HzwsrC MAKKE LIJK-MODERN JIMMY r ie Japonnen voor zware dames Z.E i c WAT ZULLEN WE KOKEN? Borstrok met lange mouwen VOOR. O 1 Gebreide Sprei Franje-afwerking Voor jongen van ongeveer 14 jaar Jam en gelei van overigens waardelooze vruchten 'imgy n 1 I n I OP VERZOEK l BW ma&eMME 3 □o Bt OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN ip Jimmy, „ben je ook alleen, beetje bij je Bitten, tot vader Jimmy luieterde. een M* :n 1- I ie Ie U Men begint van En wat een lawaai en een beweging op straatt Jlm haalde een grooten rooden appel uit i i t i een franje maakt men het gemak- j i OP T STADHUIS Ambtenaar: Alzoo van beroep oesterbar, de- laar? Heer: Pardon Ik ben pachter van een groote oesterbank. Ambtenaar: Dus oesterbankier. Ie id c i i wat ze konden, Die ze al zoo goed als in niemand, die mij niet zou gunnen. Je linker zijn, Jimmy.” iu Ie a d r a r a t i. t Ze moesten nu maar in het en Tom op den de woe dt e- le in >P sr ie ft V a e s o 1 sr n I- re r »- in 1- u :n ie ie k ,4k geld Hln* Wie zich beklaagt, dat hU door het lot als een speelbal heen en weer wordt geworpen, be kent te gelijker tijd, dat hli zeer lipht is. rechts naar links gaande, het om heen, waarbij de draden naast elkaar moeten komen. Aan den bo venkant haakt men dan telkens 2, 3 of 4 lussen naarmate men de franje dikker of dunner wenscht met een vasten steek aan elkaar. Wat klaar Is kan vast van kar ton of plankje worden afgeschoven, terwijl men doorgaat met omwinden en vasthaken tot de franje lang genoeg Is. Door eerst even ’n stukje te probeeren, kan men zelf bepalen hoe dik men de franje wil hebben. Men kan later de lussen aan den onderkant doorknippen, ofwel ze zóó laten, wat ook heel goed staat. Zoo men wil kan men dan boven de vaste steken nog ’n paar open toertjes haken. DORA. tuur het corsage Is even blousend, de rok heeft den klokvorm. Flg. 830 is gemaakt van beige mousseline met klein motiefje in wit en bruin. De revers op het bolerootje, het vest van de japon, de manchetjes en het ceintuurtje zijn van effen beige mousseline Het.heup- stuk is In punten geknipt, waarbij de rok met ’n paar Ingestikte plooien aansluit. dat Ik de centen beet krijg, dat beloof ik je.” Een goedkeurend gebrom volgde. „Afgesproken,” zei Bob. Jimmy hoorde, hoe hij slurpend zijn wijn dronk. „We heb ben nog nooit zoo’n gemakkeljjk karweitje gehad.” Toen begonnen ze over Iets anders te praten en te lachen. Jimmy haalde in gedachten een tweeden appel uit zijn zak en hapte er In. Ha, wacht maar, dacht hij. Die drie kerels hadden niet op hem gerekend; als ie vanavond een hand durfden uitsteken naar zijn vader, dan zou hij ze alle drie doodslaan. Nee. dat zou ik toch niet kunnen. Ik ben Dik en Jan liepen vuursteenen hadden hun zak. Wat een stommert, zei Dik, hij neemt dien heelen omweg. We behoeven niet eens zoo hard te loopen. Zwarte Plet echter maakte nog geen aanstalten, maar wachtte op de dingen, die komen zouden. I met zijn -Jzeren pin uit de as van het wiel te trekken. En ein delijk gelukte het hem, kantelde toen het rad er af en verstopte het onder een groo ten berg stroo. Ziezoo, dat had hij fijn klaar gespeeld. De wagen stond nog netjes ging op straat. Uit alle streken waren de menschen bijeen gekomen om te koopen en te verkoopen. Het was marktdag. De vrouwen hadden zich mooi gemaakt in bonte