3ïct u&fiaal uan den dag Hubert Cornelisz. Poot I I I I I 1 I O I li ROBINSON CRUSOE’S AVONTUREN ROBINSON! Een Hollandsche schoen voor Hollandsche jongens Alle abonné’s HET GROOTE AVONTUUR vreemde ontmoeting w' k VRIJDAG 20 JANUARI Plan tegen de crisis NA TWEE EEUWEN Verstrooid FEUILLETON 4 Kon haar knieën niet buigen Lange tijd van pijn nu geëindigd Vier jaren wapeningsstilstand de besparingen dienen tot delging der oorlogsschulden I I I n. - -hel AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL I »ummuunmmmf/£T' IJSh gauw MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) schreef, waarin hü De donkerhelt vaneen." „Een van de tweelingen zit in dezen steken," merkte Robbie op. „Zijn hoofd, bedoel Je," zei de zee- Poot is niet steeds boer gebleven. man. „Neen, dat bedoel Ik niet. Ik zie zijn hoofd niet, maar zijn beenen meenamen naar taveernen en hem aan duidelijk,” antwoordde Robbie. „Wel, ik kan zijn hoofd zien, maar zijn beenen niet,” verklaarde de zee- verzuchting: man. „Ga mee, dan zul Je bet zelf zien!" Robbie en Topsy liepen o«n den boom heen, en zagen aan den anderen kant, iets hooger, een hoofd uit den boom steken. klanken opeens twee lulde Toen stemmen. „We zitten alle twee in den boom," dat schreeuwden Loetje en Loutje. Freddy lachte. „Dat hadden we wel kunnen den ken,” zei hjj, „dat ze allebei in den het boom zouden zitten.” (Morgenavond vervolg) (Ingezonden MededeeHng.) en bijna gestorven zijn van verdriet (.Woedt vervolgd.) I ouden boom,” riep Topsy uit. „Ja, Je kunt zijn beenen eruit zien De rozen van de werelt groeien Aen dorens van verdriet.” 1) Zonnegod. 2) Maangodin. 3) Maangodin. boom til) het oomen door, t Is een echte Pallieter, hier schildert: „Hoe genoeglijk rolt het leven Des genisten Lantmans heen. Die zjjn zaUgh lot, hoe kleen. Om geen koningskroon zou geven! Laege rust braveert den lof Van het hoogste koningshof." Daer lacht en speelt het nu zoo schoon, Rontom den hoogsten troon; En sprelt de wiekjes luchtigh uit. Door wee noch smart gestuit. O bloem van dertien dagen. Uw heil verbiedt ons X klagen.” „De zuster van de zon Liet op Endymion Haer minnende oogen dalen. X Was nacht, toen zjj hem zagh; Maer heur gezicht schoot stralen Trots Febus 1) over dagh. acheljjk opzicht, op eigen gelegenheid op soek naar soortgelijke boomen. Het lijden had hun nóg niet geleerd ongeluk met anderen gezamenlijk te dragen! ZIJ hadden al spoedig zulk een boom ge vonden en deden zich aan dit bloemen-manna te goed. En het smaakte hun best. De vleezige, dikke bladeren hadden een zoeten smaak en een dito geur als van aardbeien. Evenals hun mede- lotgenooten aten zij er volop van, terwijl Bob zich te goed ging doen aan een paardenkada- Men hoorde mensch noch dier, Geloei van koe noch stier. Gerucht in velt noch kolken. Het weer was zonder wint, De hemel zonder wolken, Diane 2) mingezlnt. ■Ie <L ft. •n zldi ■par of eersten i vroeg wat is le twee 1? wtj ’orrnige jar al- teld m :it ook enhui- en De undels. ■n top rijtje** voor- :leurde te oog groo- Jg een tegen n wtf- e zaad at re* kegels ok af- e spee weer- izeom I I erf op wan- ,flun zwarte 'er de ultge- jevende ge- ■enlgen nen en iet ge- Uze is takken en den ■en als ■n, een eer de ergeto- hem. blaad- sloten, nen Us en dat t van e boo- id ook t stre- i open is een Meter zij de i vlln- zoodat dstan- tar de is om b van i wor- lan de slan ts niet den, is va