Het Cumulatie*vraagstuk De/Bedrijfsradenwet H Regeeringscrisis afgewend J E 3d En de S.D.A.P. f gt Een succes voor minister Verschuur Ouchy troef! Geen verhooging van het tarief? „HISTORISCH VERSCHIJNSEL” VRIJDAG 28 OCTOBER gië KERKCONSECRATTE TE SANTPOORT tof i on Indologen-opleiding TWEEDE KAMER n. OVERDREVEN VERWIJTEN m Tegenstrijd igheid Minister de Geer Argwaan CONCESSIE DER REGEERING NIET AANVAARD Na het begrootingsdebat komt de invoerrechten-verhooging op nieuw aan de orde Z. H. Exc. Mgr. J. D. J. Aengenent draagt de Pontificale H. Mis op in de nieuwe kerk te Santpoort V- N N N >T n ie N O Beslissing versch Bezwaren tegen andere heffingen Bevredigend verloop mag men over den loop van za- mlddag tevreden zijn. Als alle par- reStie nog eens rustig overdenken en t iring in haar Memorie van Antwoord goede internationale geest 1 a VO1- 1 8 8e- ij A .1 >'U ©nd- I In Ml. J8. 108 Den Haag, 27 October. ?n. ten. A Aan de oudere-Jaarsstudenten aan de In- dologische faculteiten te Lelden en Utrecht is door het Commissariaat voor Indische Zaken van het Departement van Koloniën thans nok een circulaire gezonden (de eerste-jaars ont- aren. Een ta- x>als dr. Colijn Uziglng in de izakelijk en kan het d tie Bleken de Chrtstelijk-Hlstorïs concessie tevreden, dr. COLIJN mogelijke meerderheid zijner vc ren dat niet. Maar onder het mo komt raad!” opperde de anti-: leider de vraag, of het niet tnc beslissing tot by de algemeene i over de RlJksbegrooting te verschuiven. On- middellijk hadden Prof. AALBER8E, mr. BEU-> MER en de heer SNOECK HENKEMANS eer. motie klaar, om de Kamer in de gelegenheid met de i grootst twste fijn- eller rouw i met PPen, roten, lagde zich in te fran- Intusschi ken dezei tijen de l de ïische d zoo titer slier Ifa- •I nd de es té. 08 iden ■esi- ton- ver- den ge en te Prui- sn de Deze geen een nsta- stge- n op ccuus hun ■vuld, chul- iksz.” slicht i zich akter iefde aan- n zoo nebri- nnok- WJJ hebben de houding van dr. Colijn in dezen niet wel begrepen. Gisteren verklaarde hy, dat hij over zijn andere bezwaren de twijfelach tige tijdelijkheid en de ondoelmatigheid van het voorstel desnoods nog wel heen kon stappen, als maar de tegenstrijdigheid met Ouchy er niet bijkwam; en thans, nu Minister de Geer hem terzake Juist van Ouchy zéér ver tegemoet kwam, gooide hjj het over een anderen boeg en verweet hij den bewindsman, dat deze dit jaar opnieuw met eene verhooging van het ta rief gekomen was, nadat hjj. dr. Colijn, toch bij de verhooging van het vorig jaar verklaard had, voor de laatste maal met die verhooging te zul len meegaan en in de toekomst de Regeering op dezen weg niet verder te kunnen volgen. Wat hij heden betoogde, was in strijd met wat hij gisteren te berde bracht. Want al opperde hij tegen het ontwerp nog wel eenlgszlns zwakke bedenking terwille van Ouchy, voor de tege moetkoming te dezer zake bleek hij den Minis ter erkentelijk. Zij had dus waarde voor hem. Had er over de verhooging van de invoerrech ten gestemd moeten worden,het ontwerp zou zijn verworpen met vrij groote meerderheid. Sprak men aanvankelijk over eene beslissing op het kantje af, toen dr. Colijn na de uitvoerige rede van den Minister en na diens tegemoet koming niet bekeerd bleek en verklaarde, dat heel zjjn fractie op één na mr. Beumer? achter hem stond, was het lot van het ontwerp beslist. ;ehngen wa- ..komt tijd, rolutlonnaire fljjk was, de ^schouwingen te stellen, haar daad bij het woord van dr Colijn te voegen. Met 93 tegen 2/temmen werd die motie aanvaard, zoodat de zaak thans op nieuw aan de orde komt na het algemeen be grootingsdebat. Dan