OP VACANTIE DE KOEKOEK DE GELUKSVOGELS RUK i WAT ZULLEN WE KOKEN? SLOBBROEKJE I GEBREI Damesjapon met ronden hals --- j l/S Bob eet alleen wat lekker is Wenken, die ter harte moeten worden genomen VAN ALLES WAT LEVENSWOORDEN r ongeveer 5 jaar voor kind van LEES WIJZER OP VERZOEK DE B.L.N.S. OP VERZOEK r I r X. UVEKNEM1NG UTT DEZE RUBRIEK VERBODEN OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN weer l MYRIAM F 1 .'en, laten we ons vast- aan de volgende 10 geboden gaan en het te zet- tel niet >n bat- ?t men Hollen, draven, blaffen, springen. Alles doet hij even goed. Ook z’n ouders waren aardig. Daarom zit het hem in X bloed. Moeder vond het lang niet aardig. Lieve help, stel je eens voor. Dat een hond nou zóó verwend Is, 'k Vind het lang niet prettig, hoor! Laatst kwam buurman Jansen bij ons. Met zijn hondje aan een koord. Bobje was toen heel erg deftig. Want hij weet wel hoe het hoort. Moeder gaf ons later lekkers. Bracht ook iets voor Bobje mee. Maar het hondje wou niet happen, Graag had hij gezegd, o, nee. aóraan tornt er Bram, jekoek Opgegeven matenlengte 115 c M., boven wijdte 120 cM, mouwl. 54 cM. Benoodlgd: 3 M stof van 100 cM. breedte, 4 drukknoop jes Ge teekent het patroon op de aange geven maten, waarna ge het op de vaste lijnen ultknlpt. Daarna legt ge de patronen op de stof en wel zóó, dat ge eerst de rok- panden, daaronder de mouwen, dan het voorpand en daaronder het rugpand weg kunt knippen. Bij den rok moet dan een klein geertje aangezet worden. Alles wordt met een naad uitgeknipt, terwijl ge onder moet zijn, wordt aan den achterkant tot op de schouders opgenaaid. Het overige gedeelte zit los en wordt door de knoops gaten heen getrokken, zooals het plaatje u laat zien. De ceintuur is na afwerking 110 cM. lang en 10 c.M. breed. Hierna wordt de jurk opgestreken, waarna ge aan de mouwen, en zoo noodlg, ook aan de schou ders, de drukknoopjes aanzet. DINY En die brave buurman Jansen, Lachte moe toen hart’lijk uit En hij zeide: „Bob *t Is lekker". Hap, deed toen de slimme guit Nu, wat zeg je van mijn hondje? Is hij niet goed opgevoed, Ja, hij moet het zeker weten. Ook al lijkt t nog zoo goed! De bouw honden een pech! i.' 5e. als tnogel nikke etensresten,/ hoe klein ze ook •--jri. op hiel er voor huls Zoo, zwarte Piet. Ben jij bij Sinter klaas weggeloopen? Nou, nou, zet maar niet zoo’n hooge borst op. hoor. Pas op maar, of Ik blaas je van het podium af. Ze zeggen wel eens, door schade en schande wordt men wijs, dus als jij dan met alle geweld een pak slaag wilt heb ben, moeten we maar niet wachten. Buurman Jansen heeft een hondje, O, het is een snoezig beest. Altijd Is hij even aardig. Zelden Is hij stout geweest. Ook Is buurman Jansen’s hondje. Knap en slim en keurig net. Ja, je kan echt om hem lachen. En haast rollen van de pret. „Maar," protesteerde Bram, ,Je noemt daar een heeleboel vogeltjes op. Die hebben toch niet allemaal dezelfde kleur en soort eieren?” .Neen.” antwoordde Jan. „Maar een koe koek legt één soort eieren, die op die van een bepaalden vogel lijken. Zoo is elke koekoek een bepaalde zangvogelsoort aan den rok nog 5 c.M. extra voor zoom bij rekent. Hierna kunt ge rok-, zij- en mouw- naden dicht stikken en den elleboogsnaad tot op 7 cM. vanaf ftn onderkant. Het schoudemaadje wordt’'ingestikt, waarna ge ook de schouders dicht kunt stikken. Kan de jurk niet zoo over het1 hoofd aangetrok ken worden, dan moet de schouder aan weerskanten een stukje open blijven. Bij Terwijl men de eerste pijp breit, kan men een draad halen door de steken van de tweede pijp, die men later weer op de naal den