H 1 DE GELUKSVOGELS OUDEJAAR DRIE KABOUTERS OP JACHT HANDENARBEID VAN ALLES WAT VOGELPRAATJE deelen bijeen voegen Moeders wijze raad s. - V te r EEN VERHAAL VAN OLIEBOLLEN door Oom Tom r Sr MMMMMMBMMHIllWkken OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN -r deel Is een keuken gereed- eerste R. K Pot gieter Potgieter IJs brand Ijsbrand Runrt -x_ Ryndlftp en sfl- Twee vogel» zaten op een tak. En waren echt op hun gemak. Ze spraken over t gure weer. En over nog too heel veel meer. Lood gieter loodgieter Ver jaar dag verjaardag Nijl paard Nijlpaard Zee eeuw seeuw zeemeeuw Oplossing: Deeltjes bijeenvoeg» Schil de ril schilderij V' kaar en steek er een speld door Dan doe Je aan de speld nog een kraal en prik haar aan een stokje en het molentje kan draaien" De 4 punten, die omgebogen moeten wor den, zijn met een kruisje gemerkt. Als haasjes wel zoo vlug, De vlinder» echter fladderden Nu heen en dan terug. .JCgm, niet too somber, beste buur, Ai is het leven nog too tuur, bekijk het van den goeden kant, Dan heb je zeker niet het land. Al doe 'k mijn best voor vrouw en kind, Gebeurt het wel. dat ik niets vind. Ik noem den winter koud en naar, Geef mij den tochten zomer maar." Van vlinders donzig zacht.... De zon ging statig onder Sn langzaam werd het nacht. Wat wou JU. manneke!? Brutaal zijn hè! Beb je wel eens een flink pak op |e zwarte huid gehad. Wat zeg je? Nog nooit van zoo'n stumperd als ik! Nou, dan krijg je het nou! Zleagp. jongeman, zei Plet, als je nou nog eens zoo'n film wilt zien moet ie nóg eens zoo’n grooten mond tegen me opzetten. Je hoeft niet zoo aan je arm te voelen, want die zit er heusch nog wel aan. - ..Moeder*, mogen wij naar Wiesje?" Vroegen Jan en kleine Miesje. „Dat is best, maar opgepast, Houdt elkander stevig vast. Want de herfst is o, zoo wild, Sn met wind en regen mild. Kleedt je dus maar warm en goed, 'k Wed, dat hij je dan niet» doet." Sn toen na een toen van moe. Gingen zij naar Wiesje toe. Drie kleine kabouters. Die sliepen op het mos. Daar kwamen elvenkindje», Die zweefden door het botch. Ze zagen onz' kabouters, En slopen naar hen toe. Ze bliezen met een rietje Hen wakker.pfoe-vfoe-pfoe. Plet was echter niet voor het eerste het beste gaatje te vangen. Hij nam een sprong en maakte een geweldigen duik naar de maagstreek van zijn tegenstan der. En werkelijk, nr een kwartier Kwam Liesje van den kruidenier. Ze strooide toen met milde hand Veel kruimels uit een groote mand Drie kleine kabouters. Die draafden, holden maar, Ze liepen, slopen, sloegen, i En vielen door elkaar. Ze rolden en ze tolden, Sn lagen op den grond; De vlinders echter fladderden Maar aldoor in het rond. Mijn eerste deel Is een dier in de betee- kennis van „koe”, Mijn tweede deel zegt den naam van een bepaalde boomsoort; Samen ben Ik een rivier In Drente. Dit is geen foto van een of andere sterrewacht. maar het firmament dat in een roods nevel aan de oogen van Piet’s tegenstander voorbijtrok. Vurige éterre- regens zag hij en draaiende spiralen van geel, groen en paars. Drie kleine kabouters, Die keken vreemd in 't rond, Ze zagen d’ elvenkindjes Sn rezen toen terstond. Ze maakten saam een dansje Tot weer de ton verscheen. Gedaan was ‘t leuke pretje Sn iedereen verdween. Ik ben een bekende vogel. Mijn eerste deel la een groot watervlak; Mijn tweede deel, zonder de eerste letter, drukt een zeker aantal jaren uit Zet ge de eerste letter er nu voor, dan ben ik een bewoner van één onzer