DE GELUKSVOGELS DE GOUDEN PEN OVER BEUKENOOTJES, EIKELS EN PADDENSTOELEN V OP KL OMPEN VAN ALLES WAT HANDENARBEID cvv DE B.L.N.S. OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN Een modern sprookje pi—..... Tv T SERVETHOUDER m n CL w Hinken l t vi a te 7 WOORDKEEK. bespannen dacht Wim na V een toeval kwam toen de herken- VII OPLOSSING: WOORDKEEK Leeg geeL Lijm mijl '1 i.WL Ro.A B.l„. Paar raap Kuif fuik. Nap pan Pool loop. Non. Je kan 't nog niet, zei groote He.nk Tegen zijn broertje Jantje, Kjjk maar naar mij hoe of het moet De vliegers droeg zus Antje- Henk keek, maar lette daardoor niet Op wat er nu gebeurde Met z'n eigen vlieger, die, verward In ’n boom, heel leelijk scheurde. Wil je soms m’n klompen Eens een keertje aan? 'k Wed, je zou door alle Plassen spatten gaan! Groote passen maak ik Met m’n klompen ahn; 'k Kan er wel tien mijlen Mee uit wandelen gaan! Hoor je wel m’n klompen Klepperde klap, klap, klap. Hoor je ze niet klepp’ren Als ’k er zoo mee stap? Met een beetje handigheid, een zaag en een hamer kun je dezen servethouder best zelf maken. Zaag eerst van triplex 2 drie hoeken, waarvan de basis 15 c-M. en de hoogte 10 c.M. is. Dan heb je noodig een plankje van 19 c.M. lang, 4 cJd. breed en IS a 2 cM. dik Aan beide zijden hiervan Ik ben gelijk een melkkan waar niets in is. Andersom ben ik een kleur. Wilt ge mij als haarbos zien, lees mij dan op de eene manier; als een soort visch-val, dan op de andere. Ik ben iets om uit te drinken. Keert men mij om, dan doe ik dienst in de keuken. Ik ben en blijf een kloosterlinge, hoe men mij ook draait. Hij deze ’k Stap door alle plassen Klepperde klap, klap, klap; "t Hindert niet als ik er Midden in soms trap! Met m’n houten klompen Zijn m’n voeten droog; Ook al spat het water Langs m’n klomp omhoog! Ik ben een bepaalde kleefstof. Die zeer veel wordt gebruikt. Keert ge mij om en leest ge mij weer. Dan druk Ik een lengte uit. 4 En toen hij symen met zijn zus ’m Los had, na veel probeeren. Riep Jantje lachend: Hé, zeg Henk, Wil ik het jou eens leeren? Zou JIJ op den bok durven gaan zitten? Waarom niet, en ik durf er wel een eindje mee te rijden ook. Ach jó, zei Jan tot groot en Henk, Snij niet zoo op, wat denk je, Dat ik hem niet de lucht in krijg? Let maar eens op. groot Henkje! En toen ze kwamen op de wei En Henk riep: Kijk, daar gaat-ie? Zei Jantje trotsch’t Is nog al wat, Kijk liever hier, daar staat-ie. Men vindt mij op de uiterste punt der aardas De tegenstelling drukt echter een zekere beweging uit. stap werd huis waarts gegaan, waar de nootjes gebrand en de paddenstoelen gebakken werden. 1 Was weer als vanouds een gezellige middag ge weest. van het rechte pad af. Kon hij door kennis en werken niet aan geld komen, dan maar door stelen en oplichtep, dacht hij. Van lie verlede kwam hij in slecht gezelschap, ver viel van het eene misdrijf in het andere en het duurde dan ook niet lang of hij viel in handen van de Parijsche politie. Zes maanden werd hij gevangen gezet voor een van zijn oplichterijen en toen hij uit de gevangenis kwam, besloot hij ten einde raad naar Holland te komen. Iedereen zou hem wel vergeten zijn. Zijn vrienden zouden hem wel niet meer herkennen. Wat hij In Nederland zou gaan doen, stond bij hem nog niet vast. Zou hij doodgaan met zijn oneerlijk leven ofnzou hij weer een recht- schapert mensch worden? dat hij zich niet vergist had. Spoedig zagen ze een paar roode boleten met hun vuur- rooden hoed en harlgen, schubbigen steel staan (fig. 5). Alleen jonge exemplaren werden meegenomen, de oudere, die er al zoo slap uitzagen, lieten ze maar staan. Kees maakte van den hoed van een der