Ki
WAT ZULLEN WE KOKEN?
WE GAAN VERHUIZEN
os®
■MV
WliW
DE GESCHIEDENIS VAN MANGELEMOT DEN FILMHELD
Z-E
Uit het leven van den mol
Kinderkleeding
Gebreid damesvest - hooggesloten
klaar te maken mayonnaise
ONTSPANNING
Weenertaart Goedkoope en gemakkelijk
s
OP VERZOEK
a
a
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN
f een praatje met Teun, den
mollen jager)
O
te
ADRIANA KNUIST-POLLEPEL.
Ie
n
DORA.
een
L
I
t
beter
nuttig "beestje--is, dat dagelijks
de
zoo!” riep Teun. „Dat valt me
d. M.
J.
h
o
UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN
Ie
i
5
n-
ar
i;
e
a
eierdooier en
of
1
I
te,
et
üg
en
n
K
hé!”
f. zoo-
uj
e
e
■s
•e
e
I
e
rd
h
>U
:n
id
Tg A? v
20
f.;
a-
a-
te
Gebreide sprei
De dame, die graag een sprei in reepen
wilde breien, kan ik tot mijn spijt niet heU
pen. Heeft een van de andere lezeressen
hiervoor missclüen 'n patroon?
stukje met een ruime strook. Het modieuze
wijde mouwtje eindigt in een strakke man
chet. Een leuk rond kraagje met 2 slippen
van voren omsluit den hals.
5. Een jurk voor kleine meisjes wordt al
tijd nog met succes met smockwerk ver
sierd. We zien er hier een voorbeeld van
voor 'n soepel materiaal z. a. toile de sole.
Onderaan borduren we ’n breeden rand van
allerlei speelgoed-figuren in een enkele lijn.
PO LA
Dit is een karweitje voor jongens, die
een beetje handig zijn. Je hebt om te
beginnen noodig: twee latjes van eenigs-
zins taai hout, lang 30 c.M., breed 2 c M
en dik 1 c.M. Nu boor je boven in ieder
latje 2 gaatjes onder elkaar, op een af
stand van IS c.M. Nu heb je nog noodig
een stukje hout, lang 3 c.M breed en dik
2 c M. Dit bevestig je met een spijker
tusschen de latjes op een afstand van
20 c.M. van boven af. Nu moet de aap
gecalqueerd worden en van een heel dun
hout, b.v. van een sigarenkistje of anders
van carton gemaakt worden. Ook 2 ar-
n de
eind
Dan
uit het
bovenste
'het andere
„Ik moet ar -niks meer van hebben
riep Mangelemot uit. Ik vertrouw dit
zaakje niet langer.
„Gaat u mee meneer Hendriks?!"
En loopend zoo hard ze maar konden,
zochten ze den uitgang op.
t Het breiwerk wordt aan den linkerkant
onder een vochtigen doek gestreken, waar
na schouder- en zijnaden worden dicht
genaaid en de mouwen dichtgenaaid en in
gezet. Hierbij de mouwnaad boven den zij
naad houden. De zakjes worden aan den
linkerkant met onzichtbare steken opge
zoomd.
Dan neemt men de steken aan den hals
op' en breit daarop 17 toeren 1 r. 1 aver.,
waarna men afkant. Aan den voorkant van
beide voorpanden worden dan ook de ste
ken opgenomen, waarop men eveneens 17
toeren 1 r. 1 aver, breit.
Men kan het vest sluiten met druk
knoopjes, of met een treksluiting, maar men
kan ook in den rand van het rechtervoor-
pand knoopsgaten breien op de volgende
manier: Waar men een knoopsgat wil ma
ken keert men het werk om, breit 4 toeren
heen en terug, breekt den draad af en be
gint op de steken, welke waren blijven staan
weer te breien tot aan het volgende knoops
gat. De aldus verkregen openlngen worden
later omwerkt met een knoopsgatensteek.
Zijn alle knoopsgaten klaar, dan nog eenige
toeren breien op alle steken.