kleuren en ze droegen schitte rende kralen om hun zwarte halzen. En overal hoorde men muziek. Jimmy klau terde van den wagen en keek zijn oogen uit. Was me dat een drukte en iedereen praatte en schreeuwde maar. Er waren wel vier of fijf café’s naast elkaar. Terwijl va der het paard uitspande, keek de jongen maar rond, zijn handen in zijn broekzak ken. te klein, bekende hij zich zelf met spijt, ze zouden mij gewoon in een sloot gooien. Maar er moest iets gebeuren. Vader moest onmiddellijk gewaarschuwd worden. Het geld moest en zou gered worden! HU rende tusschen de tafeltjes door en trok Tom aan zUn jas. „Pappie, pappie, kom vlug mee. Ik moet u wat zeggen.” De mannen begonnen hardop te lachen. „Wel wel, Tom, wat heb JU een heetge bakerd zoontje," zei Rooie Bill. „Wat is er jongeheer?” vroeg hU- .Pappie, ik moét u iets vertellen,” zei het ventje weer. .Ja, ja, beste jongen. Ik heb nu geen tijd. Kom maar eens op mijn knie zitten, dan gaan we straks iets moois voor je koopen. Hou je nou even kalm.” En zoo moest Jimmy rustig op vaders knie zitten wachten tot de mannen uitge- gingen ze allen naar Bill, de balen met ka- afgewogen. Vader wreef in dat hU een goeden dag Hallo!.... ZUn jullie misschien eerst naar huis geweest om het goud- vischje al vast voor me mee te brengen? Wat zien jullie er moe uit. Zóó hard ge- loopen. Ik niet hoor. Ik heb den weg op ndjn dooie gemak afgelegd. Je moet ech ter zorgen niet alleen je beenen, maar ook je hersenen te laten loopen. slanker doen schUnen, doch de klacht over het altijd moeten dragen van een mantel is werkelijk ongegrond; ze kunnen best „en costume” uitgaan, mits dit goed van snit is en zich behoorlijk bij hun wat zware proporties aanpast. Op warme dagen kun nen ze dan ook een rustig kleurtje dra gen. Flg. 829 Is een manteljapon van vm en zwart gestreepte toile de sole met smalle revers en een groot wit vest. Het geheel zit niet strak, doch tamelUk aangesloten De taille is aangegeven door een smalle cein- den ouden wagen. En Ineens wist hij wat hem te doen stond. HU sou probeeren om een wiel er af te halen, dan kon de kar vanzelf niet meer rUden. Tien minuten lang werkte hU kleine handjes er aan, om de Ui Van allerlei afgevallen onrijp fruit kan men uitstekend jam maken. Onrijpe prui men, bUvoorbeeld, nog zoo hard als bikkels, die vóór hun tUd zUn afgevallen, kunnen ’n heerlüke jam opleveren. Daar zulke on rijpe pruimen niet gemakkelUk te ontpitten zijn, kookt men ze eerst, bijna onder water staande, goed gaar. Men kan dan de heele geschiedenis door een vergiet wrUven en laten uitlekken en laat het aldus verkre gen vruchtenmoes met eenzelfde gewicht aan suiker nog ’n kwartier koken. OnrUpe afgevallen appelen zUn heerlijk teroor gelei. Men snUdt de appelen in vieren, •onder ze te schillen en verwUdert alleen al wat wormstekig is, niet de klokhuizen. Deze stukjes appelen laat men dan, halver wege bedekt met water, heel goed gaar ko ken. Om den smaak te verhoogen, kan men er nog ’n paar kruidnagelen bij doen of wat zeer dunne citroenschil. ZUn de appelen ge heel gaar en stuk gekookt, dan laat men ze een geheelen dag en nacht uitlekken door een schoonen doek, waarbij men nu en dan even door het moes roert en zachtjes drukt. Is al het sap ultgeloopan, dan wordt het gewogen en men zet het op t vuur met een zelfde gewicht