bo leten. een doorsnee met zijn zakmes om Bram, die niet wist wat een boleet was, te laten zien, dat de hoed aan den onderkant buisjes draagt In plaats van plaatjes, zooals bij de meeste padden stoelen. Nu vonden ze ook berkenboleten, die van de roode boleten verschillen, omdat de geelbruin ziet, de hoed veel De steel is geschubd (figuur Het wonder was werkelijkheid geworden. De pen had het goed gedaan- De onderwij zers stonden sprakeloos, omdat ze meenden, dat Wim zelf deze onberispelijke vertaling uit het Spaansch geleverd had. Wim Het bma maar aoo lang In dien waan. HU slide Eindelijk gebeurde, wat te voorzien was. Daar Piet niet mennen kon, vloog hij met kar en al tegen een lantaarn paal Piet had schoon zijn bekomst. Ik ben méér dan één; draait ge mij om, dan ben ik een soort groente. het einde van den dag brak het uur aan, dat de uitslag bekend zou worden. Daar stond de voorzitter van het college van examinatoren achter de groene tafel op. Ernstig gezicht, witte lijst in zijn hand. „Het diploma is toegekend, allereerst en met lof, aan Wim Lang!” Dat was alles wat men hoorde, want vlak daarop barstte een donderend gejuich los, dat dadelijk op straat weerklank vond. De gelukkige nummer één werd van alle kanten gefeliciteerd en hij nam dat alles met een kleur van verlegenheid in ont vangst. Voor hem op tafel lag de vulpen De doodgewone pen- De „gouden pen”! Even werd Wlm’s kleur dieper rood. Maar nu van schaamte. Had hij eigenlijk het waarop het paard als een pijl uit den boog er van door vloog, terwijl Piet In dolle angst „help” schreeuwde. ten strijd voerden. Want het was wel begonnen als een doodgewone wedstrijd op de schoolbanken, doch hoe meer het einde vari den H.B S.-tljd naderde, hoe meer het bleek, dat de twee elkaar ook na de schooljaren ,Jn de maatschap pij”, zooals de menschen dat noe men, niet veel toe zouden geven. Wie zou het 1 verst brengen? Op die vraag kon niemand ant woord géven. En toen kwam de gouden pen op het tooneel van den strijd. Plet stapte moedig op den bok en trok aan de leidsels. Eerst wilde het paard niet, en toen nog maar een flinke ruk. liever het wonder van de gouden pen zoo lang mogelijk geheim houden. En tegenover Frans Boelaers? Zou hij het zijn vriend vertellen? Wim twijfelde Nee, hij zou ook tegenover Frans zwijgen Dat kon misschien nut hebben. En zoo begon Wim zijn werk voor het eindexamen. Zonder er iemand een woord over te zeg gen, liet hij de gouden pen het werk ma ken en omdat de pen het toch allemaal deed, nam de jongen zelfs niet eens meer de moeite om ook wat te leeren Studeeren behoefde hij niet meer, meende hij. Im mers, hij had de wondere gouden pen! Ontroerd vertelde Wim nu zijn wederva ren en ook de oorzaak van zijn roem, de gouden pen, vergat hij niet. ,Jk was zwak in dien tijd,” zei hij. „Al rttijn wijsheid kwam uit de pen en ik deed alsof ik het aan mezelf te danken had. Dat was het ergste. En dan dat ik jou zoo slecht behandelde „Dat vergeten we,” antwoordde Frans barteljjk. „en laten we nu blij zijn, dat de 'gouden pen weg is. Liever arm en ongeacht dan rijk en beroemd door middel van die gouden pen. Die jou niets dan ongeluk heeft gebracht.” Onderwijl zat Frans Boelaers met zijn hand door zijn gele haren wrijvend over zijn werk gebogen. Dikke zweetdruppels parelden op zijn voorhoofd en zijn pen zwoegde krassend over het papier. De dag van het examen kwam De spanning steeg ten top. Ieders aan dacht was gericht op de twee kampioenen. Honderden jongens stonden voor het schoolgebouw op den uitslag te wachten. Er werd zelfs gewed en een paar kleine jongens kregen ruzie om het geval, waarbij zij elkander