Dit vest kan ook uitstekend in 2 kleuren
gebreid worden. Al wat 1 r. 1 aver, wordt
gebreid neemt men dan in de gameerings-
kleur. DORA
groote hoeveelheden engerlingen, luizen en
ander schadelijk gedierte oppeuzelt!”
„Ho, ho, jongen! Niet zoo hard van stal
loopen! Zeker, de mol is nuttig! Dat zie ik
eiken dag weer, als ik de gevangen beestjes
stroop. Uit de magen tornen dan altijd heele
hoopen half verteerde insectenlarven te
voorschijn, maar het-blijft een feit, dat
te veel mollen in je land toch lastig is,
hoor! Ze woelen den boel soms leelijk om en
op die manier gaan er toch heel wat plant
jes verloren. Een paar mollen op het land
is goed; maar tientallen van die woelers
is absoluut niet goed.
Scherp naar den grond turend liep Teun
Met een vaartje werd hij naar boven
gehaald. Mangelemot en meneer Hen
driks schrokken zich bijna dood Boven
dien scheelde het maar een haartje of
de hooge koperen hoed van den Syriër
was boven op hun hoofd terecht geko
men.
de banketbakkers dat doen, (en hiermee be
antwoord ik ‘n andere vraag) dan heeft
men een spuitje noodig, zooals die in alle
winkels van huishoudelijke artikelen ver
kocht worden en waarmee men figuren kan
spuiten van de crème. Men kan zich ook
behelpen met een zakje, waarvan men aan
den onderkant de punt heeft afgescheurd.
Dat gaat echter niet zoo gemakkelijk.
Mayonnaise kan men vlug en goedkoop
klaar maken op de volgende manier:
Een opgehoopt theelepeltje bloem roert
men glad met een weinig water. Dan roert
men er 1 ei door met peper en zout en zoo
men wil een weinig zeer fijn gesneden ul.
Als dit alles goed dooreen gemengd is, voegt
men er, langzamerhand en voortdurend
roerende, een klein kopje sla-olie bU, even
veel water en half zoo veel azijn. Is dit alles
weer goed vermengd, dan zet men het op
een laag pitje en blijft voortdurend roeren
tot de mayonnaise even heeft door-gekookt.
Terwijl ze dan afkoelt roert men er telkens
nog even door om de massa mooi glad te
houden en om te voorkomen, dat zich ’n
vliesje vormt.
Zoo men de mayonnaise piquant wil heb
ben, kan men er, als ze nog warm is, een
theelepeltje mosterd doorheen roeren.
Opeens zag ons tweetal een eind ver
derop in de boekenbewaarplaats een
Syrlschen ouden heer staan, die blijk
baar stiekum een van de klei-plaatjes
van een boek wilde meenemen.
1. Eenvoudig schooljurkje voor meisjes
van 4 tot 6 jaar van gemoesd katoen. Het
ronde kraagje is omzoomd door een effen
geschulpte bies. De stof is aan het schou-
derstukje gezet met een dubbele stolpplooi.
2. Voor kleine jongens is een .Russische
kiel ook wel ’n aardige en practische dracht.
We nemen hiervoor naturelkleurig linnen
en werken een rand langs de sluiting In
kruissteekjes van blauw en rood D. M. C.-
garen. We zetten de stof met een flanel-
aangelegde lijstje, van welke kisten men
het eerst den inhoud zal noodig hebben.
Heeft men nieuwe gordijnen, dan kunnen
die ook tevoren worden opgehangen, wat al
dadelijk gezelligheid geeft aan de nieuwe
woning. Moeten de oude gordijnen ook weer
voor de nieuwe woning dienen, dan verdient
het misschien wel aanbeveling om die pas
te wasschen, nadat men in de nieuwe wo
ning weer op orde is.
Het beddegoed verpakt men in schoone
lakens, waarvoor de oude exemplaren, die
we in schoonmaaktijd voor het afdekken
van onze meubelen gebruiken, uitstekend
dienst kunnen doen. Men naale ze hier en
daar met ’n paar steken om het beddegoed
vast. Bij het beddegoed. dat meteen weer
dienst moet doen, verpakke men meteen
de bijbehoorende lakens en sloepen, zoodat
daar later niet naar gezocht behoeft te
worden als In de nieuwe woning de bedden
moeten worden opgemaakt voor de vermoei
de bewoners.