aan suiker. Men kookt dit tot het sap dik wordt en een mooie helder mode kle«»jteseft. KlapbeHen of kruisbessen zijn, zoowel rijp als onrijp, geschikt voor jam, alleen mogen ze niet overrUp zUn. Deze jam is al heel vlug te maken. Men behoeft enkel de bessen van kroontjes en steeltjes te ont doen en te wasschen en kookt ze dan, niet langer dan ’n kwartier of hoogstens 20 mi nuten, met eenzelfde gewicht aan suiker. Men roert telkens oW! aanbranden te voor komen. dat Idiote verhaaltje? Je hebt gedroomd, geloof ik.” „Heusch. pappie. Ik heb X hen zelf hoo- ren zeggen. Ze zullen u in een sloot gooien „Och wat, onzin,” lachte de va der. ,Jk ken mUn moet Toen het heele gezin bU elkaar zat te praten en te lachen en ter- wljl de vrouw van Rooien Bill het eten Aan het koken was, sloop Jimmy de kamer uit naar de schuur. Er moest iets gebeuren, dacht hU- HU aaide het kleine paardje r en in gedachten bestudeerde hij In een meegenoten tramgesprek werd wel viermaal het Woord makkeluk-modern gebruikt. Het doelde op kinderen en jonge menschen, die dat tegenwoordig over het algemeen schUnen te zUn, een gemak voor hun ouders en voor hen zelf, tenminste In de meeste gevallen. In het bewuste gesprek had men het over een gescheiden echtpaar, waarvan de beide partUen een klein Jaar latei*, op precies denzelfden dag, hertrouwden (met een an ti e*), waarvan de kinderen van veertien en zestien echt verdriet hadden. En met een schouderophalen zei de andere dame (het waren natuurlUk vrouwen, die hardop In tram een dergeUJk gesprek voerden), dat dit onzin was en hAAr kinderen geluk kig „makkelük-modern” waren, dat die zich van zooiets niets aan zouden trekken en het heel gewoon zouden vinden, als de ouders een ander huwelUk probeerden, en- zoo voort. Hoe vindt u het! Ja, veel kinderen en jongeren ook zelfs oudere menschen zijn tegenwoordig mo dern, heel makkeluk In opvattingen, noe men alles ouderwetsch en veroordeelen heftig wat niet van dezen modernen tUd is. Het woord modern wordt uitgebuit! als masker gebruikt waarachter veel wonder lijks is verborgen en als vlag benut voor sproken waren. Toen de schuur van Rooien toen werden afgt zün handen en zei, had, terwUl hU het geld in zijn zakken weg borg. De wagen en het paard bleven in de schuur staan en Jimmy* met zUn pappie zouden eten in het gezellige huis van Rooien Bilt „Vader,” zei de jongen, toen ze even al leen waren, „we moeten vanavond niet naar huls gaan, ze gaan uw geld afnemen. Drie mannen Uggen op de loer. De een heet Bob.” Tom keek naar het ernstige snuitje van zUn zoon. „Bob? Ik ken geen Bob. Hoe kom je aan dat Idiote verhaaltje? Je hebt gedroomd. Jongens, laten we een wedstrijd houden in het hardloopen. Wie het eerst op het plein Is- Jullie gaan rechts en ik ga links. Wedden, dat Ik het eerste aankom?! Ik zet mUn twee vuursteenen In en jullie dat goudvtechje van Dik! Goed, zei Dik, geef die vuursteenen maar vast hier! „Wel Jimmy?” vroeg vader. „X Is hier fijn, pappie!" „Nou, jongen, dan gaan we hier eerst eens een glaasje nemen,” zei de man. Met een zwaai zette hU Jimmy op zUn schouder en toen gingen ze het café In. De eerste indruk van Jimmy was, dat hU niets kon zien dan den dikken blauwen rook, die in de zaal hing. Maar toen hU daar aan gewend was, zag hij een massa kleine tafeltjes, waaraan de menschen za ten