DE GELUKSVOGELS
1
ST. NICOLAAS - EN GEEN GELD
*9
GEHAAKTE BABY-CAPE
HOE DE EGEL STEKELS KREEG
WAT ZULLEN WE KOKEN?
□IA
^BAKVISCH JAPONNEN
H/yKRTfc+C
Gebreide directoire voor meisjes van 8 jaar
Jantje’s straf!
RAADSELS
Witte boonen
OP VERZOEK
i
d
-r’
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN
ren
POLA
SLOTLETTER WEGLATEN
'JVBd ‘pjUBj
•wq ‘V»H
i, breit
"jnq Xma
DORA
■aoq *^9og
De groote open plek in ‘t bosch werd in
een feestterrein herschapen.
Ik ken een aardig beestje,
Men alt er op of rijdt er mee;
Maar, hakt men „het” den staart af,
Dan wordt het beest nu twee.
„Leg maar vlug die lekkernijtjes
Bij mij op de tafel neer;
Hier op school mag je niet snoepen,
Dat zeg ik toch telkens weer!”
Heel bedroefd staat stoute Jantje,
Juf, die nam z’n dropjes af!
Maar hjj moet ‘t zichzelf bekennen:
,Jk kreeg m’n verdiende straf!"
RO. FRANKFORT
van den
eggekro-
on
an
en
Kom op, Jan, geef eens een van je
onhoudbare schoten op doel en laat eens
zien, dat die Zwarte Piet met al zijn pret
niet onneembaar is.
Gij leest in mij;
Mijn staart er af en ik ben een dier, dat
dit geluid voortbrengt.
Ik ben iets dat heel goed is;
Mijn laatste letter er af en ik ben een
kleine vrucht.
Gij eet mij op. want Ik ben een lekkernij
Mijn staart er af en ge vindt mij in de
weide.
Jantje zat wat rond te'kjjken.
Neen, hjj lette heel niet op,
En daarbij zat hij te snoepen
Uit een zakje vol met drop.'
.Foei, wat zie ik, ben f aan ‘t snoepen?
En je weet, dat het niet mag!
Dat is leelijk, kleine bengel,
Dacht je, dat ik het niet zag?”
be
sen
leb
sche
serd.
s in
een
I hij
ken-
te min. Hij moest eens een goed lesje heb
ben!’.”
„Zoo, zoo! Dan had Ik *t toch wel goed”
sprak de kabouter in zichzelf, terwijl hij
nadenkend met z’n vinger tegen z’n langen
kabouterneus tikte. En in z’n kabouterbrein
ontstond een plannetje.een fijn plan
netje, dat ‘m in zichzelf deed grinneken
ats
tel-
ns-
ult
lel-
De
Mon-
dük-
reed.
r den
sterk
t hl)
door
een
be-
eddo.
den
i bet
wa-
rie-
aan
bekeek zich eens. Brrr, wat *a
;eworden. Nee, dan was
l mooier.
t te
De
3001
van
>de-
uit-
>uik
tam
rige
en-
?ran-
i weg
zich
ivolge
rul-
>P de
ngen.
hun-
I.
■echt,
i een
leent
wa
ngen
r het
over-
Juf zeiJan, ga jij eens ver
der.
Lees jij nu de les eens voort!”
Toen zat Jan zóó dom te kij
ken,
Of hU heel niets had gehoord!
ns-
een
tiad
den
t 6
net
Lg is
met
een
oor-
tioed
taan
ram.
7e-
Ün
>ok
en
m-
>P-
in«
CT,
de
ei-
>or
ets
id.
en
d-
tie-
op
■re
ien
ge-
En
te
tk-
en
ing
Sd-
ge-
r. d.
de
laai,
ton
nen,
itlge
iwel
loch
men
deakefijk.
gaan dan
ms meer-
mes japon
we zelf de
lire, jeugdige
*r drie voor
wen.
bi het aparte
le kraag, die
|me das van
strak om dé
In zijn geheel ben ik een lichaamsdeel
zoowel van mensch of dier; zonder mijn
laatste letter ben ik iets, dat men vaak van
een natuurverschijnsel zegt.