Kan men langeren tijd doen over een ver
huizing en is men in de gelegenheid bij
kleine hoeveeelheden reeds vóór den eigen
lijken verhuisdag een en ander over te
brengen, zoodat men langzamerhand ver
schillende kasten vullen kan, dan kunnen
allerlei verhuizings-onaangenaamheden tot
een minimum beperkt worden. Ook echter
wanneer op één bepaalden dag alles van de
eene woning naar de andere moet worden
overgebracht, kan men zich door goed over
leg voor, tijdens en na de verhuizing, heel
wat moeite en last besparen. T. G.
nu verder; hij werd stiller en scheen iets te
zien. Met den vinger wees hij naar een
plek, waar de grassprietjes langzaam sche
nen te bewegen. Hij haalde zijn lichte schop
te voorschijn, zwaaide die even heen en
weer enze daalde en viel juist op de
plek, waar de grasjes zoo pas schenen te
bewegen.
Teun er op af! Even woelde hij in den
grond en haalde eeen dooden mol voor den
dag. Even was het beestje aan de snuit ge
wond, verder was het geheet gaaf.
„Dat Is er één!” grinnikte Teun, terwijl
hij me het mollige beestje liet zien.
„Kijk eens, wat een prachtvelletje.
En even blies hij in de zijige vacnf,
dat de haartjes naar alle zijden uit gingen
staan.
In alle richtingen streek hij nu met de
hand over de vacht en zei: „Zie je wel, dat
Je zijn haar niet In de war kunt brengen?
Dat komt het beest daar onder den grond
goed van pas! Of hij nu v ruit of
achteruit woelt, steeds blijft de haardos
keurig nétjes zitten! Kijk nu eens naar die
voorpootjes! Geen enkele fabrikant van
graafwerktulgen kan zulke prachtige schop
pen maken, zeg ik je! Err wat een flinke
steel zit er aan, hé? Neen, neen, tegen
het werk van den Schepper kan geen
mensch op!
De achterpootjes zijn kort en gewoon!
Die behoeven ook geen graafwerk te ver
richten; die dienen maar alleen om het
lichaam onder het graven vóór- of achter
waarts te schuiven.”
„Zou het beest ook hooren kunnen, Teun?
Het heeft heelemaal geen oorschelpen!”
„En of. jongen! Het gaatje, waardoor het
geluid dringt, zit hier ergens onder zijn
vacht bedolven onder een huidplooi, zoodat
er geen zand In kan komen onder het werk.
Zie je, wij menschen hebben oorschelpen
om het geluid, dat zoo door de lucht heen
gaat op te vangen. Maar in de aarde, die
tusschen twee haakjes het geluid nog 1
geleidt dan de lucht, zouden die oorlappen
heel lastig zijn? ver zcMdett maar vei zand
raken en erg hinderen. Het geluld dringt
zóó uit-de aarde la zijn oorbuisjet Zn rui
ken, jongen, doet de mol wel tienmaal zoo
goed als wij, terwijl zijn tastzin, die bij hem
in dat kleine," fijne snuitje zit, ook heel wat
beter ontwikkeld is dan onze gevoelsorga-
nen; maar.... zijn gezicht, och arme, dat
is veel slechter dan ’t onze. Zoo blind als
een mol! zeggen de boeren vaak! Toch
hebben ze niet geheel gelijk. De mol kan
wel degelijk nog iets zien, al is het niet
veel.
Nu Is het beest daarom niet te beklagen,
hoor!'o Wat moet hij daar onder den
grond met scherpe oogen beginnen? Een
goed gevoel, een goeie reuk helpen hem
daar beter!”
Al pratende waren we aan een breede
sloot gekomen. Teun plantte het ondereind
van zijn polsstok In het midden stevig in
den bodem en zwaaide zonder moeite sier
lijk naar de overzijde. Toen wierp hij mij
den stok toe en zei lachend: „Vooruit gym
nast. nou jij er over!”