te rooken en te drinken. Ze maakten ontzettend veel lawaai. In een hoek stond een plano. Een oude neger trommelde een vroolUk deuntje en boven op de plano zat een meisje met een banjo. Ze zong en speelde het liedje met den neger mee. „Ha, daar heb je Tom Jens,” riepen een naar kerels. „Kom hier zitten, oude jongen! Wat heb je nou voor eea jongen aap op je schouders zitten, zeg?” „Dit is mijn jongste zoon en opvolger," zei de vader trotsch. „Allo Jlm, zeg de hee- ren goeden dag.” Het ventje werd op den grond gezet en stond nu een beetje verlegen naar de ruwe mannen te kijken. Vader bestelde een groot glas wijn. „Geef Je zoon ook een borrel, man,” zei Rooie Bill. „Nee, waarachtig niet,” antwoordde Tom, „het is al erg genoeg, dat ik het zoo lekker vind.” En hij dronk het glas in één teug leeg. Jimmy, jongen,” zei hU, „kijk jij op je gemak nou maar eens rond, wij moeten even over zaken praten!" De mannen staken hun hoofden bijeen en begonnen druk en snel te praten. klein café. En wat^een jawa^i en een bewe- Mjn zak en begon smakelijk te eten. Hij be- tti* _n ai het zaakje nu zoo eeng te bekijken. Wat was dat een grappig ding, waar die man op speelde. Vader had hem dikwijls van een piano verteld, maar zóó had hij zich die toch nooit voorgesteld. ,Jk heb ook een banjo, een kleine!” schreeuwde hij tegen het meisje boven op de piano. „Zóó.lachte het meisje, „dat is fijn voor je, mag ik ook een stukje appel?” Jimmy deed of hij niets gehoord had en liep kalm door. Hij hield niet van meisjes, ze deden altijd zoo flauw. De menschen aan de tafeltjes lachten Vooral In den zomer hebben de corpu lente dames reden tot klagen. Niet alleen, dat ze het eerder warm hebben, omdat Be meer gewicht hebben mee te torsen, maar ook, omdat ze meestal met een mantel uit gaan en in den regel donkere kleuren dra gen. Natuurlijk Is dit laatste voor gezette dames zeer aan te bevelen, daar donkere kleuren en vooral zwart de figuur veel even tegen den kleinen jongen met den appel, maar dan vergaten ze hem weer. Ze hadden andere dingen om aan te denken. Ze moesten geld verdienen, veel geld. In een hoek van de zaal lag een groote, ruige hond. „Hallo,” rie; ik kom een klaar is.” Met één handje op den kop van het beest ging hij zitten wachten. Achter het wankele, houten schot, waar Jimmy tegen aan leunde, zaten drie man nen in druk gesprek. Als de jongen het driespan zou hebben gezien, dan zou hij zeker bang weggeloopen zijn. Maar nu hoorde hij hen alleen maar praten. Ineens veranderde de uitdrukking van zijn gezichtje. Zijn oogen gingen naar één kant, zoodat het wit scherp afstak tegen zijn donkere huid, zijn mond ging open en hij boog zijn hoofd meer naar het schot toe. Jimmy luisterde. Hij wist heel goed, dat men nooit een ge sprek mag afluisteren, maar nü. nü moest hU wel, want daar hoorde hU al voor den hveeden keer den naam van zUn vader noemen. Wat zouden ze wel te zeggen heb ben van zUn pappie? Dus luisterde Jimmy. „Schenk me nog eens in. Bob,” hoorde hl] een zware stem zeggen, „weet je al dat Tom Jens hier is vandaag?” „Tom Jens?” herhaalde de tweede man, die met Bob aangesproken was. ,Ja. Hij komt een massa katoen verkoo pen, die rijdt vanavond wel met een vUf- honderd gulden naar huls.” „Dat sit nog,” zei een derde heesche stem. „Wat doen we met hem, Lo?” vroeg Bob „Met hém doen