Ki WAT ZULLEN WE KOKEN? WE GAAN VERHUIZEN os® ■MV WliW DE GESCHIEDENIS VAN MANGELEMOT DEN FILMHELD Z-E Uit het leven van den mol Kinderkleeding Gebreid damesvest - hooggesloten klaar te maken mayonnaise ONTSPANNING Weenertaart Goedkoope en gemakkelijk s OP VERZOEK a a OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN f een praatje met Teun, den mollen jager) O te ADRIANA KNUIST-POLLEPEL. Ie n DORA. een L I t beter nuttig "beestje--is, dat dagelijks de zoo!” riep Teun. „Dat valt me d. M. J. h o UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN Ie i 5 n- ar i; e a eierdooier en of 1 I te, et üg en n K hé!” f. zoo- uj e e ■s •e e I e rd h >U :n id Tg A? v 20 f.; a- a- te Gebreide sprei De dame, die graag een sprei in reepen wilde breien, kan ik tot mijn spijt niet heU pen. Heeft een van de andere lezeressen hiervoor missclüen 'n patroon? stukje met een ruime strook. Het modieuze wijde mouwtje eindigt in een strakke man chet. Een leuk rond kraagje met 2 slippen van voren omsluit den hals. 5. Een jurk voor kleine meisjes wordt al tijd nog met succes met smockwerk ver sierd. We zien er hier een voorbeeld van voor 'n soepel materiaal z. a. toile de sole. Onderaan borduren we ’n breeden rand van allerlei speelgoed-figuren in een enkele lijn. PO LA Dit is een karweitje voor jongens, die een beetje handig zijn. Je hebt om te beginnen noodig: twee latjes van eenigs- zins taai hout, lang 30 c.M., breed 2 c M en dik 1 c.M. Nu boor je boven in ieder latje 2 gaatjes onder elkaar, op een af stand van IS c.M. Nu heb je nog noodig een stukje hout, lang 3 c.M breed en dik 2 c M. Dit bevestig je met een spijker tusschen de latjes op een afstand van 20 c.M. van boven af. Nu moet de aap gecalqueerd worden en van een heel dun hout, b.v. van een sigarenkistje of anders van carton gemaakt worden. Ook 2 ar- n de eind Dan uit het bovenste 'het andere „Ik moet ar -niks meer van hebben riep Mangelemot uit. Ik vertrouw dit zaakje niet langer. „Gaat u mee meneer Hendriks?!" En loopend zoo hard ze maar konden, zochten ze den uitgang op. t Het breiwerk wordt aan den linkerkant onder een vochtigen doek gestreken, waar na schouder- en zijnaden worden dicht genaaid en de mouwen dichtgenaaid en in gezet. Hierbij de mouwnaad boven den zij naad houden. De zakjes worden aan den linkerkant met onzichtbare steken opge zoomd. Dan neemt men de steken aan den hals op' en breit daarop 17 toeren 1 r. 1 aver., waarna men afkant. Aan den voorkant van beide voorpanden worden dan ook de ste ken opgenomen, waarop men eveneens 17 toeren 1 r. 1 aver, breit. Men kan het vest sluiten met druk knoopjes, of met een treksluiting, maar men kan ook in den rand van het rechtervoor- pand knoopsgaten breien op de volgende manier: Waar men een knoopsgat wil ma ken keert men het werk om, breit 4 toeren heen en terug, breekt den draad af en be gint op de steken, welke waren blijven staan weer te breien tot aan het volgende knoops gat. De aldus verkregen openlngen worden later omwerkt met een knoopsgatensteek. Zijn alle knoopsgaten klaar, dan nog eenige toeren breien op alle steken. Dit vest kan ook uitstekend in 2 kleuren gebreid worden. Al wat 1 r. 1 aver, wordt gebreid neemt men dan in de gameerings- kleur. DORA groote hoeveelheden engerlingen, luizen en ander schadelijk gedierte oppeuzelt!” „Ho, ho, jongen! Niet zoo hard van stal loopen! Zeker, de mol is nuttig! Dat zie ik eiken dag weer, als ik de gevangen beestjes stroop. Uit de magen tornen dan altijd heele hoopen half verteerde insectenlarven te voorschijn, maar het-blijft een feit, dat te veel mollen in je land toch lastig is, hoor! Ze woelen den boel soms leelijk om en op die manier gaan er toch heel wat plant jes verloren. Een paar mollen op het land is goed; maar tientallen van die woelers is absoluut niet goed. Scherp naar den grond turend liep Teun Met een vaartje werd hij naar boven gehaald. Mangelemot en meneer Hen driks schrokken zich bijna dood Boven