le. De et slecht :t ioeurt, e va» ciferv paP1- ■rklr* n v»« otn m dit gedicht „Akkerleven” wordt het leven van den boer ook nog verheven boven dat van een koopman en boven dat van een rechter. De buitenman Immers brengt heerlijk zijn tijd dien Poot ons merig voor zich uit starend, dan zeiden tegen elkaar: Mü dicht al weer!” Van zijn liefhebberijen heeft de poëzie De Herder, onbewust Van alles, sliep gerust In Latmus wilde bosschen. ZU3) hielt haer zllvre kar En hagelwitte rossen Recht op hem aen van ver. „Zij meet het blaeu met elpen schreën En scheurt, in koelen moedt, met haere zllvre horens, Ja, het Vs wordt pas gebroken Als het echte ijs er is. En wjj maken ons pas warmpjes Is de lucht maar ijl en frisch- IJs! Wij grijpen naar de schaatsen, Want dan trekt het pas compleet/ En dat merk je ook bij vallen. Want dan tdekt het pas compleet! Ach, een winter is geen winter En de kou geen paradijs, Mits de kou dan weer zoo koud is, Dat ze water maakt tot ijs! Want de menschen pas ontdooien Met de schaatsen aan den voet, Beter nog dan dat een kachel Of een wollen trui het doet! En wij zeggen, is het baantje Wakken-vriJ en spiegelglad: Zulk een onbetaalbaar baantje Heb ik lang niet meer gehad! En van blijdschap uitgelaten Krassen wij een lieven naam Of twee hartenen een pijltje Houdt ze zeer symbolisch saam! Deze vrouw een weduwe heeft een hoop volle boodschap voor eiken lijder aan rheuma- tlek. Zeven jaar lang verdroeg ze rheumatische Pijnen en toch is zij nu weer geheel gezond. Zü schrijft: ,Jk ben weduwe, 55 jaar oud. en heb zeven Jaar lang vreeselük te lijden gehad door splerrheumatiek en jicht. Twee jaar ge leden kon ik mijn knieën niet buigen om de trap af te loopen. Ik moest me naar beneden laten glijden en dan mijzelf aan de leuning weer optrekken. Ik had een stok noodig om te kun nen loopen. Toen, in begin April van het vorig jaar, raadde iemand mij, eens Kruschen Balts te probeeren. Ik kocht een flacon en tegen den tijd dat deze opraakte begon ik me vroolüker en opgewekter te voelen. Sedert dien tijd ben ik steeds Kruschen door blijven gebruiken en ik kan nu weer heel gemakkelijk loopen." Mevr. F. M. T. Kruschen Balts spoort de Inwendige organen aan tot krachtiger werking. Urinezuur en afval stoffen. die zich mochten hebben opgehoopt en de aanleiding Uwer rheumatlek rijn, worden verwijderd. Gezwellen en pijnen verdwijnen, stijve ledematen worden weer normaal en ge voelt U weer gezond en lenig als voorheen. Kruschen Balts is uitsluitend verkrijgbaar bij alle apothekers en drogisten ƒ0.90 en ƒ1.60 per flacon. Stralende gezondheid voor één cent per dag. Adv Haer eeuwig bleek gelaet Wert roozlgh inkarnaet In t nadrend nederrjjden. De bloemen aan den top Des heuvels loken op. De tljt scheen te verjongen. De nachtegael hief aen. Het wout kreeg duizent tongen, X Ge boomt veel groener blaén. Professor: „Waar kan Ik toch mijn bril ge laten hebben?” Zijn vrouw: „Heb Je er al naar gezocht?” Professor: ..Neen, dat zal ik doen als ik h gevonden heb. want zonder bril kan ik niet zien bij het zoeken." worden geralmd, terwijl het voor de Europeesche staten overeenkomstige sommen zouden betreffen, zouden worden aangewend tot delging der oorlogsschulden Tevoren zou den de Europeesche oorlogsschulden aan Ame rika worden verlaagd. De schulden dienden binnen de vier jaren te worden vereffend en wel door betaling van vier termijnen van