neemt. Men breit de tweede pijp na tuurlijk tegenovergesteld aan de eerste. De minderingen komen aan den binnenkant. Het werk wordt goed gestreken onder *n vochtigen doek. Tenslotte rijgt men een koord of een elastiek door den gaatjes- toer van het boord en naait men ’n eindje elastiek onder de voetstukken. Zooals ik reeds meer gezegd heb: het aantal steken of toeren van een breiwerk 13 nooit geheel precies aan te geven. Men overtulge er zich dus, onder het werk, nu en dan van, of men de goede maat heeft. DORA gewonnen, schreeuwde het publiek. Dik hoorde je boven alles uit. directeur van het krachtsportge- geloofde zijn oogen niet. En die d gulden was hij ook kwijt. Wat Wij zoeken het langst naar kleinigheden. Veracht den dood niet, maar neem ge noegen met hem, als zijnde ook bij een van de dingen, die de natuur wil. Velen laten het kwaad niet, omdat ze het haten, maar uit vrees voor de gevolgen en noemen dan die vrees: Deugd. Velen zijn gevallen door de scherpte van het zwaard, maar niet zooveel als gevallen zijn door de tong. Men kan nooit andermans leed beoordee- len: wat mij pijn doet, Is voor een ander reden tot vreugde. Laat ons daarom met niemand twisten over de werkelijkheid van zijn verdriet. K. H. „Waarom gelukt het maken van jam en gelei de eene wel en de andere niet?” wordt me gevraagd. „Ik ga precies te werk vol gens opgegeven recepten en toch kan Ik vaak, ondanks heel lang koken, de jam niet stijf krijgen.” Laten we om te beginnen nog eens even alles aanstippen waarop men bij het maken van jam en gelei heeft te letten. Men zorgt voor zeer goed gereinigde fleschjes en potten, m’en neemt vooral niet te weinig suiker, en men zoekt de te ge bruiken vruchten zéér zorgvuldig uit. Eén enkele bedorven vrucht kan het geheel be derven. De vruchten mogen niet te lang koken, daar hierdoor smaak en kleur voor een goed deel verloren gaan; daarom laat men de vruchten, vóór men ze op het vuur zet, uitlekken om zoo weinig mogelijk water te hebben. De suiker voegt men pas bij de vruchten, wanneer die 5 a 10 minuten ge kookt hebben. Eer men de potjes Sluit, legt men een goed passend rondje perkamentpapler, dat men gedrenkt heeft in alcohol jenever, brandewijn of cognac op de jam. Het ge beurt wel eens dat hierop schimmel komt. Men kan het dan voorzichtig wegnemen, zoodat de jam onaangetast blijft. Neemt men echter al deze regels goed in acht, dan kan men nog tegenspoed hebben. Dit komt dan doordat de vruchten overrijp zijn. Bij overrijpe vruchten ontbreken die bestanddeelen, waardoor de Jam stijf wordt en het Is begrijpelijk dat men dit ook door zeer lang koken niet geheel kan verhelpen. Het meeste succes heeft men bij het maken van jam en gelei, wanneer men er vruchten voor neemt die nog niet geheel en al rijp zijn. Niet alle vruchten laten zich even goed tot jam verwerken. Kersenjam wordt niet gemakkelijk stijf; daarom is het aan te be velen, wanneer men kersen jam maakt, deze vruchten aan te vullen met het sap van bessen. Men neemt dan het sap van 1 pond bessen bij 4 a 5 pond kersen. De smaak van de jam wordt er nog aangenamer door en daar bessensap gemakkelljk geleert, is dc jam dan vlugger klaar. Tot slot zou ik nog willen aanbevelen, niet te groote hoeveelheden jam Ineens te maken. BIJ een kleine hoeveelheid gelukt de jam eerder, omdat alles dan vlugger aan het inzetten der mouwen wordt de mouw- naad 3 c.M. meer naar voren genomen dan de zijnaad. Onder aan de mouw wordt een kapje gezet, dat ge 30 cM. lang en 10 cM. breed knipt. Het kapje wordt aan de zij kantjes dubbel gestikt, waarna ge het aan stikt en overzoomt. Bij den