provin- ■M. z De eerste zei: ..De wintertijd t Is heusch voor óns geen kleinigheid. Want dikwijls hebben wij geen brood. En gaan van kou en honger dood. Denk steeds: Sr komt een goede Hji, va deze ongezelligheid. Dan kom je ’t leven beter door. Want somber zijn, ddt geeft niets hoort" In Den Haag ik gedut ende sleep van kleine zusjes, waarvan Mies je als oudste vier jaar telde. Dit gemis echter zou Ik nog niet zoo gevoeld hebben, wann mU niet elk uur van den dag voor den was gekomen, dat ik nu de vuurproe: Nleuwjaarsvisites alleen zou Mijn eerste deel zit om een vrucht. Mijn tweede deel is een bekend woord van twee letters. Mijn derde is een ander woord voor reeks. Mijn geheel zegt een bepaalde wandver siering. MUn schap; MOLENTJE Neem een vierkant stukje papier en knip het bU de hoeken in. zooals de teekening aangeeft. Nu buig Je vier punten over el- Mljn tweede deel wordt in een tuin ge bruikt om de bloemen water te geven; Samen ben ik een bekend schrijver uit de 19e eeuw. Mijn eerste deel is grauw van kleur, Daarenboven ook zeer zwaar; Mijn tweede en mijn derde deel Staat in een tuin reeds klaar Neemt ge nu één en twee en drie, Dan noemt dit u een man, Die in zUn vak heel kranig Is En kranen maken kan. Mijn eerste deel is nimmer dlchtbU; Mijn tweede deel duurt 365 dagen; Mijn derde 24 uur; Het geheel wordt door iedereen herdacht. Wilt ge mijn eerste deel kennen? Welnu, ik stroom door Afrika! Mijn tweede deel is dichter bij, GU ziet mij vaak als trekdier. Mijn geheel? Ik kom in Afrika voor en gU kunt mU ook zien in een dierentuin. aan de hand van de oudste zus met heel de lieve (Ik hoop voor jullie, dat dit eens wel afgeschaft Is!). Eerst grootvader en grootmoeder, dan kwamen een voor een al de ooms en tantes aan de beurt, vervolgens de oude neefs en nlchts. die al getrouwd waren en door ons gemaks halve ook maar oom en tante werden ge noemd, om ten slotte te eindigen bij aller lei goede kennissen, die wij, geloof Ik, ook al ooms en tantes noemden. Stel je voor! Nleuwjaarsvisites! Wat een begin voor een nieuw jaar! Heele einden wandelen aan de hand van zus en muisstil op een stoel zitten om Ja” of „nee** te antwoorden, al naar gelang de vraag, die Je gesteld werd. Wie zal het mij dus kwalijk nemen, dat Ik bij zooveel narigheid de schaal met oliebollen vereerde als een bron van uitkomst, het glinsterend witte licht punt in de somberheid van den Nieuw jaarsdag? Nu dan. het was de beruchte eenendertig ste December, waarvan Ik wilde vertellen De Nieuwjaarsdag, die in t zicht was. scheen akeliger te worden dan ooit te vo- en. Dick namelijk, mijn twee jaar oudere broertje en Gerrit, mijn tweelingbroer waren allebei te logeeren bij tante Fie, die woonde. Dientengevolge had al de lange Kerstvacantle- dagèn geen andere speelmakkers dan den nog dampten, zoo warm als zij waren. Een oogenblik bleef zij in de deuropening staan en zocht allereerst met haar oogen ons viertjes. Zoodra zij onze half verbaasde, half verrukte blikken zag, kregen wij een knipoogje. Toen begon grootvader luid in zijn han den te klappen. Oom Hein en vader volg den en ook bij ons brak er een donderend gejuich los Temidden van dit tumult werd Mie de kamer binnengeleid, waar ze haar bollen een eereplaatsje gaf op het buffet Daar Mie dien avond bij ons in de huis kamer bleef, had ik ruimschoots gelegen heid haar ongemerkt te vragen hoe zij dit kunststuk had klaargespeeld. En zelfvol daan gaf zij alle gewenschte inlichtingen