elk 312.5 milloen dollar, zoodat in totaal IM mil liard zou moeten worden betaald. De inter- geallleerde schulden zouden geheel wegvallen. (United Press). CHICAGO, 19 Januari. Een nieuw plan „tot redding der wereld uit den economlachen chaos" Is door den leider eener commissie van Chicagosche burgers uitgewerkt en heeft hier groot opzien gebaard. Een der opstellers van het plan is mr. Salomon Ole Winson, de gees telijke vader van het Kellogpact. Het plan wil vooreerst een 4-Jarige wapenlngsstllstand. welke gevolgd sou worden door een geleidelijke ver mindering van de legers en vloten. De gewel dige besparingen, welke de groote mogendhe den hierdoor zouden bereiken en die alleen voor de VB. gedurende het eerste Jaar van den wapenlngsstllstand op 600 millioen dollai en voor de volgende drie jaren op 300 millioen dollar worden geraftmd. terwijl het voor de kan dit met mooie beelden beschrijven. In het gedicht „Nacht” beschrijft hfj „het rijzend licht der schoone maan" als volgt: „Hartelijk dank, lieve vrienden, voor al uw goedheid voor een opgejaagde dievegge, die meende zich In uw midden een poosje te kunnen onttrekken aan de nasporingen van de op haar losgelaten speurhonden. Vaarwel!” Vijf maanden na den dood van de kleine Jacoba stierf ook de vader, onze dichter Poot. HU was Juist 44 jaar oud. Als natuurdichter staat Poot zeer hoog. Ook als minnedichter is hü belangrijk. In een van zUn mooiste gedichten: „De Maen bü Endymion” zien we hem als minne dichter en natuurdichter beiden. In dit gedicht bezingt hü de Grieksche mythe van de maan. De oude Grieken stelden zich de maan voor als een godin en zjj vertelden dat deze godin. Selene of Diana geheeten, verliefd werd op den schoonen herder Endymion, die ergens op een berg lag te slapen. HU was namelUk door Zeus (Jupiter) veroordeeld om daar 30 jaar lang te sluimeren op dien berg Latmus, want hü had de vrouw van Zeus beleedlgd. lederen nacht kwam de Maan, de zuster van de Zon, voorbU en zag den jongeling al vanuit de verte. ZU daalde neder, naderde den slui merenden herder en kon het niet nalaten, een kus te drukken op zUn schoon gelaat. ZU deed dit echter zoo voorzichtig, dat Endymion niet wakker werd. Op deze geschiedenis uit lang vervlogen tü- den heeft Poot een gedicht gemaakt, waarvan ik hier enkele coupletten laat volgen: De strofen, die Ik hier aanhaalde uit ..De Maen bü Endymion” behooren tot de zeer schoone in onze letterkunde. Poot bezit een prachtige beeldspraak. HU voelt sterk het serene en verhevende van den maanlichten nacht en Zij voelden zich heerlUk verkwikt en keerden terug naar den banaan, die hun een zoele schuilplaats bood. Toen kwam over hen een weldadige diepe slaap, die hun oogleden sloot en hun overver moeide lichaampjes tot rust bracht. Op het dikke mostapüt lagen zU neergevleid onder de waakzame hoede van Bob, den trou wen hond. Els, zUn liefste door het trouwen. Wiegt met zang hem, daer hü slaept Schoon ze vrü al wljdter gaept Dan de hoofsche staetjongkvrouwen: En hU kust’er Elsje voor. Dus brengt Melker X leven door." op zün vriendschap. Wilt U weten, hoe onze dichter Poot er uit zeg? Luistert dan naar Potgieter, die In zün novelle .De Follo-BUbel" hem aldus beschrijft: „Men zag bü den eersten oogopslag züner .Jacoba tradt met tegenzin Ter snode werelt in; En heeft zich aen het endt geschreit, In haere onnozelhelt. ZU was hier naeu verscheenen. Of ging, wel graeg, wéér heenen. „Zeven kinders en een wUf ZUn zUn daeglUx tutverdrijf.