HzwsrC
MAKKE LIJK-MODERN
JIMMY
r
ie
Japonnen voor zware dames
Z.E
i
c
WAT ZULLEN WE KOKEN?
Borstrok met lange
mouwen
VOOR. O
1
Gebreide Sprei
Franje-afwerking
Voor jongen van ongeveer 14 jaar
Jam en gelei van overigens waardelooze vruchten
'imgy
n
1
I
n
I
OP VERZOEK
l
BW ma&eMME 3
□o
Bt
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN
ip Jimmy, „ben je ook alleen,
beetje bij je Bitten, tot vader
Jimmy luieterde.
een
M*
:n
1-
I
ie
Ie
U
Men begint
van
En wat een lawaai en een beweging op straatt
Jlm haalde een grooten rooden appel uit
i
i
t
i
een franje maakt men het gemak-
j
i
OP T STADHUIS
Ambtenaar: Alzoo van beroep oesterbar, de-
laar?
Heer: Pardon Ik ben pachter van een groote
oesterbank.
Ambtenaar: Dus oesterbankier.
Ie
id
c
i
i
wat ze konden, Die
ze al zoo goed als in
niemand, die mij
niet zou gunnen. Je
linker zijn, Jimmy.”
iu
Ie
a
d
r
a
r
a
t
i.
t
Ze moesten nu maar in het
en Tom
op den
de woe
dt
e-
le
in
>P
sr
ie
ft
V
a
e
s
o
1
sr
n
I-
re
r
»-
in
1-
u
:n
ie
ie
k
,4k
geld
Hln*
Wie zich beklaagt, dat hU door het lot als
een speelbal heen en weer wordt geworpen, be
kent te gelijker tijd, dat hli zeer lipht is.
rechts naar links gaande, het
om heen, waarbij de draden
naast elkaar moeten komen. Aan den bo
venkant haakt men dan telkens 2, 3 of 4
lussen naarmate men de franje dikker
of dunner wenscht met een vasten steek
aan elkaar. Wat klaar Is kan vast van kar
ton of plankje worden afgeschoven, terwijl
men doorgaat met omwinden en vasthaken
tot de franje lang genoeg Is. Door eerst
even ’n stukje te probeeren, kan men zelf
bepalen hoe dik men de franje wil hebben.
Men kan later de lussen aan den onderkant
doorknippen, ofwel ze zóó laten, wat ook
heel goed staat.
Zoo men wil kan men dan boven de vaste
steken nog ’n paar open toertjes haken.
DORA.
tuur het corsage Is even blousend, de rok
heeft den klokvorm.
Flg. 830 is gemaakt van beige mousseline
met klein motiefje in wit en bruin. De
revers op het bolerootje, het vest van de
japon, de manchetjes en het ceintuurtje
zijn van effen beige mousseline Het.heup-
stuk is In punten geknipt, waarbij de rok
met ’n paar Ingestikte plooien aansluit.
dat Ik de centen beet krijg, dat beloof ik
je.”
Een goedkeurend gebrom volgde.
„Afgesproken,” zei Bob. Jimmy hoorde,
hoe hij slurpend zijn wijn dronk. „We heb
ben nog nooit zoo’n gemakkeljjk karweitje
gehad.”
Toen begonnen ze over Iets anders te
praten en te lachen.
Jimmy haalde in gedachten een tweeden
appel uit zijn zak en hapte er In. Ha, wacht
maar, dacht hij. Die drie kerels hadden
niet op hem gerekend; als ie vanavond een
hand durfden uitsteken naar zijn vader,
dan zou hij ze alle drie doodslaan.
Nee. dat zou ik toch niet kunnen. Ik ben
Dik en Jan liepen
vuursteenen hadden
hun zak.
Wat een stommert, zei Dik, hij neemt
dien heelen omweg. We behoeven niet
eens zoo hard te loopen.
Zwarte Plet echter maakte nog geen
aanstalten, maar wachtte op de dingen,
die komen zouden.