zal de verhooging van de Invoerrechten In het kader van het algemeen financieel beleid bezien kunnen worden, dan zal het voor en tegen van de uit de Kamer In plaats daarvan aanbevolen heffingen kunnen worden afgewogen. Of dat de oplossing bren gen zal? Minster De Geer beeft Donderdagmiddag bjj de behandeling van de lijdelijke verhooging der invoerrechten als uiterste concessie der Regee ring, om een conflict met de Kamer te voor komen een wijziging In artikel 2 van het ont werp aangebracht waardoor bjj inwerking-tre- ding van bet verslag van Ouchy voor alle Staten de opcenten zouden vervallen. Deze uiterste concessie bevredigde dr. Co lijn niet. Geheel zjjn fractie, zoo verklaarde hU, stond In deae meening op één na achter hem. Daar een stemming over het ontwerp onver mijdelijk tot aftreden van het kabinet zou heb-,, ben geleid, vereenigde men zich tenslotte met 93 tegen 2 stemmen met een motie van de hee- ren Aaiberse, Beumer en Snoeck Henkemans om de behandeling van het ontwerp te schor sen en haar te hervatten na de Algemeene Be schouwingen over de RlJksbegrooting. Dan kan bet financieele beleid beter in zijn geheel wor den overzien. Voor nadere bijzonderheden zie men het Twee de Kamerverslag elders In dit blad. Na artikel 15 worden de volgende artike len Ingevoegd: in de technische en •genheden van invloed op de p fêt/jR Artikel 15a. Ten aanzien van onderwerpen, waarvan de regeling of nadere regeling bij of krach tens de wet aan een bedrijfsraad is opge dragen of overgelaten, kan deze de ver- ordenlngén maken, die hij in het belang van het bedrijf noodig oordeelt, met in achtneming van de regels in de artikelen 15 bgesteld. Artikel 15b. Een besluit tot vaststelling van eene verordening kan door den bedrijfsraad slechts genomen worden, wanneer ten min ste twee derden der leden, behoorende tot de kringen der werkgevers, ten minste twee derden der leden, behoorende tot de krin gen der arbeiders, benevens de meerder heid der voor alle werkzaamheden toege voegde leden zich daarvóór verklaren. .en op de Gemeen- form zwaren belas- len. Weet gij wel, >ud, die dit denk- !n fabrikant, die in i geïnvesteerd heeft jn geld maakt, van 0 belasting zal heb- de Regeering voor- lian? Zoo /is er bij nadere/ diepgaande beschou- ngdenkbeelden het noo- liet zal bij de algemeene menig woord kosten, M- middelen een eenigs- Ssslng gevonden is. De zoo tegen Indirecte het- mdat zjj de kosten van ^hoogen, bedenke daarbij, belastingen, als zij worden hebben. En zjj is $d maar weer nieuwe verhoo- belastlngen als het non plus ileele wijsheid aanprijst. Met deze voorstellen ging de Minister accoord, aangezien daarbij de beslissing over de al of niet kracht van wet krijgende voorstellen tot verordening, uitgaande van een bedrijfsraad, bleef berusten bij den wetgever. De Kamer hechtte daarop met groote meerderheid haar goedkeuring aan de amendementen. Evenals later aan het wets ontwerp als zoodanig. Vraagt men nu wat zal de practlsche be- teekenis van de wet zijn? dan kan men met mr. Aaiberse daarop antwoorden: vooralsnog misschien niet veel. Alles zal afhangen van wat partijen er van maken. Zijn dezen van goeden wil de Minister legde daar bij herhaling den nadruk op dan kan deze wet een groote zegen worden voor geheel ons bedrijfsleven. A. H. J. ENGELS Het is tenslotte voorloopig met en een latente kabinetscrisis afgeli de vermelde tegemoetkoming had ring, aldus Jhr. de Geer, het uiten om een conflict met de Kamer te Dat beteekende het stellen van d< kwestie In negatieven vorm. Daarmede w^ de slagboom gevallen. Niet de slagboom die de oprichting van