H
1
DE GELUKSVOGELS
OUDEJAAR
DRIE KABOUTERS OP JACHT
HANDENARBEID
VAN ALLES WAT
VOGELPRAATJE
deelen bijeen voegen
Moeders wijze raad
s.
-
V
te
r
EEN VERHAAL VAN OLIEBOLLEN
door Oom Tom
r
Sr
MMMMMMBMMHIllWkken
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN
-r
deel Is een keuken gereed-
eerste
R. K
Pot gieter Potgieter
IJs brand Ijsbrand
Runrt -x_ Ryndlftp
en
sfl-
Twee vogel» zaten op een tak.
En waren echt op hun gemak.
Ze spraken over t gure weer.
En over nog too heel veel meer.
Lood gieter loodgieter
Ver jaar dag verjaardag
Nijl paard Nijlpaard
Zee eeuw seeuw zeemeeuw
Oplossing: Deeltjes bijeenvoeg»
Schil de ril schilderij
V'
kaar en steek er een speld door Dan doe Je
aan de speld nog een kraal en prik haar
aan een stokje en het molentje kan draaien"
De 4 punten, die omgebogen moeten wor
den, zijn met een kruisje gemerkt.
Als haasjes wel zoo vlug,
De vlinder» echter fladderden
Nu heen en dan terug.
.JCgm, niet too somber, beste buur,
Ai is het leven nog too tuur,
bekijk het van den goeden kant,
Dan heb je zeker niet het land.
Al doe 'k mijn best voor vrouw en kind,
Gebeurt het wel. dat ik niets vind.
Ik noem den winter koud en naar,
Geef mij den tochten zomer maar."
Van vlinders donzig zacht....
De zon ging statig onder
Sn langzaam werd het nacht.
Wat wou JU. manneke!? Brutaal zijn
hè! Beb je wel eens een flink pak op
|e zwarte huid gehad. Wat zeg je? Nog
nooit van zoo'n stumperd als ik! Nou,
dan krijg je het nou!
Zleagp. jongeman, zei Plet, als je
nou nog eens zoo'n film wilt zien moet
ie nóg eens zoo’n grooten mond tegen
me opzetten. Je hoeft niet zoo aan je arm
te voelen, want die zit er heusch nog wel
aan. -
..Moeder*, mogen wij naar Wiesje?"
Vroegen Jan en kleine Miesje.
„Dat is best, maar opgepast,
Houdt elkander stevig vast.
Want de herfst is o, zoo wild,
Sn met wind en regen mild.
Kleedt je dus maar warm en goed,
'k Wed, dat hij je dan niet» doet."
Sn toen na een toen van moe.
Gingen zij naar Wiesje toe.
Drie kleine kabouters.
Die sliepen op het mos.
Daar kwamen elvenkindje»,
Die zweefden door het botch.
Ze zagen onz' kabouters,
En slopen naar hen toe.
Ze bliezen met een rietje
Hen wakker.pfoe-vfoe-pfoe.
Plet was echter niet voor het eerste
het beste gaatje te vangen. Hij nam een
sprong en maakte een geweldigen duik
naar de maagstreek van zijn tegenstan
der.
En werkelijk, nr een kwartier
Kwam Liesje van den kruidenier.
Ze strooide toen met milde hand
Veel kruimels uit een groote mand
Drie kleine kabouters.
Die draafden, holden maar,
Ze liepen, slopen, sloegen,
i En vielen door elkaar.
Ze rolden en ze tolden,
Sn lagen op den grond;
De vlinders echter fladderden
Maar aldoor in het rond.
Mijn eerste deel Is een dier in de betee-
kennis van „koe”,
Mijn tweede deel zegt den naam van een
bepaalde boomsoort;
Samen ben Ik een rivier In Drente.
Dit is geen foto van een of andere
sterrewacht. maar het firmament dat in
een roods nevel aan de oogen van Piet’s
tegenstander voorbijtrok. Vurige éterre-
regens zag hij en draaiende spiralen van
geel, groen en paars.
Drie kleine kabouters,
Die keken vreemd in 't rond,
Ze zagen d’ elvenkindjes
Sn rezen toen terstond.
Ze maakten saam een dansje
Tot weer de ton verscheen.
Gedaan was ‘t leuke pretje
Sn iedereen verdween.
Ik ben een bekende vogel.