te lijf gingen. Zes politie-agenten moesten de orde op de straat handhaven. In de groote koele zaal waren de vijftig candidaten voor het einddiploma aan het werk. Ieder aan een tafeltje. Gebogen En met volle aandacht op het werk. De eene les volgde op de andere en op Vlak na het verzinken van de gouden pen werd er in Wim’s werkkring gevoeld, oat het talen-genie. Wim Lang, niet meer voor zijn taak berekend was- Iedereen ver baasde er zich over. Wim Lang was het grootste gedeelte van zijn fabelachtige kefï^ nis kwijt. Fouten waren aan de orde van den dag en het ging zelfs zoover, dat Wim geen Chineesch, Russisch, Hebreeuwsch, Spaansch, Latijn meèr kende. Talen, die hij tot nu toe vlot kon schrijven! De kranten van de geheele wereld begon nen zich met het wondere geval te be moeien. Dagen achtereen verschenen er artikelen, waarin de zaak van alle kanten werd bezien. Men sprak van geheugenverlies, over een of andere geheimzinnige ziekte. Maar nie mand begreep hoe de vork in den steel zat Een paar maanden werd het aangezien, maar toen was het met Wim’s goede po sitie gedaan. Hij deugde niet langer voor zijn werk en werd ontslagen. Zijn geboorte plaats, die hij eigenlijk ontgroeid was, wilde hij niet meer zien en hij vertrok van Ge- nève naar Parijs, waar hij probeerde op alle mogelijke manieren aan werk te ko men. zonder dat het hem gelukte. Eiken dag treurde Wim om het verlies van de gouden pen. Daarmee was al zijn kennis verdwenen en hij stond zelfs ten achter bij de menschen, die even lang ge studeerd hadden, want omdat hij zoo ge- het werk door de gouden pen doen had hij zich, vooral de jaren, om studeeren niet veel be- makkelijk kon laten laatste kommerd. Door de voortdurende tegenslagen, die hem nu troffen, raakte Wim steeds meer heer opviel, scheelde- Wim Frans naad het oude plaatje. „Wim! Wim Lang!” riep hij uit. Wim werd rood van schaamte, sprong van zijn stoel op en wilde wegloopen, maar zijn oude vriend hield hem vast. „Nee, nee, niet weggaan. Een vriend laat ik nooit zóó heengaan.” Al op de lagere school was het een wed strijd geweest tusschen Wim Lang en Frans Boelaers. Beide jongens konden uitstekend leeren en dongen leder jaar om het hardst naar den eersten prijs Het waren goede vrienden, die lief en leed, appels en straf eerlijk samen deelden, maar op het stuk van leeren bevochten zij elkaar als ware doodsvijanden De een wilde steeds boven den ander uitgaan. Ik kan niet anders «eggen, dan dat dit heel hoffelijk was. De twee studenten behoorden gewoonljjk tot de eersten van de klas en dikwijls was het voor de onderwijzers zeer moeilijk uit te maken wie van beiden de knapste was. Bij lederen overgang of examen zaten dus niet alleen de beide knappe bollen, maar ook de leeraren In spanning. Het was over de heele school bekend én alle overige Jongens volgden met groote belangstelling den strijd- Wie zgu er dit jaar de eerste zijn? Dat was de vraag, die tegen overgangstijd alle klasgenooten bezig hield. Zou het nu Wim Lang zijn, die altijd zoo vreeselijk diep over zijn sommen gebogen zat, dat zijn neus het papier raakte? Of was het, evenals de vo rige maal, de kleine Boelaers met zijn gele haren? Afwisselend sloeg de schaal naar beide zijden over Toen volgden de H. B. S.