dien scheelde het maar een haartje of de hooge koperen hoed van den Syriër was boven op hun hoofd terecht geko men. de banketbakkers dat doen, (en hiermee be antwoord ik ‘n andere vraag) dan heeft men een spuitje noodig, zooals die in alle winkels van huishoudelijke artikelen ver kocht worden en waarmee men figuren kan spuiten van de crème. Men kan zich ook behelpen met een zakje, waarvan men aan den onderkant de punt heeft afgescheurd. Dat gaat echter niet zoo gemakkelijk. Mayonnaise kan men vlug en goedkoop klaar maken op de volgende manier: Een opgehoopt theelepeltje bloem roert men glad met een weinig water. Dan roert men er 1 ei door met peper en zout en zoo men wil een weinig zeer fijn gesneden ul. Als dit alles goed dooreen gemengd is, voegt men er, langzamerhand en voortdurend roerende, een klein kopje sla-olie bU, even veel water en half zoo veel azijn. Is dit alles weer goed vermengd, dan zet men het op een laag pitje en blijft voortdurend roeren tot de mayonnaise even heeft door-gekookt. Terwijl ze dan afkoelt roert men er telkens nog even door om de massa mooi glad te houden en om te voorkomen, dat zich ’n vliesje vormt. Zoo men de mayonnaise piquant wil heb ben, kan men er, als ze nog warm is, een theelepeltje mosterd doorheen roeren. Opeens zag ons tweetal een eind ver derop in de boekenbewaarplaats een Syrlschen ouden heer staan, die blijk baar stiekum een van de klei-plaatjes van een boek wilde meenemen. 1. Eenvoudig schooljurkje voor meisjes van 4 tot 6 jaar van gemoesd katoen. Het ronde kraagje is omzoomd door een effen geschulpte bies. De stof is aan het schou- derstukje gezet met een dubbele stolpplooi. 2. Voor kleine jongens is een .Russische kiel ook wel ’n aardige en practische dracht. We nemen hiervoor naturelkleurig linnen en werken een rand langs de sluiting In kruissteekjes van blauw en rood D. M. C.- garen. We zetten de stof met een flanel- aangelegde lijstje, van welke kisten men het eerst den inhoud zal noodig hebben. Heeft men nieuwe gordijnen, dan kunnen die ook tevoren worden opgehangen, wat al dadelijk gezelligheid geeft aan de nieuwe woning. Moeten de oude gordijnen ook weer voor de nieuwe woning dienen, dan verdient het misschien wel aanbeveling om die pas te wasschen, nadat men in de nieuwe wo ning weer op orde is. Het beddegoed verpakt men in schoone lakens, waarvoor de oude exemplaren, die we in schoonmaaktijd voor het afdekken van onze meubelen gebruiken, uitstekend dienst kunnen doen. Men naale ze hier en daar met ’n paar steken om het beddegoed vast. Bij het beddegoed. dat meteen weer dienst moet doen, verpakke men meteen de bijbehoorende lakens en sloepen, zoodat daar later niet naar gezocht behoeft te worden als In de nieuwe woning de bedden moeten worden opgemaakt voor de vermoei de bewoners. Kan men langeren tijd doen over een ver huizing en is men in de gelegenheid bij kleine hoeveeelheden reeds vóór den eigen lijken verhuisdag een en ander over te brengen, zoodat men langzamerhand ver schillende kasten vullen kan, dan kunnen allerlei verhuizings-onaangenaamheden tot een minimum beperkt worden. Ook echter wanneer op één bepaalden dag alles van de eene woning naar de andere moet worden overgebracht, kan men zich door goed over leg voor, tijdens en na de verhuizing, heel wat moeite en last besparen. T. G. nu verder; hij werd stiller en scheen iets te zien. Met den vinger wees hij naar een plek, waar de grassprietjes langzaam sche nen te bewegen. Hij haalde zijn lichte schop te voorschijn, zwaaide die even heen en weer enze daalde en viel juist op de plek, waar de grasjes zoo pas schenen te bewegen. Teun er op af! Even woelde hij in den grond en haalde eeen dooden mol voor den dag. Even was het beestje aan de snuit ge wond, verder was het geheet gaaf. „Dat Is er één!” grinnikte Teun, terwijl hij me het mollige beestje liet zien. „Kijk eens, wat een prachtvelletje. En even blies hij in de zijige vacnf, dat de haartjes naar