hals maakt ge op 3 cM. van boven af en 3 c.M. vanaf middenvoor aan weerskanten een 6 c.M. lang knoopsgat In. De hals wordt met een schuin blesje afgewerkt. Het kraagje, dat na afwerking 80 c.M. lang en 8 cM. breed de kook is en gemakkelijker verdampt. Bovendien Is het maken van een kleine hoeveelheid jam of gelei Iets, dat best zoo nu en dan tusschen het gewone werk door kan worden ter hand genomen, terwijl het verwerken van een groote hoeveelheid altijd ’n heele karwei is. Is de jam klaar, dan plakt men op ieder potje een etiket, waarop behalve de naam van de jam ook de datum staat vermeld waarop zij gemaakt is. I Dames en heeren! Mag ik u voor stellen den kampioen-worstelaar Piet Knokker, den sterksten man ter wereld. Wie van de heeren is er bereid een par tijtje met hem te worstelen? Wie hem verslaat, krijgt contant den prijs van honderd gulden uitbetaald. Wie van de heeren?! Daarmee is het boord klaar en breit men verder r. In den 30sten toer begint men te meerderen voor ruimte aan den achter kant. Men breit dan 2 st. uit den 80sten st. van den toe» en 2 st. uit den Sisten st., 4 toeren overbreien. In den daaropvolgen- den toer 2 st. breien in den Sisten en in den 82sten st. Weer 4 toeren overbrelen en in den daaropvolgenden toer 2 st. breien in dan 82sten en in den 83sten st. In het geheel meerdert men aldus 7 keer, waarbij de meerdering telkens 1 st. verspringt dus de 4de meerdering in den 83sten en 84sten st. enz. Na de 7de meerdering moet men in het geheel 174 st. hebben. Hierop breit men nog 28 k 30 toeren. Nu verdeelt men de steken voor de pij pen, men rekent voor iedere pijp 84 st. Er blijven dus in het midden 10 st. over in het geheel, die men, aan den linkerkant, steek bij steek, aan elkaar naait dus 5 st. van den voorkant bij 5 st. van den achterkant van. het werk. De pijpen worden ook in de rondte ge breid. In den 4den toer begint men te min deren. Hiervoor breit men den 2den en 3den st. van den toer samen en de belde voorlaatste st. van den toer. Op deze wijze mindert men 8 maal In eiken 4den toer. Vervolgens mindert men nog 9 maal in eiken 3den toer. Na de laatste mindering moet men nog 50 st. op de naalden hebben. Hierop breit men nog ongeveer 60 toeren. Nu volgt de verdeeling der steken voor het voetblad. Men kant 26 st. af voor den achterkant en breit op de overgebleven 24 st., met 2 naalden, In heen en weer gaande toeren nog 16 naalden voor de wreef. Dan breit men, om den anderen toer, 2 st. samen aan het begin en het einde van iedere naald, tot men nog 8 st. over heeft, die Warden afgekant. aangewezen. Gelukkig, dat tegenover de akelige verhalen over den koekoek toch pok nog Iets goeds van hem valt te vertelfen. Dat goede Is natuurlijk, dat hij zoo verba zend veel harige rupsen naar binnen werkt. Behalve de Vlaamsche gaal, de wielewaal en de koekoek zijn daarvoor niet veel lief hebbers onder de vogels te vinden. Die ha ren schijnt hij kwijt te raken door ze met een deel van den maagwand van tijd tot tijd uit te spuwen. Meestal wordt het ei niet direct in een nest gelegd, maar op den grond en dan met den snavel, die groot en even gebogen Is, opgepakt en in het nest gelegd, liefst terwijl de wettige eigenares afwezig is.” „Zeg, kijken jullie eens op je horloge,” riep Tilly Die Tilly leek soms net een wek ker, zooals Henk het eens had uitgedrukt. Tilly had een goed tljdzintulg. Maar ze had ook ditmaal gelijk, het was hoog tijd om naar huls te gaan. Zoo was deze gezellige middag in de vrije natuur weer omgevlo gen. Al! Oei - oei!! Lieve goedheid, wat een match. Jammer, dat de teekenaar hier geen geel