Vooreerst kreeg ik de verzekering.» dat het zure goedje uit de kan het beslag allerminst zou hebben bedorven. Dit was Integendeel als gist een noodzakeHjk bestanddeel om de bollen luchtig en smakelijk te maken. Ten slotte vertelde Mie, dat ze, toen het oude U-eslag verloren was gegaan, aan niemand A iets gezégd had, doch eenvoudig een nieuw had gemaakt. Was het wonder, dat de bollen mij dat iaar beter smaakten dan ooit en dat Ik nog nooit te voren Mie een „Zalig Nieuwjaar” had toegewenscht. dat zóó van ganscher harte gemeend was. En zou er nog iemand die durft te beweren, dat ik ongelljk had. toen ik bij den aanvang dezer historie verklaarde, dat Mie de beste keukenmeid was, die er ter wereld heeft bestaan? dc teenen naar beneden en stelden ons alle in den omtrek van de keuken verdekt op. om, zoodra Mie verdwenen was. den storm aanval te wagen Ditmaal sCheen het lot jns gunstig, want reeds na enkele oogen- blikken .kwam MIe naar bulten en begaf zich, niets vermoedend een kerstliedje neuriënd, in de richting van den kelder Dat trof heelemaal! Wanneer ze naar den kelder ging, zou ze minstens een paar mi nuten wegblijven. Zoodra ze dus uit t ge zicht verdwenen was. gaf ik het teeken en ren oogenblik later stonden we allen on der de plank, waarop hoog en onbereikbaar de twee schalen met beslag prijkten In een oogwenk was ik op het aanrecht ge-, klauterd. vanwaar het mij gemakkelijk viel de schalen een voor een op te tillen en om laag te brengen. Juist had ik echter de tweede schaal te pakken, toen eensklaps Wiesje, de meest vreesachtige van mijn zusjes, die bij de deur was blijven staan riep: ..Daar komt Mie. ik hoor haar loo- pen!” In mijn haast om de schaal weer op naar plaats te zetten, klotste er een heele golf beslag over den rand, die juist kwam op 1 hoofd van Loes. Doch deze had de eerste schaal beslag, die ik reeds omlaag bad gezet, in de handen om zich te over- uigen van de waarheid mllner woorden Tweemaal geschrokken, eerst door de waar schuwing van Wiesje en vervolgens door den viezeti plas beslag, die langzaam uit drupte over haar gezicht en in haar hals, ontglipte de heele schaal met oliebollendeeg aan haar handen! Maar ook ik manoeu vreerde nog steeds alleronhandigst, ten einde mijn groote schaal zoo gauw mogelijk in de vorige houding op de plank terug te brengen. De val van Loesje’s schaal bracht mij echter plotseling zoo van de kook, dat ik ook de mijne Het kantelen- Daar lag dus thans ,de pronk van het Oudejaarsfeest verslagen op den grond aangestaard door- de even verslagen ge zichten van vijf stoute kinderen.... Het volgend oogenbHk kwam Mie de keu ken binnengestormd met een snelheid, die bij haar dikte verwonderlijk mocht worden I genoemd. Het goede mensch wist geen woorden te vinden. Zelfs het haar nooit I ontbrekende stopwoord .Jieve deugd” en het daarbij Ineenslaan van de handen bleef achterwege Zonder iets te zeggen nam se Loes mee naar de kraan en waschte haar het deeg van t hoofd. Toen wees haar rech- tervinger ih een streng gebaar naar de deur en een oogenblik later stonden we in de gang en hoordefi; hoe.... de kei deur op slot ging. Moeder kwam, thuis met oudste zus Dora van het boodschappen doen. Kort daarop kwam vader van kantoor. AUes werd In de huiskamer zoo gezellig mogelijk gemaakt en we hoorden hoe moeder aan vader ver telde, dat we dien avond bezoek zouden krijgen van niemand minder dan grootva der en grootmoeder Misschien zelfs kwa men ook oom