OP VACANTIE
DE KOEKOEK
DE GELUKSVOGELS
RUK
i
WAT ZULLEN WE KOKEN?
SLOBBROEKJE
I
GEBREI
Damesjapon met ronden hals
--- j
l/S
Bob eet alleen wat lekker is
Wenken, die ter harte moeten worden
genomen
VAN ALLES WAT
LEVENSWOORDEN
r
ongeveer 5 jaar
voor kind van
LEES
WIJZER
OP VERZOEK
DE B.L.N.S.
OP VERZOEK
r
I
r
X.
UVEKNEM1NG UTT DEZE RUBRIEK VERBODEN
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN
weer
l
MYRIAM
F
1
.'en, laten we ons vast-
aan de volgende 10 geboden
gaan en het
te zet-
tel niet
>n bat-
?t men
Hollen, draven, blaffen, springen.
Alles doet hij even goed.
Ook z’n ouders waren aardig.
Daarom zit het hem in X bloed.
Moeder vond het lang niet aardig.
Lieve help, stel je eens voor.
Dat een hond nou zóó verwend Is,
'k Vind het lang niet prettig, hoor!
Laatst kwam buurman Jansen bij ons.
Met zijn hondje aan een koord.
Bobje was toen heel erg deftig.
Want hij weet wel hoe het hoort.
Moeder gaf ons later lekkers.
Bracht ook iets voor Bobje mee.
Maar het hondje wou niet happen,
Graag had hij gezegd, o, nee.
aóraan
tornt er
Bram,
jekoek
Opgegeven matenlengte 115 c M., boven
wijdte 120 cM, mouwl. 54 cM. Benoodlgd:
3 M stof van 100 cM. breedte, 4 drukknoop
jes Ge teekent het patroon op de aange
geven maten, waarna ge het op de vaste
lijnen ultknlpt. Daarna legt ge de patronen
op de stof en wel zóó, dat ge eerst de rok-
panden, daaronder de mouwen, dan het
voorpand en daaronder het rugpand weg
kunt knippen. Bij den rok moet dan een
klein geertje aangezet worden. Alles wordt
met een naad uitgeknipt, terwijl ge onder
moet zijn, wordt aan den achterkant tot
op de schouders opgenaaid. Het overige
gedeelte zit los en wordt door de knoops
gaten heen getrokken, zooals het plaatje
u laat zien. De ceintuur is na afwerking
110 cM. lang en 10 c.M. breed. Hierna wordt
de jurk opgestreken, waarna ge aan de
mouwen, en zoo noodlg, ook aan de schou
ders, de drukknoopjes aanzet. DINY
En die brave buurman Jansen,
Lachte moe toen hart’lijk uit
En hij zeide: „Bob *t Is lekker".
Hap, deed toen de slimme guit
Nu, wat zeg je van mijn hondje?
Is hij niet goed opgevoed,
Ja, hij moet het zeker weten.
Ook al lijkt t nog zoo goed!
De
bouw
honden
een pech!
i.'
5e.
als
tnogel
nikke
etensresten,/ hoe klein ze ook
•--jri. op
hiel er
voor
huls
Zoo, zwarte Piet. Ben jij bij Sinter
klaas weggeloopen? Nou, nou, zet maar
niet zoo’n hooge borst op. hoor. Pas op
maar, of Ik blaas je van het podium af.
Ze zeggen wel eens, door schade en
schande wordt men wijs, dus als jij dan
met alle geweld een pak slaag wilt heb
ben, moeten we maar niet wachten.
Buurman Jansen heeft een hondje,
O, het is een snoezig beest.
Altijd Is hij even aardig.
Zelden Is hij stout geweest.
Ook Is buurman Jansen’s hondje.
Knap en slim en keurig net.
Ja, je kan echt om hem lachen.
En haast rollen van de pret.
„Maar," protesteerde Bram, ,Je noemt
daar een heeleboel vogeltjes op. Die hebben
toch niet allemaal dezelfde kleur en soort
eieren?”