bedrijfs- raden in den weg stond, die konden in alle vrijheid door de organisaties van werk gevers en werknemers te allen tijde opge richt worden; in prlvaatrechtelijken zin. Maar wel de slagboom, die een publlek- rechtelijke regeling, als in het ontwerp- bcdrljfsradenwet bedoeld, op den duur de eigenlijke ziel en den levensgeest kon ont houden. De Grondwet verschafte In artikel 194 n.l. de gelegenheid, om ook aan be- drljfsraden verordenende bevoegdheid toe te kennen. Dus de gelegenheid te scheppen, dat een bedrijfsraad de interne aangelegen heden van een geheel bedrijf, zelfstandig en verplichtend voor de leden, bij verorde ning regelt. De gelegenheid daartoe be staat thans. Hoewel nog in embryonalen vorm en voor verderen uitgroei vatbaar. Dit nu Is m.l. de groote principieele betee kenls der bedrijfsradenwet. Zij plaatst beide partijen, gewoonlijk aangeduid als kapitaal en arbeid, paritetlsch en gelijk berechtigd naast elkaar en zij opent hun de gelegenheid over de punten vervat in artikel 15 der wet van gedachten te wisse len. En dat niet alleen, doch ook verorde- En werkelijk, de tegemoetkoming had ook waarde. Zij hield in. dat artikel 2 van het ont werp gewijzigd werd in dien zin, dat geheel de tijdelijke verhooging van ons tarief ten op zichte van alle landen zou komen te vervallen, zoodra het verdrag van Ouchy in werking tre den zou. Hoe dr. Colijn nog flauwtjes angst kon Het zou echter onbillijk Zijn om een Ne derlander die staatspensioen geniet van het lidmaatschap uit te sluiten of hen dat pen sioen af te nemen, of daarop te korten. Dat pensioenrecht is op rechtmatige wijze krachtens de wetten verworven en als de regeering dat ging aantasten zouden velen voor het Kamerlidschap bedanken, want dan zouden zij het niet kunnen uitoefenen. In beginsel kan er dan ook niets tegen zijn, als men maar oppast voor excessen en deze komen helaas voor, terwijl daartegen de regeering machteloos staat. Excessen noemen we het vefziknelen van verschillen de pensioenen als wethouder, lid van Gede puteerde en den Staat. Dit heeft echter met het Kamerlidmaat schap niets te maken, maar is een kwestie die daarbuiten staat. Het zou een regeering uitermate moeilijk vallen om bij de wet te bepalen, dat cumu latie van pensioenen uit verschillende open bare kassen verboden was, want over het pensioen dat door een gemeente, provin cie, of door Indië verleend wordt, heeft zij geen zeggingskracht. Ook hier is het weder de partij, die in moet grijpen, door personen, die er als het ware een beroep van maken, uit verschil lende openbare kassen, zich vaste inkomens te bezorgen, geen cajidldaat te stellen. Het ligt dan ook Voor de hand, dat er In de Kamer gevraagd is, of zij die de oplos sing van deze kwestie aan de regeering wil len overlaten eens aan willen geven welke wettelijke regelingen voor de beoordeellng van het vraagstuk der cumulatie in aan merking komen. Helaas is men dakr het Artikel 15c. 1. De verordeningen van den bedrijfs raad behoeven Onze goedkeuring. „Het Volk” bevatte dezer dagen een ar tikel, getiteld: Kerk en Partij”, waarvan de strekking was, dat er in ’t geheel geen te genstelling behoeft te bestaan tusschen „Kerk en Socialisme” en men dus tot belde kan behooren. Het artikel werd als volgt ingeleld: „Het Is een historisch verschijnseï, dat de kerken zich in den aanvang alle met de grootste felheid tegen het opkomende so cialisme gekeerd hebben. In alle landen. Ook in Engeland, waar thans de verhou ding tusschen die beide machten niets te wenschen overlaat. Het is dan ook eveneens een historisch verschijnsel, dat allengs de kerken