- Vork en riek en schup en spade Zetten zUne lusten pal, X ZU de welgemeste stal, X ZU de boomgaert hem verzaede, *t ZU de krultben niet te loom Op zün laege tafel koom. Als de lente lant beschildert, Als de zomer zweet en gloeit Ploegt en spit hU onvermoelt. Maar natuurlijk, het gaat dooien! Niets duurt toch zoo kort als pret. En haar grootste deel van ‘t leven Brengt een schaats door in het vet. Is het water dan weer water. Ach, dan blijft ons slechts tin ding.. En dat is, zooals het meer gaat, Enkel de herinnering .O Hart, dat mU bet hart ontsteelt! „O Hart, gemaekt tot hartevangen! zon blinkt zoo bevalllgh niet „Als d'eedle straelen, die, met drangen, „GU uit uw heldre lonkers schiet. „Hoe schoon ook ’t gulden Oost magh blozen, flAls 't UeflUkst uchtent wort en daegt, „X Voert op de kaeken slechter rpozen „Dan gU, mUne ultverkoore Maegt.” Na lang dralen stemde Neeltje X Hart toe in een echtverbintenis. Ze verlieten Abtswoude en gingen in Delft een tabakszaak opzetten. Een jaar na hun huwelUk werd hun dochtertje Jacoba geboren, doch het stierf na dertien dagen. Op haar maakte Poot een gevoelig ge dichtje. Het doet denken aan Vondel's vers op den dood van diens zoontje ConstantUn. Ook het pas gestorven ConstantUntje speelt en leeft boven als een „Engeltje van het HemelriJck” bU „den Bchlncker alles goets.” Om dat „ZaUgh KUntje” hoeft de moeder niet te treuren, immers „Eeuwigh gaet voor oogenbUck.” Zoo beschouwde Vondel den dood van zUn kind. Poot had een groote vereering voor Vondel en heeft natuurlUk het gedichtje op het ver loren ConstantUntje bewonderd en door en door gekend. Zoo komt hij zelf tot het vers: Men verwüt Poot, dat hU te slaafs de klas sieken navolgt, dat hU te veel met mythologi sche namen zijn verzen opsmukt. NatuurlUk is het noodig om daar op te wUzen, maar laten we voora! ook den nadruk leggen óp de verzen, waarin hü zich een dichter toont, die door de eeuwen heen zün plaats In onze letterkunde hoort In te nemen. De anderen kwamen eveneens opdagen en het slot van de zaak was, dat Dolly zooals Se rich onbevangen aan ons voorstelde, haar Intrek nam In Bobs huisje, dat smaakvoller Ingericht en zindelüker onderhouden was dan de overige; Bob nam z’n Intrek bü mü Dolly nam deel aan onzen gemeenschappe- lüken maaltüd, waarbü we allen ons beUver- den, haar alle mogelüke attenties te bewijzen en ging daarna vroeg slapen. ZU verklaarde vermoeid te zün van al het vreemde en onge wone. Uren lang bleven wü in mün voor zitten; ons de ,Ja,” vervolgde de oude heer, „küken jullie me maar gerust verbaasd aan. Het was zoo. Ze was een weergaloos handige dievegge. Md van een gevaarUjke bende. Dit alles verna men we later uit de kranten en uit de ver halen van passagiers, die wisten dat er in die buurt naar haar werd gezocht." ,Xn werd ze gepakt?" „Voor zoover ik weet niet. Je begrüpt dat we met ons zessen een allertreurigst figuur tegenover elkaar maakten. We troostten er ons mee. dat we aUen evenzeer haar dupe ge weest waren. Maar had ik geen gelük met te beweren, dat de groote steden niet het monopoUe van avonturen hebben?” wereld stonden nog in bloesem ofwel droegen slechts half-gerüpte vruchten. Patrick zocht met ongeduld naar iets dat hem leek, doch vond niets. HU had Mary achtergelaten onder de zware schaduw van een ouden