.Neen.” antwoordde Jan. „Maar een koe
koek legt één soort eieren, die op die van
een bepaalden vogel lijken. Zoo is elke
koekoek een bepaalde zangvogelsoort
aan den rok nog 5 c.M. extra voor zoom bij
rekent. Hierna kunt ge rok-, zij- en mouw-
naden dicht stikken en den elleboogsnaad
tot op 7 cM. vanaf ftn onderkant. Het
schoudemaadje wordt’'ingestikt, waarna ge
ook de schouders dicht kunt stikken. Kan
de jurk niet zoo over het1 hoofd aangetrok
ken worden, dan moet de schouder aan
weerskanten een stukje open blijven. Bij
Terwijl men de eerste pijp breit, kan men
een draad halen door de steken van de
tweede pijp, die men later weer op de naal
den neemt. Men breit de tweede pijp na
tuurlijk tegenovergesteld aan de eerste. De
minderingen komen aan den binnenkant.
Het werk wordt goed gestreken onder *n
vochtigen doek. Tenslotte rijgt men een
koord of een elastiek door den gaatjes-
toer van het boord en naait men ’n eindje
elastiek onder de voetstukken.
Zooals ik reeds meer gezegd heb: het
aantal steken of toeren van een breiwerk
13 nooit geheel precies aan te geven. Men
overtulge er zich dus, onder het werk, nu
en dan van, of men de goede maat heeft.
DORA
gewonnen, schreeuwde het publiek.
Dik hoorde je boven alles uit.
directeur van het krachtsportge-
geloofde zijn oogen niet. En die
d gulden was hij ook kwijt. Wat
Wij zoeken het langst naar kleinigheden.
Veracht den dood niet, maar neem ge
noegen met hem, als zijnde ook bij een van
de dingen, die de natuur wil.
Velen laten het kwaad niet, omdat ze het
haten, maar uit vrees voor de gevolgen en
noemen dan die vrees: Deugd.
Velen zijn gevallen door de scherpte van
het zwaard, maar niet zooveel als gevallen
zijn door de tong.
Men kan nooit andermans leed beoordee-
len: wat mij pijn doet, Is voor een ander
reden tot vreugde. Laat ons daarom met
niemand twisten over de werkelijkheid van
zijn verdriet.
K. H.
„Waarom gelukt het maken van jam en
gelei de eene wel en de andere niet?” wordt
me gevraagd. „Ik ga precies te werk vol
gens opgegeven recepten en toch kan Ik
vaak, ondanks heel lang koken, de jam niet
stijf krijgen.”
Laten we om te beginnen nog eens even
alles aanstippen waarop men bij het maken
van jam en gelei heeft te letten.
Men zorgt voor zeer goed gereinigde
fleschjes en potten, m’en neemt vooral niet
te weinig suiker, en men zoekt de te ge
bruiken vruchten zéér zorgvuldig uit. Eén
enkele bedorven vrucht kan het geheel be
derven. De vruchten mogen niet te lang
koken, daar hierdoor smaak en kleur voor
een goed deel verloren gaan; daarom laat
men de vruchten, vóór men ze op het vuur
zet, uitlekken om zoo weinig mogelijk water
te hebben. De suiker voegt men pas bij de
vruchten, wanneer die 5 a 10 minuten ge
kookt hebben.
Eer men de potjes Sluit, legt men een
goed passend rondje perkamentpapler, dat
men gedrenkt heeft in alcohol jenever,
brandewijn of cognac op de jam. Het ge
beurt wel eens dat hierop schimmel komt.
Men kan het dan voorzichtig wegnemen,
zoodat de jam onaangetast blijft.
Neemt men echter al deze regels goed in
acht, dan kan men nog tegenspoed hebben.
Dit komt dan doordat de vruchten overrijp
zijn. Bij overrijpe vruchten ontbreken die
bestanddeelen, waardoor de Jam stijf wordt
en het Is begrijpelijk dat men dit ook door
zeer lang koken niet geheel kan verhelpen.
Het meeste succes heeft men bij het maken
van jam en gelei, wanneer men er vruchten
voor neemt die nog niet geheel en al rijp
zijn.
Niet alle vruchten laten zich even goed
tot jam verwerken. Kersenjam wordt niet
gemakkelijk stijf; daarom is het aan te be
velen, wanneer men kersen jam maakt, deze
vruchten aan te vullen met het sap van
bessen. Men neemt dan het sap van 1 pond
bessen bij 4 a 5 pond kersen. De smaak van
de jam wordt er nog aangenamer door en
daar bessensap gemakkelljk geleert, is dc
jam dan vlugger klaar.