hun houding jegens het socialisme wijzigen. In het eene land is dit proces ver der gevorderd dan in het andere. In de eene kerk ook heeft zich de wijziging snel ler en grondiger voltrokken dan in de an dere. Maar in alle landen en alle kerken zonder onderscheid is het proces duidelijk aanwijsbaar”. Deze redeneering is nogal boud en getuigt meer van den wensch der redactie, dan van de werkelijkheid. Met name, wat de katholieken betreft. Ook de orthodoxe protestanten staan over ’t algemeen afkeerig van het socialisme, al maakt '„Het Volk” met zekeren ophef gewag v'an een „partijgenoot”, die „rechtzinnig- protestant" tsi Het is met het socialisme gegaan, als met het liberalisme. Het heeft zich van meet af op een standpunt gesteld, dat voor Kerk en ge- loovigen onaannemelijk was en in zeer .ruime mate geofferd aan het anti-clerica- llsme. Het doet dit trouwens nog. Men denke slechts aan de gezindheid, welke hier en elders in socialistische krin gen ten aanzien van het christelijk onder wijs wordt gevonden. En het zou niet moeilijk zijn een aantal uitspraken uit vroeger en ook nog uit later tijd te citeeren van socialistische kopstuk ken, waarin op even scherpe, als onver bloemde wijze tegen Kerk en religie stelling wordt genomen. „Het Volk” noemt het een „historisch ver schijnsel, dat de kerken zich in den aan vang alle met de grootste felheid tegen het opkomende socialisme gekeerd hebben". Feit is, dat het socialisme begon met aan „de Kérkeh”, en wel het meest aan de ka tholieke Kerk den oorlog te verkla- r e n,,én dat zijn voormannen op sociaal en geestelijk gebied theorieën verkondigden en nog verkondigen welke te eenenmale verwerpelijk zijn. Ziedaar de verklaring en tevens de motiveerlng van het „historisch ver schijnsel, waarover „Het Volk” spreekt. voorstelde en wat zij te Genève en ook blijkens liet verdrag van Ouchy zegt voor te staan, wa ren dan ook vooral na de tegemoetkomende wijziging, die de Minister aanbracht hoogst overdreven. En we kunnen ons indenken, dat de bewinds man ontstemd was over de uitlating van den in dergeljjke situaties altijd veel te fanatleken mr. Oud, die de Kamer maar liefst voorhield, dat zU vanwege den Indruk in het buitenland een kabinet met zulk een verkeerden geest niet langer mocht handhaven. „Niet volkomen vaderlandlievend" noemde de heer de Geer dat gezegde terecht. Want het verschil tusschen zijne en de linksche bewon dering voor den vrijhandel komt slechts hierop neer, dat hij met de voeten op den grond blijft en het land niet „terwille van Idealen in de lucht” in financieele moeilijkheden brengen wil, terwijl de vrjjhandelaars k outrance het land maar op alle mogelijke manieren door het buitenland willen laten leegtappen en van zjjn laatste restje welvaart berooven en daartegen over zuiver fiscale maatregelen onzerzijds, wel ke onmlddellljk worden teruggenomen, als ook de buitenlandsche woorden eens in daden wor den omgezet, afwijzend Wanneer werkelijk de vingen die reeds eerder, gelijk we vroeger heb ben medegedeeld), waarin hun de .gelegenheid wordt geboden van studie te veranderen. Wordt vóór 10 November as. bericht, dat van dit aanbod gebruik wordt gemaakt, dan zullen de studenten een tegemoetkoming van 900 ont vangen zonder verplichting tot terugbetaling der reeds voor hen betaalde opleldlngsgelden. Dit houdt verbandunet de mindere gelegen heid tot aanvulling van het ambtenarenkorps. koesteren, dat deze regeling den drang onzer zijds, om Ouchy in werking te doen treden, wel eens zou kunnen verzwakken, is ons een raadsel. Ook de heer Vliegen koesterde argwaan en vreesde blijkbaar, dat