Wéér kwam de aanval met onstuimige
vaart opzetten en thans zou „het net ge
trild hebben”, was niet juist een zeld
zaam dikke dame tusschen de „doelpa
len” door gewandeld, die er een „corner"
van maakte.
Zeer typisch Is Hg. 947, waar we een mid
denstuk hebben, dat strak om de taille
sluit met knoop en knoopsgat. Een ronde
witte kraag met groote zijden das vormt de
halsafwerking, terwijl ook de mouwen heel
typisch in twee helften zijn geknipt en ver
sierd met knoopen.
Natuurlijk is het niet strikt
«■ZLA - OVM AAV-U VZJtlUJJIk 1UII> WM
voor onze kinderen zijn, dat ze zich niet
mochten zetten tot X maken van die dik
wijls zoo akelig hebberige verlanglijsten?
J. F. JACOBS—ARRIENS
Wat is dat een leelljke kwajongen!!
Juffrouw, als ik het zoo zeggen mag, -
u is een reuze-keepertje. Met u tusschen
de doelpalen is elk elftal van de over-
winning verzekerd. De bal kan u gewoon
niet passeeren.
Fig. 946, eveneens van een wollen zwarte
stof gemaakt, heeft een puntstuk van voren
en op den rug van bayadèrestof en een klein
wit kraagje rond den hals, dat opzij met
een pittig klein strikje sluit. De rok bestaat
uit een strak heupstukje en eenigszins klok
kende banen.
een
i de
mra-
,Zeg eens Jan, kan jij niet praten?
Kam eens even voor de klas.
Enkel maar je hoofd te schudden
Dat komt hier toch niet te pas!”
Praten kon hij niet, de bengel,
Vol met dropjes zat z’n mond;
En hij schudde slechts z’n hoofd eens.
Keek verlegen in het rond!
Jon gaf uit een moolen voorzet van
Dik een kanonschot op doel, waar La-
gendaal bij in het niet verzonk, maar
Piet stopte hem prachtig.
..En voor straf moet je in ’t hoekje
Ginder bij het raam gaan staan.
Foei, op school zóó stout te wezen
Jan, wat heb je daar nu aan?”
O, die stoute, stoute Jantje,
Weet je, wat hü heeft ge
daan?
Dat hij nu al een kwartiertje
Ginder <n den hoek moet
staan?
Nu is t gezellige, dat de kinderen kunnen
meehelpen aan X klaarmaken van de pak
jes. Eén van de kleintjes kan bijvoorbeeld
1 bovenblad van vader s schrijfblok versie
ren, hetzij met een teekening. hetzij met
plakwerk of iets dergelijks. De wol voor
moeder kan natuurlijk keurig opgewonden
worden en Jetje naait er wat oude lapjes
omheen, zoodat ieder kluwen een bal lijkt.
Van t gum voor Piet wordt met veel papier
en veel touwtjes een reuze-pak gemaakt.
Piet zal dat niet zoo gauw verliezen. Jan’s
potlood wordt op een geheimzinnige plaats
In huis verstopt, de zakdoekjes verdwijnen
in een stuk pakpapier, waarvan een ge
deelte dubbel geplakt is of in een doos met
dubbelen bodem. En de zeepjes kunnen om
wonden worden met wol voor Jet of met
touw voor Jan en Kees en Piet. Misschien
hebben ze een van allen ook nog een nieuwe
pet of muts noodig. Daarvoor is ook wel
weer een grapje te bedenken. Natuurlijk
worden alle pakjes rijkelijk overgoten met
meer of minder vloeiende gedichten. In X
heele huls hangt een sfeer van geheimzin
nigheid, want natuurlijk mag moeder niets
van de wol weten en vader niets van X
schrijfblok en de kinderen onderling bewa
ren hun geheimen ook goed! Heerlijk als
je vader of moeder helpen mag met pakjes
maken voor de anderen!