alle zijden uit gingen staan. In alle richtingen streek hij nu met de hand over de vacht en zei: „Zie je wel, dat Je zijn haar niet In de war kunt brengen? Dat komt het beest daar onder den grond goed van pas! Of hij nu v ruit of achteruit woelt, steeds blijft de haardos keurig nétjes zitten! Kijk nu eens naar die voorpootjes! Geen enkele fabrikant van graafwerktulgen kan zulke prachtige schop pen maken, zeg ik je! Err wat een flinke steel zit er aan, hé? Neen, neen, tegen het werk van den Schepper kan geen mensch op! De achterpootjes zijn kort en gewoon! Die behoeven ook geen graafwerk te ver richten; die dienen maar alleen om het lichaam onder het graven vóór- of achter waarts te schuiven.” „Zou het beest ook hooren kunnen, Teun? Het heeft heelemaal geen oorschelpen!” „En of. jongen! Het gaatje, waardoor het geluid dringt, zit hier ergens onder zijn vacht bedolven onder een huidplooi, zoodat er geen zand In kan komen onder het werk. Zie je, wij menschen hebben oorschelpen om het geluid, dat zoo door de lucht heen gaat op te vangen. Maar in de aarde, die tusschen twee haakjes het geluid nog 1 geleidt dan de lucht, zouden die oorlappen heel lastig zijn? ver zcMdett maar vei zand raken en erg hinderen. Het geluld dringt zóó uit-de aarde la zijn oorbuisjet Zn rui ken, jongen, doet de mol wel tienmaal zoo goed als wij, terwijl zijn tastzin, die bij hem in dat kleine," fijne snuitje zit, ook heel wat beter ontwikkeld is dan onze gevoelsorga- nen; maar.... zijn gezicht, och arme, dat is veel slechter dan ’t onze. Zoo blind als een mol! zeggen de boeren vaak! Toch hebben ze niet geheel gelijk. De mol kan wel degelijk nog iets zien, al is het niet veel. Nu Is het beest daarom niet te beklagen, hoor!'o Wat moet hij daar onder den grond met scherpe oogen beginnen? Een goed gevoel, een goeie reuk helpen hem daar beter!” Al pratende waren we aan een breede sloot gekomen. Teun plantte het ondereind van zijn polsstok In het midden stevig in den bodem en zwaaide zonder moeite sier lijk naar de overzijde. Toen wierp hij mij den stok toe en zei lachend: „Vooruit gym nast. nou jij er over!” Gelukkig had Ik op de gymnastiek les gehad in het polsstoksprtngen, zoodat Ik ook weldra met een praehtzwaai over breede sloot kwam. „Goed mee Hier lag een welland, zeer rijk aan mol len, dat kon je wel zóó zien, want het we melde hier van molshoopen! Teun had hier den dag te voren klem men en vallen uitgezet: zijn bult was groot: een dertigtal molletjes verdwenen, 1 een na 't ander In Teun *s zak. Ook een paar levende exemplaren waren gevangen In een soort van muizenval. „Wat doe je met die levende dieren?” „O, die verkoop ik voor 40 cent per stuk aan den directeur der Hoogere Burger school In de stad antwoordde hij.. ,X>ie laat ze aan de leerlingen zien. HIJ neemt er allerlei proeven mee enz. In een klein hokje werden de gevangen dieren nu opgesloten en ook in den zak gedaan. „Eigenlijk moet ik nu vlug naar huis,” zei Teun, „want het is niet vertrouwd twee levende mollen In één gevangenis naast el kaar. Ze vechten nX op leven en dood, dat weet Ik zeker, want een mol Is heel vreed zaam, als hij alleen is, maar met meerde re te zamen. zijn ze niet te vertrouwen. HU duldt geen gezelschap van soortgenoo- ten in sun nabijheid. Dat draait altijd op ruzie uit!” „Zoo. zoo, Teun, dat wist ik niet. Ik zou denken, dat het samen toch prettiger was dan zoo heelemaal alleen!” „Ja jongen, dat zou je wel zeggen; maar bij de mollen gaat dat nu eenmaal niet op. Het mannetje en het vrouwtje in 't zelfde nest kunnen het al niet eens samen vinden! Daarom vlucht het vrouwtje al gauw het nest uit en maakt voor haar en het gezin een apart nest, liefst zoo ver mo gelijk bU haar echtgenoot vandaan. Dat ligt zoo in den aard dezer dieren." We gingen nu terug. Ik had een leerzame wandeling gehad en dankte Teun voor aijn gezellige les in de dierkunde. Men begint te breien aan den onderkant van den rug, waarvoor men 132 