Jean Bart de Kaper 1 De oude Dom van Gurk ..p 1 I ';j O I I Een volleerde zeerob Rijk aan kunstschatten •en Succes als kaper Michiel Adriaanszoon de Ruyter Commandant van de „Alcyon” Intérieurfoto van den Curker Dom De toegang tot de krypt» OUDE SCHATTEN Van zeeroover tot kapitein der oorlogsmarine w V H n la Een prachtig bouwwerk uit de twaalfde eeuw ip een» met onze Avontuurlijk leven z 1 I 1 Aan de voeten van De Ruyter Jean Bart De barricade voor Duinkerken, welke door Jean Bart werd verbrik Ik van d i h F h 11 t 8 d d 11 v o n 8 b S si d ii k n b ii v b e vrljlegglng Al was ming van den Koning bij De Ruyter als vrijwilligers dienst nemen en zochten naar de Hollandsche vloot die in de buurt van Harwich voor anker lag. De kapitein van de loodsboot was voor dringende bezigheden naar elders gecommandeerd enJean Bart met drie matrozen de bemanning telde anders 10 man bracht hen veilig aan boord van De Ruyter’s „Zeken Provin ciën”. Jean Bart was dol, half gek van vreugde. De Ruyter, den grooten De Ruyter waarvan hij zooveel had gehoord zou hij dan zien! Welk ongehoord geluk. Eenmaal aan boord van het admiraalschip ontving de dienstdoende officier de drie edellieden. rx: opvoeding in haast wel elk land is j geschoeid op chauvinistische leest en speciaal het studievak geschiedenis leent zich uitstekend voor dit experiment. We denken ons weer terug op de banken der lagere school en zien de helden 'van ons vaderland weer voor ons oprijzen. Heel veel herinneren we er ons gewoonlijk niet meer van doch dit weten we nog wel, Cladius Civilis opende de rij. Met de Pepijn’s, Karei den Grooten en Gotfried van Bouillon voel den we ons min of meer verwant en dan ko men we al heel spoedig terecht bij Floris V. Jan van Schaffelaar, springende van den to ren te Bameveld, de Hoeksche en Kabel- jauwsche twisten, Willem Beukels die ’t ha ringkaken uitvond. Egmont en Hoorne en den. Prins van Oranje en dan, o trots van onze jongensfantasie. onze zeehelden. Tromp, De Ruyter, Piet Hein, Witte de Wit, Evertsen, Van Galen, Kortenaer, Heemskerk en Barentz, ja wat al namen nog meer. Bij al die glorie en al die overwinningen hancfteekenlng verbonden of de beide Fran- nederlagen werden niet geleden herin- «w-rt men zich ook nog de verslagen vloten vanaf de Armada van Philips II tot de trot- scne vloten van Engeland en Frankrijk. Ja de Noordzee en het Kanaal waren zelden zoo roerig en onrustig als in de dagen der 17e eeuw. Calais en Dover waren nooit uit zicht van een of ander oorlogsschip en Duinkerken ja, wat was er ook weer met Duinkerken? Kapers, natuurlijk, ant woordde ’t geheugen. Ja, ’t kwetste je aao- gekweekten -nationalen trots, die Duinker ker kapers die maar zoo, zonde£ ontzag, de schepen van de Oost Indische Compagnie aanvielen. Piet Hein had er ook al zoo’n verveling mee gehad. Veel meer hoorde men er niet van. Een dezer heerschappen heeft zich echter een naam verworven, die ofschoon van ander portuur eenzelfde plaats in Frankrijk inneemt als Vlissinger Michiel bij ons. les. Nu, eten kon hij had hij nooit geleerd. Men zette zich aan ta fel en Jean Bart deed eveneens. Nauwelijks gezeten, nam hij in de eene hand zijn ser vet, in de andere zijn bord en begon dit energisch af te vegen. Een van de vele lakeien die achter de tafel stonden opge steld, nam haastig het bord weg en gaf hem een ander. Jean Bart ging opnieuw aan het werk, veegde en draaide met zijn servet over het nieuwe bord in alle richtin gen. De lakei verschrok. Haastig ritste hij ook dit bord weg en gaf een derde. Dat was Jean Bart te