de Regeering met de Inwerkingtreding van het verdrag zou dralen, om maar niet de baten uit de opcenten te hoe ven missen. Waren zjj dan vergeten, dat de Mi nister in zijn Memorie van Antwoord in duide lijke bewoordingen blijk had gegeven van zijn vurig verlangen naar een beteren internationa len handelspolitieken geest en dat hij daar ge schreven had, de verwezenlijking van dat doel „een offer, ook een fiscaal offer, alleszins waard" te achten? ’s Ministers wijziging had integendeel het voordeel, dat zij de in werklngtredlng van het verdrag van Ouchy veeleer bevorderen zou.Want die inwerkingtreding hangt af van de houding, welke de verschillende mogendheden tegenover het verdrag zouden aannemen, beïnvloed door het feit, dat inwerkingtreding van het verdrag het voordeel van vervallen der 30 opcenten zou opleveren? De verwijten, tot de Regeering gericht we gens de tegenstrijdigheid tusschen wat zU thans de eerste stap in de richting der practlsche verwezenlijking kon worden gezet. Bij de voorlaatste grondwetsherziening heeft de gedachte der wederorganlsatle onzer „ver- pulveriseerde maatschappij”, om met prof. Treub te spreken, den wetgever ongetwij feld voor den geest gezweefd. Artikel 194 der Grondwet werd bij die gelegenheid aldus geredigeerd: „De wet kan aan andere dan in de Grondwet genoemde lichamen verordenen de bevoegdheid geven.” et wetsontwerp tot Instelling van bedrljfsraden is Dinsdagmiddag 25 October met groote meerderheid, zoowel van links als van rechts, door de Tweede kamer aangenomen. Een succes voor minister Verschuur. Een beteekenend succes? Dat hangt er van af hoe men het beziet en ook: wat belanghebbenden er in de toekomst van maken. In den aanvang van zijn rede verklaarde mr. Aaiberse: „Hoe paradoxaal het ook zou kunnen schijnen: wanneer men wil teekenen de beteekenls van dit wetsontwerp, dan kan men naar waarheid zeggen, dat die betee kenls zeer groot is, èn betrekkelijk gering. Zeer groot acht ik de beteekenls van dit wetsontwerp, wanneer men het principieel beschouwt en betrekkelijk gering, wanneer men denkt aan het vermoedelijke practi- sche gevolg.” Zoo is het inderdaad. Principieel bezien beteekent dit wetsontwerp de incorporatie in onze wetgeving van een reeds oude Christelljk-democratische gedachte, en de mogelijke verwerkelijking van een idee, voorgestaan, verdedigd en nagestreeft in breeden internationalen kring. Ook van Anti-Revolutionnalre zijde werd reeds in 1879, door dr. Kuyper, In zijn groote boek „Ons Program” op uitvoerige wijze voor eenzelfde sociale hervorming, in den zin van wederorganlsatle van de maat schappij, geschreven. Toch moest het duren tot onzen tijd, voor Minister DE GEER heeft er in zijn als steeds uitnemend betoog heden reeds op gewezen, dat zeer vermoedelljk voor geen enkele van de in het Voorloopig Verslag genoemde belas tingen In de Kamer een meerderheid bestaat Wat de eene partij als de hoogste wijsheid ver heft, laakt de andere als volstrekt afwUsbaar. En inderdaad bestaan tegen de meeste diei' heffingen ook wel groote bea baksbelasting als de Engelsche, voorstaat, maakt diepgaande contröle op de ruwe tabak no onze belangrijke tabaksmarkt in gevaar bren gen. Meer te halen uit de opcei tefondsbelasting leidt tot ei tlngdruk in sommige geve aldus de Minister tot mr. beeld geopperd had, dat e< zijn onderneming 4 mlllloej en die thans 1 pet van li die ƒ40 000 Inkomen 28^B ben te béta'en, als de do gesteld© heffingen doorgi wing tegen alle belasting dlge fa te brengen. En begrOotlngsdebatten no eer voor het vinden dl zins bevredigende opb S. D. A. P.. die altijd/ fingen