I met zijn
-Jzeren pin
uit de as van het wiel te trekken. En ein
delijk gelukte het hem, kantelde toen het
rad er af en verstopte het onder een groo
ten berg stroo. Ziezoo, dat had hij fijn
klaar gespeeld. De wagen stond nog netjes
ging op straat. Uit alle streken waren de
menschen bijeen gekomen om te koopen en
te verkoopen. Het was marktdag.
De vrouwen hadden zich mooi gemaakt
in bonte kleuren en ze droegen schitte
rende kralen om hun zwarte halzen. En
overal hoorde men muziek. Jimmy klau
terde van den wagen en keek zijn oogen
uit. Was me dat een drukte en iedereen
praatte en schreeuwde maar. Er waren wel
vier of fijf café’s naast elkaar. Terwijl va
der het paard uitspande, keek de jongen
maar rond, zijn handen in zijn broekzak
ken.
te klein, bekende hij zich zelf met spijt, ze
zouden mij gewoon in een sloot gooien.
Maar er moest iets gebeuren. Vader moest
onmiddellijk gewaarschuwd worden. Het
geld moest en zou gered worden!
HU rende tusschen de tafeltjes door en
trok Tom aan zUn jas.
„Pappie, pappie, kom vlug mee. Ik moet
u wat zeggen.”
De mannen begonnen hardop te lachen.
„Wel wel, Tom, wat heb JU een heetge
bakerd zoontje," zei Rooie Bill. „Wat is er
jongeheer?” vroeg hU-
.Pappie, ik moét u iets vertellen,” zei het
ventje weer.
.Ja, ja, beste jongen. Ik heb nu geen tijd.
Kom maar eens op mijn knie zitten, dan
gaan we straks iets moois voor je koopen.
Hou je nou even kalm.”
En zoo moest Jimmy rustig op vaders
knie zitten wachten tot de mannen uitge-
gingen ze allen naar
Bill, de balen met ka-
afgewogen. Vader wreef in
dat hU een goeden dag
Hallo!.... ZUn jullie misschien
eerst naar huis geweest om het goud-
vischje al vast voor me mee te brengen?
Wat zien jullie er moe uit. Zóó hard ge-
loopen. Ik niet hoor. Ik heb den weg op
ndjn dooie gemak afgelegd. Je moet ech
ter zorgen niet alleen je beenen, maar
ook je hersenen te laten loopen.
slanker doen schUnen, doch de klacht over
het altijd moeten dragen van een mantel
is werkelijk ongegrond; ze kunnen best
„en costume” uitgaan, mits dit goed van
snit is en zich behoorlijk bij hun wat zware
proporties aanpast. Op warme dagen kun
nen ze dan ook een rustig kleurtje dra
gen.
Flg. 829 Is een manteljapon van vm en
zwart gestreepte toile de sole met smalle
revers en een groot wit vest. Het geheel zit
niet strak, doch tamelUk aangesloten De
taille is aangegeven door een smalle cein-
den ouden wagen. En Ineens wist hij wat
hem te doen stond. HU sou probeeren om
een wiel er af te halen, dan kon de kar
vanzelf niet meer rUden.
Tien minuten lang werkte hU
kleine handjes er aan, om de Ui
Van allerlei afgevallen onrijp fruit kan
men uitstekend jam maken. Onrijpe prui
men, bUvoorbeeld, nog zoo hard als bikkels,
die vóór hun tUd zUn afgevallen, kunnen
’n heerlüke jam opleveren. Daar zulke on
rijpe pruimen niet gemakkelUk te ontpitten
zijn, kookt men ze eerst, bijna onder water
staande, goed gaar. Men kan dan de heele
geschiedenis door een vergiet wrUven en
laten uitlekken en laat het aldus verkre
gen vruchtenmoes met eenzelfde gewicht
aan suiker nog ’n kwartier koken.
OnrUpe afgevallen appelen zUn heerlijk
teroor gelei. Men snUdt de appelen in vieren,
•onder ze te schillen en verwUdert alleen
al wat wormstekig is, niet de klokhuizen.
Deze stukjes appelen laat men dan, halver
wege bedekt met water, heel goed gaar ko
ken. Om den smaak te verhoogen, kan men
er nog ’n paar kruidnagelen bij doen of wat
zeer dunne citroenschil. ZUn de appelen ge
heel gaar en stuk gekookt, dan laat men ze
een geheelen dag en nacht uitlekken door
een schoonen doek, waarbij men nu en dan
even door het moes roert en zachtjes drukt.