En X resultaat? Even veel pret op den
feestavond als anders en een zich bewust
en dapper schikken in X feit, dat er dit jaar
geen echte verlanglijsten gemaakt mochten
worden, omdat de tijden slecht zijn.
En zou het eigenlijk niet een geluk
Men begint bij het schouderstuk, waar
voor men 105 losse st. opzet en haakt dan
eerst 1 toer gaatjes voor hét doorhalen van
’ll lintje als volgt: 1 dubbel stokje, 1 losse,
1 st. overslaan, 1 dubbel stokje, enz. Daar
na haakt men nog 9 toeren gaatjes met
gewone stokjes. Bij het begin van lederen
toer haakt men 3 losse voor het 1ste stokje
en vervolgens telkens 1 losse, 1 stokje op
het stokje van den vorlgen toer.
Dan moet de cape wijder worden. Men
haakt nu 1 stokje op ieder vorig stokje en
1 stokje in ieder gaatje, met telkens 1 lossen
st. tusschen 2 stokjes, zoodat men dus het
dubbele aantal gaatjes krijgt.
De volgende toeren haakt men aldus: 3
Aardappelsoep met witte boonen. Hier
voor neemt men op 1 pond aardappelen 1
ons witte boonen. Men kan er overgeecho-
ten boonen voor nemen (dit is dus Xi ge
schikte soep voor het verwerken van ’n
klein restje boonen). Heeft men geen boo-
nenrestje, dan kan men aardappelen en
boonen tegelijk koken in ruim water met
n paar fijngesneden preitjes en het noo-
stokjes, 2 losse, 2 stokjes in het 1ste gaatje;
2de gaatje overslaan; 1 stokje, 2 losse, 1
stokje in het 3de gaatje; 4de gaatje over
slaan; in het 5de gaatje weer: 2 stokjes. 2
losse. 2 stokjes; in het 7de gaatje 1 stokje,
2 losse, 1 stokje, enz„ den geheelen toer
door. Over de geheele breedte moet men 27
gaatjes hebben met 2X2 stokjes en 26
gaatjes met 2X1 stokje. Zoo haakt men
in het geheel 30 toeren.
Men kan dan rondom de cape en langs
het schouderstuk, in afstekende kleur, nog
’n luchtig toertje haken van 3 losse, 1 vaste
telkens. Aan het halsje wordt een zijden
lint doorgeregen in de kleur van de gar
neer! ng.
Men kan deze directoire gemakkelijk in
de rondte breien,‘met aiuminiumnaalden
no. 2.
Er worden 170 st. opgezet, verdeeld over 3
naalden. Eerst breit men 2 toeren 1 r. 1
aver., dan 1 gaatjestoer; 2 st breien, draad
omsl., 2 st. samenbr., 2 st. breien, enz. Ver
volgens nog 12 toeren 1 r. 1 aver, voor den
boord. Verder breit men in tricot-steek, dus
r. aan den rechter- en aver, aan den lin
kerkant.
Dadelijk na den boord begint men aan
het bodempje aldus: 10 st. r., het werk
omkeeren en 15 st. aver, terug breien, om
keeren, 20 st. r„ omkeeren, 25 st. aver., enz.,
tot men 80 st. gebreid heeft. Dan is de bo
dem klaar en breit men weer in de rondte
op alle steken ongeveer 90 toeren, waarna
het werk in tweeën wordt gedeeld voor het
kruisje, zóó, dat de eene helft begint bij
het midden van het bodempje en eindigt
bU bet midden van den voorkant en de
Wu het kouder wordt, komen als vanzelf
weer de gerechten van erwten en boonen
op tafel. En dat is maar goed ook, want
boonen en erwten zijn zeer voedzaam en
gezond, smakelijk en goedkoop. Neem,
bijv, witte boonen. daags tevoren geweekt,
en gaargekookt in water met zout met
aardappelen, botersaus en ingelegde ha
ring of rolmops. Een heel eenvoudig menu,
dat niet veel kost, dat allerlei in zich ver-
éenigt wat we voor onze voeding noodig
hebben en dat zeer smakelijk is. Wij heb
ben het heel vaak op vastendagen.