we niks,” grijnsde Lo, „hoogstens in een sloot gooien, maar ik laat me hangen als ik met dat geld niet eei\ heeleboel ga doen." 1 Een daverend, ruw gelach volgde daarop De arme, kleine Jimmy was heelemaal ontdaan van schrik. Dat er zülke slechte menschen waren had hU zich niet kunnen voorstellen! En als ze vaders geld af zou den nemen, waar moesten ze thuis dan van leven? HU beefde van kwaadheid. „Hoe pikken we het In, Lo?” vroeg de zware stem weer. „Nou, gemakkeljk genoeg,” zei deze. „Als het donker Is vanavond, gaan we In de bocht van den grooten weg achter een boschje liggen. Je weet dat boschje wel met die groote witte bloemen. Juist daar achter. We springen dan er uit. Een van ons houdt het paard vast, JU bUvoorbeeld John, Bob duwt een prop in Tom zijn mond, houdt zUn handen stevig vast en ik,” besloot de kerel, „nou, ik zal wel zorgen, „O-hoel ohoe. Eentonig klonk het geroep van Tom, den neger, over de stille wegen. „Vooruit paardje ohoel. De wagen sjokte en schudde onder het rUden. Het was een slechte weg, vol met gaten en kuilen, maar Tom en zijn zoontje Jimmy voelden er niet zoo veel van, omdat ze boven op de zakken zaten, die volge propt waren met vlokken verach geplukte katoen. Jimmy zat daar wat fUn, hij zakte heelemaal weg in de zachte massa. HU lag een beetje te suffen en te luisteren naar het geroep van vader tegen het paardje en naar de treurige, zachte negerlledjes, die vader zoo nu en dan ter afwisseling zong. „Slaap je Jimmy?” riep de man, tusschen twee liedjes door. „Je bent zoo vroeg uit je bed geweest, jongetje.” HU keek even om en zag het kroesbolletje en de schitteroogjes van zUn zoontje boven de zakken katoen uitkomen. Vader lachte. „Ohoel....!! paard....!” riep hU en neuriede weer zachtjes voor zich heen. De kleine Jimmy mocht voor den eersten keer mee naar de stad. Het was een fUn tochtje voor hem en vader vond, dat hU al Jong moest leeren om zaken te doen. HU kon dan zien, hoe heerhjk het was, als je hard gewerkt had bm een boel geld te ver dienen. Daar zouden ze dan weer een paar maanden van moeten leven. De wagen schokte, rammelde en deinde op en neer. Jimmy droomde, dat hU op den schoot van zUn moeder in slaap gewiegd werd. Met een schok stond de wagen stil. Ze waren in het kleine stadje aangeland en stonden nu in de drukste straat voor een op één schouder ’n sluiting maken. De hals wordt afgewerkt, met ’n randje vaste st. gehaakt. De mouwen begint men aan den boven kant, waarvoor men 76 st. opzet. Na 10 naalden mindert men 1 st. aan weerskan ten van de naald en doet dit jerder om de 10 naalden, tot men nog 54 st. op de naald heeft. In het geheel breit men voor de mouw ongeveer 130 A 140 naalden. Men kan den borstrok ook geheel rechts breien, met enkel voor een boord aan den onderkant en voor de manchetten 2 r. 2 aver. Een onzer lezeressen, die de in een onzer Mel-nummers voorkomende gebreide sprei geheel klaar heeft, zou daarvoor nu gaarne een bU passende kant willen hebben. Weet een der andere lezeressen hiervoor mis schien een patroon? Anders kan mej. H. V. haar sprei ook afwerken met een gehaakt randje, ofwel met een franje. Zulk een franje maakt men het gemak - rechtop Met een angstig kloppend hartje en een beetje vermoeid van het zware werk ging hU weer naar binnen. En vader begreep er niets van. „Rooie Bill,” zei