X
a
s
5
5
5
DE WIJZE ARABIER
VAN EEN MUIS DIE GIST SNOEPTE
WIESJE BIJ DE WIEG
KNUTSELWERKJES
VAN ALLES WAT
PAASCHEI -VERSIERING
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
i
o
o
o
o
DRAM’S HERBARIUM
teren
DOOR RIE HUISMAN
'Hl
N
I
0
0
O
o
o
0
0
I fru t,
n
^pT.f^to5:nk.hjuu
i
op en
4
een
dan
KG.
draalden alia dien
van de brandnetel.”
A. L.
Hg Rit AN J. HAIJSMAIJB.
van r
cent
36
1
»Ute
•dsn
►»«-««(
Mo» s.«.lS'
Bij haar poppe-wiegje staat
aardig Wiesje, en zij praat
tot haar popje, dat gedwee
in haar bedje ligt, tevreê,
omdat „moeder Wiesje" lief
spreekt tot hare hartedief:
Ik zing jou een lief liedje voor,
want Jij, JIJ bent mijn hondje, hoor;
/V bent een dotje-van-een-schat.
Niemand vroeg wat, want ae begrepen
alles, toen ae in 1 kopje hadden gekeken
Een oude muis wees haar kinderen naar
Langstaartje en sel ernstig: -Zoo vergaat
bet snoepers”.
1
2
3
4
cent
cent
Je bedje is too tocht gespreid,
mijn suikerzoete moUe-meid;
Je dekentjes zijn van flanel
en lekker warmpjes, weet Je wel?
In strikjes aan Je kussensloop*
zoo mooi als nerregens te koopt
Och„. slaap Je reeds? Wèl. dit ia gauw;
ja, dat is best; ik waak hier trouw,
en let. of niets mijn rakker schort,
totdat t(J weder wakker wordt,
zoo blij en blozend als altijd,
want, o, is zoo’n heerUjkheldl
ertng
Een
voor
delde
IdeM
voor
Ut is
be
ende
tocht
Men
kool
0 tot
kwartje
kwartje
kwartje
IN ONGENADE GEVALLEN
De dichter Bellmann stond bU Gustaaf
ril. konlng van Zweden, in nooge gunst,
maar door zijn zonderling optreden viel
hü later in ongenade en mocht sells het
paleis niet meer betreden.
De konlng kon den dichter echter niet
41 De luchtreiziger greep de reddingsboei vast kroop
er halt doorheen en sprung uit de mand van oen oaiioo.
Heel langzaam zakte hU naar oeneden maar de wind
dreef nu den kleinen oallon weg. aoodat et veel kans was,
dat de man tóch in de see terecht sou komen.
Nog eerst een handje^ nög een zoen?
Hoe dikwijls moet moes dat nog doen?
gén op je mondje, één op Je haar,
nog duizend op je koon, ttedOdrf
en nu nog één klein kusje Vrug:
maar eind’HJk dan ook slapen, vlug!
toads
eters
bat
was
aaide
i Hl
rd «re
voer
missen en daarom moest Bellmann na tn
zijn eigen huls voor hem werken.
Op zekeren dag reed de koning voortQ
Bellmanns huis
Tegen een der bovenramen stond een
ladder, waarop een barbier, die bezig waau
Bellman te scheren, ten behoeve waar
van -ie dichter zijn hoofd uit bet raam
stak.
-Wat beteekent dat nu weer, Bellmann?"
vroeg de toning.
-Majesteit. mijn barbier Is tn ongenade
gevallen en mag m(jn woning niet moer
betreden, maar ik kan den kerel niet mis
sen dus nu moet het mam aöo
De konlng lachte, maar voelde tevena.
dat nem de waarheid gezegd waa. en riep
den dichter weer aan het bof terug.
week
dch
uiten
wat
i hst
men,
fk-
ging
Slaap nu, mj/n poppe-kind, slaap
tocht.
’t Is avond al.en’t wordt haast nacht;
lig stil dus in je wiegje neer,
dan schommel ik Je heen-en-weer.
en sluit het witte wieg-gordtjn,
zoodra Klaas Vaak bjj jou zal zijn.
jr oranje kleuren en daarna de
J gearceerde gedeelten op el-
kur plakken. Als dan de fi
guur over een ei in het eier
dopje geplaatst wordt, het gezicht op bet
el zelf getoekend. de punten van de
kroon en de snor omgebogen worden, is
de oude konlng uit het sprookje klaar.
Het gelaat kan natuurlijk mooter ge
maakt worden door bet te kleuren.