Men kan witte boonen ook stoven met
uien en tomatenpuree, wat weer ’n ande
ren xnakelijken schotel geeft.
andere‘bij den voorkant begint en midden
in den achterkant eindigt. Voor het kruisje
breit men, op iedere helft apart, 14 naal
den. Daarna verdeelt men de 85 st van de
eerste helft over 3 naalden en breit, in de
rondte, als volgt: aan den kant van het
split 2 st. breien, 2 st. samenbr., de naald
uitbrelen tot op 4 st. na. 2 st. samenbr., 2
st. breien. Dan 1 toer overbrelen. Deze beide
toeren herhaalt men nog 5 keer, waarna
men 12 toeren 1 r. 1 aver, breit voor den
boord. Afkanten.
De tweede pijp wordt op dezelfde manier
gebreid.
Voor het kruisje zet men 14 st. op,
16 toeren in tricot-steek en kant af.
Dit lapje wordt schuin ingenaaid in de
opening boven de pijpen. Men haalt dan
nog een passend elaswelcdoor den gaatjes
toer van den boord en «ie directoire is
klaar.
bakvisschen anders gekleed
hun oudere zusters, maar het is,
malen opgevallen, dat ’n echte d
van meisjes van 15 of 16 jaar va^ die eigen-
wvze juffertjes maakt. Juist a'
hleeren maken, kunnen we lei
modellen uitzoeken. We zien hi
beelden voor warme winterjut
Fig. 945. Hierbij is heel typist
afgestikte schouderstuk en
van voren overgaat in een ru
genopte zijde. De rok sluit
heupen met drie knoopen. We kunnen hier
uitstekend een zware winterstof voor ne
men, daar de japon toch zoo strak mogelijk
gemaakt is.
dige zout. Als alles door en door gaar is.
zift men de soep en vult ze dan aan met
water voor zoover dat noodig is Men kan
dan in de soep 'n stukje spek, in dobbel
steentjes gesneden, gaar koken, ofwel men
roert er op X laatst ’n stukje boter door.
Dan maakt men ze af met ’n weinig peper
en fijngehakte peterselie.
Bretonsche soep wordt eveneens klaar
gemaakt van witte boonen. Voor deze ge
bonden soep heeft men ongeveer 5 kopjes
gaar gekookte boonen noodig met ongeveer
H L. kooknat. Verder X L. melk, 1 uitje
met ingestoken kruidnagel, 2 lepels boter, 1
eierdooier en zout.
Men laat de boonen zachtjes koken, tot
men ze gemakkelijk stuk wrijft, drukt ze
dan door ’n fijne zeef en doet de boonen-
puree weer in de pan. Dan verdunt men de
puree met de kokende melk, die men er, bij
kleine scheutjes, in giet en brengt ze lang
zaam aan de kook met het noodige zout.
In de soepterrlen roert men den dooier
met ’n weinig melk en de in stukjes ver
deelde boter, roert er dan voorzichtig de
heete soep door en presenteert ze met sol
daatjes at dobbelsteentjes van gebakken
brood.
de tooverkunst had geleerd. Met dien ouden
kabouter had m’neer egel ook al getracht
dien middag in gesprek gekomen, maar de
wijze kabouter zag al heel gauw,-»wien hij
voor had, en moest niets van 'm hebben!
Hij was ondanks z’n kunde heel eenvoudig
gebleven en had, toen de trotsche egel X
hem te lastig begon te maken, dezen een
voudig weg den rug toegekeerd en was naar
eenige hazen toegeloopen, die van de
rutsch-baan stonden te genieten.