Gelukkig had Ik op de gymnastiek les
gehad in het polsstoksprtngen, zoodat Ik
ook weldra met een praehtzwaai over
breede sloot kwam.
„Goed
mee
Hier lag een welland, zeer rijk aan mol
len, dat kon je wel zóó zien, want het we
melde hier van molshoopen!
Teun had hier den dag te voren klem
men en vallen uitgezet: zijn bult was groot:
een dertigtal molletjes verdwenen, 1 een
na 't ander In Teun *s zak.
Ook een paar levende exemplaren waren
gevangen In een soort van muizenval.
„Wat doe je met die levende dieren?”
„O, die verkoop ik voor 40 cent per stuk
aan den directeur der Hoogere Burger
school In de stad antwoordde hij.. ,X>ie
laat ze aan de leerlingen zien. HIJ neemt
er allerlei proeven mee enz.
In een klein hokje werden de gevangen
dieren nu opgesloten en ook in den zak
gedaan.
„Eigenlijk moet ik nu vlug naar huis,”
zei Teun, „want het is niet vertrouwd twee
levende mollen In één gevangenis naast el
kaar. Ze vechten nX op leven en dood, dat
weet Ik zeker, want een mol Is heel vreed
zaam, als hij alleen is, maar met meerde
re te zamen. zijn ze niet te vertrouwen.
HU duldt geen gezelschap van soortgenoo-
ten in sun nabijheid. Dat draait altijd op
ruzie uit!”
„Zoo. zoo, Teun, dat wist ik niet. Ik zou
denken, dat het samen toch prettiger was
dan zoo heelemaal alleen!”
„Ja jongen, dat zou je wel zeggen; maar
bij de mollen gaat dat nu eenmaal niet
op. Het mannetje en het vrouwtje in 't
zelfde nest kunnen het al niet eens samen
vinden! Daarom vlucht het vrouwtje al
gauw het nest uit en maakt voor haar en
het gezin een apart nest, liefst zoo ver mo
gelijk bU haar echtgenoot vandaan. Dat
ligt zoo in den aard dezer dieren."
We gingen nu terug. Ik had een leerzame
wandeling gehad en dankte Teun voor aijn
gezellige les in de dierkunde.
Men begint te breien aan den onderkant
van den rug, waarvoor men 132 st. opset.
Eerst breit men 18 naalden 1 r. 1 aver, en
dan verder In tricot-steek. dit Is rechts aan
den rechter en averechts aan den linker
kant. Als men ongeveer 45 c.M. heeft ge
breid van af het begin, kant men In de
eerstvolgende twee toeren de zes eerste ste
ken van de naald af voor de armsgaten.
Vervolgens breit men, aan weerskanten van
de naald, bij de eerstvolgende 0 toeren 2
st. samen, waarna men nog 8 keer 2 st.
aan weerskanten samenbreit voor den an
deren toer. Men heeft dan nog 90 st. op de
naald en breit hierop door tot men. van
het begin van *t armsgat af, in rechte lijn,
10 cM. heeft. Dan vormt men de schouders
door, aan lederen kant van de naald, tel
kens 6 st. te laten staan, op deze manier:
men breit 90 st., keert het werk om, breit
84 at., keert het werk om, breit 78 st., keert
om enz., tot men in het midden nog 48 st.
op de naald heeft. Dan breit men de naald
uit en kant alle steken af.
Voor het rechtervoorpand zet men 70 st.
op en breit een boord evenals bij den rug
en verder In trlcotsteek tot men 13 c.M.
heeft; dan kan men een zakje breien als
volgt: Men breit 30 st„ dan 26 st.. 1 r. 1
aver, en vervolgens de overige st. van de
naald in trlcotsteek. Zóó breit men nog 6
toeren met dien verstande natuurlUk. dat
men bij de 20 st. voor het zakje r. op r. en
aver, op aver, houdt. Heeft men zoo In het
geheel 7 toeren, dan kant men die 26 st.
af. In plaats daarvan zet men weer 26 st.
op en breit, enkel op die 26 st., tot men
daar 8 k 10 c.M. heeft voor den achterkant
van het zakje. Dan breit men de geheele
naald uit en breit op alle steken verder tot
aan het armsgat. Voor het armsgat mindert
men als bU den rug; tegelijk mindert men
aan den anderen kuit van de naald 1 st.