en groen tot zijn beschik king had, want dat was ongeveer het eenlgste, wat het publiek van dezen wedstrijd zag. Wat ging het er op los. Dat negerjongetje was toch lang niet van gisteren, hoor! Nog iets over aardbeien. Aardbeien limonade. Nu de aardbeien dit jaar zoo goedkoop zijn, heb Ik een flinke portie li monade gemaakt volgens een uitstekend recept dat ik hieronder even zal opgeven. Op 5 pond aardbeien neemt men 4H pond suiker, 45 gram wijnsteenzuur, 1 1/3 Liter water. De aardbeien worden zorgvuldig uitge zocht en schoon gemaakt. Er moet dan nog goed 4 pond overblijven. Intusschen lost men, in een groote aarden kom (ik heb er een lampetkom voor genomen) het wijn steenzuur op in het water. Daar voegt men de schoongemaakte aardbeien bij, dekt ze toe en laat ze er 24 uur in staan. Dan schept men de aardbeien met de schuim spaan uit het nat in een kom. Door het overgebleven vocht roert men de suiker en boven dit mengsel laat men de aardbeien door een schoonen doek uitlekken, geduren de 12 uren. De vruchten mogen niet geperst worden. Voor dit uitlekken bind ik een doek tusschen de vier pooten van een op het aan recht omgekeerden stoel. Nu en dan roert men intusschen tot de suiker geheel is opgelost en doet de limo nade dan over in goed uitgekookte flesschen. De hier opgegeven hoeveelheid Is voldoende voor 5 flesschen ongeveer. Deze limonade is blzonder lekker en frisch en kan ongeveer tot December bewaard worden. Aardbeien-pannekoekjes zijn ook een uit vloeisel van de tegenwoordige aardbeien- weelde. Ik bak er gewone flensjes voor, leg op ieder flensje, zoodra het klaar is, 3 k 4 aardbeien, strooi er suiker over en rol het dan op. Onze kinderen vinden deze pannekoekjes verrukkelijk. ADRIANA KNUIST POLLEPEL jam de eene wel en de andere niet? aard beien- panne koek jet nev geoeuren, aat a J steeds door blijft bellen, tot overlast 8e. Alle waterkranen goed te sluiten en de leidingen leeg te laten loopen, nadat de hoofdkraan is afgesloten. 9e. Hebt ge een radio, schakel deze uit, als ge ze niet mede neemt, op vacantie, anders zou bij een eventueel onweer groote schade in uw huis aangericht kunnen wor den. 10e. Thee- en koffiepotten en melkkan nen met deksel, zoo schoon en droog moge lijk weg te zetten met geopend deksel, om schimmel en dufheid te voorkomen. Na al deze voorzorgen gaat ge met een gerust hart op vacantie, maar zorg vooral voor een aangenaam rustig vertrek. Dat kunt ge hebben als ge: le. Niet met pakken wacht tot het aller laatste oogenblik, zoodat alles kris en kras door elkaar in de koffers komt. 2e. Alles van te voren regelt, zoodat ge op de laatste minuten niet als een razende door het huis moet rennen: „waar is dit, waar is dat, heb ik dat al ingepakt en nu is dat weer vergeten!" Zoodoende komt ge oververmoeid op de plaats van bestemming 3e. Er aan denkt, dat in den vacantie- tjjd de stations overdruk zijn en het per soneel daardoor overspannen geraakt. Zorg daarom tijdig aan het station te zijn en niet zoo laat, dat ge 6p het allerlaatste nippertje den trein nog maar net halen kunt. Dat geeft voor uzelf onnoodige on rust. 4e. Er om denkt, dat de vacantie be doeld is om te rusten. Neem daarom niet te veel deel aan wandeltochten, aan sportbe oefening als zwemmen, tennissen, roeien enz. ,,"n Dolce far nlentey kan in de vacan tie heusch geen kwaad. 5e. Er aan denkt, niet te veel en te spoedig vriendschappen met vreemden aan te knoopen, of vertrouwelijk te worden. 