W. STUURMAN.
Iging
wor-
ne-
het
r de
<nge-
ge-
illege
ooraf
n af.
acht
eerde
rvoor
eiken
naag
Slaap, kindje, slaap. Klaas vaakjo
komt....
Wil je niet slapen: *t baasje bromt
en lijkt nog zwarter dan twdrt roet,
als je zijn zin niet daad’lijk doet
Sn dat zou. o. zoo Jammer zijn
voor jou, mijn lieve poppe-lijn!
n de
kanis
idden
i ïe>
dezer
ering
«rite
K.G.
tocht
etste
lagen
witte
Vrü-
KG.
ngen
I een
f2.70
n de
deze
aan-
Iheld
k en
wens
imen
van
108,
steuntje, waar de bij op rust alg zU honing
zuigt, BU het drukken op de onderlip
wippen de meeldraden uit de bovenlip en
kunnen hun stuifmeel op het dier bren
gen. Komt hij nu op een andere bloem,
die haar stuifmeel al kwijt Is. dan strijkt
van 8 naar 4 van 3 naar 1 van 4 naar 3
Zooals Je uit de beide oplossingen al
wel gezien zult hebben, mag Je de geld
stukken naar de naastliggende leege lijn
verleggen, ol over een geldstuk heen
naar een volgende leege lijn springen
Het is echter verboden om met een
der beide soorten terug te gaan.
der schuif je de geldstukken
knoopen) aldus:
om ae eer op te nouaen. Bram had op
zich genomen iets te vertellen. ,Jk heb
mijn herbarium maar meegenomen, dan
kunnen wU dat eens samen bekijken Niet,
dat er zooveel bijzonders in staat, maar
allicht is er iets bU. dat jullie Interes
seert,”
Kees had het herbarium al opengesla-
gen. .Kijk, een doovenetel! Wat heb je
die prachtig gedroogd.”
Bram kreeg een kleur van plezier. Ja.
zie je. Ik wil graag de Nederlandsche
planten goed leeren en daarom heb Ik ae
zoo uitvoerig mogelQk gedroogd. Hier heb
je den worstelstok (Hg. 1). Dien heb ik met
naar huis te gaan”, ad Mlentje. En na
Bram bedankt te hebben, gingen ze uit
een, nadat Bram beloofd had zijn herba
rium nog eens mee te brengen.
I ten
KG.;
fejo.
desa
In de
wit bolletje uit. (Hg. 3). De volgende ge-
heele bloem laat boven- en onderlip dui
delijk zien. De onderlip is niet zoo ge-
makkelUk vlak te krijgen. Het is het
joods
X de
gt-
t de
P JX
voor
■dag
k de
dgen
de
f»SD
6 tot
van
tegen
•OBCDEOBQEO
veel-
orige
rend.
een
rtüdi
een
i den
roon-
n de
I. De
'P de
enige
i op-
1 en
groot
nog
n.
deae
Ma
ken
iets
akela
i de
Ue-
r 108
ng®
van
HEN
IJtt
wige
naar
PriJs-
deed
noen
chter
voor
1 tot
her.
ver-
daar
aan-
r (Ie
fO.TO
a de
I per
qo f.
n*>
veel moeite zoo uitgegraven, dat je de
knoopen duidelijk kunt zien. BIJ eiken
knoop vind je de worteltjes en de sten
gels. Duidelijk zie je ook de schubbcr die
net als de bladeren kruisgewijze geplaatst
zijn. Knappe koppen hebben ultgemaaki
dat die schubben niets anders zijn dan
bladeren, die een andere beteekenis heb
ben dan de gewone groene. Met een ge
leerd woord zegt men wel, dat de schub
ben gemetamorphoeeerde bladeren zijn.
JEn ik weet wel waarvoor ze dienen"
viel Mlentje in. -Ze dienen om de jonge
groeiende doelen te beschermen."
Juist”, antwoordde Bram. -En
Wat een vreemde lucht hing er tn de
keukenkast. Spltsoor snoof met zijn klei
ne mulaenneusje terwijl zUn zwarte kraal
oogjes rondspiedden.
t Spreekwoord: „Twee weten meer dan
één" was ook in de muizenkolonle be
kend. en met een teen van zijn voorpootje
wenkte hjj zUn vr!erdje Grijsje.
Bpltsoor haalde zijn neus hard
■ai: Jtulk je niets?"