In lederen 4en toer. Heeft men nog 38 st.
op de naald, dan kant men aan den voor-
kant 14 st. af voor den hals en breit verder,
zonder minderen, tot het armsgat 18 c.M.
hoog is. Nu laat men, aan den kant van
het armsgat, om den anderen toer, 6 st.
op de naald staan, tot er aan den kant
van den hals nog 8 st. overbUjven. Dan 1
naald breien op alle steken en afkanten.
Het tweede voorpand wordt eender ge
breid. doch hieraan tegenovergesteld na
tuurlijk.
De mouwen begint men bij het boord
waarvoor men 72 st. opzet. Men breit ?6
naalden 1 r. 1 aver. Verder breit men in
trlcotsteek. Men meerdert dan in den 7den
toer, aan eiken kant van de naald 1 steek.
Vervolgens meerdert men aldus In lederen
8sten toer, tot er In het geheel 110 st. op
de naald zijn en de mouw ongeveer 50 cM.
lang is. Dan breit men bij lederen toer, aan
weerskanten van de naald 2 st. samen, tot
er nog 38 st, over zijn, die worden afge
kant.
men. Dan boor je in den romp van den
aap en in zijn armen de gaatjes, zooals
de teekening aangeeft en bevestigt door
middel van een Ijzerdraadje, dat je aan
de eindjes ombuigt, de armen aan den
“romp. Nu steek je de beide einden van
een touwtje ieder door een gaatje aan de
buitenzijde van het eene latje. Vervol
gens haal je het eene eind.van het touw
tje door de beide voorste gaatjes
handen van den aap en het ander»
door de beide achterste gaatje
steek je ten slotte het touwt.'
bovenste gaatje ook weer In hg
van het tweede latje en du:
touwtje in het onderste gaa/je Dan wor
den de einden vastgeknoopt, zóó, dat bet
touw niet in een bocht b&ngt.
Om nu den aap aan den rekstok te laten zwaaien, buitel je hem eerst een paar maal
over den kop en neem vervolgens de beide onderste einden van de latjes samen in één
hand en knijp. Het touw wil.dan,Weer in den vorigen stand terugkomen en doet den
aap in de rondte zwaaien. Als je aten stevig knijpt en dan ophoudt, vliegt de aap door
en windt vanzelf t touw weer op. Weer ’n ^neepje en hij vliegt terug. W. Stuurman.
steekje aan het schouderstuk, dat over den
rug doorloopt.
3. Een wandeljurkje voor Iets oudere
meisjes. We nemen hiervoor de ruit of
streep schuin. Vooral is dit noodig voor het
in klokvorm geknipte pelerientje.
De halsuitsnijding is afgewerkt met een
losse shawl, die op zij gestrikt is.
4. Ook bij dit zomermanteltje is gebruik
gemaakt van het idéé: pelerientje In dit
geval echter een rond geknipt schouder-
Maar dat zat hem niet glad. Hij werd
beter bewaakt dan hij dacht, want op
eens Werd er boven zijn hoofd een luik
geopend en hem een lus om zijn hals
geworpen.
Naar aanleiding van ’n verzoek van een
onzer lezeressen, zullen we hier eens een
en ander bepraten over de meest doelmatige
en voordeelige manier van verhuizen
Het Is maar al te waar, dat al wat er
alzoo aan *n verhuizing vast zit, lang niet
altijd op de meest practische en de minst
onaangename manier geschiedt. Gedurende
de laatste weken In de oude en de eerste
dagen of soms weken in "n nieuwe woning
heerscht er soms *n afschuwelljke ongezel
ligheid, die voor een groot deel vermeden
zou kunnen worden Indien men, bij het In
pakken en uitpakken van een en ander me
thodisch te werk ging.