1 Zijn dikwijls maar ééndagsvliegen. En jonge meisjes, jonge vrouwen, hecht vooral niet té groote waarde aan een zomerdagflirtation. Juist de vacantie-omgeving, het zalige niets doen, leidt daartoe zoo gemakkelljk. Veel verdriet kan u daardoor bespaard worden. Loopt de vacantietljd op z’n einde, bederf dan de laatste weken en dagen niet met mopperen en klagen, dat de vreugde maar van zoo korten duur was en dat alles al weer zoo gauw voorbij is. Integendeel, geniet tot het laatste mo ment van iedere minuut, die u nog rest, om tenslotte met een blij hart weer thuis te komen en de dingen van het allen-dag- leven weer te aanvaarden. Geloof me, op die manier wordt het op vacantie gaan en verblijf elders tot een bijzondere weelde, hoe eenvoudig ge het ook soms aanleggen moet. X Was prachtig weer, toen de Bond voor Levende Natuurstudie er weer vroeg op uit trok voor een wandeling in de bosschen. Kees met zijn mondharmonlka liep voorop, dan volgden Gerrit, Jan en Bram en ach teraan de meisjes Toos en Tilly, Ada en Mientje. Ondanks de warmte hadden zij er een vluggen pas in gezet. Spoedig was de rand van het bosch bereikt. „Koekoek,” klonk het duidelijk en steeds weer „koekoek, koe koek.” „Waar zou hij nu zitten?” vro< „Ik zou toch zoo graag eens een zien." Rrrt, daar vloog iets langs hem heen. ..Daar heb je hem,” wou Jan roepen, maar X was niet waar, het was een ekster, die deftig op het hek van de wei naaikt het bosch neerstreek en met zijn staart op en neer wipte. Weer klonk het „koekoek, koe koek.” Daar vloog een groenachtige vogel uit een gat van een elk het bosch in. „Een groene specht,” riep Ada. .Maar nog geeft koekoek,” zuchtte Bram. „Weet Je wat,” stelde Gerrit voor, „het is zoo warm, laten we rustig hier in de buurt blijven en als we heel stil zijn, zien we sinjeur koekoek misschien wel.” Zoo gezegd zoo gedaan. En het stilzitten werd beloond. Eerst verscheen een meesje. lOmervacanUes weer voor de het niet, dan kan het gebeuren, dat de bel Allerlei plannen worden gemaakt en laburen00" beUen’ °verlast van voorbereidende maatregelen worden, of zijn reeds getroffen door de gelukkige sterve-, lingen, die in eigen land of elders eenige dagen óf weken de dagelijksche beslomme- ringen van het leven met het stadsstof gaan afschudden, om enkel te genieten vaij het heerlijke buitenleven aan zee of in de bosschen. Men is dikwijls zóó vervuld van de aan staande vreugde, dat heel wat zaken, die vóór dat het huis gesloten wordt verzorgd en voorzien moesten worden, gladweg ver geten worden. Is men eenmaal op de plaats van be stemming aangeland en geïnstalleerd, komt men dan tot rust en laat men dan z’n ge dachten gaan naar wat men thuis achter liet, dan ja dan „Zeg, heb je er wel aan gedacht dit of dat te doen, b.v. is de waterleiding goed afgesloten? enz. enz. De zorgeloosheid, waarmede door de haast voor het vertrek een en ander werd vergeten, baart dikwijls bij de thuiskomst nk een prettige vacantie veel verdriet of teleurstelling, of vergalt de vacantiegenoe- gens van huisvader en -moeder, doordat zij niet zeker van hun zaak zijn en in onrust verkeeren. Laten we er dus voor zorgen, dat noch het een, noch het ander kan gebeuren en tijdig maatregelen nemen, dat niets Ver geten kan worden. Ik zou haast houden i ben. die op vacantie sluiten: le. Tijdig bij de post het tijdelijk adres opgeven. 2e. Bijtijds de couranten op te zeggen, of, als men ze nagezonden wil hebben, dit aan de desbetreffende bureaux op te geven. 2e. Zorgen, dat alle huisdieren goed rerzorgd achterblijven, als ze niet, mede genomen worden. »«- 4e. Alle r-- mogen zijn, zorgvuldig Se verwijderei dat vliegen, muizen, ratten en schim niet van gedijen. Alle pannen, zoowel van aluminium andere brandschoon en zoo droog ■lijk wi :el van brandschoon te zetten en het koper en -anen, geysers, gastoestellen, fornuizen e.d., met een weinig vaseBne in te vetten. 