st. opset. Eerst breit men 18 naalden 1 r. 1 aver, en dan verder In tricot-steek. dit Is rechts aan den rechter en averechts aan den linker kant. Als men ongeveer 45 c.M. heeft ge breid van af het begin, kant men In de eerstvolgende twee toeren de zes eerste ste ken van de naald af voor de armsgaten. Vervolgens breit men, aan weerskanten van de naald, bij de eerstvolgende 0 toeren 2 st. samen, waarna men nog 8 keer 2 st. aan weerskanten samenbreit voor den an deren toer. Men heeft dan nog 90 st. op de naald en breit hierop door tot men. van het begin van *t armsgat af, in rechte lijn, 10 cM. heeft. Dan vormt men de schouders door, aan lederen kant van de naald, tel kens 6 st. te laten staan, op deze manier: men breit 90 st., keert het werk om, breit 84 at., keert het werk om, breit 78 st., keert om enz., tot men in het midden nog 48 st. op de naald heeft. Dan breit men de naald uit en kant alle steken af. Voor het rechtervoorpand zet men 70 st. op en breit een boord evenals bij den rug en verder In trlcotsteek tot men 13 c.M. heeft; dan kan men een zakje breien als volgt: Men breit 30 st„ dan 26 st.. 1 r. 1 aver, en vervolgens de overige st. van de naald in trlcotsteek. Zóó breit men nog 6 toeren met dien verstande natuurlUk. dat men bij de 20 st. voor het zakje r. op r. en aver, op aver, houdt. Heeft men zoo In het geheel 7 toeren, dan kant men die 26 st. af. In plaats daarvan zet men weer 26 st. op en breit, enkel op die 26 st., tot men daar 8 k 10 c.M. heeft voor den achterkant van het zakje. Dan breit men de geheele naald uit en breit op alle steken verder tot aan het armsgat. Voor het armsgat mindert men als bU den rug; tegelijk mindert men aan den anderen kuit van de naald 1 st. In lederen 4en toer. Heeft men nog 38 st. op de naald, dan kant men aan den voor- kant 14 st. af voor den hals en breit verder, zonder minderen, tot het armsgat 18 c.M. hoog is. Nu laat men, aan den kant van het armsgat, om den anderen toer, 6 st. op de naald staan, tot er aan den kant van den hals nog 8 st. overbUjven. Dan 1 naald breien op alle steken en afkanten. Het tweede voorpand wordt eender ge breid. doch hieraan tegenovergesteld na tuurlijk. De mouwen begint men bij het boord waarvoor men 72 st. opzet. Men breit ?6 naalden 1 r. 1 aver. Verder breit men in trlcotsteek. Men meerdert dan in den 7den toer, aan eiken kant van de naald 1 steek. Vervolgens meerdert men aldus In lederen 8sten toer, tot er In het geheel 110 st. op de naald zijn en de mouw ongeveer 50 cM. lang is. Dan breit men bij lederen toer, aan weerskanten van de naald 2 st. samen, tot er nog 38 st, over zijn, die worden afge kant. men. Dan boor je in den romp van den aap en in zijn armen de gaatjes, zooals de teekening aangeeft en bevestigt door middel van een Ijzerdraadje, dat je aan de eindjes ombuigt, de armen aan den “romp. Nu steek je de beide einden van een touwtje ieder door een gaatje aan de buitenzijde van het eene latje. Vervol gens haal je het eene eind.van het touw tje door de beide voorste gaatjes handen van den aap en het ander» door de beide achterste gaatje steek je ten slotte het touwt.' bovenste gaatje ook weer In hg van het tweede latje en du: touwtje in het onderste gaa/je Dan wor den de einden vastgeknoopt, zóó, dat bet touw niet in een bocht b&ngt. Om nu den aap aan den rekstok te laten zwaaien, buitel je hem eerst een paar maal over den kop en neem vervolgens de beide onderste einden van de latjes samen in één hand en knijp. Het touw wil.dan,Weer in den vorigen stand terugkomen en doet den aap in de rondte zwaaien. Als je aten stevig knijpt en dan ophoudt, vliegt de aap door en windt vanzelf t touw weer op. Weer ’n ^neepje en hij vliegt terug. W. Stuurman. steekje aan het schouderstuk, dat over den rug doorloopt. 