Grijsje veegde met zijn staart langs
atJu neus en knikte ..neen" Htj had giste
ren een verkoudheid opgedaan. 1 Tochtte
ook zoo langs de vloer, toen Mietje wel
een kwartier aan de deur had staan pra
ten met t meisje van hiernaast over den
nieuwen hoed, dien ze gekocht had.
Neen, hjj rook niets Splrsoor liep been
•n weer, of hij niet kon ontdekken, waar
lueht vandaan kwam.
Ep. jawel hoor, hoe meer hij naar den
hoek Hep. hoe sterker de geur werd. Nu
was hij er. Spltsoor ging op zjjn achter
ste pootjes staan en gluurde over den
rand van een kopje «onder oor.
opgekomen.
De weeë, zure lucht lokte.
Snel draalde z}jn kopje links, rechts, en
In minder dan geen tijd zat htj In het
kooje en smulde van het vreemde.
Hjj hield pas op. toen hU een heel kuil
tje tn de gut had gegeten.
..Hè. hè!" zuchtte hU voldoen en klom
uit ’t kopje Dat viel niet mee en zwaar
plofte hU op den grond neer.
Dorst had hU ergen dorst. Eerst zien,
dat hU wat te drinken kreeg.
Je boorde binnen de muizen lachen, en
daarboven uit klonk de stem van de bak
kersmuis. Ja. en toen werd hU al maar
dikker en dikker er. toen opeens....!”
Wat hU ze! kon je niet meer verstaan
zoo gierden de muisjes het uit.
Langstaartje zette zich tegen den
broodtrommel. HU werd opeens zoo dui
zelig HU staarde angstig voor sich uit
en hikte Benauwd kreeg hU het. ïün
voorpootje hield hU krampachtig tegen
zün maag gedrukt. Een verschrlkkelUke
pUn deed hem over heel zijn lUf je beven
en zijn oortjes stonden rechtop van angst
En al maar benauwder kreeg hU bet,
Neen. 1 was geen verbeelding. Duidelijk
zichtbaar zwol zUn maagje op.
Ineens rolde hU opzU. hapte nog een
paar maal naar lucht, een rilling ging
door zUn mulsenlUfje en.... hU was dood.
Nog lachend en giebelend over bet
verhaal van de bakkersmuis kwamen de
anderen weer de keukenkast binnen, maar
bleven stokstijf staan, toen ae daar !«■*-
staartje stijf en dik op den grand sagen
liggen
GrUsje deed hem na. hoewel hU niet
goed begreep, wat Spitsoor toch had.
Ze zagen een grauw, grUs kluitje. Ze
kenden het geen van beleen.
Qpitsoor stak twee teenen In zijn mond
en floot.
Uit de belde gaatjes die toegang ver
leenden tot de keukenkast, kwamen de
mutsen toegesneld.
Grljsje wenkte naderbU te komen, en
Gpltsoor wees met eer gewichtig gebaar
in het kopje.
De muisjes verdrongen er zich omheen
en snoven de vreemde, zurige geur op.
Wat was dat voor iets?
Lijkt wel meel of deeg!” merkte een
dikke muls op. die op de eerste rU stond,
en dus tn het kopje kon kUken.
„Doeg?!” En ze drongen nog wat dich
ter op elkaar. Dat woord deed her den
ken aan Oudejaarsavond, toen ze hun
buikjes vol hadden gegeten van t deeg,
dat over de pan was gerezen.
..Deeg is het niet” klonk Ineens een
•tem uit de achterhoede. J3at ruik ik
hiervandaan well”
Da muizenkopjes
kant uit.
Ach. ja. als bet iete was, dat met meel
at zoo In verband stond, zou hu het wel
weten. HU had jaren op den meelzolder
gewoond van den bakker op den hoek.
_Het is gist" verkondigde hU geleerd.
..Gist?" herhaalden de muisjes werk
tuiglijk. Nu wisten ze nog mets. 4
Maar de muls vertelde waarvoor *t ge
bruikt werd, en welke uitwerkselen bet
JEn dan", ging hU voort. Jiebbenweer
nog eens Iets grappigs mee beleeid. Als
ik daar nog aan denkt” HU schudde van
ik heb nogjgpolt tód^n kind gehad;
daarom Mu 'k ook zooveel van ros,
maar ga dan nu ook slapen, gauw.
In de stad DJelja. aan de»- rand der
Sahara, leefde een Arabier, die bekend
stond als de moest wUze man van Noord-
Afrlka. Stil en eenzaam zat hU voor da
deur van zUn woning en wachtte daar op
de tnenschen. die één voor éen bü hem
kwamen om raad te vragen.