Nu weet ik heel goed, dat men met het
Inpakken intijds moet beginnen; maar in
ieder huishouden zijn verschillende dingen,
die veilig kunnen worden ingepakt, zonder
dat comfort of gezelligheid In huis er door
geschaad worden. Men beginne dus in elk
geval met het Inpakken van allerlei, dat
men zelden of nooit gebruikt, dat men in
elk geval gemakkelijk eenige weken kan
ontberen.
Om te beginnen, denke men er vooral aan,
bij het inpakken dadelijk een lijstje aan te
leggen, zoodat men later onmiddelljjk weet
waar men een en ander kan terug vinden.
Men merkt bijvoorbeeld alle kisten waarin
voorwerpen uit het salon verpakt worden
met I; voor de voorwerpen uit de huiska
mer worden de kisten met II gemerkt; voor
slaapkamerdingen met III enz., waarbij
men, door toevoeging van ’n letter den In
houd der kisten nog verder kan preclseeren.
In de laatste dagen vóór de verhuizing
houde men voorzichtig al datgene apart,
wat men tot het laatste toe noodig heeft,
desnoods achter slot, want het gebeurt
maar al te vaak, dat men in groote onge
legenheid komt, doordat het een of andere
noodzakelijk voorwerp reeds blijkt te zijn
Ingepakt.
Een zindelijke, ordelijke huisvrouw wil
natuurlijk al haar goed schoon in de nieu
we woning overbrengen. Dat kan met de
meeste dingen ook best. De gewreven meu
belen krijgen wel vingerafdrukken bU de
verhuizing, maar met even opwrijven zijn
die later weer gemakkelijk te verwijderen.
Wat betreft porceleln en glaswerk, moet Ik
echter aanraden dit niet voor de verhuizing
om te wasschen, daar het in elk geval, na
dat het verpakt is geweest, toch weer ge-
wasschen moet worden.
By het inbakken van glaswerk en porce
leln gebrulke men vooral voldoende papier.
Ieder stuk moet apart in papier gewikkeld
worden en de tusschenrulmte tusschen ver
schillende voorwerpen in moet zorgvuldig
met papier of houtwol worden aangevuld.
Spiegels en schilderijen met glas kan men
het beste onverpakt laten. Die worden dan
bjj het inpakken in den verhuiswagen met
de noodige zorg, omgeven door doeken, hier
en daar tusschen In gezet.--»
Ter voorkoming van al te groote ongezel
ligheid gedurende den laatsten tijd in de
oude woning, laat men sell en kleeden zoo
lang mogelijk liggen. Natuurlijk moet een
en ander echter tevoren worden opgenomen,
wanneer het weer moet dienen in het nieu
we huis, want het is een bizonder groot ge
mak, wanneer in de schoongemaakte nieuwe
woning zeilen en kleeden op hun plaats
worden gelegd vóór den verhuisdag. De
groote meubelstukken kunnen dan meteen
voorgoed op hun plaats gezet worden. En
in Iedere kamer set men die kisten, welke
er, volgens het tevoren aangebrachte merk,
in hooren. Men kan dan geleidelijk een en
ander uitpakken en weet, door het tevoren
Even buiten Alkmaar, de Noordholland-
sche marktplaats van groote beteekenis,
ligt de uitgestrekte droogmakerij de Scher
mer. Zoover het oog reikt, zien we niets
dan weilanden, waarin het dikke, zwart
bonte rund bedaard rondloopt om zich de
maag vol te eten van het heerlijk malsche
gras. Schapen met hun lammeren, paar
den met. hun veulens stoffeeren verder ’t
groene landschap, dat zich verweg aan den
horizon verliest. Zeker een eentonig gezieht,
deze aaneengeschakelde weilanden met hun
slooten en slootjes, hekken en vondertjes;
maar toch m#oi! Typisch Hollandsch!
Hier en daar stapt tusschen het rustig
grazende vee een man voorbij, een boeren
knecht, die uitgaat om de molshoopen te
slechten of om hier en daar kleine repara
tion aan de hekken te verrichten.