Is al het sap ultgeloopan, dan wordt het
gewogen en men zet het op t vuur met een
zelfde gewicht aan suiker. Men kookt dit
tot het sap dik wordt en een mooie helder
mode kle«»jteseft.
KlapbeHen of kruisbessen zijn, zoowel
rijp als onrijp, geschikt voor jam, alleen
mogen ze niet overrUp zUn. Deze jam is al
heel vlug te maken. Men behoeft enkel de
bessen van kroontjes en steeltjes te ont
doen en te wasschen en kookt ze dan, niet
langer dan ’n kwartier of hoogstens 20 mi
nuten, met eenzelfde gewicht aan suiker.
Men roert telkens oW! aanbranden te voor
komen.
dat Idiote verhaaltje? Je hebt gedroomd,
geloof ik.”
„Heusch. pappie. Ik heb X hen zelf hoo-
ren zeggen. Ze zullen u in een
sloot gooien
„Och wat, onzin,” lachte de va
der. ,Jk ken
mUn
moet
Toen het heele gezin bU elkaar
zat te praten en te lachen en ter-
wljl de vrouw van Rooien Bill het
eten Aan het koken was, sloop
Jimmy de kamer uit naar de
schuur.
Er moest iets gebeuren, dacht
hU- HU aaide het kleine paardje r
en in gedachten bestudeerde hij
In een meegenoten tramgesprek werd wel
viermaal het Woord makkeluk-modern
gebruikt. Het doelde op kinderen en jonge
menschen, die dat tegenwoordig over het
algemeen schUnen te zUn, een gemak voor
hun ouders en voor hen zelf, tenminste In
de meeste gevallen.
In het bewuste gesprek had men het over
een gescheiden echtpaar, waarvan de beide
partUen een klein Jaar latei*, op precies
denzelfden dag, hertrouwden (met een an
ti e*), waarvan de kinderen van veertien en
zestien echt verdriet hadden. En met een
schouderophalen zei de andere dame (het
waren natuurlUk vrouwen, die hardop In
tram een dergeUJk gesprek voerden),
dat dit onzin was en hAAr kinderen geluk
kig „makkelük-modern” waren, dat die zich
van zooiets niets aan zouden trekken en
het heel gewoon zouden vinden, als de
ouders een ander huwelUk probeerden, en-
zoo voort.
Hoe vindt u het!
Ja, veel kinderen en jongeren ook zelfs
oudere menschen zijn tegenwoordig mo
dern, heel makkeluk In opvattingen, noe
men alles ouderwetsch en veroordeelen
heftig wat niet van dezen modernen tUd is.
Het woord modern wordt uitgebuit! als
masker gebruikt waarachter veel wonder
lijks is verborgen en als vlag benut voor
sproken waren. Toen
de schuur van Rooien
toen werden afgt
zün handen en zei,
had, terwUl hU het geld in zijn zakken weg
borg.
De wagen en het paard bleven in de
schuur staan en Jimmy* met zUn pappie
zouden eten in het gezellige huis van Rooien
Bilt
„Vader,” zei de jongen, toen ze even al
leen waren, „we moeten vanavond niet
naar huls gaan, ze gaan uw geld afnemen.
Drie mannen Uggen op de loer. De een
heet Bob.”
Tom keek naar het ernstige snuitje van
zUn zoon.
„Bob? Ik ken geen Bob. Hoe kom je aan
dat Idiote verhaaltje? Je hebt gedroomd.
Jongens, laten we een wedstrijd
houden in het hardloopen. Wie het eerst
op het plein Is- Jullie gaan rechts en ik
ga links.
Wedden, dat Ik het eerste aankom?!
Ik zet mUn twee vuursteenen In en
jullie dat goudvtechje van Dik!
Goed, zei Dik, geef die vuursteenen
maar vast hier!
„Wel Jimmy?” vroeg vader.
„X Is hier fijn, pappie!"