J^eg. m'nheer haas senior.” zoo Wendde
hij zich tot een van de oudste, „wat is dat
toch _voor ’n sinjeur, die daar heengaat?
'k Geloof, dat die gek Is van hoogmoed, met
z’n mooie pakje aan! HU praat maar niet
anders dan dat le X mooiste vel heeft yan
al de dieren, dat ie zich nooit met andere
ophoudt, omdat die 'm te min zijn en hij
van adel Is, enz
„Wie bedoelt u?” vroeg de haas.
De kabouter wees den egel aan.
„O die! Dat is de grootste kwibus, die er
rondloopt! Met z’n mooie pakje! Bah!
'k Heb X al 's meer met ’m aan den stok
gehad, dien gekken trotschaard! Alles Is ’m
ken. tot alle bestanddeelen goed gaar zijn.
Men kan de soep dan nog smakelUker ma
ken door er, vóór het opdoen, ’n stukje
boter door te roeren.
Wil men de boonenaoep Iets fUner heb
ben, dan kookt men eerst de boonen nog ’n
poosje, tot ze zoo zacht zUn, dat men ze
gemakkelUk door ’n zeef kan wrijven. Dan
doet men de boonenpuree weer terug in de
pan, voegt de fUngesneden soepgroente er
bU en geraspte aardappelen.
Aardappelsoep met witte boonen. Hler-
Vroeger, een heelën tUd geleden, toen de
dieren nog praten konden net als de men-
schen, was de egel een heel ander dier dan
thans. Veel mooier en statiger. En trotsch
dat ie was! Nu moet gezegd worden, dat ie
een van de mooiste dieren was! HU had
een mooi donkerbruin vel met lichte stre
pen, een mooi geteekenden kop engeen
stekels! Werkelijk, die hadden de egels
vroeger niet! En hoe ze daaraan gekomen
zUn, wilde ik jullie nou ’s vertellen.
X Was feest in X dierendorp! D’r was
een eekhoorn, die z’n dertigsten verjaardag
vierde een ongehoord hooge leeftUd
voor ’n eekhoorn! en dat mocht niet
ongemerkt voorbij gaan, meende men! Al
les was in de weer geweest, tot zelfs de
kabouters van X naburige kabouterkamp
had men er bU gehaald en die waren zoo
vriendelUk geweest hun volle medewerking'
toe te zeggen. En jullie weet misschien wel,
als kabouters aan iets meedoen X ook goed
voor elkaar komt!
De groote open plek in X bosch werd in
een feestterrein herschapen! Van planken,
stukken mos. een oud wagenrad, dat ze in
X bosch hadden gevonden en een hoogen
dennestam werd heel kunstig een draaimo
len in elkaar gezet en een oud stuk kleed,
dat een van de kabouters eens achter de
boschwachterswoning had gevonden en dat
daar was weggegooid, werd te voorschUn
gehaald, opgelapt entot glUbaan ge
promoveerd! Van een boom werd X schuin
naar beneden gehangen, terwUl beneden op
den grond schoon water in een kuiltje werd
gedaan, dan konden de haasjes en
eekhoorntjes en ik weet niet wat al meer
was uitgenoodigd. naar beneden glUden en
kwamen dan hals-over-kop in X kuiltje
met water terecht, als ze tenminste niet op
X juiste oogenbllk waren weggesprongen'.
En wee de onhandige, die dat niet meer
had kunnen doen! Hij werd door al de die
ren en diertjes, die er omheen stonden,
harteljjk uitgelachen en.... had bovendien
een flink nat pak! X Was echter een war
me dag. zoodat dat niet zoo heel erg was.
Zooals ik reeds zeide, alles deed mede,
behalve de egel! Die liep daar maar
stUf-deftig in z’n mooie pakje, maaide hier
en daar met de kabouters maar alleen
met de hoogstgeplaatsten! een praatje
en verwaardigde zich zelfs, om één keer te
glimlachen, toen een van de „burgerlijke”
haasjes kopje onder ging.