Met leedwezen zag hU hoe de verschil
lende stammen elkaar benijdden en met
groote vrees zag hU den dag naderen, dat
de stam van Ouled Nail en de Touaregs
elkaar de oorlogsverklaring aouden aan»
doen. De dagen verstreken en da WUaa
Arabier hield niet op een ieder te waar
schuwen. En wie er ook oü hem kwam.
Iedereen kreeg aan het slof den raad nvw
om nooit toe te stemmen In een oorlog.
Op zekeren dag zag de WUze Arabier uit
de verte een deftlgen stoet naderen. Het
leek wel een Qoetersch vorst, die hem
wilde spreken. Maar de Arabier had spoe
dig vernomen, wie het waa: het waa na-
melUk het hoofd van 'den stam van
Ouled-Nall. dle'bem «preken wilde.
Jteer" sel het opperhoofd van Ouled-NaH.
Jiet hoofd der Touaregs benijdt mU mUn macht
en rUkdom. Wat moet Ik doen om hem te
straffen MUn mannen staan reeds gereed."
-Als ge uw vUand wilt straffen voor «tjn
nUd”. zei de Arabier, .maak dan dat hg o Mg
meer benijdt Spaar uw volk, werk hard tn veel
en uw volk sa! bet rijkste worden van gsbaal
Afrika.”
Met deze woorden ging bet hoofd van Polei'
NaD been.
NauwelUks waa hU weg of van den anderen
kant naderde het hoofd der Touaregs.
-WUze man”, sel het hoofd der Touaregs
-de heer van Ouied-NaU wil mUn ondergang
Wat moet ik doen om hem te bestraffen? Mtfn
mannen staan gereed.'
„Wees wUs”. sgj de wfjae man. ..het hoofd
van Ouled-Nall sou sUn doel bereiden, todlen
gU er In toestemt oorlog te voeren Want leder
volk, dat oorlog voert, gaat ten onder ook al
komt bet als overwinnaar uit den strijd. Werk
Iaat een heel volk werken, dan zult go
weldra het rijkste volk van Afrika hebben
InplaaLs van oorlog te voeren legden
de belde volken rüke oasen aan en rust
ten groote karavanen uit naar Liberia,
naar de Goudkust en de Ivoorkust, waar
door ze rUk werden en machtig En toen
de WUze Arabier na vele jaren stierf,
werd hU in belde landen geëerd an als do
Arabier hen zelf niet had aangeradan
nooit oorlog te voeren, zouden ae elkaar
misschien om het bezit van het lUk te luf
zUn gegaan. Ditmaal echter werd er pre
cies op de grens een groote ultgekoepeldo
graftempel opgericht, waarin da WUza
Arabier-ter ruste werd gelegd.
kool
tns-
zUn
soort
etere
d«ra
i
i ook
1 lachen en de mutsen drongen nieuws
gierig aan: -Vertellen”.
..Nou dan”, begon hU. -de groote kat.
waarvoor we doodsbang waren, had eens
een groot stuk gist opgegeten, en toen....,
maar dat vertel Ik binnen wel. de msn-
schen moesten ons eens overvallen.”
Nieuwsgierig volgden ze de bakkersmuis
door de nauwe opening.
Neen, toch niet allemaal. Langstaartje
had zich achter een jampot verstopt en
kwam pas te voorschijn toen allen weg
waren.
In zUn kleine kopje waa een renae idoe
En Jawel hoor: de luchtbellen met de reddingsboei
ging loodrecht de lucht In tot vlak bU den man en den
verongelukten luchtballon Deze had onmiddeUuk begre-
pen wat hem te doen stond.
M
I WV
1» Een moment later kwam Mangelemot weer boven
nte. ven zie*luchtbellen, «en stevig eind touw en
T<jér at kapitein begrepen bad. wat dit beduiden moest,
had Mangelemot bet heels gevalletje al aan een red
dingsboei vastgeooeden.
4 van 7 naar 8 van 4 naar 2
Mgrt verder de vierkante stengel, ki Heb
•r aan doertnee van gemaakt an naast de
plant geplakt m*ar dia Is zoo tngedro
dat je alleen nog kunt «ten. dat de «te
hol N- De bladeren «tjn kruisgewijs
plaatst en hebben een breeds afgerifa
MadschUf en een steel met een gootje
voor bet afloopen van bet water naar de
wortels. Ze lUken wel een beetje op lie
van de brandnetel." t
.Zouden ze door die gelijkenis ook nog
beschermd worden?” vroeg Kees.