„Nou, jongen, dan gaan we hier eerst
eens een glaasje nemen,” zei de man.
Met een zwaai zette hU Jimmy op zUn
schouder en toen gingen ze het café In.
De eerste indruk van Jimmy was, dat hU
niets kon zien dan den dikken blauwen
rook, die in de zaal hing. Maar toen hU
daar aan gewend was, zag hij een massa
kleine tafeltjes, waaraan de menschen za
ten te rooken en te drinken. Ze maakten
ontzettend veel lawaai. In een hoek stond
een plano. Een oude neger trommelde een
vroolUk deuntje en boven op de plano zat
een meisje met een banjo. Ze zong en
speelde het liedje met den neger mee.
„Ha, daar heb je Tom Jens,” riepen een
naar kerels. „Kom hier zitten, oude jongen!
Wat heb je nou voor eea jongen aap op je
schouders zitten, zeg?”
„Dit is mijn jongste zoon en opvolger,"
zei de vader trotsch. „Allo Jlm, zeg de hee-
ren goeden dag.”
Het ventje werd op den grond gezet en
stond nu een beetje verlegen naar de ruwe
mannen te kijken.
Vader bestelde een groot glas wijn.
„Geef Je zoon ook een borrel, man,” zei
Rooie Bill.
„Nee, waarachtig niet,” antwoordde Tom,
„het is al erg genoeg, dat ik het zoo lekker
vind.” En hij dronk het glas in één teug
leeg.
Jimmy, jongen,” zei hU, „kijk jij op je
gemak nou maar eens rond, wij moeten
even over zaken praten!"
De mannen staken hun hoofden bijeen
en begonnen druk en snel te praten.
klein café. En wat^een jawa^i en een bewe- Mjn zak en begon smakelijk te eten. Hij be-
tti* _n ai het zaakje nu zoo eeng te bekijken.
Wat was dat een grappig ding, waar die
man op speelde. Vader had hem dikwijls
van een piano verteld, maar zóó had hij
zich die toch nooit voorgesteld.
,Jk heb ook een banjo, een kleine!”
schreeuwde hij tegen het meisje boven op
de piano.
„Zóó.lachte het meisje, „dat is fijn
voor je, mag ik ook een stukje appel?”
Jimmy deed of hij niets gehoord had en
liep kalm door. Hij hield niet van meisjes,
ze deden altijd zoo flauw.
De menschen aan de tafeltjes lachten
Vooral In den zomer hebben de corpu
lente dames reden tot klagen. Niet alleen,
dat ze het eerder warm hebben, omdat Be
meer gewicht hebben mee te torsen, maar
ook, omdat ze meestal met een mantel uit
gaan en in den regel donkere kleuren dra
gen. Natuurlijk Is dit laatste voor gezette
dames zeer aan te bevelen, daar donkere
kleuren en vooral zwart de figuur veel
even tegen den kleinen jongen met den
appel, maar dan vergaten ze hem weer. Ze
hadden andere dingen om aan te denken.
Ze moesten geld verdienen, veel geld.
In een hoek van de zaal lag een groote,
ruige hond.
„Hallo,” rie;
ik kom een
klaar is.”
Met één handje op den kop van het beest
ging hij zitten wachten.
Achter het wankele, houten schot, waar
Jimmy tegen aan leunde, zaten drie man
nen in druk gesprek. Als de jongen het
driespan zou hebben gezien, dan zou hij
zeker bang weggeloopen zijn. Maar nu
hoorde hij hen alleen maar praten.
Ineens veranderde de uitdrukking van
zijn gezichtje. Zijn oogen gingen naar één
kant, zoodat het wit scherp afstak tegen
zijn donkere huid, zijn mond ging open en
hij boog zijn hoofd meer naar het schot toe.
Jimmy luisterde.
Hij wist heel goed, dat men nooit een ge
sprek mag afluisteren, maar nü. nü moest
hU wel, want daar hoorde hU al voor den
hveeden keer den naam van zUn vader
noemen. Wat zouden ze wel te zeggen heb
ben van zUn pappie? Dus luisterde Jimmy.