Nu was er ook bekend gemaakt, dat dien
avond een toovervoorstelling zou worden
gegeven in de nabU gelegen oude boschhut,
die speciaal voor die gelegenheid prachtig
was versierd.
Er bevond zich n.l. onder de kabouters
een oude kabouter, die heelemaal te voet
verre reizen had gemaakt en in alle landen
was geweest, ook in X verre Oosten en daar van pret
Als we denken aan X Sint Nicolaasfeest,
behoort daarbU onafscheideHjk voor ons
coders de gedachte: geven, en voor onze
kinderen de gedachte: krijgen.
En nu staan we voor X moeilUke feit, we
willen onzen kinderen de Sint Nicolaas-
vreugde niet gadrne onthouden en toch
we hebben geen geld, geen geld voor iets
pteer dan de beslist noodzakelijke uitgaven.
Hoe kunnen we nu tot een oplossing ko
oien van deze twee schUnbaar onvereenlg-
bare factoren: willen geven en geen geld
beschikbaar hebben om te koopen.
NatuurlUk is er ten deele een oplossing
te vinden voor hen,' die over voldoenden
vrijen tijd beschikken door zelf allerlei aar
dige geschenkje» te maken. Maar juist daar,
waar de beurs erg slecht gevuld is, wordt
meestal niet over veel vrijen tUd beschikt,
want daar heeft eigenlijk iedere minuut al
gjjn bestemming en brengt het getob met
altijd maar weer verstelde kleeren al een
overmaat van werk mee voor de huisvrouw.
Maar er is nog een andere oplossing. We
kannen Sint Nicolaas yjeren met pakjes en
grappen en gedichten en plagerUtjes en
toch niet buiten onze gewone uitgaven
gaan. We beginnen namelijk eenige weken
tevoren systematisch in ons oor te knoopen
wat ieder al zoo noodig heeft. Jan’s potlood
is bUna op, Piet heeft zUn gum verloren.
Kees moet noodzakehjk een paar nieuwe
schoenen hebben en Jetje is uit haar jdrkje
gegroeid. Zeep en een paar aardige zakdoe
ken kunnen ze natuurlUk allemaal altUd
gebruiken. Vader zorgt gewoonlUk voor de
correspondentie en krijgt dus een schrijf-
btoc Moeder wil graag een aardige slipover
breien voor haar viertal en krijgt dus wol
daarvoor. En zoo is er natuurlijk nog heel
wat te verzinnen.
Gestoofde witte boonen. Op 5 gewone
theekopjes vol witte boonen ongeveer h
pond rekent men voor dit gerecht: 5 6
eetlepels tomatenpuree, 2 flinke uien. 3 af
gestreken lepels boter en wat peper en zout
en peterselie.
Men laat de gewasschen boonen eerst *n
■acht weeken in ruim water, brengt ze den
daarop volgenden dag aan de kook en laat
ze zachtjes gaar koken, zonder dat ze stuk
gaan. Als ze *n half uur gekookt hebben
ongeveer, doet men er het zout bU-
Intusachen hakt men de uien goed fUn,
en men smoort ze, in een gesloten panne
tje, gaar in de boter, zonder dat se bruin
worden. Als de uien gaar zijn, roert men
ar de tomatenpuree door.
De gaargekookte boonen laat men. op *n
vergiet, uitlekken, doet ze dan weer terug
h> de pan, roert er uien- en tomatenmeng
sel door en laat alles door en door heet
worden. Na het opdoen strooit men er wat
fijngehakte peterselie over.
Als men boonen kookt, is het economisch,
om de hoeveelheid wat grooter te nemen
dan men noodig denkt te hebben en ook
bij het koken wat ruim water te nemen.
Van de overgeschoten boonen met het
kooknat is dan den daarop volgenden dag
weer "n voedzame, smakelUke soep te be
reiden, die vooral op koude dagen zeker met
graagte wordt ontvangen.