veel. Met een nijdlgen ruk wendde hij zich om en beet den verschrik ten lakei toe: Zeg, hoe zit dat nu eigen lijk? Ben ik hier gekomen om te dineeren of om borden schoon te maken? schen ontdekten dat de oorlog tusschen Frankrijk en Holland was uitgebroken en dit den ronselaars bekend was. Razend var. woede overvielen Jean Bart en Keijser nu dezen, bonden hen, ontnamen hun de stikken, welke zij verscheurden, waarop zij allerijl koers zetten naar Duinkerken waar ze twee dagen later aankwamen. en in ontkomen, deze Omstreeks dezen tijd moet Jean Bart zijn kaperkaplteinschap zijn begonnen. In 167Ö was hij reeds de bekendste kaper van Duin kerken en commandeerde hij een schip met 24 kanonnen en 150 man equipage. Hij scheen wel eenig succes te hebben. In 1674 veroverde hij 10 schepen, in 1675 zeven, in 1676 zestien, in 1677 zestien, in 1678 drie. Met twee andere kapers Keijser en Soute- naye nam hij een Hollandsch oorlogsschip met 24 stukken. Meestal liet de Regeering den buit aan de kapers, die in oorlogstijden onnoemelijk veel last en schade aan de vijandelijke handelsschepen bezorgden. Op merkelijk w«-s het systeem van Jean Bart. Voor elke expeditie of gevecht werd een krijgsraad gehouden waarbij een ieder, wie dan ook, zijn meening mocht zeggen. Een maal een besluit genomen, werd onverbid dellijks gehoorzaamheid geëischt. ^odewijk XIV op Jean Bart opmerkzaam, gemaakt schonk hem voor zijn prestaties een gouden ketting en benoemde hem tot luitenant bij de oorlogsmarine. Jean Bart bleef bij dit alles de echte ruwe zeebonk. Toen een zijner familieleden meende dat hij den Koning wel eens bedanken mocht voor den ketting, zeide hij„Bedanken voor dien ketting? Waarom? ik heb ’m toch ge wonnen en er niet om gevraagd. Men be dankt alleen voor dingen die men vraagt en die men "hiet heeft verdiend.” De scène tusschen Jean Bart en Maar schalk d’Estrades is ook niet onvermake lijk. Het was kort na zijn benoeming tot luitenant bij de Koninklijke Marine. Maar schalk d’Estrades liet zich tijdens zijn ver blijf te Duinkerken bij Jean Bart brengen en het volgende gesprek ontwikkelde zien: Goeden morgen, mijnheer Bart. Goeden morgen mijnheer. Wel mijnheer Bart, U wilt dus niet als lui tenant dienen op een schip van Zijne Majesteit? Neen. Maar Zijne Majesteit heeft U toch Uwe benoeming gestuurd? In 1690 commandant van de „Alcyon” had hij weer zijn crocte portie in het nemen van vijandeJijke handelss-hepen. Bij een vol gende audiëntie te Versailles had Lodewljk XIV de •nvoorzichtigheid, ofschoon in heel bescheiden termen te spreken over zijn ge vangenschap te Plymouth. Jean Bart vond het blijkbaar zeó frerschrikkelljk, dat hij oogenblikkelijk verdween. Kort daarop brak hij opgeloof lijke wijze de blokkade van Duinkerken. Met 5 of 6 schepen brak hij door de. ïijandelijke linie.van 37 schepen, waar van de meeste zwaar gewapend waren. Hij zorgde er vooi dat Lodewijk XIV dit spoe dig vernam, welke hem bij een volgend onderhoud vroeg hoe hij dit toch wel klaar gespeeld had. Nar.r men zegt zou Jean Bart verschillende hovelingen op een rij naast elkaar hebben geplaatst, en toen tot Lode wijk XIV hetben gezegd, terwijl hij als een dolle stier op hen aanrende en hen met woedende elleboogstooten uit elkaar wierp: Kijk, Sire, zoo heb ik gedaan ..n door den vijand heen te komen!” Ja men roemde hem te Versailles l’Ours, de Beer, om zijn ruwe, onbehouwen zee mansmanieren. Zijn KruisersVxihten tus schen 1691 en 1696 leveren geen prettige bla&zijden noch voor de Engelsche noch voor de Hollandsche marine Een ongeloof lijk