„Schenk me nog eens in. Bob,” hoorde hl]
een zware stem zeggen, „weet je al dat Tom
Jens hier is vandaag?”
„Tom Jens?” herhaalde de tweede man,
die met Bob aangesproken was.
,Ja. Hij komt een massa katoen verkoo
pen, die rijdt vanavond wel met een vUf-
honderd gulden naar huls.”
„Dat sit nog,” zei een derde heesche
stem.
„Wat doen we met hem, Lo?” vroeg Bob
„Met hém doen we niks,” grijnsde Lo,
„hoogstens in een sloot gooien, maar ik
laat me hangen als ik met dat geld niet eei\
heeleboel ga doen." 1
Een daverend, ruw gelach volgde daarop
De arme, kleine Jimmy was heelemaal
ontdaan van schrik. Dat er zülke slechte
menschen waren had hU zich niet kunnen
voorstellen! En als ze vaders geld af zou
den nemen, waar moesten ze thuis dan van
leven? HU beefde van kwaadheid.
„Hoe pikken we het In, Lo?” vroeg de
zware stem weer.
„Nou, gemakkeljk genoeg,” zei deze. „Als
het donker Is vanavond, gaan we In de
bocht van den grooten weg achter een
boschje liggen. Je weet dat boschje wel
met die groote witte bloemen. Juist daar
achter. We springen dan er uit. Een van
ons houdt het paard vast, JU bUvoorbeeld
John, Bob duwt een prop in Tom zijn
mond, houdt zUn handen stevig vast en ik,”
besloot de kerel, „nou, ik zal wel zorgen,
„O-hoel ohoe.
Eentonig klonk het geroep van Tom, den
neger, over de stille wegen.
„Vooruit paardje ohoel.
De wagen sjokte en schudde onder het
rUden. Het was een slechte weg, vol met
gaten en kuilen, maar Tom en zijn zoontje
Jimmy voelden er niet zoo veel van, omdat
ze boven op de zakken zaten, die volge
propt waren met vlokken verach geplukte
katoen. Jimmy zat daar wat fUn, hij zakte
heelemaal weg in de zachte massa. HU lag
een beetje te suffen en te luisteren naar
het geroep van vader tegen het paardje en
naar de treurige, zachte negerlledjes, die
vader zoo nu en dan ter afwisseling zong.
„Slaap je Jimmy?” riep de man, tusschen
twee liedjes door. „Je bent zoo vroeg uit je
bed geweest, jongetje.”
HU keek even om en zag het kroesbolletje
en de schitteroogjes van zUn zoontje boven
de zakken katoen uitkomen. Vader lachte.
„Ohoel....!! paard....!” riep hU en
neuriede weer zachtjes voor zich heen.
De kleine Jimmy mocht voor den eersten
keer mee naar de stad. Het was een fUn
tochtje voor hem en vader vond, dat hU al
Jong moest leeren om zaken te doen. HU
kon dan zien, hoe heerhjk het was, als je
hard gewerkt had bm een boel geld te ver
dienen. Daar zouden ze dan weer een paar
maanden van moeten leven.
De wagen schokte, rammelde en deinde
op en neer. Jimmy droomde, dat hU op den
schoot van zUn moeder in slaap gewiegd
werd.
Met een schok stond de wagen stil. Ze
waren in het kleine stadje aangeland en
stonden nu in de drukste straat voor een
op één schouder ’n sluiting maken.
De hals wordt afgewerkt, met ’n randje
vaste st. gehaakt.
De mouwen begint men aan den boven
kant, waarvoor men 76 st. opzet. Na 10
naalden mindert men 1 st. aan weerskan
ten van de naald en doet dit jerder om de
10 naalden, tot men nog 54 st. op de naald
heeft. In het geheel breit men voor de
mouw ongeveer 130 A 140 naalden.
Men kan den borstrok ook geheel rechts
breien, met enkel voor een boord aan den
onderkant en voor de manchetten 2 r. 2
aver.
Een onzer lezeressen, die de in een onzer
Mel-nummers voorkomende gebreide sprei
geheel klaar heeft, zou daarvoor nu gaarne
een bU passende kant willen hebben. Weet
een der andere lezeressen hiervoor mis
schien een patroon? Anders kan mej. H. V.
haar sprei ook afwerken met een gehaakt
randje, ofwel met een franje.