Mijn eerste deel la een groot watervlak;
Mijn tweede deel, zonder de eerste letter,
drukt een zeker aantal jaren uit
Zet ge de eerste letter er nu voor, dan
ben ik een bewoner van één onzer provin-
■M. z
De eerste zei: ..De wintertijd t
Is heusch voor óns geen kleinigheid.
Want dikwijls hebben wij geen brood.
En gaan van kou en honger dood.
Denk steeds: Sr komt een goede Hji,
va deze ongezelligheid.
Dan kom je ’t leven beter door.
Want somber zijn, ddt geeft niets hoort"
In Den Haag
ik gedut ende
sleep van kleine zusjes, waarvan Mies je als
oudste vier jaar telde. Dit gemis echter zou
Ik nog niet zoo gevoeld hebben, wann
mU niet elk uur van den dag voor den
was gekomen, dat ik nu de vuurproe:
Nleuwjaarsvisites alleen zou
Mijn eerste deel zit om een vrucht.
Mijn tweede deel is een bekend woord
van twee letters.
Mijn derde is een ander woord voor reeks.
Mijn geheel zegt een bepaalde wandver
siering.
MUn
schap;
MOLENTJE
Neem een vierkant stukje papier en knip
het bU de hoeken in. zooals de teekening
aangeeft. Nu buig Je vier punten over el-
Mljn tweede deel wordt in een tuin ge
bruikt om de bloemen water te geven;
Samen ben ik een bekend schrijver uit de
19e eeuw.
Mijn eerste deel is grauw van kleur,
Daarenboven ook zeer zwaar;
Mijn tweede en mijn derde deel
Staat in een tuin reeds klaar
Neemt ge nu één en twee en drie,
Dan noemt dit u een man,
Die in zUn vak heel kranig Is
En kranen maken kan.
Mijn eerste deel is nimmer dlchtbU;
Mijn tweede deel duurt 365 dagen;
Mijn derde 24 uur;
Het geheel wordt door iedereen herdacht.
Wilt ge mijn eerste deel kennen?
Welnu, ik stroom door Afrika!
Mijn tweede deel is dichter bij,
GU ziet mij vaak als trekdier.
Mijn geheel?
Ik kom in Afrika voor en gU kunt mU ook
zien in een dierentuin.
aan de hand van de oudste zus met heel
de lieve
(Ik hoop voor jullie, dat dit
eens wel afgeschaft Is!). Eerst
grootvader en grootmoeder, dan kwamen
een voor een al de ooms en tantes aan de
beurt, vervolgens de oude neefs en nlchts.
die al getrouwd waren en door ons gemaks
halve ook maar oom en tante werden ge
noemd, om ten slotte te eindigen bij aller
lei goede kennissen, die wij, geloof Ik, ook
al ooms en tantes noemden.
Stel je voor! Nleuwjaarsvisites! Wat een
begin voor een nieuw jaar! Heele einden
wandelen aan de hand van zus en muisstil
op een stoel zitten om Ja” of „nee** te
antwoorden, al naar gelang de vraag, die
Je gesteld werd. Wie zal het mij dus kwalijk
nemen, dat Ik bij zooveel narigheid de
schaal met oliebollen vereerde als een bron
van uitkomst, het glinsterend witte licht
punt in de somberheid van den Nieuw
jaarsdag?
Nu dan. het was de beruchte eenendertig
ste December, waarvan Ik wilde vertellen
De Nieuwjaarsdag, die in t zicht was.
scheen akeliger te worden dan ooit te vo-
en. Dick namelijk, mijn twee jaar oudere
broertje en Gerrit, mijn tweelingbroer
waren allebei te logeeren bij tante Fie, die
woonde. Dientengevolge had
al de lange Kerstvacantle-
dagèn geen andere speelmakkers dan den
nog dampten, zoo warm als zij waren. Een
oogenblik bleef zij in de deuropening staan
en zocht allereerst met haar oogen ons
viertjes. Zoodra zij onze half verbaasde,
half verrukte blikken zag, kregen wij een
knipoogje.