te keer gaat^/p levensonderhoud vi dat ook de directe ,opgeschroefd, die/ tendenz it 'het juist, die all t. ging der direct/ ultra van flnihi V. merking komen. Helaas is men dakr antwoord op schuldig gebleven. We hebben hiermede het vraagstuk van de cumulatie zeer objectief bekeken en rest ons nog enkele andere opmerkingen te be antwoorden, die meermalen gemaakt worden. Dat Indische pensioenen hoog zijn, kan niet ontkend worden, njaar deze worden hier niet vastgesteld, zoodat de regeering er ook niets tegen kan do?n, als de partijen iemand met een dergelfjk pensioen candi- daat stellen, evenmin als zij zich er zich in kan mengen, als iemand candidaat ge steld wordt, die uit privaat bezit een groot inkomen heeft. Ontkend kan niet worden, dat er in de Kamer wel enkele gevallen te vinden zijn, waarbij cumulatie aanleiding geeft tot eenlgszlns gerechtvaardigde kritiek, maar daarin mag men geen aanleiding zoeken om de regeering te hulp te roepen. Bevulrtging van eenige beteekenls is er niet van te ver wachten. Het zijn de politieke partijen zelf, die bij het stellen van candidaten aandacht moe ten schenken aan de cumulatie en niet de regeering in de eerste plaats. Dit is de eeni ge manier om het vraagstuk, dat door en kele personen zeer wordt opgeblazen, tot oplossing te brengen. („Het Centrum”). 3 over Hoofdstuk I nog eens uitvoerig en met het noodige cijfermateriaal hare opvattingen terzake van het belastingbeleid uiteenzet. kun nen bij de Algemeene Beschouwingen over de RUksbegrootlng wellicht de standpunten el kander naderen. Met een kablnetskwestle is het landsbelang momenteel allerminst gebaat. Bi) dit debat is In leder geval weer komen Vast te staan, dat èn bij de Regeering èn bU 4e Kamer ten aanzien van de hande’spolltlek heel wat gezonder denkbeelden gekoesterd worden dan waar ter wereld ook. Ouchy was over alle linlèn troef ningen samen te stellen, die, mits goedge keurd door den Minister, bij de wet tot dwingend recht verklaard kunnen worden voor een geheel bedrijf en verbindend voor al zijn leden. Dat dit is een ombuigen van ons publiek recht in de richting van een wederorgani- satie van ons bedrijfsleven, is wel voor geen ontkenning vatbaar. Dit wordt des te duidelijker als men kennis neemt van den inhoud van artikel 15 der wet. Dit artikel heeft den volgenden inhoud: De bedrijfsraad is bevoegd tot: a. het ontwerpen van arbeidsvoorwaar den. zoo mogelijk in den vorm van eene collectieve arbeidsovereenkomst; b. het ontwerpen van regelen ter be vordering van eene goede vakopleiding in de vakschool, op vakcursussen en in de werkplaats; c. het overwegen van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van werkloos heid en ter verruiming der werkgelegen heid; d. het bevorderen van het overleg tus schen den werkgever gn de arbeiders in de afzonderlijke ondernemingen, door middel van een daartoe strekkend orgaan; e. het bevorderen van het tot stand komen van fondsen, en andere instellingen in het belang der arbeiders, hetzij voor het geheele bedrijf, hetzij voor een of meer ondernemingen in dat bedrtjf; benevens, op verzoek van belhnghebbenden, het uit oefenen van toezicht op die fondsen en in stellingen en de uitvoering of het deel nemen aan de uitvoering van de reglemen ten betreffende die fondsen en instellingen; f. het bespreken va commercieele aangiet bedrijf, voorzoover van 1 van den arbeider; g. het verzamelen van statistische <ie- gevens betreffende het bedrijf; 7 h. het bevorderen 'van al die maatrege len, welke de goede verstandhoudtltg tus schen werkgevers arbeiders in het bedrijf kunnen versterken. „Indien