Tot slot zou ik nog willen aanbevelen,
niet te groote hoeveelheden jam Ineens te
maken. BIJ een kleine hoeveelheid gelukt
de jam eerder, omdat alles dan vlugger aan
het inzetten der mouwen wordt de mouw-
naad 3 c.M. meer naar voren genomen dan
de zijnaad. Onder aan de mouw wordt een
kapje gezet, dat ge 30 cM. lang en 10 cM.
breed knipt. Het kapje wordt aan de zij
kantjes dubbel gestikt, waarna ge het aan
stikt en overzoomt. Bij den hals maakt ge
op 3 cM. van boven af en 3 c.M. vanaf
middenvoor aan weerskanten een 6 c.M.
lang knoopsgat In. De hals wordt met een
schuin blesje afgewerkt. Het kraagje, dat
na afwerking 80 c.M. lang en 8 cM. breed
de kook is en gemakkelijker verdampt.
Bovendien Is het maken van een kleine
hoeveelheid jam of gelei Iets, dat best zoo
nu en dan tusschen het gewone werk door
kan worden ter hand genomen, terwijl het
verwerken van een groote hoeveelheid altijd
’n heele karwei is.
Is de jam klaar, dan plakt men op ieder
potje een etiket, waarop behalve de naam
van de jam ook de datum staat vermeld
waarop zij gemaakt is.
I
Dames en heeren! Mag ik u voor
stellen den kampioen-worstelaar Piet
Knokker, den sterksten man ter wereld.
Wie van de heeren is er bereid een par
tijtje met hem te worstelen? Wie hem
verslaat, krijgt contant den prijs van
honderd gulden uitbetaald. Wie van de
heeren?!
Daarmee is het boord klaar en breit men
verder r. In den 30sten toer begint men
te meerderen voor ruimte aan den achter
kant. Men breit dan 2 st. uit den 80sten
st. van den toe» en 2 st. uit den Sisten st.,
4 toeren overbreien. In den daaropvolgen-
den toer 2 st. breien in den Sisten en in
den 82sten st. Weer 4 toeren overbrelen en
in den daaropvolgenden toer 2 st. breien
in dan 82sten en in den 83sten st. In het
geheel meerdert men aldus 7 keer, waarbij
de meerdering telkens 1 st. verspringt
dus de 4de meerdering in den 83sten en
84sten st. enz.
Na de 7de meerdering moet men in het
geheel 174 st. hebben. Hierop breit men nog
28 k 30 toeren.
Nu verdeelt men de steken voor de pij
pen, men rekent voor iedere pijp 84 st. Er
blijven dus in het midden 10 st. over in
het geheel, die men, aan den linkerkant,
steek bij steek, aan elkaar naait dus 5
st. van den voorkant bij 5 st. van den
achterkant van. het werk.
De pijpen worden ook in de rondte ge
breid. In den 4den toer begint men te min
deren. Hiervoor breit men den 2den en
3den st. van den toer samen en de belde
voorlaatste st. van den toer. Op deze wijze
mindert men 8 maal In eiken 4den toer.
Vervolgens mindert men nog 9 maal in
eiken 3den toer.
Na de laatste mindering moet men nog
50 st. op de naalden hebben. Hierop breit
men nog ongeveer 60 toeren.
Nu volgt de verdeeling der steken voor
het voetblad. Men kant 26 st. af voor den
achterkant en breit op de overgebleven 24
st., met 2 naalden, In heen en weer gaande
toeren nog 16 naalden voor de wreef. Dan
breit men, om den anderen toer, 2 st. samen
aan het begin en het einde van iedere
naald, tot men nog 8 st. over heeft, die
Warden afgekant.
aangewezen. Gelukkig, dat tegenover de
akelige verhalen over den koekoek toch pok
nog Iets goeds van hem valt te vertelfen.
Dat goede Is natuurlijk, dat hij zoo verba
zend veel harige rupsen naar binnen werkt.
Behalve de Vlaamsche gaal, de wielewaal
en de koekoek zijn daarvoor niet veel lief
hebbers onder de vogels te vinden. Die ha
ren schijnt hij kwijt te raken door ze met
een deel van den maagwand van tijd tot
tijd uit te spuwen. Meestal wordt het ei
niet direct in een nest gelegd, maar op den
grond en dan met den snavel, die groot en
even gebogen Is, opgepakt en in het nest
gelegd, liefst terwijl de wettige eigenares
afwezig is.”
„Zeg, kijken jullie eens op je horloge,”
riep Tilly Die Tilly leek soms net een wek
ker, zooals Henk het eens had uitgedrukt.
Tilly had een goed tljdzintulg. Maar ze had
ook ditmaal gelijk, het was hoog tijd om
naar huls te gaan. Zoo was deze gezellige
middag in de vrije natuur weer omgevlo
gen.