hU, „wie kan er nu plel- zler in hebben om alleen maar een rad te stelen. Heb je misschien een ander voor me?” Nee, Bill had niets, hU begreep X ook niet, de schuur was aan den straatkant toch altijd op slot. Maar ja, er «at niets jjjstfers op. stadje blUven slapen. En zoo slie] en zUn zoontje Jimmy dien nacht zolder van Rooien BUI en lagen c dende kerels tevergeefs achter het boschje te wachten. Den volgenden morgen héél vroeg vond men het wiel onder het stroo. Jimmy stond er met een onschuldig gezichtje naar te kijken. En toen de zon al heerhjk warm over de velden scheen, reden ze naar huls. De wagen schokte en rammelde nu veel erger dan toen se gingen. Er waren nu geen zachte balen met katoen om op te zitten. Maar dat kon Jimmy niets schelen, hij zong met een vroolUk stemmetje alle lied jes, die hU kende. En toen ze voorbU het boschje met de witte bloemen reden, stak Jimmy een on deugend rose tongetje uit. ’s Avonds, toen moeder den kleinen Jon gen op haar schoot wiegde, kreeg ze het heele geval te hooren. Maar moeder zei niet, dat het een idioot verhaaltje was. nee ze kuste hem en noemde hem: haar grooten, dapperen zoon. kunt hier ongeveer hetzelfde patroon I kelUkst op de volgende manier: Men neemt voor nemen als voor een jongens-pullover. een dun plankje of ’n karton zoo breed als bU den onderkant van den men de franje lang wil hebben. Daar windt rug, waarvoor men 104 st. opzet Men breitmen, 2 r. 2 aver. Een stevig randje verkrUgt men haakgaren als men den eersten toer breit in den ach terkant van de steken. Verder breit men gewoon 2 r. 2 aver., tot men ongeveer 125 naalden heeft gebreid. Men kant dan, aan weerskanten van de naald, 2 st. af voor de armsgaten. Dan mindert men, om den an deren toer, nog 5 keer 1 st. aan weerskan ten en breit verder, recht door, nog 36 naal den. Dan kant men 28 st. af voor den schouder, breit nog 2 naalden op de mid delste 34 st. en kant die af, waarna men ook den tweeden schouder afkant. Het voorpand breit men, tot na de min dering voor de armsgaten, precies eender als den rug, waarna men nog 12 naalden breit. Wil men een split van voren hebben, dan verdeelt men daarna het werk in tweeën en zet, aan den kant van de knoop jes, 6 st. bU op. Men breit nog 20 naalden, kant bU het midden 12 st. af voor den hals en breit op de overige steken nog 6 naal den, waarna men de steken afkant. Nu breit men de andere helft op de ste ken, die op de naald waren blUven staan. Hierin breit men ’n paar knoopsgaten als volgt: men breit 2 st. aan den kant van het split, kant 4 st. af en breit verder gewoon door. BU de volgende naald zet men boven de afgekante st. weer 4 st. bij op. Later wor den de aldus verkregen knoopsgaten nog omwerkt met ’n knoopsgatensteek. Wil men ’n schouderslulting hebben, dan breit men het voorpand zonder split recht door. BU den hals kant men dan in X mid den 24 st. af en breit, aan weerskanten, nog 12 naalden. De schouders worden dan dus 6 toeren langer en in dat verlengstuk! e breit men 3 knoopsgaten. Men kan ook slechts wat niet heelemaal in den haak te. Het heet modern, dat de jongelui tegenwoordig alle mogelUke vrUheid genieten, overal heen mogen zonder geleide en toezicht en de meeste ouders bekommeren zich niet heel erg om het ware wel en wee van hun sprui- TerdlePen er zlch maar liever niet in, of