aantal vrachtvaarders en oorlogssche pen moest er aan gelooven. Zelfs con- vooien begeleid met 5 oorlogsbodems waren voor Jan Bart een peuleschilletje. Willem II moest een keer zijn reis uitstellen daar de commandant van het Engelsch escader dat hem zou vergezellen eerst Jean Bart wilde verjagen, die zoo juist een convooi had aan gevallen. Zijn roem en luister steeg steeds meer en Jean werd zelfs in den adelstand verheven en tot escedercommandant be noemd. „Le Chevalier Bart”. Lezen kon hij wel, maar schrijv n? jn stumperige hand- teekenlng doet dit s‘e. - betwijfelen. In 1697 belast met het overbrengen van den nieuwen koning van Polen den Prins van Contë, naar Denemarken werd hij on derweg door een sterk Engelsch escader A tijd vóór den oorlog werd weer minder aan dacht aan het zeldzame kunstwerk geschon ken; geleerde kunst-hlstorici spraken zelfs van Gurk in Stiermarken! Die tijd is echter gelukkig voorbij. Vooral in den zomertijd krijgt Gurk’s dom bezoek uit alle mogelijke landen. En velen, die eens hier waren, keeren terug. Nemen we aan, U kent op‘dit gebied alles, wat beroemd is, in Frankrijk, Spanje, Duitschland, Italië. Dan hebt U kunstwerken gezien grootscher en archltek- tanisch rijker dan de *dom van Gurk. Een romaansch muurwerk uit het oogpunt van materiaal en techniek gezien als de zuide lijke wand van den dom hebt U nergens, In heel Europa, voor oogen gehad. Het mlddelschip, hoog, slank, toont won derbaar berekende verhoudingen (gulden snee) en llchteffekt. Opvallend de indeeling der kerk voor leeken (westelijk) en voor geestelijkheid 13/4 M. hooger (oosteljjk) Overeenkomstig de drievoudige apsis heb ben we een drievoudig schip in halfclrkel. Tot het dwarshuis schijnt men eerst tijdens den bouw besloten te hebben. Oorspronke lijk vlak gedekt stamt het gothleke ribben gewelf uit lateren tijd. Eenig is de krypta met haar 100 slanke marmerzuilen, waarvan 12 rijen het kruisgewelf dragen en 4 zich aan den ingang der apsis bevinden. Een blik door dit zullenwoud in geheimnisvol zwevend licht herinnert den genietenden kunstkenner aan Arabische moskeeën. Een dergelijke krypta is nergens te vinden In den zuid-oostelijken hoek staat de steen, waarop de vrome Hemma zittend den bouw der eerste Grleksche kerk leidde. En later kwamen de boeren van heinde en verre, om hier den kinderzegen af te smeeken. Hier vond men voor eenige jaren de graf tombe der stichteres rustend op 3 marmeren steunhoofden uit 1174. Het altaar is van den Veneziaanschen kunstenaar A. Ccrradlni (1721), van wlen eveneens de „Josefsbrunnen” op de .JHohe Markt" in Weenen stamt. Een pracht van een kunstwerk is het kruisaltaar uit lood met de pakkende Moe- der-van-Smarten-Groep, de laatste en wel menschelijk diepste schepping van den kunstenaar, Georg Raphael Donner. Het edele tabernakel is van Dormer’s leerling Balthasar Ferd. Moll, wiens prachtige sar- kophagen in de „Kapuzinergruft” van Wee nen we kennen. (U weet, dat de begraaf plaats van het Habsburgsche Huis zich onder het klooster der P. P Kapucijnen in Weenen bevindt. Er wordt in stilte aan ge werkt, dat ook de laatste keizer, de vrede- zoekende keizer Karei, daar zijn rust zal vinden. Onlangs werd daar Aartshertog Leopold Salvater, uit het Habsburgsche huis, begraven zooal U wel in de krant gelezen hebt.) De 6 geniaal-ontworpen lood-relief» aan den door de Gebroeders Bibiena rijk ge- dekoreerden kansel zijn overigens ook vkfi Donner (1741). Het geweldige hoogaltaaèlÜ de boven-kerk is 7.30 M breed, nog eens zoo hoog en bestaat uit een onoverblikbare menigte