Al! Oei - oei!! Lieve goedheid, wat
een match. Jammer, dat de teekenaar
hier geen geel en groen tot zijn beschik
king had, want dat was ongeveer het
eenlgste, wat het publiek van dezen
wedstrijd zag. Wat ging het er op los.
Dat negerjongetje was toch lang niet
van gisteren, hoor!
Nog iets over aardbeien. Aardbeien
limonade. Nu de aardbeien dit jaar zoo
goedkoop zijn, heb Ik een flinke portie li
monade gemaakt volgens een uitstekend
recept dat ik hieronder even zal opgeven.
Op 5 pond aardbeien neemt men 4H pond
suiker, 45 gram wijnsteenzuur, 1 1/3 Liter
water.
De aardbeien worden zorgvuldig uitge
zocht en schoon gemaakt. Er moet dan nog
goed 4 pond overblijven. Intusschen lost
men, in een groote aarden kom (ik heb er
een lampetkom voor genomen) het wijn
steenzuur op in het water. Daar voegt men
de schoongemaakte aardbeien bij, dekt ze
toe en laat ze er 24 uur in staan. Dan
schept men de aardbeien met de schuim
spaan uit het nat in een kom. Door het
overgebleven vocht roert men de suiker en
boven dit mengsel laat men de aardbeien
door een schoonen doek uitlekken, geduren
de 12 uren. De vruchten mogen niet geperst
worden. Voor dit uitlekken bind ik een doek
tusschen de vier pooten van een op het aan
recht omgekeerden stoel.
Nu en dan roert men intusschen tot de
suiker geheel is opgelost en doet de limo
nade dan over in goed uitgekookte flesschen.
De hier opgegeven hoeveelheid Is voldoende
voor 5 flesschen ongeveer.
Deze limonade is blzonder lekker en frisch
en kan ongeveer tot December bewaard
worden.
Aardbeien-pannekoekjes zijn ook een uit
vloeisel van de tegenwoordige aardbeien-
weelde. Ik bak er gewone flensjes voor, leg
op ieder flensje, zoodra het klaar is, 3 k 4
aardbeien, strooi er suiker over en rol het
dan op.
Onze kinderen vinden deze pannekoekjes
verrukkelijk.
ADRIANA KNUIST POLLEPEL
jam de eene wel en de andere niet?
aard beien- panne koek jet
nev geoeuren, aat a
J steeds door blijft bellen, tot overlast
8e. Alle waterkranen goed te sluiten en
de leidingen leeg te laten loopen, nadat de
hoofdkraan is afgesloten.
9e. Hebt ge een radio, schakel deze uit,
als ge ze niet mede neemt, op vacantie,
anders zou bij een eventueel onweer groote
schade in uw huis aangericht kunnen wor
den.
10e. Thee- en koffiepotten en melkkan
nen met deksel, zoo schoon en droog moge
lijk weg te zetten met geopend deksel, om
schimmel en dufheid te voorkomen.
Na al deze voorzorgen gaat ge met een
gerust hart op vacantie, maar zorg vooral
voor een aangenaam rustig vertrek. Dat
kunt ge hebben als ge:
le. Niet met pakken wacht tot het aller
laatste oogenblik, zoodat alles kris en kras
door elkaar in de koffers komt.
2e. Alles van te voren regelt, zoodat ge
op de laatste minuten niet als een razende
door het huis moet rennen: „waar is dit,
waar is dat, heb ik dat al ingepakt en nu
is dat weer vergeten!" Zoodoende komt ge
oververmoeid op de plaats van bestemming
3e. Er aan denkt, dat in den vacantie-
tjjd de stations overdruk zijn en het per
soneel daardoor overspannen geraakt. Zorg
daarom tijdig aan het station te zijn en
niet zoo laat, dat ge 6p het allerlaatste
nippertje den trein nog maar net halen
kunt. Dat geeft voor uzelf onnoodige on
rust.
4e. Er om denkt, dat de vacantie be
doeld is om te rusten. Neem daarom niet te
veel deel aan wandeltochten, aan sportbe
oefening als zwemmen, tennissen, roeien
enz. ,,"n Dolce far nlentey kan in de vacan
tie heusch geen kwaad.
5e. Er aan denkt, niet te veel en te
spoedig vriendschappen met vreemden aan
te knoopen, of vertrouwelijk te worden.