de bedrijfsraad de beschikking wenscht over gegevens, berustende bij ad- mlnistratiën, behoorende tot een Departe ment van algemeen bestuur, kan hij zich tot het hoofd van dat Departement wenden met het verzoek die gegevens te verschaf- fen. Deze willigt het .verzoek in, tenzij het dienstbelang of financieele bezwaren zich daartegen verzetten." Zooals men zal bemerken is de verorde nende bevoegdheid in dit artikel niet op genomen. De heeren Van den Berg en Kupers hebben daartoe een poging onder nomen, die echter afstuitte op het beslist verzet van den Minister. Dat een zij het indirecte verorde- ningsbevoegdheid aan de Raden werd toe gekend, is te danken aan een serie amen dementen, ingediend door de heeren Her mans en Goseling, gesteund door meerdere leden der fractie. Amendementen waarvan de hoofdstrekking vervat is in de volgende artikelen tengevolge van Ouchy mocht doorbreken, dan had de bewindsman daar gaarne het gemis van de baten der opcenten voor over, dan zou hjj, kost wat kost, wel andere middelen weten te vinden, om dat gemis weer te dekken. Het spreekt vanzelf, dat op die uitlating de sociaal democraten afvlogen. Ziet men nu wel, aldus de heer ALBARDA, dat de Regeering, als zy maar wil, ook andere wegen weet, om aan het geld te komen? Het zal 8 November op Hout- rust wel In meer „populalren" toon herhaald worden. Maar men vergeet, dat, mocht werke lijk eens mede door Ouchy het Internationale gezonde verstand terugkeeren, de toestand heel anders wordt.’ Dan ziet de toekomst er plot seling minder somber uit, dan is de groote oor zaak der crisis weggenomen, dan komt er een ommekeer, die een ruimer 'vloeien der andere middelen mag doen verwachten, dan onl een situatie, waarin men met geruster aan leenen kan gaan denken. fy oo eenvoudig als ’t is om de politieke geesten op te roepen, zoo moeilijk is ’t deze te bezweren. Dat merkt thans wel heel sterk de SJJAJ». bij *t vraagstuk, dat thans aan de orde is over de cumulatie van salarissen, pensioenen en wachtgelden van Kamerleden. Op het in September te Utrecht gehouden congres had de leider van de socialistische fractie in de Tweede Kamer de grootste moeite om te voorkomen, dat een motie werd aangenomen, waarin de partij cumu latie van inkomens uit de overheidskassen afkeurde en voor de leden van de Kamer verbood. Men is zelf er mee begonnen en nu door anderen dat vuurtje flink gestookt is, zij het ook met minder juiste voorstellingen en op hoogst tendentieuse wijze, waarbij ge speculeerd werd op minder goede volks- jnstincten, zit men met de moeilijkheden en wil men het liefst de regeering deze la ten oplossen. Op het zooeven genoemde congres kon digde de heer Albarda reeds aan, dat hij dat wel zou klaar spelen door een motie of iets dergelijks, al bond hij zich dan ook niet aan een bepaalde methode. In het voorloopig verslag over de Rijks- begrooting wordt nu opgemerkt dat er een algemeene, bij de wet vastgestelde regeling noodig is om gevallen van cumulatie, die terecht critiek uitlokken, te voorkomen. De leden die dat opmerkten, en dat zijn na hetgeen te Utrecht toegezegd is de socialis ten, zouden het op prijs «tellen, jndien de Regeering zich deze zaak zou willen aan trekken en een regeling aan het oordeel van de Staten-Generaal zoo spoedig zou willen onderwerpen, dat die nog in het parlemen taire jaar het Staatsblad zou kunnen be reiken. Dat is een heel gemakkelljke manier, dan zijn zij van de verantwoordelijkheid af. Als de heeren nu nog komen met een motie bij de algemeene beschouwingen, waarin aan dien wensch uitdrukking wordt gegeven, dan meenen zij klaar te