-jaren Een nieuwe school met nieuwe kamera den Al dadelijk vormden de twee het mid delpunt van het schoolleven. BIJ hun mak kers stonden zij beiden even goed aange schreven, want verwaand of hooghartig waren zij geen van twee Op de H- B. S. werd de strijd nog feller Voortgezet dan op de lagere school al het geval was geweest. In het schoolblad, dat iedere veertien dagen in een kleine oplaag verscheen, sclireven de twee geleerde ver handelingen en bestreden elkanders op vattingen over alles en nog wat Iemand, die alleen dat schoolblaadje las, sou allicht in de meening raken, dat Wim en Frans elkaar niet konden luchten of zien. Maar die lezer moest dan maar eens na schooltijd de belde vechtersbazen-met- de-pen volgen. Dan zou hij ontdekken, dat er geen betere kameraden in <je stad te vinden waren. Het werd ieder zoo langza merhand duidelijk, dat die twee een groo- diploma verdiend? Of kwam de eer toe aan de pen? Maar hij liet die gedachte varen en ging door met handen drukken. Nummer twee was Frans Boelaers. Ook hij had, zooals vanzelf spreekt, vele felici taties m ontvangst te nemen, maar dien avond gebeurde het eigenaardige, dat Wim en Frans niet samen naar huis gingen. Frans Boelaers verbaasde er zich over. De maatschappij had de beide jongens opgeslokt. Nu de schooljaren achter den rug waren, begon het eigenlijke leven pas. En dit bestond vooreerst in het veroveren van een positie. Ieder voor zich werkten de twee zich door de moeilijke jaren heen en onderwijl raakten ze meer van elkaar ver wijderd dan ooit. Dat kwam door het fabelachtige succes van Wim Lang. Over alle sporten van de maatschappelijke ladder tippelde dit jong- mensch luchtig en zonder inspanning naar boven. Zijn groote kennis en vlotte stijl, zijn uitstekende talenkennis vooral, maak ten, dat hjj weldra een stuk boven zijn oud«n vriend uitstak. En wat door ieder, die hen kende, met verwondering werd aangezien de vriend schapsband werd losser naarmate de af stand grooter werd. Men fluisterde, dat Wim Lang, verwaand was geworden. Dat hij door zijn succes ver blind was. Dat hjj zijn ouden kameraad links liet liggen. En wij moeten toegeven: men fluisterde met recht. Het beetje schaamte, dat de jongen ge voeld bad, toen hij er aan dacht dat zijn succes alleen aan de gouden pen te danken ,De gouden was een vulpen. Een doodgewone vulpen, zooals er duizenden gebruikt worden. Wim Lang kocht de pen op een goeden dag. Hij had al lang een vulpen willen hebben en nu hij eindelijk het begeerde geld er voor bij el kaar had, stapte hij er maar da delijk op af en kwam terug als eigenaar van de pen. Hij was zoo in de wolken met zijn nieuwe aanwinst, dat hij een paar weken lang niet anders sprak dan over „mijn gou den pen” en zoo kwam dus die naam in de wereld. Want ik zeg nog eens: het was een •doodgewone vulpen, zooals er duizenden gebruikt worden- Tenminste uiterlUk- Want voor de rest had de gouden pen eigenschappen, die tot nu toe op de heele wereld niet 1 eigendom van een andere pen waren geweest. De gouden pen was een wonder. Een soort betoovering, zooals je die beschreven vindt in oude sproken en tooverkol-verhalen. Zoolets als de zeven mijlslaarzen van klein Duimpje. Dat ontdekte Wim pas na een paar we ken- HU zat op zUn zolderkamertje bU het licht van een zaklantaarn een Engelsche thema te maken. Het was al laat en het moest stiekum gebeuren. ZUn vader wilde niet, dat hU nog tot laat in den nacht werkte. En bovenal mochthU zoo laat geen licht meer gebruiken. Vandaar dat Wim zijn zaklantaarn voor dat doel had Ingericht- De lantaarn hing aan een touwtje boven de tafel en Wim zelf zat diep over zUn schrift gebogen. De thema vlotte niet erg. Kwam het mis schien omdat het zoo laat was? Of was het ding zoo moeilUk?" Wlm zuchtte- MoeilUk was de thema zeker! Hoe moest je dit woord nu weer vertalen?! Gespannen dacht Wim na, zijn pen bleef even rusten op het papier Dat woord dat woord....I En toen gebeurde het. Het reuzen-wonder. De pen begon in Wim’s hand te bewegen en schreef op het papier