6e. Den gasmeter af te sluiten niet al leen, maar even door de gasfabriek den «tand van den meter te laten opnemen róór het vertrek, opdat bij terugkeer direct geconstateerd kan worden of er een lek kage sons Is ontstaan. 7e. De electrische geleidingen af "ten en vooral wanneer de voordeur! op de lichtleiding loopt maar op e< te rij, het contact te verbreken. Dó Waarom gelukt het maken van Aardbeien-limonade en Misschien zijn er wel meer dames, die, evenals de aanvraagsters, nu reeds willen gaan breien voor den komenden winter. En wie wel van plan is voor den winter slobbroekjes te gaan breien maar vindt, dat ze daarmee beter nog wat kan wachten, kan de onderstaande beschrijving bewaren tot dan. Mevr. v. A. vraagt een brelpatroon voor slobkousjes. Er is echter, zoowel voor meis jes als voor jongens, meer vraag naar de heerlijk warm zittende slobbroekjes. Wie liever slobkousen wil breien, kan het hier onder volgende patroon even goed gebrui ken. Zij begint dan, waar het werk in tweeën verdeeld is voor de pijpen, dus met 84 st. in de rondte voor lederen kous. Ook is het aan te bevelen, bij slobkousen aldoor 1 r. 1 aver, te breien, omdat ze dan mooier aansluiten. Wie wil, kan dit natuurlijk ook doen bij een slobbroekje. Voor een warme, stevige slobbroek neemt men vlerdraads wol en 4 aluminium pen nen No. 3 of No. 354. Men begint aan den bovenkant en zet 160 st. op in de rondte verdeeld over drie naalden. Den overgeschoten draad laat men hangen om te weten waar de toer be gint. Voor de stevigheid breit men de eer ste 4 toeren met dubbelen draad 1 r. 1 aver., dan 1 gaatjestoer: 2 st. breien, draad om slaan, 2 st. samenbreien enz. Vervolgens nog 4 toeren 1 r. 1 aver. een zwartkopje, daarna een koolmees en eindelijk een roodborstje (fig. 1). Weer een poosje later wipte een eekhoorn achter een boom vandaan. Ook die bleef niet lang zit ten en toen, terwijl het geroep „koekoek” steeds duidelijker werd, vloog een groote grijs met bruine vogel op het hek (flg. 2). Even maar bleef hij zitten en liet zijn bruin met witte borst zien. „Het sperwerteeken," fluisterde Jan te gen Bram. „Wat is dat?” vroeg Bram nu niet meer fluisterend, want de vogel was al weer uit het gezicht verdwenen, terwijl zijn „koe koek, koekoek” op veel grooter afstand zich liet hooren. „Wel,” begon Jan, „de oude volkeren meenden, dat de koekoek tegen den winter in een sperwer veranderde. Zij had den wel goed waargenomen, dat in de meer Noordelijke streken de koekoek in den winter niet voorkomt, terwijl de sperwer, die winter en zomer blijft, ’s winters meer naar de steden trekt." „Is de koekoek niet een erg schadelijke vogel?” vroeg Mientje, die haar wijsheid eens wou luchten. „Ja en neen. Als de koekoek een el In het nest van een zangvogeltje legt, b v. van een pieper, een veldleeuwerik, geelgors, kwik staart. dan worden de jonge dieren uit het nest gegooid door den jongen koekoek. Soms gooit de koekoek als zij haar ei.in *t nest legt er een van het vogeltje,. X nestje behoort, uit. In elk geval van het broedsel niets terecht* Calqueer het kopje van den kabouter op stevig papier, knip het uit en kleun het. Neem dan een stuk je lint en haal aan het eene eind daar van de dwarse dra den er uit, ge krijgt dan franje. Dan moet het kop je nog stevig op het lint geplakt worden en gé hebt een prac- tlschen bladwijzer. TG- IER ElO >O.- 3TW3TT -XA*« TER 22 yvm TER

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1932 | | pagina 15