van beelden, beeldjes, koppen, or namenten, een in rood-goud schitterende, prikkelende pracht, een nooge waarde ver tegenwoordigend Interessant nog zijn de naïve, orlglneele typisch-Karlntlsche hout- sneevoorstellingen uit de Hemma-legende En dan vergete de bezoeker niet den korte lings ontdekten Samson uit de 12e eeuw in de noordelijk gelegen proostij Ten slotte mogen we de westelijk gelegen bisschoppe lijke kapel niet overslaan, aan belde kruis gewelven versierd met symbolische freScok uit de 13e eeuw, zóó rijk, zóó onbeschrijfe lijk schoon, dat U te vergeefs, waar dan ook. een weerga vindt Wel het hoogtepunt van alles, wat in Gurk te bewonderen valL- Ja, 12 Januari 1679. En wilt U Zijne Majesteit niet dienen, mijnheer Bart? Als luitenant nlet^ als kapitein,wel. En waarom wilt U niet als luitenant die nen; mijnheer èart? Omdat ik vrij wil zijn en aan boord doen wat ik wil! Maar binnen een jaar zou U misschien al kapitein zijn. Maar, mijnheer, dat ben ik al. Ja maar, kapitein van een linieschip, mijnheer Bart? Ja maar, kaperkapitein van Duinkerken, mijnheer! De maarschalk sloeg zijn oogen ten He mel en voelde zich verslagen. Vier jaren tot 1686 voer hij weer ais vrachtvaarder naar Oost- en Noordzee. In 1687 was hij weer op militaire expeditie. Hij ontving van Lodewjjk XIV persoonlijk zijn benoeming tot kapi tein, waarop hij tot groot vermaak van de aanwezige hove lingen het bekende antwoord gaf: „Sire, daar doet U nu eens goed aan!” In 1689 werden hij en For- bin in een gevecht met drie Engelsche zwaarbewapende schepen gewond en gevangen genomen. Zij werden te Ply mouth gevangen ge zet. Met behulp van een neef, Gaspard Bart, die als kapi tein van een Hol landsch schip toe vallig in de haven van Plymouth lag en een Franschen dokter wisten zij door de tralies door te vijlen uit de ge vangenis te breken en in een kleine visschersboot te ontkomen. Een roman tisch verhaal, deze ontsnapping Na anderhalven dag bereikte men de Fransche kust bij Saint Malo. Dit avontuur deed zijn reeds groote populariteit nog meer toe nemen. In Rome hebben de hoofdambachten histo rische vereenigingshuizen en academies en wat wellicht nog karakteristieker is a(j be zitten meest een eigen aartsbroederschap als mede de daartoe beboerende kerk. Onder de kunstambachten zijn bijzonder geacht de mar- merspecialisten, die dikwerf de schoonste versiering der kerken en Romelnsche paleizen leveren. Het gilde der marmerhandwezken, die den titel Universitas voert, behoort naast de apothekers en drogisten tot de oudste beroeps-' vereenlglngen van Rome. Zij bezaten een eigen kleine kerk Sant Andrea in Vincis, die aan den engeren en duisteren weg Tor de Speech! gelegen was en voor twee jaar bij het omha len van de rechtsche huizenrij in deze straat tot vrijlegglng van het Kapitool afgebroken werd. Al was ook Santa Andrea In Vincis slechts klein in omvang, toch bezat het kerkje een eigenaardig innerlijk, wijl daar alle soor ten van marmerversiering waren uitgevoerd. Bij den afbraak der kleine kerk werd veel van dit marmerversiersel gered en naar ’t Oratorium San Silvestro op den Coeliue overgebracht. Op bevel van den gouverneur van Rome zou de marmerverzamellng kunstig in bet museum van Rome worden opgesteld. Deze verzameling zou den aanvang vormen van soortgaAjke collecties, die de gilden en broederschappen aan bet mu seum van Rome schenken zouden. Jntusechen bestaat er weinig animo, deze schatten die dik wijls de trots der oude meesters waren, bi een museum te laten bewaren. aangevallen. Dank zij de grootere snelheid