Hein en tante Lies. ,Jk heb maar aan Mie gezegd, dat ze een flinke hoeveelheid oliebollen moet bakken.” lachte moeder. ..Dat hoort er nu eenmaal bij Wij kinderen keken elkander aan en durfden haast niet meer op te zien. Vader, moeder en Dora evenwel schenen volkomen onbekend met het gebeurde en behandelden ons even vriendeHJk als steeds Eenmaal verwonderde vader er zich selfs over, dat wij zoo stil waren. Het werd etenstijd en wij gingen aan ta fel. Een voor een droeg MIe de schotels op dag van Silvester en ook den daaropvolgen- den Nieuwjaarsdag een bUzonderen luister bU te setten- Ik weet helaas niet of dit ge bruik nog bataat. Er zijn maar al te veel aardige tradities verdwenen, die vroêger opgeld deden en waaraan Ik gehecht was. Zooveel is zeker, dat Ik het een alleszins prljzenswaardlge gewoonte vond. Het was namelijk in mijn oog een buitengewoon geschikte aanvulling van den zoo vervelen den Nieuwjaarsdag. Dan toch gingen wij kïnderenschaar visites afleggen. ;ebruik nu ng *t naar HM^Bfeestal is een Nieuwjaarsvertelling een Hg^Vnstige vermaning aan het adres van alle •^^■Fnderen' die ln het afgeloopen laar nogal P^Vat op hun kerkstok hebben gehad. Stel je gerust, deze vertelUng is dat niet- Nu Is hef allerminst mijn bedoeling onverschillig te zijn voor jullie goed of kwaad gedrag, o nee. Alleen ben Ik van meenlng, dat de stoute kinderen dezer dagen al zóo dikwijls beterschap hebben moeten beloven, en dat de brave kinderen al zóóveel pluimpjes heb ben In ontvangst genomen, dat mijn ver haal gerust heel iets anders kan beoogen. 1 „Om dan maar met de deur in huls te -Vallen, ik wilde jullie aan het verstand trachten te brengen dat Mie, de oude meid, M die In mijn jeugd bij vader en moeder de ■^functie van keukenprinses waarnam, een ©.-.■juweel was. Neen, sterker: het was de al- |M£te van alle keukenmeiden, die er ooit .^^erde oliebollen hebben gebakken daarbij blijf ik Ik wilde jul- aan de hand van een ge- Bn mijn ouderlijk huls af- ■uw deze heuglijke laatste voor de deur slaat. mijn dat raHgP&F s’? ^^peciale dezen S Weer is een jaar voorbij gegaan. En heel de kinderschaar Bedankte God voor al het goed. Ontvangen in dat jaar. Maar denk, dat voor de toekomst dan Gij ook Gods hulp weer vraagt. Zijn zegen over al uw werk En al wat Hem behaagt. Want met Gods hulp wordt alles licht, r Wordt alles zonneklaar. Dan wordt het, wat 'k u allen wensch: „Een zalig nieuwe jaar!" KIE RAMMELT niet zoo gevoeld hebben, wanneer 1 geest ‘f der i alleen sou hebben te doorstaan. Was *t wonder, dat ik mij meer aan ooit voelde aangetrokken tot de zakken meel, die onder Mie’s bekwame handen ■ouden worden omgetooverd In goudkleu rige oliebollen. Gerulmen tijd had Ik de twee zakken van geduchte afmetingen, die op de keuken aanrecht stonden zóó. dat ze door het raam uit den tuin zichtbaar waren, met levendige belangstelling gadegeslagen. Mie had het wel in de gaten en hoewel ze het nooit Het blijken, vond ze het toch heel prettig wan neer er iemand belang stelde in haar werk. Toen se even later in den tuin kwam om lets in den put te gooien, probeerde ik baar aan het praten te krijgen. „Zit er veel meel in die zakken. Mie? vroeg ik. „Hoeveel oliebollen kun je daar van wel bakken?” Ik slaagde ér in zonder tegenstand achter Mie aan de keuken bin nen te drentelen! Zoolets gelukte maar hoogst zelden, want ieder wist, dat de keu- uken haar afgesloten domein vormde, een ondoordrlnvbaar gebied. Ik begreep dan ook