Inderdaad de gedachten en opvattingen zoo veranderd zUn en de jongemannen de meisjes met Andere oogen bezien dan vroe ger. Ze vinden het wel makkeluk om mo dern te zUn, om geen bekrompen ouders te worden genoemd en beroemen er zich zoo’n beetje op, dat ze met hun tUd meegaan Van eenige controle, van contact tusschen ouders en kinderen is soms geen sprake en het gevoel van verantwoordelijkheid, dat Alle ouders toch hooren te bezitten, wordt opgelost met de algemeenheid; „Onze kin deren vertrouwen we volkomen, in alles Als ze gezorgd hebben, dat de kinderen heel vast op hun jonge beenen staan en weten „wat er te koop Is”, kan het geen kwaad, maar zUn de meesten niet „makke- lUk-modem", omdat het zoo eenvoutdlg en makkeluk Is niets te zien, te hooren en te merken voor het te laat is? Hebben jonge menschen niet nü net zoo goed steun, voor lichting en raad noodig? Méér zelfs dan vroeger, toen de wereld makkelUker draai- H Flg. 831. Dit is een zomerjapon van crepe georgette met ’n dessin van wit en blauw. Het model van de taille, evenals van den rok, is symmetrisch. Van voren valtteén ruime klokkende volant, die aan een zUde afgewerkt is door een bles van blauwe crêpe, welke links eindigt in een smallen shawlkraag. De mouwen hebben een kleine talon ter hoogte van den elleboog en de rok is ruim en klokkend en kan van boven een beetje worden ingehaald. Het ceintuur tje is van dezelfde stof, wat ruim genomen, zoodat het losjes gedrapeerd is. POLA Ziehier zUn list. Jullie hadden na tuurlUk op het eerste plaatje het bord al wel opgemerkt „Verboden voor auto’s”. Dat was de weg, dien Dik en Jan volg den. Zwarte Plet is hier achter op een auto geklommen, die hem met bekwa men spoed naar het plein Bal brengen. Onrijpe druiven zUn al evenzeer uitste kend geschikt voor jam. Men verwarmt de druiven terwUl men roert en perst, tot het sap er goed uit te voorschijn komt. Dan perst men ze uit op ’n vergiet, zoodat alleen pitten en schillen overblUven. BU 1 pond aldus verkregen druivensap voegt men het sap van 1 citroen en 1 pond suiker. Dit mengsel laat men, onder herhaald roeren, koken tot het stroopachtig wordt. Druivengelei met peren. HlerbU kan men ook de afgevallen peren verwerken, die, wanneer men ze enkel gebruikt, wat flauw van smaak zijn. Men maakt de druiven klaar zooals in het hierboven beschreven recept en snUdt de peren in kleine snip- pers. Op 2 pond druiven rekent men 1 pond peren, het sap van ’n hal ven citroen en on geveer 1 pond suiker. Men laat het drui vensap met peren, citroensap en suiker ko ken tot de vereischte dikte. Heeft men veel onrijpe peren, die men gaarne nog tot iets goeds wil verwerken, dan kan men, zoowel bU het stoven als bij het maken van jam, den smaak er van verhoogen door toevoeging van ’n scheutje azUn en eenige kruidnagelen. Vlierbessen laten zich ook uitstekend ver werken tot gelei. Men verwarmt ze, onder roeren en persen, tot het sap goed te voor- schUn komt, laat ze dan uitlekken door ’n doek en kookt het sap, op de gewone wUze, met suiker. Vlierbessengelei is, naar men zegt, niet alleen zeer smakelUk maar geldt bovendien als een middel tegen influenza. De Vruch ten mogen niet overrijp zUn, daar in dit geval de gelei niet stuf wordt. ADRIANA KNUIST—POLLEPEL. □a

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1932 | | pagina 15