Toen begon grootvader luid in zijn han
den te klappen. Oom Hein en vader volg
den en ook bij ons brak er een donderend
gejuich los Temidden van dit tumult werd
Mie de kamer binnengeleid, waar ze haar
bollen een eereplaatsje gaf op het buffet
Daar Mie dien avond bij ons in de huis
kamer bleef, had ik ruimschoots gelegen
heid haar ongemerkt te vragen hoe zij dit
kunststuk had klaargespeeld. En zelfvol
daan gaf zij alle gewenschte inlichtingen
Vooreerst kreeg ik de verzekering.» dat het
zure goedje uit de kan het beslag allerminst
zou hebben bedorven. Dit was Integendeel
als gist een noodzakeHjk bestanddeel om de
bollen luchtig en smakelijk te maken. Ten
slotte vertelde Mie, dat ze, toen het oude
U-eslag verloren was gegaan, aan niemand
A
iets gezégd had, doch eenvoudig een nieuw
had gemaakt.
Was het wonder, dat de bollen mij dat
iaar beter smaakten dan ooit en dat Ik nog
nooit te voren Mie een „Zalig Nieuwjaar”
had toegewenscht. dat zóó van ganscher
harte gemeend was. En zou er nog iemand
die durft te beweren, dat ik ongelljk
had. toen ik bij den aanvang dezer historie
verklaarde, dat Mie de beste keukenmeid
was, die er ter wereld heeft bestaan?
dc teenen naar beneden en stelden ons alle
in den omtrek van de keuken verdekt op.
om, zoodra Mie verdwenen was. den storm
aanval te wagen Ditmaal sCheen het lot
jns gunstig, want reeds na enkele oogen-
blikken .kwam MIe naar bulten en begaf
zich, niets vermoedend een kerstliedje
neuriënd, in de richting van den kelder
Dat trof heelemaal! Wanneer ze naar den
kelder ging, zou ze minstens een paar mi
nuten wegblijven. Zoodra ze dus uit t ge
zicht verdwenen was. gaf ik het teeken en
ren oogenblik later stonden we allen on
der de plank, waarop hoog en onbereikbaar
de twee schalen met beslag prijkten In
een oogwenk was ik op het aanrecht ge-,
klauterd. vanwaar het mij gemakkelijk viel
de schalen een voor een op te tillen en om
laag te brengen. Juist had ik echter de
tweede schaal te pakken, toen eensklaps
Wiesje, de meest vreesachtige van mijn
zusjes, die bij de deur was blijven staan
riep: ..Daar komt Mie. ik hoor haar loo-
pen!” In mijn haast om de schaal weer op
naar plaats te zetten, klotste er een heele
golf beslag over den rand, die juist kwam
op 1 hoofd van Loes. Doch deze had de
eerste schaal beslag, die ik reeds omlaag
bad gezet, in de handen om zich te over-
uigen van de waarheid mllner woorden
Tweemaal geschrokken, eerst door de waar
schuwing van Wiesje en vervolgens door
den viezeti plas beslag, die langzaam uit
drupte over haar gezicht en in haar hals,
ontglipte de heele schaal met oliebollendeeg
aan haar handen! Maar ook ik manoeu
vreerde nog steeds alleronhandigst, ten
einde mijn groote schaal zoo gauw mogelijk
in de vorige houding op de plank terug te
brengen. De val van Loesje’s schaal bracht
mij echter plotseling zoo van de kook, dat
ik ook de mijne Het kantelen-
Daar lag dus thans ,de pronk van het
Oudejaarsfeest verslagen op den grond
aangestaard door- de even verslagen ge
zichten van vijf stoute kinderen....
Het volgend oogenbHk kwam Mie de keu
ken binnengestormd met een snelheid, die
bij haar dikte verwonderlijk mocht worden
I genoemd. Het goede mensch wist geen
woorden te vinden. Zelfs het haar nooit
I ontbrekende stopwoord .Jieve deugd” en
het daarbij Ineenslaan van de handen bleef
achterwege Zonder iets te zeggen nam se
Loes mee naar de kraan en waschte haar
het deeg van t hoofd. Toen wees haar rech-
tervinger ih een streng gebaar naar de deur
en een oogenblik later stonden we
in de gang en hoordefi; hoe.... de kei
deur op slot ging.
Moeder kwam, thuis met oudste zus Dora
van het boodschappen doen. Kort daarop
kwam vader van kantoor. AUes werd In de
huiskamer zoo gezellig mogelijk gemaakt
en we hoorden hoe moeder aan vader ver
telde, dat we dien avond bezoek zouden
krijgen van niemand minder dan grootva
der en grootmoeder Misschien zelfs kwa
men ook oom Hein en tante Lies. ,Jk heb
maar aan Mie gezegd, dat ze een flinke
hoeveelheid oliebollen moet bakken.” lachte
moeder. ..Dat hoort er nu eenmaal bij
Wij kinderen keken elkander aan en
durfden haast niet meer op te zien.
