijnen mocht,
maar toen kon hij
zich niet meer goed
Inhouden en achter
elkaar kwam het er
Uit: „O. Sire, onze
voorraadsku''en. O. ze
zUn heelemaal leegge
plunderd.”
De koning keek heel
ernstig, want deze
tijding beteekende voor de kabouterkolo-
nle een vreeselljke ramp. De voorraads
kullen leeggeplunderd. Geen voorraad
meer voor den winter. Waarmee moesten
dan de hongerige magen van de vele
kabouters gevuld worden? Want wan
neer het winter is. dan is er in het bosch
geen voedsel meer voor hen te vinden.
De grond is koud en hard. De beuke-
boomen kaal en aan de bessenstruikjes
zijn zelfs geen blaadjes meer. Neen, als
de kabouters geen beuke- en hazelnootjes
verzamelden, zouden ze in den winter
omkomen. Dagen haden ze gewerkt, om
de voorraadskullen dieper te maken en
allen waren ze er op uit getrokken, om
in te zamelen, t Waren drukke dagen ge
weest, maar toen de kullen tot aan den
rand toe vol lagen, waren ze trotsch ge
weest op hun werk. En nu was ineens dat
•Hes weg.
De koning zei niets en Flapoor staarde
met groote oogen den wijzen koning Wlt
baard aan, want hU wist, dat hjj er raad
op zou weten, maar wat?
Dit was wel een heel raar en moeilijk
geval. Door de openstaande raampjes
drong het geluld van de pratende kabdu-
Eindelljk bedaarden ze een weinig en
wachtten nu welken raad de koning ge
ven zou.
De dief moest worden opgespoord. Ja,
daar waren ze het éllen mee eens.
De, Raad, die uit oudste kabouters be
stond, koos er uit de aanwezigen drie, om
op onderzoek te gaan. Ook Flapoor was
van de partij. De koning gaf nu bevel
dat de anderen weer aan hun werk kon
den gaan.
Vee! werd er dien morgen niet gewerkt,
want leder maakte gissingen, hoe en door
wien hun voorraadskullen konden zijn
leeggeplunderd.
De drie kabouters, die benoemd waren
om dit zaakje op te knappen, beraadslaag
den hoe ze zouden doen.
Flapoor meende, dat ze eerst den om
trek van de voorraadskullen moesten
gaan onderzoeken, om te zien, of er geen
spoor van den dief was te ontdekken.
Dat was vast een Idee. Ze liepen in de
richting van de kullen.
Ze waren gegraven aan den voet van
een lange den. Deze stond nog In 't ge
bied van de kabouters. Alle dieren ken
den de grenzen van het kabouterrijk en
nooit mochten ze. zonder
toestemming van den
koning, deze grenzen
overschrijden. Er stond
een zware straf op, dat
wisten ze en t was nog
nooit voorgekomen, dat
een van de dieren dit
verbod had overtreden.
Het bosch was immers
groot genoeg en met de
kabouters wilden ze liever
goeie vrienden blijven.
Die hielpen en steunden
hen met raad en daad.
Daar kop Grijze, een
groot konijn, van mee
praten. Als er over de ka
bouters gesproken werd,
wist hij altijd te vertellen,
hoe ze hem bevrijd had
den, toen hij In een strik
was geloopen.
En nu scheen er toch
Iemand zich niet aan dat
verbod te hebben ge
stoord.
„Schoon leeg!” zuchtte
Appelwang en weer naar
den kulL
Flapoor
maar zijn kleine kraal
oogjes gluurden rond, of
hU nergens een spoor kon
ontdekken.
De kabouters zochten,
maakten veronderstellin
gen, maar kwamen niet
veel verder.
Naar huls gaan en koning Wltbaard
zeggen, dat ze niets hadden kunnen vin
den, was niets voor kabouters.
Denkend liepen ze een eindje verder.
Ineens hoorde Flapoor een knappend
geluld en viel er vlak voor zijn voeten
een leege hazelnootdop. Snel ging zijn
kopje In den nek en nog juist zag hij de
grooten roodbruinen staart van Pluim.
Neem een vlerakant
stuk papier en vouw het
langs de stippellijnen om.
Leg het papier weer open.
Je ziet nu 4 vierkantjes
zooals op de teekenlng
(fig. 1). Vouw nu de hoe
ken aa precies naar het
midden. Als je het weer
open legt zie je twee drie
hoeken. Knip deze er af
en knip de lijn b door
tot e.
Bestrijk vierkantje d
aan den onderkant met
gluton en plak het op
vierkantje e. Je krijgt nu
een figuur zoals op de
teekenlng (fig. 4). Maak
twee zulke figuren en be
strijk het vierkantje van
de eene figuur aan den
onderkant met gluton
waarna je het op het.
vierkantje van het andere
figuur plakt. Knijp de twee
van het bootje tegen elkaar en leg in
Toetie was voor haar poppen een echt
lief moedertje; ze waschte en kleedde ze
op tijd, en deed twee maal in de week
de groote wasch. Dat was echt noodlg in
woonde,
om de
drie dagen schoone kleertjes en zU zelf
lederen dag, maar die waschte ae niet
De poppen hielden dan ook echt veel
van Toetie en vonden het heerlijk om
met haar een wandeling te maken, wat
dikwijls gebeurde. Maar op een dag. dat
er een groot pak thuis bezorgd werd,
was het met alle gezelligheid gedaan. Je
moet dan weten, dat het groote pak uit
Hcdland kwam, door Toetie’s grooten
het vreemde doen van Flapoor, keken
ook, staarden elkaar toen verbaasd aan
en zochten met hun oogen in de takken
boven hun hoofd.