3. Een wandeljurkje voor Iets oudere meisjes. We nemen hiervoor de ruit of streep schuin. Vooral is dit noodig voor het in klokvorm geknipte pelerientje. De halsuitsnijding is afgewerkt met een losse shawl, die op zij gestrikt is. 4. Ook bij dit zomermanteltje is gebruik gemaakt van het idéé: pelerientje In dit geval echter een rond geknipt schouder- Maar dat zat hem niet glad. Hij werd beter bewaakt dan hij dacht, want op eens Werd er boven zijn hoofd een luik geopend en hem een lus om zijn hals geworpen. Naar aanleiding van ’n verzoek van een onzer lezeressen, zullen we hier eens een en ander bepraten over de meest doelmatige en voordeelige manier van verhuizen Het Is maar al te waar, dat al wat er alzoo aan *n verhuizing vast zit, lang niet altijd op de meest practische en de minst onaangename manier geschiedt. Gedurende de laatste weken In de oude en de eerste dagen of soms weken in "n nieuwe woning heerscht er soms *n afschuwelljke ongezel ligheid, die voor een groot deel vermeden zou kunnen worden Indien men, bij het In pakken en uitpakken van een en ander me thodisch te werk ging. Nu weet ik heel goed, dat men met het Inpakken intijds moet beginnen; maar in ieder huishouden zijn verschillende dingen, die veilig kunnen worden ingepakt, zonder dat comfort of gezelligheid In huis er door geschaad worden. Men beginne dus in elk geval met het Inpakken van allerlei, dat men zelden of nooit gebruikt, dat men in elk geval gemakkelijk eenige weken kan ontberen. Om te beginnen, denke men er vooral aan, bij het inpakken dadelijk een lijstje aan te leggen, zoodat men later onmiddelljjk weet waar men een en ander kan terug vinden. Men merkt bijvoorbeeld alle kisten waarin voorwerpen uit het salon verpakt worden met I; voor de voorwerpen uit de huiska mer worden de kisten met II gemerkt; voor slaapkamerdingen met III enz., waarbij men, door toevoeging van ’n letter den In houd der kisten nog verder kan preclseeren. In de laatste dagen vóór de verhuizing houde men voorzichtig al datgene apart, wat men tot het laatste toe noodig heeft, desnoods achter slot, want het gebeurt maar al te vaak, dat men in groote onge legenheid komt, doordat het een of andere noodzakelijk voorwerp reeds blijkt te zijn Ingepakt. Een zindelijke, ordelijke huisvrouw wil natuurlijk al haar goed schoon in de nieu we woning overbrengen. Dat kan met de meeste dingen ook best. De gewreven meu belen krijgen wel vingerafdrukken bU de verhuizing, maar met even opwrijven zijn die later weer gemakkelijk te verwijderen. Wat betreft porceleln en glaswerk, moet Ik echter aanraden dit niet voor de verhuizing om te wasschen, daar het in elk geval, na dat het verpakt is geweest, toch weer ge- wasschen moet worden. By het inbakken van glaswerk en porce leln gebrulke men vooral voldoende papier. Ieder stuk moet apart in papier gewikkeld worden en de tusschenrulmte tusschen ver schillende voorwerpen in moet zorgvuldig met papier of houtwol worden aangevuld. Spiegels en schilderijen met glas kan men het beste onverpakt laten. Die worden dan bjj het inpakken in den verhuiswagen met de noodige zorg, omgeven door doeken, hier en daar tusschen In gezet.--» Ter voorkoming van al te groote ongezel ligheid gedurende den laatsten tijd in de oude woning, laat men sell en kleeden zoo lang mogelijk liggen. Natuurlijk moet een en ander echter tevoren worden opgenomen, wanneer het weer moet dienen in het nieu we huis, want het is een bizonder groot ge mak, wanneer in de schoongemaakte nieuwe woning zeilen en kleeden op hun plaats worden gelegd vóór den verhuisdag. De groote meubelstukken kunnen dan meteen voorgoed op hun plaats gezet worden. En in Iedere kamer set men die kisten, welke er, volgens het tevoren aangebrachte merk, in hooren. Men kan dan geleidelijk een en ander uitpakken en weet, door het tevoren Even buiten Alkmaar, de Noordholland- sche marktplaats van groote beteekenis, ligt de uitgestrekte droogmakerij de Scher mer. Zoover het oog reikt, zien we niets dan weilanden, waarin het dikke, zwart bonte rund bedaard rondloopt om zich de maag vol te eten van het heerlijk malsche gras. Schapen met