dadelijk, dat ze in een uiterst welwil lende stemming was en besloot daarvan nartU te trekken „Mag ik bU Je «n de keu ken blttven Mie. om te zien hoe Ie de bol len bakt?" zei ik. De toestemming kwam echter nog niet onmiddellljk. denk er niet aan. Je plaagt me veel te veel.' knorde de meld, maar aan den toon van haar stem hoorde ik. dat ze er eigenlijk toch wel over dacht! Nu moet ik tot mijn schande toegeven, dat Mle’s vrees voor mijn plagerijen niet heelemaal zon der grond was, t Goede mensch was na- MUn eerste deel zie Je in de gracht. Doch alleen bij vriezend weer; MUn tweede deel houdt in een ramp En treft de menschen seer. Mijn eerste deel een woordje klein, MUn tweede groot en heet, ZU samen zUn een jongensnaam. Wie is er die dit weet? melijk wat zwaarlUvig en Ik kon haar niet boozer maken dan door te zeggerf, dat dit kwgm doordat ze zoo vaak van,het eten snoepte! Omdat ik het nu van Jtijd tot tijd erg grappig vond. MIe boos te zien, zei ik dan. dat ze weer dikker was geworden en maakte daarop mijn toespeling. Echter, ik beloofde met de hand op het hart al mijn geplaag dien middag te vergeten, wanneer ik mocht tegenwoordig zijn bij de gewel dige gebeurtenis van het oliebollen bak ken. Enwarempel haalde ik haar over „Vooruit dan maar,” gromde ze. „Anders verveel je je misschien en daarvan moeten we heelemaal niets hebben.” Zoo zag ik dan nu met eigen oogen de geheimzinnige toebereidselen maken, die het bakken voorafgaan. De groote glim- mend-witte schalen werden vol meel ge stort. Daarop kwamen de eierdooiers, de melk en het water. Onderwijl leede Mie met zichtbaar welgevallen alles uit. „Dat zUn twee soorten meel, die ik door een meng, zie je. Dat grauwige meel is rog gebloem, dat mooie witte het tarwemeel! Ziezoo, nu gieten we er langzaam de melk en het water bU- Oppassen, dat we geen kluitjes krUgen! Het moet een fijn beslagje worden.” Dat vond ik ook en evenzoo was ik het met haar eens, toen ze zei, dat ik eigenlijk ook wel eens iets voor haar kon doen. Dus kreeg ik tot taak om een heele schaal met reeds geschilde appelen netjes aan kleine schijfjes te snUden, waarmee ik een andere schaal moest vullen. Weldra waren we dus telden Uverig in de weer: Mie met het kne den en roeren van haar beslag en ik met mUn appeltjes. Ik wil niet beweren, dat er geen enkel schUfje per ongeluk in mijn mond in plaats van in de schaal belandde Maar in het algemeen verrichtte ik toch m(Jn karweitje netjes en goed. Toen ik klaar was, kreeg ik tenminste van Mie een pluimpje. Bovendien kreeg ik tot beloohing een schoteltje vol van de eigen gesneden stukjes appel. k Het resultaat vanrmUn arbeid werd nu vermengd met krenten en rozijnen en su- caden door het deeg geroerd, dat Inmiddels een mooi gelijkmatig papje zonder een enkel kluitje was geworden. Daarna kwam er een heele reeks van geheimzinnige bus jes en zakjes op de proppen, waarin aller lei poedertjes of korreltjes waren geborgen, die scherp geurden. „Dat is mijn tooverkruld,” grinnikte MIe „Dat maakt nou eigenlijk van het meel mijn bollen!” en ze strooide de poedertjes of korreltjes bijldeine beetjes door het be slag. Tot slot vA al kwam ze op de prop pen met een Annetje, dat ze zorgvuldig had afgedekt. Lachend kwam ze er mee op mjj afgeloopen. „Ruik eens.” zei ze, mU het kannetje Under den neus houdend Ik deed wat mij gevraagd werd, doch trok op het zelfde oogenblik met een hartgrondig „bah” mijn hoofd weer terug. Uit de kan steeg een