1 Zijn dikwijls maar ééndagsvliegen.
En jonge meisjes, jonge vrouwen, hecht
vooral niet té groote waarde aan een
zomerdagflirtation.
Juist de vacantie-omgeving, het zalige
niets doen, leidt daartoe zoo gemakkelljk.
Veel verdriet kan u daardoor bespaard
worden.
Loopt de vacantietljd op z’n einde, bederf
dan de laatste weken en dagen niet met
mopperen en klagen, dat de vreugde maar
van zoo korten duur was en dat alles al
weer zoo gauw voorbij is.
Integendeel, geniet tot het laatste mo
ment van iedere minuut, die u nog rest, om
tenslotte met een blij hart weer thuis te
komen en de dingen van het allen-dag-
leven weer te aanvaarden.
Geloof me, op die manier wordt het op
vacantie gaan en verblijf elders tot een
bijzondere weelde, hoe eenvoudig ge het
ook soms aanleggen moet.
X Was prachtig weer, toen de Bond voor
Levende Natuurstudie er weer vroeg op uit
trok voor een wandeling in de bosschen.
Kees met zijn mondharmonlka liep voorop,
dan volgden Gerrit, Jan en Bram en ach
teraan de meisjes Toos en Tilly, Ada en
Mientje.
Ondanks de warmte hadden zij er een
vluggen pas in gezet. Spoedig was de rand
van het bosch bereikt. „Koekoek,” klonk
het duidelijk en steeds weer „koekoek, koe
koek.”
„Waar zou hij nu zitten?” vro<
„Ik zou toch zoo graag eens een
zien."
Rrrt, daar vloog iets langs hem heen.
..Daar heb je hem,” wou Jan roepen,
maar X was niet waar, het was een ekster,
die deftig op het hek van de wei naaikt het
bosch neerstreek en met zijn staart op en
neer wipte. Weer klonk het „koekoek, koe
koek.” Daar vloog een groenachtige vogel
uit een gat van een elk het bosch in.
„Een groene specht,” riep Ada.
.Maar nog geeft koekoek,” zuchtte Bram.
„Weet Je wat,” stelde Gerrit voor, „het
is zoo warm, laten we rustig hier in de
buurt blijven en als we heel stil zijn, zien
we sinjeur koekoek misschien wel.”
Zoo gezegd zoo gedaan. En het stilzitten
werd beloond. Eerst verscheen een meesje.
lOmervacanUes weer voor de het niet, dan kan het gebeuren, dat de bel
Allerlei plannen worden gemaakt en laburen00" beUen’ °verlast van
voorbereidende maatregelen worden, of zijn
reeds getroffen door de gelukkige sterve-,
lingen, die in eigen land of elders eenige
dagen óf weken de dagelijksche beslomme-
ringen van het leven met het stadsstof
gaan afschudden, om enkel te genieten vaij
het heerlijke buitenleven aan zee of in de
bosschen.
Men is dikwijls zóó vervuld van de aan
staande vreugde, dat heel wat zaken, die
vóór dat het huis gesloten wordt verzorgd
en voorzien moesten worden, gladweg ver
geten worden.
Is men eenmaal op de plaats van be
stemming aangeland en geïnstalleerd, komt
men dan tot rust en laat men dan z’n ge
dachten gaan naar wat men thuis achter
liet, dan ja dan
„Zeg, heb je er wel aan gedacht dit of
dat te doen, b.v. is de waterleiding goed
afgesloten? enz. enz.
De zorgeloosheid, waarmede door de
haast voor het vertrek een en ander werd
vergeten, baart dikwijls bij de thuiskomst
nk een prettige vacantie veel verdriet of
teleurstelling, of vergalt de vacantiegenoe-
gens van huisvader en -moeder, doordat zij
niet zeker van hun zaak zijn en in onrust
verkeeren.
Laten we er dus voor zorgen, dat noch
het een, noch het ander kan gebeuren en
tijdig maatregelen nemen, dat niets Ver
geten kan worden.
Ik zou haast
houden i
ben. die op vacantie
sluiten:
le. Tijdig bij de post het tijdelijk adres
opgeven.
2e. Bijtijds de couranten op te zeggen,
of, als men ze nagezonden wil hebben, dit
aan de desbetreffende bureaux op te geven.
2e. Zorgen, dat alle huisdieren goed
rerzorgd achterblijven, als ze niet, mede
genomen worden. »«-
4e. Alle r--
mogen zijn, zorgvuldig Se verwijderei
dat vliegen, muizen, ratten en schim
niet van gedijen.