het goede woord! En de pen ging verder. Schreef uit zich zelf het papier verder toL Maakte de heele thema, zonder dat Wim er iets voor hoefde te doen. Oef!! De jongen zat verstomd. Droomde hU Jlfee, hij was klaar wakker. En de pen had de thema gemaakt! Toen Wim een beetje van zUn verbazing was bekomen, begon hU het geval te on derzoeken. Zou de pen nog meer kunnen? probeerde het eens met Duitsch. Ook thema vertaalde de pen vlot. Wim be hoefde alleen maar den Hollandschen tekst er naast te leggen en de pen deed het werk. Nog verder gingen de proeven. HU Het de pen uit een oud Spaansch boek een hoofd stuk vertalen. Spaansch kende Wim in het geheel niet, maar morgen zou hU bU een onderwijzer gaan informeeren of het goed was. Toen deed de jongen de zaklantaarn uit en ging naar bed. een mooie herfstdag dezen Woens dag. Geen wonder, dat de club na al de regenbuien, die waren voorafgegaan, be hoefte had aan een flinke wandeling. Om twee -uur was het heele gezelschap bijeen om naar het bosch te gaan Het doel was beukenootjes zoeken en voor alle zeker heid had mevrouw Van Voorden aan Toos een paar tasschen meegegeven voor pad denstoelen. Daar gingen ze heen: Kees als vanouds met zUn mondharmonika voorop. Vervolgens kwamen Jan, Gerrit en Bram en ten slotte de meisjes. Kees, die weer heele- maal beter was, blies, dat het een lust was. Onder de tonen van het Llmburgsche volks lied: „Waar in X bronsgroen eikenhout” ging het met fllnken pas voorwaarts. De eerste halte was een plek, waar veel beuken stonden, daar moesten, te rekenen naar an dere jaren, veel beukenootjes liggen. Al gauw zagen ze echter, dat ze niet alleen in I het bosch waren. Een troepje kinderen, gewapend met allerlei zakken en emmer tjes, was reeds druk aan het zoeken Maar X bleek al gauw, dat ze elkaar niet in den weg zouden loopen, want de kinderen zochten eikels en geen nootjes. Nu. die waren er ook genoeg te vinden, want tus schen de beuken stonden veel eiken. Mientje had zelfs al gauw ontdekt, dat er twee soorten eikels waren, n.l. langwerpige groene (fig. 1) en breedere bruine (fig. 1). Jan Het zien, dat je van die Amerlkaansche, de breede. zulke aardige bolletjes maken kon Aan beukenootjes was geen gebrek. De ruwe napjes, waar de nootjes in zitten, wa ren meest allemaal opengebarsten (fig. 2). Soms zaten er nog gave nootjes in. Leege doppen waren er ook genoeg. De kinderen, die eikels zochten, gingen naar een anderen kant van het bosch, zoodat het stil werd onder de boomen. Dat vond sinjeur pluim staart, de eekhoorn, zeker ook, want hU (fig. 3» kwam uit zUn schuilhoek te voor schuil en vertoonde zich opeens aan de zoe kende menschen Maar hoe brutaal hij ook was. dat groote gezelschap was hem toch 'n beetje te kras. hU bleef even stil zit ten en wipte daarna ’n grooten toom in. „Laten we even kU- ken of hU daar soms «Un nest heeft,” stel de Kees voor EU Hepen om den boom heen en jawel, daar dicht bU den top zat het eekhoorn- nest. Langen tUd om te Ujken hadden ze niet, het zoeken werd dus weer voortgezet. Daarbij deed Ada een aardige vondst. Er hoed Ook is slapper- ook 5>. Boleten nemen veel plaats in en dus wa ren de meegebrachte tasschen gauw ge vuld. Met denzelfden was geweest, was als sneeuw voor de zon verdwenen en had plaats gemaakt voor een onaangename hooghartigheid. Frans Boelaers begreep er niets van. Ondertusschen ging de strUd verder. Als moderne jongemannen werkten zij voor hun brood en in de vrUe uren Hepen zU col lege op een universiteit. Maar al spoedig kreeg Wim een betrek king, die tegelijk vereerend en belangryk was. HU werd aangesteld aan een onder- afdeeling van den