Vader, moeder en Dora evenwel schenen
volkomen onbekend met het gebeurde en
behandelden ons even vriendeHJk als steeds
Eenmaal verwonderde vader er zich selfs
over, dat wij zoo stil waren.
Het werd etenstijd en wij gingen aan ta
fel. Een voor een droeg MIe de schotels op
dag van Silvester en ook den daaropvolgen-
den Nieuwjaarsdag een bUzonderen luister
bU te setten- Ik weet helaas niet of dit ge
bruik nog bataat. Er zijn maar al te veel
aardige tradities verdwenen, die vroêger
opgeld deden en waaraan Ik gehecht was.
Zooveel is zeker, dat Ik het een alleszins
prljzenswaardlge gewoonte vond. Het was
namelijk in mijn oog een buitengewoon
geschikte aanvulling van den zoo vervelen
den Nieuwjaarsdag. Dan toch gingen wij
kïnderenschaar visites afleggen.
;ebruik nu
ng *t naar
HM^Bfeestal is een Nieuwjaarsvertelling een
Hg^Vnstige vermaning aan het adres van alle
•^^■Fnderen' die ln het afgeloopen laar nogal
P^Vat op hun kerkstok hebben gehad. Stel je
gerust, deze vertelUng is dat niet- Nu Is hef
allerminst mijn bedoeling onverschillig te
zijn voor jullie goed of kwaad gedrag, o
nee. Alleen ben Ik van meenlng, dat de
stoute kinderen dezer dagen al zóo dikwijls
beterschap hebben moeten beloven, en dat
de brave kinderen al zóóveel pluimpjes heb
ben In ontvangst genomen, dat mijn ver
haal gerust heel iets anders kan beoogen.
1 „Om dan maar met de deur in huls te
-Vallen, ik wilde jullie aan het verstand
trachten te brengen dat Mie, de oude meid,
M die In mijn jeugd bij vader en moeder de
■^functie van keukenprinses waarnam, een
©.-.■juweel was. Neen, sterker: het was de al-
|M£te van alle keukenmeiden, die er ooit
.^^erde oliebollen hebben gebakken
daarbij blijf ik Ik wilde jul-
aan de hand van een ge-
Bn mijn ouderlijk huls af-
■uw deze heuglijke laatste
voor de deur slaat.
mijn
dat
raHgP&F s’? ^^peciale
dezen S
Weer is een jaar voorbij gegaan.
En heel de kinderschaar
Bedankte God voor al het goed.
Ontvangen in dat jaar.
Maar denk, dat voor de toekomst dan
Gij ook Gods hulp weer vraagt.
Zijn zegen over al uw werk
En al wat Hem behaagt.
Want met Gods hulp wordt alles licht, r
Wordt alles zonneklaar.
Dan wordt het, wat 'k u allen wensch:
„Een zalig nieuwe jaar!"
KIE RAMMELT
niet zoo gevoeld hebben, wanneer 1
geest
‘f der
i alleen sou hebben te
doorstaan. Was *t wonder, dat ik mij meer
aan ooit voelde aangetrokken tot de zakken
meel, die onder Mie’s bekwame handen
■ouden worden omgetooverd In goudkleu
rige oliebollen.
Gerulmen tijd had Ik de twee zakken van
geduchte afmetingen, die op de keuken
aanrecht stonden zóó. dat ze door het raam
uit den tuin zichtbaar waren, met levendige
belangstelling gadegeslagen. Mie had het
wel in de gaten en hoewel ze het nooit Het
blijken, vond ze het toch heel prettig wan
neer er iemand belang stelde in haar werk.
Toen se even later in den tuin kwam om
lets in den put te gooien, probeerde ik baar
aan het praten te krijgen.