Wttte boonensoep op de eenvoudigste
manier kookt men met prei en selderij en
■n paar aardappelen. Het boonennat wordt
dan aangevuld met de benoodigde hoeveel
heid water. Men voegt er fUngesneden prei
selderij bU en eenige in stukjes gesne-
•m aardappelen en laat alles te zamen ko-
X Was avond geworden. Alles stroomde
naar de bosch-hut, die al spoedig bezet
raakte. Glimwormpjes zorgden voor de ver
lichting binnen in, terwUl de kabouters een
groote eigengemaakte lantaarn aan den
ingang hadden opgehangen.
Tegen acht uur hoorde men buiten de
trommels en trompetten van X kabouters-
muziek-corps, die den jubilaris naar de
„feest-zaal brachten. Er was toen al geen
plaats meer onbezet en menig diertje moest
met leede oogen aanzien, dat twee kabou
ters een groot eigen geschilderd bord, waar
op met groote letters stond „VOL!", voor
den Ingang plaatsten.
Eerst werd de jubilaris door den kabouter
koning in eigen persoon toegesproken en
toegewenscht, dat ie er nog maar ’n dertig
jaartjes bU moest zien te halen en werd
namens de kabouters een mooie staf, bewerkt
met goud, de eerestaf van den ouderdom
overhandigd, hetgeen met een luid: „Lang
zal hjj Teven”, flink ingezet door X kabou-
tercorps, werd ontvangen! Daarna kwam
een van de vlugste eekhoorn-springers, die
door X heele woud beroemd was om z’n
reusachtige sprongen, een heele mand vol
hazelnoten aanbieden, die wel door acht
eekhoorns werd gedragen; de ee khoorn -
springer zei daarbU, dat de eekhoom-colo-
nie dat het beste geschenk had gevon
den, omdat de oude nu niet zoo rap meer
zou kunnen klauteren om zelf de noten te
zoeken. Daarna kwamen er nog meer an
dere dieren hun verjaarsgeschenken aan
bieden en de oude eekhoorn, geroerd tot in
X diepste van z’n hart, bedankte alle met
tranen in z’n oogen!
En toen kwam X groote momeiA.
avond! De glimwormpjes waren w<
pen, zoodat X heelemaal donker in de hut
was. Alleen X tooneel was verlicht door de
lantaarn, die van den ingang was vandaan
gehaald en nu boven X tooneel hing....
De oude toover-kabouter kwam op, ge
huld in een langen, rooden mantel en begon
den aanwezigen te vertellen van z’n verre
reizen en de wonderlUke avonturen, die hij
oaarbU had meegemaakt.
HU liet ook eenige toovertoeren zien, o.a.
een ei, dat, als hU er met een hamer op
sloeg heel bleef, terwUl, toen hU een haasje
uit X „publiek” vroeg, dat ook eens te ko
men doen, X el direct uit elkaar spatte en
het haasje in X gezicht spatte, tot groot
pleizier der aanwezigen
„En nu.” zoo wendde de kabouter zich
tot de aanwezigen, „zal ik een van de
mooiste kunststukken laten zien, die ik
daar in het verre Oosten heb geleerd! Het
veranderen van wezen! ’k Zal met mezelf
beginnen. Wat willen jullie nou ’s, dat ik
me in verander?”
„Een schaap, een vogel, een os!”
schreeuwde alles door elkaar. Tenslotte werd
besloten, dat de jarige X mocht zeggen, en
die zei natuurlUk.... een eekhoorn.
De kabouter riep evën een paar vreemde
woorden zeker Oostersch! en
rrrrrt.... daar stond Inderdaad een eek
hoorn in plaats van den kabouter, en die
eekhoorn vroeg nu met de kabouterstem
aan de verwonderde dieren, hoe ze ’m von
den! En even daarna weer rrrrrt.... en
daar stond weer de kabouter. De dieren ke
ken hun oogen uit!