Ja, dat zal wel. Ik heb wel eens ge
boord. dat grazende, dieren, die met
krandnetelbladeren kennis hadden ge
maakt, ook de doovapetels met rust lieten.
Daarom beet «U ook doove. dat wil zeggen
niet brandende netel.” (Hg. 3).
BEN VBVK CENTENKUXSTJE.
Degen koor leer ik jullie een aardig
kunstjg. waar je soms een heelen avond
op kunt zitten kijken, zonder er iets
van te maken, terwijl degene, die bet
weet, er in een wip mee klaar ia
En het mooiste Is: gelukt bet iemand
soms een keer, dan is het vrU zeker,
dat hU het een tweede maal toch niet
goed doet.
Om Je niet te vergissen, neem je drie
kwartjes en drie centen, of dat gaat
natuurlijk even goed drie witte en
drie zwarte knoopen.
Nu tres je zeven lijnen op papier of
met krijt op de tafel.
■Op de bovenste drie lijnen leg je de
kwartjes of de witte knoopen en
op de onderste drie de centen (of ie
zwarte', zoodat dus de middelste streep
vrU blUft
Dus aéó:
I
van 3 naar 4 van 1 naar 2 van 4 naar 6
van 5 naar 3 van 3 naar 1 van 2 naar 4
van 8 naar 3 van 5 naar 3 van 3 naar 2
van 4 naar 6 van 7 naar 5 van 5 naar s
van 2 naar 4 van 8 naar 7 van 4 naar
van 3 naar van 5 naar 7 van 8 naar 4
van 2 naar 3 van 3 naar 5 van 5 naar 8
van 4 naar 3 van 1 naar 3 van 3 naar 5
drogen. Maar wel heb Ik (Hg 4>
heele bloem en een bloem zonder kroon
gedroogd. En tot slot moeten Jullie deze
bladeren eens bekUken (Hg. 6» van de
brandnetel. Op alle plaatsen, waar de bla
deren aan de stengels zitten. Is de blad
steel dik en opgezwollen. Daar zitten
gallen van een galmuggensoort En a's
verdere vUanden van de bra-idnetel heb
ik de rupsen van de atalanta eu kleine
vos genoteerd.”
-Wat een leuk overzicht krijg Je zoo
over het leven van een plant. Maar heb
je geen bloemen van de biandnetel?"
Jleen. die zal Ik een velgenden keer, au
ze weer In bloei «Un. eens verzamelen sn
er bU drogen.”
JEn nu Is het voor ons weer tUd cm
Ter verduldelUklng heb ik de cUfers
bU de strepen geset, maar dat doe je
natuurlUk bij de uitvoering niet, want
dat zou Iemand op weg helpen. Nu kun
je op tweeërM manier beginnen om te
pcobeeren de centen en de kwartjes zoo
te verleggen, dat zU eikaars plaatsen
gun innemen.
Je kunt of van 3 naar 4 of van S
naar 4. Belde manieren «Un goed. Ver
lof de
Calqueer de figuur op wit papier en
knip haar uit. Ook op de plaats, waar
het gezicht moet komen een gat knip
pen. De snor wordt langs de Wntjes un
den onderkant ook even Ingeknipt. Nu
do kroon vergulden of mooi geel of
10|0l0lQl0l0iai0|0|0|0IO OBOBQBOBQBOECTBaEO*O*O*O°ÖBaBCDBeiQBCQBQ»C3BC3BC3BCDBCJBC3BCDBCDBCD«CDBCDBOBaBCDBC3BC3EC5«C3ECDBOBCJ«CD«CDBC3
D Mangelemot was natuurlUk eerste die er rud
voor de redding noodig oordeelde.
vreemde stuifmeel over. En dat alles doet
de bU om den nektar te bereiken, die door
de honlngschUf wordt afgescheiden. Die
heele geschiedenis kon tk natuurlUk niet
Ze zaten een beetje mistroostig bU 41-
kaar met s*n drieën: Bram. Mlentje en
Kees. De anderen waren allen ziek, grie
perig. verkouden.
Toch waren de drie -overlevenden”
zooals Kees bet ultdrukte. bUeengekomon
..Maar nu komt het mooiste deel van de
plant, de bloem. Eerst heb Ik een knop k
met den kelk uit de oksels der bladeren
losgepeuterd en zoo gedroogd. Dan kun je
het mooist de vUf puntjes van den kelk
zien. En de kroon steekt er net als eun