akelige zure lucht op als van iets, dat reeds enkele dagen bedorven is. „Wat ga je daarmee doen?" vroeg ik ver wonderd. „Dat gooi ik door Het beslag," lachte de meid. .Hen je razend, MIe! Je zült den heelen boel bederven. De bollen zullen niet te eten zijn,” riep ik en wilde haar nog beletten het booze voornemen ten uit voer te bren gen, maar reeds had ze den geheelen In- houd van het kannetje schaterlachend uit gegoten in het beslag en ging weer geducht aan het roeren. Het hullen stond mU nader dan het lachen- Ik was er heilig van over tuigd, dat iedere kans op een lekkeren oHe- bol volkomen uitgesloten was. Inmiddels plaatste Mie de schalen met beslag in dd hoogte op een der keukenplanken met de vriendelUke mededeeling, dat alles klaar was- Het beslag moest nu alleen nog een paar uur gisten, zei ze Woedend verliet ik de keuken. Wat be zielde Mfe In ’s hemelsnaam. NatuurlUk! Ze gunde mij geen oHeboUen, omdat ik haar wel eens geplaagd had. Doch wacht maar! Ik ging alles aan moeder vertellen en Mie zou een geducht standje krUgen en een heel nieuw beslag moeten maken. Echter.... het noodlot scheen het er op gezet te heb- hen mU een treurlgen Nieuwjaarsdag te bezorgen: moeder was niet thuis- Ten einde raad ging ik toen de zusjes opzoe ken, die ik vond spelen in de huiskamer Met een bedrukt hart vertelde ik haar mijn ervaringen, maar geen van alle wilden ze mU gelooven. Mie stond bU haar in een veel hooger aanzien dan bij ons jongeren Ze hielden, geloof ik, allen veel van haar Ten slotte beloofde ik het bewUs te zullen leveren door, ze aan het beslag te laten ruiken. Daartoe zouden we In optocht naar oe keuken gaan, wachten tot Mie even weg was en dan stilletjes binnendringen. Alleen Anneke, die pas twee jaar was, zou achter blijven in de huiskamer, omdat we vrees den. dat haar klndegiHjke—luidruchtigheid de stille uitvoering vkfi ónzer plannen zou dwarsbootnen. WU overigen trokken dan op - Dne kleine kabouters. Die werden, o zoo moe,’ Ze vlijden zich ter neder, De oogje» gingen toe. Drie kleine kabouters, Die waren op jacht. Ze wilden vlinders vangen. Zoo kleurig, donzig zacht; en telkens wanneer zU binnen kwam, raak ten wij wel baast met onze neuzen de voor ons staande borden aan van schaamte en angst. Ieder oogenblik wanneer Mie ging spreken, vreesden wij, dat het hooge woord zou komen. Maar neen. Zoo verHep de rraaltUd zonder het minste incidentje- Thans viel het aan moeder op, dat wU vreemd stil waren. „Wat scheelt er toch aan?” vroeg zij WU beUverden ons echter om strijd te beweren, dat ons werkeUJk, werkeUjk niets scheelde- En moeder geloofde ons. Reeds kwam de visite van grootvader, grootmoeder en vervolgens oom en tante, toen er nog steeds niets was uitgelekt van onze euveldaad. Nu kwamen er sigaren voor den dag, terwUl moeder thee ging inschenken. .Ach Doortje,” hoorden wU haaf opeens tegen mUn oudste zus zeggen, „ga *U eens even vragen of Mie de oliebollen binnen brengt! Zeg ook, dat zU vanavond bij ons in de kamer komt zitten. Dat is gezeUig voor haar.” Doortje deed wat moeder gevraagd had. terwUl ik mU niet wist te bergen van angst Ook de zusjes waren bleek geworden en za ten bU elkaar in een hoekje. Wij begrepen alle vier, dat het nu zou komen! Lang, heel lang bleef Doortje weg. Ein- delijk hoorden wU haar langzaam terug komen- ZU opende de deur om Mie dóór te laten, die.... een geweldige schaal torste.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1932 | | pagina 24