Volkenbond, waar hij correspondeerde met regeerlngen van alle landen ter wereld. DadelUk liet hU zijn studies varen. Wim was gemakzuchtig 'geworden sinds de gou den pen zUn leven zoozeer was komen be ïnvloeden. Dit goede leven duurde ongeveer een jaar. En gedurende dien tUd werd het over de gansche wereld bekend, welk een talent Wim Lang bezat. En toen kwam de dag, dat Wim Lang In een vroolijke bui met een paar nieuwe vrienden ging varen op het meer van Ge neve. Er werd feest gevierd en gedronken. Wim haalde schertsend zUn gouden pen voorschUn en bracht een 'dronk uit op het voorwerp, dat zoovele jaren in zUn be zit was geweest. De vrienden klonken mee. Begrepen niet wat er meer achter Wim's woorden stak. Opeens een windvlaag. Het jacht helde vervaarlUk over Door den schok tuimelde Wim achterover De gouden pen gleed uit zijn handen en vóór hy zich kon herstellen, rolde de pen overboord. Het jacht scheerde als een witte meeuw over het water, handig en snel onder de handen van den bekwamen stuur man. De pen lag op den bodem van het meer en aan dek van het witte jacht zat een verslagen man, Wim Lang, die langzamer hand begon te beseffen wat dit ongelukje voor hem beteekende. De jaren gingen voorbU- Wim Lang zwierf door het land zonder arbeid, zonder huls, als een landlooper, dikwijls achter volgd door de poHtie, rusteloos. HU treurde nog altUd om het verUes van de gouden pen en Zoo dikwUls zat hU in zichzelf er over te praten, dat de menschen, die hem ken den, hem hielden voor een gek. Waarom zou hU anders steeds spreken over een wonder bare gouden pen? Die dingen bestonden immers niet. Op een guren winterdag kwam Wim op hieuw in zUn geboorteplaats. Het kwam uit. zooals hU voorspeld had. Niemand kende in den sjofelen zwerver den beroem den Wim Lang, den oesten talenkenner ter wereld, aan wiens roem zoo plotseling een einde was gekomen. Tegen den avond vond Frans Boelaers, die daar nog altUd woonde, den uitgeput- ten zwerver voor zUn huis. HU nam hem mee naar binnen. Wim herkende zUn vriend- Wgt was het hier .gezellig! Frans was gehuwd en zUn vrouw en kinderen waren verbaasd hem niet dezen verloopen vent binnen te zien komen Maar Wim kreeg een goed onthaal en, wat bUgekomen, rustte hU uit in een fauteuil bij den haard. Door ning. Een van de kinderen was met een ovde portretten aan het spelen en leg lagen namelijk tusschen de oude beuke nootjes ook een paar eikels en een daarvan was met een soort paddenstoeltjes bedekt (fig. 4>. Tilly herkende ze als bekerzwam- metjes. Die vondst gaf aanleiding tot een gesprek over paddenstoelen, waarbij Mien tje opmerkte, dat moeder ge vraagd had of ze wat boleten wilden mee brengen. Jan, die X bosch op- zUn duimpje kende, stelde voor nog een eindje verder te loopen, daar was een ber kenlaantje en het kon haast niet missen of er zouden wel berkenboleten en roode boleten staan. Het bleek al gauw. ir ,Je er één neer op de knie van den zwerver. Of hU ook eens dat mooie plaatje wUde zien! Wim keek. En hU kreeg een schok van verrassing. Het was een portret van hem en Frans uit hun schooltijd. HU ontroerde zoozeer, dat het zUn gast- dle hem vroeg wat hem antwoordde niet Dan nam het portret en keek lang van Wim Ylcv worden de 2 driehoeken gespUkerd. Ten slotte neem je nog 2 stukjes hout van S cM lang, 2 cM- dik en 4 cM. breed en spUker die onder den houder, zooals de tee- kenlng aangeeft. Wanneer je nu het geheel met lak of glansverf mooi frisch schildert, b.v. blauw, rood of groen en je kunt er nog een versierinkje op aanbrengen, dan kan het een sieraad voor de tafel zUn.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1933 | | pagina 7