Alle pannen, zoowel van aluminium
andere brandschoon en zoo droog
■lijk wi
:el van
brandschoon
te zetten en het koper en
-anen, geysers, gastoestellen,
fornuizen e.d., met een weinig vaseBne in
te vetten.
6e. Den gasmeter af te sluiten niet al
leen, maar even door de gasfabriek den
«tand van den meter te laten opnemen
róór het vertrek, opdat bij terugkeer direct
geconstateerd kan worden of er een lek
kage sons Is ontstaan.
7e. De electrische geleidingen af
"ten en vooral wanneer de voordeur!
op de lichtleiding loopt maar op e<
te rij, het contact te verbreken. Dó
Waarom gelukt het maken van
Aardbeien-limonade en
Misschien zijn er wel meer dames, die,
evenals de aanvraagsters, nu reeds willen
gaan breien voor den komenden winter.
En wie wel van plan is voor den winter
slobbroekjes te gaan breien maar vindt, dat
ze daarmee beter nog wat kan wachten,
kan de onderstaande beschrijving bewaren
tot dan.
Mevr. v. A. vraagt een brelpatroon voor
slobkousjes. Er is echter, zoowel voor meis
jes als voor jongens, meer vraag naar de
heerlijk warm zittende slobbroekjes. Wie
liever slobkousen wil breien, kan het hier
onder volgende patroon even goed gebrui
ken. Zij begint dan, waar het werk in
tweeën verdeeld is voor de pijpen, dus met
84 st. in de rondte voor lederen kous. Ook
is het aan te bevelen, bij slobkousen aldoor
1 r. 1 aver, te breien, omdat ze dan mooier
aansluiten.
Wie wil, kan dit natuurlijk ook doen bij
een slobbroekje.
Voor een warme, stevige slobbroek neemt
men vlerdraads wol en 4 aluminium pen
nen No. 3 of No. 354.
Men begint aan den bovenkant en zet
160 st. op in de rondte verdeeld over drie
naalden. Den overgeschoten draad laat
men hangen om te weten waar de toer be
gint. Voor de stevigheid breit men de eer
ste 4 toeren met dubbelen draad 1 r. 1 aver.,
dan 1 gaatjestoer: 2 st. breien, draad om
slaan, 2 st. samenbreien enz. Vervolgens
nog 4 toeren 1 r. 1 aver.
een zwartkopje, daarna een koolmees en
eindelijk een roodborstje (fig. 1). Weer een
poosje later wipte een eekhoorn achter een
boom vandaan. Ook die bleef niet lang zit
ten en toen, terwijl het geroep „koekoek”
steeds duidelijker werd, vloog een groote
grijs met bruine vogel op het hek (flg. 2).
Even maar bleef hij zitten en liet zijn bruin
met witte borst zien.
„Het sperwerteeken," fluisterde Jan te
gen Bram.
„Wat is dat?” vroeg Bram nu niet meer
fluisterend, want de vogel was al weer uit
het gezicht verdwenen, terwijl zijn „koe
koek, koekoek” op veel grooter afstand zich
liet hooren.
„Wel,” begon Jan, „de oude volkeren
meenden, dat de koekoek tegen den winter
in een sperwer veranderde. Zij had
den wel goed waargenomen, dat in de
meer Noordelijke streken de koekoek in den
winter niet voorkomt, terwijl de sperwer,
die winter en zomer blijft, ’s winters meer
naar de steden trekt."
„Is de koekoek niet een erg schadelijke
vogel?” vroeg Mientje, die haar wijsheid
eens wou luchten.
„Ja en neen. Als de koekoek een el In het
nest van een zangvogeltje legt, b v. van een
pieper, een veldleeuwerik, geelgors, kwik
staart. dan worden de jonge dieren uit het
nest gegooid door den jongen koekoek.
Soms gooit de koekoek als zij haar ei.in *t
nest legt er een van het vogeltje,.
X nestje behoort, uit. In elk geval
van het broedsel niets terecht*
Calqueer het kopje
van den kabouter op
stevig papier, knip
het uit en kleun het.
Neem dan een stuk
je lint en haal aan
het eene eind daar
van de dwarse dra
den er uit, ge krijgt
dan franje.
Dan moet het kop
je nog stevig op het
lint geplakt worden
en gé hebt een prac-
tlschen bladwijzer.
TG-
IER
ElO
>O.-
3TW3TT
-XA*« TER
22
yvm
TER