„Zit er veel meel in die zakken. Mie?
vroeg ik. „Hoeveel oliebollen kun je daar
van wel bakken?” Ik slaagde ér in zonder
tegenstand achter Mie aan de keuken bin
nen te drentelen! Zoolets gelukte maar
hoogst zelden, want ieder wist, dat de keu-
uken haar afgesloten domein vormde,
een ondoordrlnvbaar gebied. Ik begreep dan
ook dadelijk, dat ze in een uiterst welwil
lende stemming was en besloot daarvan
nartU te trekken „Mag ik bU Je «n de keu
ken blttven Mie. om te zien hoe Ie de bol
len bakt?" zei ik. De toestemming kwam
echter nog niet onmiddellljk.
denk er niet aan. Je plaagt me veel
te veel.' knorde de meld, maar aan den
toon van haar stem hoorde ik. dat ze er
eigenlijk toch wel over dacht! Nu moet ik
tot mijn schande toegeven, dat Mle’s vrees
voor mijn plagerijen niet heelemaal zon
der grond was, t Goede mensch was na-
MUn eerste deel zie Je in de gracht.
Doch alleen bij vriezend weer;
MUn tweede deel houdt in een ramp
En treft de menschen seer.
Mijn eerste deel een woordje klein,
MUn tweede groot en heet,
ZU samen zUn een jongensnaam.
Wie is er die dit weet?
melijk wat zwaarlUvig en Ik kon haar niet
boozer maken dan door te zeggerf, dat dit
kwgm doordat ze zoo vaak van,het eten
snoepte! Omdat ik het nu van Jtijd tot tijd
erg grappig vond. MIe boos te zien, zei ik
dan. dat ze weer dikker was geworden en
maakte daarop mijn toespeling. Echter, ik
beloofde met de hand op het hart al mijn
geplaag dien middag te vergeten, wanneer
ik mocht tegenwoordig zijn bij de gewel
dige gebeurtenis van het oliebollen bak
ken. Enwarempel haalde ik haar over
„Vooruit dan maar,” gromde ze. „Anders
verveel je je misschien en daarvan moeten
we heelemaal niets hebben.”
Zoo zag ik dan nu met eigen oogen de
geheimzinnige toebereidselen maken, die
het bakken voorafgaan. De groote glim-
mend-witte schalen werden vol meel ge
stort. Daarop kwamen de eierdooiers, de
melk en het water. Onderwijl leede Mie
met zichtbaar welgevallen alles uit.
„Dat zUn twee soorten meel, die ik door
een meng, zie je. Dat grauwige meel is rog
gebloem, dat mooie witte het tarwemeel!
Ziezoo, nu gieten we er langzaam de melk
en het water bU- Oppassen, dat we geen
kluitjes krUgen! Het moet een fijn beslagje
worden.”
Dat vond ik ook en evenzoo was ik het
met haar eens, toen ze zei, dat ik eigenlijk
ook wel eens iets voor haar kon doen. Dus
kreeg ik tot taak om een heele schaal met
reeds geschilde appelen netjes aan kleine
schijfjes te snUden, waarmee ik een andere
schaal moest vullen. Weldra waren we dus
telden Uverig in de weer: Mie met het kne
den en roeren van haar beslag en ik met
mUn appeltjes. Ik wil niet beweren, dat er
geen enkel schUfje per ongeluk in mijn
mond in plaats van in de schaal belandde
Maar in het algemeen verrichtte ik toch
m(Jn karweitje netjes en goed. Toen ik
klaar was, kreeg ik tenminste van Mie een
pluimpje. Bovendien kreeg ik tot beloohing
een schoteltje vol van de eigen gesneden
stukjes appel. k
Het resultaat vanrmUn arbeid werd nu
vermengd met krenten en rozijnen en su-
caden door het deeg geroerd, dat Inmiddels
een mooi gelijkmatig papje zonder een
enkel kluitje was geworden. Daarna kwam
er een heele reeks van geheimzinnige bus
jes en zakjes op de proppen, waarin aller
lei poedertjes of korreltjes waren geborgen,
die scherp geurden.
„Dat is mijn tooverkruld,” grinnikte MIe
„Dat maakt nou eigenlijk van het meel
mijn bollen!” en ze strooide de poedertjes
of korreltjes bijldeine beetjes door het be
slag. Tot slot vA al kwam ze op de prop
pen met een Annetje, dat ze zorgvuldig
had afgedekt. Lachend kwam ze er mee op
mjj afgeloopen. „Ruik eens.” zei ze, mU het
kannetje Under den neus houdend Ik deed
wat mij gevraagd werd, doch trok op het
zelfde oogenblik met een hartgrondig „bah”
mijn hoofd weer terug. Uit de kan steeg een
akelige zure lucht op als van iets, dat reeds
enkele dagen bedorven is.