Zulk een franje maakt men het gemak -
rechtop
Met een angstig kloppend hartje en een
beetje vermoeid van het zware werk ging
hU weer naar binnen.
En vader begreep er niets van.
„Rooie Bill,” zei hU, „wie kan er nu plel-
zler in hebben om alleen maar een rad te
stelen. Heb je misschien een ander voor
me?”
Nee, Bill had niets, hU begreep X ook
niet, de schuur was aan den straatkant
toch altijd op slot. Maar ja, er «at niets
jjjstfers op.
stadje blUven slapen. En zoo slie]
en zUn zoontje Jimmy dien nacht
zolder van Rooien BUI en lagen c
dende kerels tevergeefs achter het boschje
te wachten.
Den volgenden morgen héél vroeg vond
men het wiel onder het stroo. Jimmy stond
er met een onschuldig gezichtje naar te
kijken. En toen de zon al heerhjk warm
over de velden scheen, reden ze naar huls.
De wagen schokte en rammelde nu veel
erger dan toen se gingen. Er waren nu geen
zachte balen met katoen om op te zitten.
Maar dat kon Jimmy niets schelen, hij
zong met een vroolUk stemmetje alle lied
jes, die hU kende.
En toen ze voorbU het boschje met de
witte bloemen reden, stak Jimmy een on
deugend rose tongetje uit.
’s Avonds, toen moeder den kleinen Jon
gen op haar schoot wiegde, kreeg ze het
heele geval te hooren.
Maar moeder zei niet, dat het een idioot
verhaaltje was. nee ze kuste hem en
noemde hem: haar grooten, dapperen zoon.
kunt hier ongeveer hetzelfde patroon I kelUkst op de volgende manier: Men neemt
voor nemen als voor een jongens-pullover. een dun plankje of ’n karton zoo breed als
bU den onderkant van den men de franje lang wil hebben. Daar windt
rug, waarvoor men 104 st. opzet Men breitmen,
2 r. 2 aver. Een stevig randje verkrUgt men haakgaren
als men den eersten toer breit in den ach
terkant van de steken. Verder breit men
gewoon 2 r. 2 aver., tot men ongeveer 125
naalden heeft gebreid. Men kant dan, aan
weerskanten van de naald, 2 st. af voor de
armsgaten. Dan mindert men, om den an
deren toer, nog 5 keer 1 st. aan weerskan
ten en breit verder, recht door, nog 36 naal
den. Dan kant men 28 st. af voor den
schouder, breit nog 2 naalden op de mid
delste 34 st. en kant die af, waarna men
ook den tweeden schouder afkant.
Het voorpand breit men, tot na de min
dering voor de armsgaten, precies eender
als den rug, waarna men nog 12 naalden
breit. Wil men een split van voren hebben,
dan verdeelt men daarna het werk in
tweeën en zet, aan den kant van de knoop
jes, 6 st. bU op. Men breit nog 20 naalden,
kant bU het midden 12 st. af voor den hals
en breit op de overige steken nog 6 naal
den, waarna men de steken afkant.
Nu breit men de andere helft op de ste
ken, die op de naald waren blUven staan.
Hierin breit men ’n paar knoopsgaten als
volgt: men breit 2 st. aan den kant van het
split, kant 4 st. af en breit verder gewoon
door. BU de volgende naald zet men boven
de afgekante st. weer 4 st. bij op. Later wor
den de aldus verkregen knoopsgaten nog
omwerkt met ’n knoopsgatensteek.