zijn en kan een ander het zaakje opknappen. Regeeren bij moties, waarin de Kamer op drachten geeft en andereB laat werken, dat wil de SD-AJ». wel. Iedere regeering zal daar evenwel harte lijk voor bedanken, niet alleen omdat het haar taak niet is de partijen uit de moei lijkheden te redden, maar bovendien om dat zij het vraagstuk niet op kan lossen zonder te treden in de rechten van perso nen, gemeenten en provincies, terwijl zij er zelf weinig belang bij heeft. Het Rijk heeft immers voor zich zelf het vraagstuk van de cumulatie feitelijk al op gelost. Een rijksambtenaar of officier, die lid van ^e Tweede Kamer wordt, en zijn functie niet meer kan vdkvullen, krijgt dan vergoeding voor het lidmaatschap en trak tement samen niet meer dan hjj had in de ftfnctie die hij bekleedde! Vroeger was dat anders, want dan kreeg men de helft, of twee derde van het trak tement als wachtgeld of non-activlteits- traktement boven de grondwettelijke ver goeding. Toen dit in 1925 bij de wet geregeld werd heeft men hen die lid waren en wachtgeld of non-activiteitstraktement ontvingen dit laten behouden, omdat dit beschouwd werd als een eenmaal verkregen recht. Op zich I zelf was daar iets voor te zeggen, omdat men wel zeer voorzichtig moet zijn met het ontnemen van eenmaal verworven rechten, vooral als de Staat daarmede begint is het hek van den dam. Het zijn echter juist deze gevallen, die vooral in deze dagen van ac tie tegen uumulatie dienst moeten doen om het verkeerde er van in het licht te stellen. Vergeten mag daarbij niet worden, dat deze cumulatie vanzelf vervalt en over eenige ja- ren niet meer voor zal komen. Ook op ander gebied heeft het Rijk Inge grepen en een einde gemaakt aan vroeger veel voorkomende cumulatie bij hen, die volgens de militaire pensioenwetten ver vroegd pensioen konden krijgen. Werden gewezen militairen in een andere functie benoemd, dan kregen ze vroeger traktement en pensioen. Dat is nu uitgesloten. Zij be houden het traktement, dat ze hadden in militaire functie, of krijgen het traktement van de nieuwe functie als dat hooger is, maar geen vervroegd pensioen er bij; Het Rijk heeft dus wel degelijk iets ge daan. Iets anders is het wanneer een Kamerlid nog een andere functie vervult en het daar voor geëischte werk verricht. We denken hier aan de burgemeesters- Kamerlid, aan hen die een functie vervul len bij de rechterlijke macht en aan Kamer leden, die tevens wethouder, of lid van Ge deputeerde Staten zijn. Als de regeering hier zou willen ingrijpen, dan zou zij artikel 97 van de Grondwet moe ten wijzigen en het lidmaatschap van de Staten-Generaal onvereenigbaar moeten verklaren met die ambten. Voorloopig zal daar wel niemand aan denken. Het zijn hier de politieke partijen zelf, die op dit oogen- blik in de eerste plaats daar regelend bij op moeten treden, door slechts in zeer bij zondere gevallen dergelijke personen can didaat te stellen. Zoo is op het oogenblik in de Katholieke Staatspartij gebruik, dat een Kamerlid, die tot burgemeester be noemd wordt zich herkiesbaar stelt en te vens, dat het wethoudersschap in een groo te gemeente en lid van Gedeputeerde Sta ten van een provincie niet gelijktijdig be kleed kunnen worden met het Kamerlid maatschap. Dit is een zuivere partijzaak, zoodat men biet van den wetgever kan elschen, dat hij deze regelt. Wat meer moeilijkheden levert in het cu- mulatie-vraagstuk de kwestie van de pen- «ioenen op. Volgens de wet kan een Kamer lid niet gelijktijdig een schadeloosstelling ontvangen en pensioen als Kamerlid.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1932 | | pagina 17