hun lammeren, paar den met. hun veulens stoffeeren verder ’t groene landschap, dat zich verweg aan den horizon verliest. Zeker een eentonig gezieht, deze aaneengeschakelde weilanden met hun slooten en slootjes, hekken en vondertjes; maar toch m#oi! Typisch Hollandsch! Hier en daar stapt tusschen het rustig grazende vee een man voorbij, een boeren knecht, die uitgaat om de molshoopen te slechten of om hier en daar kleine repara tion aan de hekken te verrichten. Minder haast heeft echter Teun, de mol- lenjager, die ginds bedaard zijn pijpje roo- kend, zich gereed maakt om zijn dagelljk- sche wandeling door de wellanden te ma ken. Kom, loopen we met hem mee om eens een en ander uit zijn beroep te weten te komen. Zie, hoe hij zich gewapend heeft voor zijn werk: een fllnken sterken polsstok draagt hij in de hand, over den schouder hangt een zak, waarin mollenklemmen. strikken, houten pennetjes enz. geborgen zijn, terwijl ook de steel van een lichte, maar scherpe schop uit de opening van den zak steekt. „Morgen Teun!” .Morgen vrind! Prachtig weer voor tochtje, hé? Kom. ga je mee?” De kennis is gemaakt en we loopen mee dwars door de weilanden heen. „Zeg Teun, wat doe je nu eigenlijk met al die mollen, die je zoo dagelijks vangt?” Zoo beginnen we het gesprek. „Wel Jongen," is zijn antwoord, „die beestjes brengen me een zoet winstje. Op de eerste plaats geeft me de boer voor elk gevangen beestje een kleine premie: meest al twee centen, en op de tweede plaats ver koop ik de veelletjes van de mollen aan bonthandelaars in de stad.” „Wat moeten die nu met die kleine vel letjes aanvangen. Teun?” „Wel jongen, de dames vinden het wat prachtig een bontkraagje op haar mantels te hebben van mollehuidjes. Dat staat sjiek, zeggen ze en het is lekker warm! Al die kleine velletjes worden netjes aan el kaar genaaid en je weet hét: veel kleintjes maken één groote! Je begrijpt dus, dat ik op die manier best mijn kostje op kan schar relen. Er zijn mollen genoeg en als je nu maar goed wat routine hebt, dan vang je er dagelijks wel 60 tot 100!” „Zóó veel, Teunls?! Dan raakt het mol- lengeslacht toch eens uitgemoord! En dan zit de boer met zijn gebakken peren, want in school hebben we toch geleerd, dat de mol een nuttig "beestjg-ta, dat dagelijks Vandaag weer eens "n paar recepten op verzoek. Vooreerst dan: Gevulde Weener taart. Men hééft er voor noodig, 4 eieren, 1 ons bloem. 80 gram bo ter, 8 lepels suiker en de afgeraspte schil van ’n citroen. Voor het vulsel: 1 ons boter, 1 ons poedersuiker, 1 eierdooier en *n scheutje koffie-extract, of marasquin, of cacao voor het smaakje. De bloem wordt gezeefd en daarin wordt de boter, met twee messen, tot kleine kruim pjes gehakt. De boter mag vooral niet zalf achtig wordéh. De citroenschil wordt afge- raspt en er bij gevoegd; de eierdooiers wor den met de helft van de suiker flink geroerd en het eiwit met de overige suiker zéér stijf geklopt. Intusschen zorgt men er voor, dat de oven heet is en de ronde taartvorm goed met boter ingesmeerd. Dan roert men dooiers en bloem met boter en citroen vlug eh luchtig door het eiwit, doet het mengsel in den beboterden vorm en laat de taart in dén heeten oven gaar worden, wat onge veer 'n half uur duurt. Is de taart gaar, dan laat men haar koud worden en snijdt ze dan overlangs door. Onderwijl maakt men het vulsel klaar. De boter roert men met de suiker tot een zalfachtige massa, voegt er den eierdooier bij en roert die er goed doorheen met het „smaakje”. Zoo men wil kan men dit vulsel ook nog rose kleuren met een weinig fram bozenrood. Men spreidt nu een laag van deze crème au beurre uit over het onderste deel van de taart, legt het bovenstuk daar boven op en bestrijkt den buitenkant van de taart met het overgehouden vulsel, dat men mooi gelijk strijkt met 'n mes. Wil men nu den bovenkant van de taart met de crème au beurre gameeren, zooals

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1932 | | pagina 9