„Wat ga je daarmee doen?" vroeg ik ver
wonderd.
„Dat gooi ik door Het beslag," lachte de
meid.
.Hen je razend, MIe! Je zült den heelen
boel bederven. De bollen zullen niet te eten
zijn,” riep ik en wilde haar nog beletten
het booze voornemen ten uit voer te bren
gen, maar reeds had ze den geheelen In-
houd van het kannetje schaterlachend uit
gegoten in het beslag en ging weer geducht
aan het roeren. Het hullen stond mU nader
dan het lachen- Ik was er heilig van over
tuigd, dat iedere kans op een lekkeren oHe-
bol volkomen uitgesloten was. Inmiddels
plaatste Mie de schalen met beslag in dd
hoogte op een der keukenplanken met de
vriendelUke mededeeling, dat alles klaar
was- Het beslag moest nu alleen nog een
paar uur gisten, zei ze
Woedend verliet ik de keuken. Wat be
zielde Mfe In ’s hemelsnaam. NatuurlUk! Ze
gunde mij geen oHeboUen, omdat ik haar
wel eens geplaagd had. Doch wacht maar!
Ik ging alles aan moeder vertellen en Mie
zou een geducht standje krUgen en een heel
nieuw beslag moeten maken. Echter....
het noodlot scheen het er op gezet te heb-
hen mU een treurlgen Nieuwjaarsdag te
bezorgen: moeder was niet thuis- Ten
einde raad ging ik toen de zusjes opzoe
ken, die ik vond spelen in de huiskamer
Met een bedrukt hart vertelde ik haar mijn
ervaringen, maar geen van alle wilden ze
mU gelooven. Mie stond bU haar in een
veel hooger aanzien dan bij ons jongeren
Ze hielden, geloof ik, allen veel van haar
Ten slotte beloofde ik het bewUs te zullen
leveren door, ze aan het beslag te laten
ruiken. Daartoe zouden we In optocht naar
oe keuken gaan, wachten tot Mie even weg
was en dan stilletjes binnendringen. Alleen
Anneke, die pas twee jaar was, zou achter
blijven in de huiskamer, omdat we vrees
den. dat haar klndegiHjke—luidruchtigheid
de stille uitvoering vkfi ónzer plannen zou
dwarsbootnen. WU overigen trokken dan op
- Dne kleine kabouters.
Die werden, o zoo moe,’
Ze vlijden zich ter neder,
De oogje» gingen toe.
Drie kleine kabouters,
Die waren op jacht.
Ze wilden vlinders vangen.
Zoo kleurig, donzig zacht;
en telkens wanneer zU binnen kwam, raak
ten wij wel baast met onze neuzen de voor
ons staande borden aan van schaamte en
angst. Ieder oogenblik wanneer Mie ging
spreken, vreesden wij, dat het hooge woord
zou komen. Maar neen. Zoo verHep de
rraaltUd zonder het minste incidentje-
Thans viel het aan moeder op, dat wU
vreemd stil waren. „Wat scheelt er toch
aan?” vroeg zij
WU beUverden ons echter om strijd te
beweren, dat ons werkeUJk, werkeUjk niets
scheelde- En moeder geloofde ons.
Reeds kwam de visite van grootvader,
grootmoeder en vervolgens oom en tante,
toen er nog steeds niets was uitgelekt van
onze euveldaad. Nu kwamen er sigaren
voor den dag, terwUl moeder thee ging
inschenken.
.Ach Doortje,” hoorden wU haaf opeens
tegen mUn oudste zus zeggen, „ga *U eens
even vragen of Mie de oliebollen binnen
brengt! Zeg ook, dat zU vanavond bij ons
in de kamer komt zitten. Dat is gezeUig
voor haar.”
Doortje deed wat moeder gevraagd had.
terwUl ik mU niet wist te bergen van angst
Ook de zusjes waren bleek geworden en za
ten bU elkaar in een hoekje. Wij begrepen
alle vier, dat het nu zou komen!
Lang, heel lang bleef Doortje weg. Ein-
delijk hoorden wU haar langzaam terug
komen- ZU opende de deur om Mie dóór te
laten, die.... een geweldige schaal torste.