Wil men ’n schouderslulting hebben, dan
breit men het voorpand zonder split recht
door. BU den hals kant men dan in X mid
den 24 st. af en breit, aan weerskanten, nog
12 naalden. De schouders worden dan dus 6
toeren langer en in dat verlengstuk! e breit
men 3 knoopsgaten. Men kan ook slechts
wat niet heelemaal in den haak te. Het heet
modern, dat de jongelui tegenwoordig alle
mogelUke vrUheid genieten, overal heen
mogen zonder geleide en toezicht en de
meeste ouders bekommeren zich niet heel
erg om het ware wel en wee van hun sprui-
TerdlePen er zlch maar liever niet in,
of Inderdaad de gedachten en opvattingen
zoo veranderd zUn en de jongemannen de
meisjes met Andere oogen bezien dan vroe
ger. Ze vinden het wel makkeluk om mo
dern te zUn, om geen bekrompen ouders te
worden genoemd en beroemen er zich zoo’n
beetje op, dat ze met hun tUd meegaan
Van eenige controle, van contact tusschen
ouders en kinderen is soms geen sprake en
het gevoel van verantwoordelijkheid, dat
Alle ouders toch hooren te bezitten, wordt
opgelost met de algemeenheid; „Onze kin
deren vertrouwen we volkomen, in alles
Als ze gezorgd hebben, dat de kinderen
heel vast op hun jonge beenen staan en
weten „wat er te koop Is”, kan het geen
kwaad, maar zUn de meesten niet „makke-
lUk-modem", omdat het zoo eenvoutdlg en
makkeluk Is niets te zien, te hooren en te
merken voor het te laat is? Hebben jonge
menschen niet nü net zoo goed steun, voor
lichting en raad noodig? Méér zelfs dan
vroeger, toen de wereld makkelUker draai-
H
Flg. 831. Dit is een zomerjapon van crepe
georgette met ’n dessin van wit en blauw.
Het model van de taille, evenals van den
rok, is symmetrisch. Van voren valtteén
ruime klokkende volant, die aan een zUde
afgewerkt is door een bles van blauwe
crêpe, welke links eindigt in een smallen
shawlkraag. De mouwen hebben een kleine
talon ter hoogte van den elleboog en de
rok is ruim en klokkend en kan van boven
een beetje worden ingehaald. Het ceintuur
tje is van dezelfde stof, wat ruim genomen,
zoodat het losjes gedrapeerd is. POLA
Ziehier zUn list. Jullie hadden na
tuurlUk op het eerste plaatje het bord al
wel opgemerkt „Verboden voor auto’s”.
Dat was de weg, dien Dik en Jan volg
den. Zwarte Plet is hier achter op een
auto geklommen, die hem met bekwa
men spoed naar het plein Bal brengen.
Onrijpe druiven zUn al evenzeer uitste
kend geschikt voor jam. Men verwarmt de
druiven terwUl men roert en perst, tot het
sap er goed uit te voorschijn komt. Dan
perst men ze uit op ’n vergiet, zoodat alleen
pitten en schillen overblUven. BU 1 pond
aldus verkregen druivensap voegt men het
sap van 1 citroen en 1 pond suiker. Dit
mengsel laat men, onder herhaald roeren,
koken tot het stroopachtig wordt.
Druivengelei met peren. HlerbU kan men
ook de afgevallen peren verwerken, die,
wanneer men ze enkel gebruikt, wat flauw
van smaak zijn. Men maakt de druiven
klaar zooals in het hierboven beschreven
recept en snUdt de peren in kleine snip-
pers. Op 2 pond druiven rekent men 1 pond
peren, het sap van ’n hal ven citroen en on
geveer 1 pond suiker. Men laat het drui
vensap met peren, citroensap en suiker ko
ken tot de vereischte dikte.
Heeft men veel onrijpe peren, die men
gaarne nog tot iets goeds wil verwerken,
dan kan men, zoowel bU het stoven als bij
het maken van jam, den smaak er van
verhoogen door toevoeging van ’n scheutje
azUn en eenige kruidnagelen.
Vlierbessen laten zich ook uitstekend ver
werken tot gelei. Men verwarmt ze, onder
roeren en persen, tot het sap goed te voor-
schUn komt, laat ze dan uitlekken door ’n
doek en kookt het sap, op de gewone wUze,
met suiker.
Vlierbessengelei is, naar men zegt, niet
alleen zeer smakelUk maar geldt bovendien
als een middel tegen influenza. De Vruch
ten mogen niet overrijp zUn, daar in dit
geval de gelei niet stuf wordt.
ADRIANA KNUIST—POLLEPEL.
□a