zijner schepen, wist Jean Bart te ontkomen. De Prins van Conté slaakte een zucht van verlichting. „Stel U voor”, zei hij tot Jean Bart, „dat we gevangen genomen waren.” „Was U daar zoo bang voor? „Ja, natuurlijk „Och, had U dat maar eerder gezegd.” zei ^ean Bart. „Hoe dat zoo. Ik begrijp U niet. '„Wel ik had mijn zoon met een branden- „de lont in de kruitkamer geplaatst voor „het geval dat”.... „Man. ben je stapelgek?" zei de Prins van Conté, terwijl hij opsprong uit zijn zetel. Jean Bart kennende. „Ik zeg zooals het is. Ik heb U aan boord „genomen met opdracht van den Koning om U niet gevangen te laten nemen, du?.... De Prins van Conté dankte den Hemel toen hij den Deen- schen bodem on der zich voelde. Jean Bart is niet oud geworden. Op 52-jarigen leeftijd overleed hij te Duin kerken in 1702.’Èijn zoon werd later VI- ce-Admlraal. Jean Bart is een der po pulairste figuren der Fransche mari ne. Een ronde zeerob altijd gebleven on danks zijn latere promoties en adel stand. Onnoemelijk zijn de anecdotes die over hem In omloop zijn. Een er van willen wij nog hier verhalen. Jean Bart zou voor het eerst een groot diner meemaken aan *t Hof te Versail- wel, maar manieren oorbij Bad-Einöd in Karintlë lacht u in een liefelijk dal aan den voet van rotsachtige ruïnenheuvels het be koorlijke Friesach tegen. Friesach eer tijds een nederzetting van het vorst- aartsblsschoppelijke Salzburg, was in de middeleeuwen een zuld-oostelljk Dultsch kultuur-centrum van gewicht. Een geniale stedelijke plattegrond uit de eerste helft der twaalfde eeuw. Friesach biedt van daag nog heel wat schoons en merkwaardigs op kerkelijk en profaan gebied; kunstschat ten in kerken en museum van zeer hooge waarde. Vlak aan de oeroude heirbaan, die van Weenen over Stiermarken, Karintlë naar Venetië leidt, zuidelijk van Friesach, bewonderen wij het heerlijk empire-slot Böckstein. dat een bisschop van Gurk, graaf Auersperg, in 1780 liet bouwen. Vroeger resi deerden de bisschoppen van Gurk in het bevestigde, hooger gelegen Strassburg. tien kilom. van Böckstein; nu een ruïne. Van hieruit ziet men reeds, vier kilom. verder, dom en domstift van Gurk. Sinds 864 was dit gebied eigendom van het aartsbisdom van Salzburg. In 1043 liet een godvruchtige dame, de rijke en schoone gravin Hemma von Friesach-Zeltschach hier een Maria-kerk bouwen. In 1072 werd door aartsbisschop Gebhart van Salzburg de eerste bisschop van Gurk, Gunther von Krappfeld, gewijd. De dom van Gurk werd in de twaalfde eeuw gebouwd tijdens de regeering van den wakkeren bisschop Roban I, een bijzonderen vriend van keizer Frederik I. Toentertijd heerschte er in heel Zuid-Oostelijk Duitsch land een bepaald hartstochtelijke kerkelijke bouwijver. Bisschop Roman I stierf in het jaar 1167, dus nog voor de voleinding van den dom omstreeks 1200 Het bisdom was rijk, kon dus beschikken over de beste kun stenaars van den tijd en de bisschoppen en domproosten gaven blijk van gecultiveerden smaak in de keuze van altaar, van plastie ken en fresco’s. Kunstenaars waren hier aan *t werk uit eigen kring (Karintlë). uit Opper-Italië, het Zwabenland, Beieren, Saksen, Weenen, kunstwerken uit Rome een kostbaar altaar, dat nog bestaat Parijs en Vlaanderen werden verworven. Tot tegen het einde van de 18e eeuw was Gurk een beschavings-middelpunt van hooge klas. Dan verzwakte de economische kracht. In 1780 werd de bisschopszetel naar slot Böckstein verplaatst, later naar Klagen furt. En nu werd ,’t eenzaam om Gurk’s be roemden dom. Wel zag men nog pelgrims aan het graf van de stichteres, Hemma