Minder haast heeft echter Teun, de mol-
lenjager, die ginds bedaard zijn pijpje roo-
kend, zich gereed maakt om zijn dagelljk-
sche wandeling door de wellanden te ma
ken. Kom, loopen we met hem mee om
eens een en ander uit zijn beroep te weten
te komen.
Zie, hoe hij zich gewapend heeft voor
zijn werk: een fllnken sterken polsstok
draagt hij in de hand, over den schouder
hangt een zak, waarin mollenklemmen.
strikken, houten pennetjes enz. geborgen
zijn, terwijl ook de steel van een lichte,
maar scherpe schop uit de opening van den
zak steekt.
„Morgen Teun!”
.Morgen vrind! Prachtig weer voor
tochtje, hé? Kom. ga je mee?”
De kennis is gemaakt en we loopen mee
dwars door de weilanden heen.
„Zeg Teun, wat doe je nu eigenlijk met
al die mollen, die je zoo dagelijks vangt?”
Zoo beginnen we het gesprek.
„Wel Jongen," is zijn antwoord, „die
beestjes brengen me een zoet winstje. Op
de eerste plaats geeft me de boer voor elk
gevangen beestje een kleine premie: meest
al twee centen, en op de tweede plaats ver
koop ik de veelletjes van de mollen aan
bonthandelaars in de stad.”
„Wat moeten die nu met die kleine vel
letjes aanvangen. Teun?”
„Wel jongen, de dames vinden het wat
prachtig een bontkraagje op haar mantels
te hebben van mollehuidjes. Dat staat
sjiek, zeggen ze en het is lekker warm! Al
die kleine velletjes worden netjes aan el
kaar genaaid en je weet hét: veel kleintjes
maken één groote! Je begrijpt dus, dat ik op
die manier best mijn kostje op kan schar
relen. Er zijn mollen genoeg en als je nu
maar goed wat routine hebt, dan vang je
er dagelijks wel 60 tot 100!”
„Zóó veel, Teunls?! Dan raakt het mol-
lengeslacht toch eens uitgemoord! En dan
zit de boer met zijn gebakken peren, want
in school hebben we toch geleerd, dat de
mol een nuttig "beestjg-ta, dat dagelijks
Vandaag weer eens "n paar recepten op
verzoek. Vooreerst dan:
Gevulde Weener taart. Men hééft er voor
noodig, 4 eieren, 1 ons bloem. 80 gram bo
ter, 8 lepels suiker en de afgeraspte schil
van ’n citroen. Voor het vulsel: 1 ons boter,
1 ons poedersuiker, 1 eierdooier en *n
scheutje koffie-extract, of marasquin, of
cacao voor het smaakje.
De bloem wordt gezeefd en daarin wordt
de boter, met twee messen, tot kleine kruim
pjes gehakt. De boter mag vooral niet zalf
achtig wordéh. De citroenschil wordt afge-
raspt en er bij gevoegd; de eierdooiers wor
den met de helft van de suiker flink geroerd
en het eiwit met de overige suiker zéér
stijf geklopt.
Intusschen zorgt men er voor, dat de
oven heet is en de ronde taartvorm goed
met boter ingesmeerd. Dan roert men
dooiers en bloem met boter en citroen vlug
eh luchtig door het eiwit, doet het mengsel
in den beboterden vorm en laat de taart
in dén heeten oven gaar worden, wat onge
veer 'n half uur duurt.
Is de taart gaar, dan laat men haar koud
worden en snijdt ze dan overlangs door.
Onderwijl maakt men het vulsel klaar. De
boter roert men met de suiker tot een
zalfachtige massa, voegt er den eierdooier
bij en roert die er goed doorheen met het
„smaakje”. Zoo men wil kan men dit vulsel
ook nog rose kleuren met een weinig fram
bozenrood.
Men spreidt nu een laag van deze crème
au beurre uit over het onderste deel van
de taart, legt het bovenstuk daar boven op
en bestrijkt den buitenkant van de taart
met het overgehouden vulsel, dat men mooi
gelijk strijkt met 'n mes.
Wil men nu den bovenkant van de taart
met de crème au beurre gameeren, zooals