Toen kwam de kabouterkoning aan de
beurt! Die werd veranderd Ih een adelaar,
die met groote oogen, tot schrik van de vele
aanwezige vogeltjes, de zaal in keek, maar
eenige oogenblikken later was ie na het
uitspreken van de tooverwoorden weer de
kabouterkoning. Zoo had de kabouter zUn
kunde op drie vooraanstaande persoonlUk-
heden laten zien en sprak er toen over om
als slot van den avond ook iemand uit „X
publiek” eens te veranderen. Iedereen drong
natuurlUk naar voren en wilde graag, dat
hU X zou zUn, maar de kabouter hield ze
terug.
„Nee,” sprak hU, ,Jk wil zelf m’n persoon
uitzoeken!”
Zoekend gingen z’n oogen door de ..zaal"
enbleven toen rusten op m’neer egel,
die al een kleur kreeg als' vuur over de eer,
die hem wellicht te beurt zou vallen. En
werkelUk, h U werd uitgekozen om op X
tooneel te komen. Met hoog opgeheven
hoofd kwam hU naar voren,
trotsch als een pauw en laag op
de andere dieren neerziende.
„Zie je wel!” dacht ie bU zich
zelf, „als je je maar niet met die
andere lagere dieren ophoudt!”
Toen hU op X tooneel kwam,
sprak de kabouter tot de aanwe
zigen
„Geachte aanwezigen!
M’nheer de egel is zoo vriende
lijk geweest hier op X tooneel te
komen om een verandering te
ondergaan. En nu wilde ik hem
vragen, of hU X goed vindt, dat ik
hem verander in een dier, dat ik
op m’n verre reizen heb gezien
en hier nog niet bekend is!”
„Heel graag m’neer de kabouter. Ga ge
rust uw gang,” sprak de egel, in z’n schik;
dat hU nu ook de eerste mocht zUn, die dat
vreemde dier mocht uitbeelden!”
„Dus u hebt er heel geen bezwaar tegen?"
„Nee, ga gerust uw gang maar!"
De Oosterse he woorden weerklonken en
rrrrrt.weg was X mooie pakje van den
egel, z’n kop werd puntig en.hU zat vol
met stekels.
„KUk, dames en heeren, dit is nu een
dier, dat gelukt op X z.g. stekelvarken, dat
in de vreemde landen voorkomt!”
De egel I
akelig dier was ie g<
zUn pakje toch veel
En vreemd, de kabouter scheen ’m niet
meer te bemerken, praatte nog wat tegen
de aanwezigen en maakte toen aanstalten
om heen te gaan.
„Hé, m’nheer de kabouter, u vergeet weM,
"k Heb m’n oude pakje nog niet aan!”
Maar de kabouter glimlachte maar even.
^Ik heb u toch uitdrukkelUk gevraagd of
u X goed, vond, dat ik u in een vreemd dier
veranderde?”
„Zeker, maar na ook weer terug.”
JJiAr heb ik niet over gesproken! Boven
dien heb ik al zooveel van je gehoord, dat
je zoo trotsch was met je mooie pakje, dat
ik X tUd vond om je eens een lesje te geven.
Was je niet zoo trotsch geweest, dan had
ik je je pakje terug gegeven, maar nu bUjf
je daar maar mee loepen! Dat is nu goed
genoeg voor je!”
Sjonge, sjonge, wat hadden de aanwezi
gen in de zaal een schik. Nu kon men pas
merken, hoeveel er een hekel aan den eeel
hadden gehad.
En de egelvan pure schaamte rolde
hU zich ineen tot een bal en dorst zich niet
meer te ontrollen voordat alle aanwen ven
de zaal verlaten hadden....
Eenzaam ging hU X bosch in en bleef
daar ook steeds ver uit de nabijheid van de
dieren, alleen met z’n stekels, die hU nor
steeds over m heele Uchaam draagt.
X X
LX