von FriesachZeltschach, doch het leven bulten ging aan het stille dal voorbij. En dat heeft weer zijn goede zijde gehad. Daardoor bleei de dom vrij van de booze restauratie-zonden der geleerde negentiende eeuw. Het was een Pruis, bouwraad en conserva- teur-generaal Ferd. v. Quast, die den dom van Gurk in 1860 voor de wetenschap ont dekte. Zijn beschrijving werd door de kunst historische handboeken opgenomen en sindsdien is de dom wereldberoemd! (Een eigenaardig Oostenrijksch bescheidenheids- verschijnsel. dat men telkens weer ontdekt Als Gurk of St. Wolfgang met zijn allerheer lijkste den primitieven gelijk te stellen kunstwerken in Amerika lagll) Den laatsten Rijk aan avontuur is de geschiedenis van Jean Bar<, zeker geweest en onuitputte- Hjk zijn de anecdotes die over hem in om loop zijn. Geboren te Duinkerken in 1650 uit een zeevarend ras werd hij van jongs af in het vak opgeleid. Zijn vader en groot vader waren ervaren zeevaarders die het Kanaal en omgeving op hun duimpje ken den en voor wie varen en vechten en vech ten en varen tot de steeds terugkeerende bezigheden behoorden Zijn grootvader viel in een fcevecht tegen drie Engelsche krui sers toen hij zijn schip op last van den kapi tein A la van Speijk in de lucht deed vlie gen. Twee vijandelijke schepen verdwenen mede in de diepte en onder de drie ge redden van het schip bevond zich de jonge Cornells Bart, de vader van Jean Bart. De jonge Jan beleefde rumoerige tij den en het beleg van Duinkerken in 1658 waarbij zijn vader door twee kogels werd gewond, plaatste hem al spoedig In de om geving van geweld en rumoer. Van jongsaf op het schip van zijn vader was de jonge Jean spoedig volleerd zeerob en nog geen zeventien jaar is hij reeds stuurman op een loodsboot. Flink uit de kluiten, markante schouders, begiftigd met meer dan gewone lichaamskracht, bruin verbrand, met blau we scherpe doordringend oogen en blonde haren was hij een figudr die Imponeerde Vier jaren voer hij reeds op deze-loodsboot toen hij in den zomer van 1666 zijn eerste groote avontuur oeleefde. Een drietal Fransche edellieden wilden met toestem- Vernemende dat zij een zending vervulden namens een der hooggeplaatste Fransche autoriteiten wilde hij ze aanstonds naar De Ruyter lelden. Jean Bart die dit gehoord had, liep fhet zijn handen in de broekzak ken .de edellieden voorbij, ging vlak voor den officier staan en zeide: „Mijnheer, mij moet u ook naar den admiraal brengen” „Wat wil die man?” vroeg de verbaasde offi cier. „Ik wil den admiraal zien,” hernam Jean Bart, en hem mijn passagiers afleve ren, want ik ben de kapitein van het Karveel.” Ondanks zijn groote vrijmoedigheid was Jean Bart in tegenwoordigheid van De Ruyter een en al verwarring en verlegen heid Hij was zoozeer onder den indruk dat hij geen woorden kon vinden, aan De Ruyter’s voeten viel en zijn kniqën omarm de. In een lang onderhoud waarin hij ver slag deed van zijn tocht van Duinkerken naAr de Hollandsche vloot Jvas de admiraal zoo met den jongen Ingenomen dat hij hem op zijn verzoek een plaats Inruimde als matroos op de „Zeven Provinciën,” Twee jaren voer Jean Bart op dit schip en hier kreeg hij den vuurdoop. In 1672 vinden wij hem terug als 2en stuurman op de brigantijn „de Vergulde Eend”, een han dels- en smokkelschip op de reede van Vlls- slngen. Met zijn collega, den eersten officier Kejjsec, laat hij zich overhalen dienst te ne men voor de Republiek der Zeven Provin ciën. Nauwelijks hadden zij zich door hunne - 11 d

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1932 | | pagina 4