banaan en Mep de lanen af. Plotseling bleef Bob, die hem gevolgd was, staan, deed een onheilspellend gebrom hooren en toonde zün dreigende tanden. Daar kwam een half dozün van die ongeluk kige Indiërs aan, geteisterd door een der be kende geese Is van dit land, den hongersnood; ook zü trachtten iets te vinden voor het behoud van hun stoffelük bestaan. Eenzelfde nood, eenzelfde lijden bracht hier, te midden van ruinen, de vertegenwoordigers samen van een overwinnend en van een over wonnen volk. Het waren twee mannen, twee twee kinderen. In lompen gekleed leken zij veel delende spoken dan op menschen. huid viel hier en daar in plooien oi mergelde lichamen het waren raam ten. De kleine Engelschman, die nog pas een eed van wraak had gezworen tegen heel bet Indi sche ras, bleef stilstaan, diep getroffen door het beeld van ellende en jammer. HU bracht Bob met een enkel woord en een korte liefkozing tot kalmte en staarde de groep ongelukklgen aan. De eerste gedachte van deae menschen was TRAGISCHE DOOD VAN RECHTER WILLIAM TAYLOR De president van het Hooggerechtshof had heel zün carrière gemaakt in Britsch-Indlë. HU kende het land door en door: met rijn tradities, volkskarakters, geheime genoot schappen. complot-vertakklngen enz. enz. al koesterde hij ook, als echt Engelschman, een volstrekte minachting voor de inlanders, hü wist toch zeer goed dat ril in staat waren met „Op de dood van mün dochtertje.” Slechts de aanhef klinkt misschien wat elgenwüs In onze oor en: De moeder kuste X lieve wicht Voor X levenloos gezigt. En riep het zieltje nogh te rug: Maer dat, te snel en vlug, WaS nu al opgevaren, Bü Godts verheugde schaeren. btj verlies van "n anderen vinger üiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiininiiiiiiiminiiimniiniiiHniiiiiif: Van zün liefhebberijen heeft de poëzie het gewonnen en in zün verder leven wijdde Poot rijn talenten voomamelük aan de dichtkunst. Met zün minnedichten maakte hü al gauw naam, zoo zelfs, dat aanrienlüke heeren hem op den akker kwamen bezoeken en prijs stelden Het geluid der bekende kinderstemmen deed hem uit zün versuffing ontwaken en naar hen toe snellen. Mary nam den dikken hondenkop in haar teere handjes en snikte bü het zien van dezen redeloozen vriend, dezen eenigen toegewüden metgezel in hun vreeselük ongeluk. „Bob!Bob!Hef hondje! Alleen dit beest scheen de algemeene uit moording te hebf>en overleefd in dit eertüds zoo gelukkige kleine Eden. Na de liefkozingen der onstuimige eerste ont moeting ging Bob met komischen ernst tusschen zün meester en meesteres zitten, keek hen aan met zün groote oogen en-ilkte zich de pooten en de borst, om dan weer op te küken, alsof hü zeggen wilde: „Daar zün we nu weer alle drie bü elkaar gelukkig. Maar m n maag is leeg, precies als de Uwe.” Dat was inderdaad het geval, want het drie tal verging letterHjk van honger, nu de natuur «indelük weer haar rechten deed geldep en zich op pünlüke wUze openbaarde. Er moest gegeten worden! Ja, maar wat? Te midden van deze verwoesting! De plantenwereld, die zooeven voorzien had in een uiterst dringenden nood, die Mary's smachtenden dorst had gelescht, zou hen nóg eens uitkomst brengen. Het park was rijk aan boomen. evenals al de andere parken en tuinen in den omtrek. Er waren broodboomen, vügenboomen. kokos- boomen en bananengewassen, rijk voorzien van vruchten. Maar deze kinderen der planten- -f-y !t Jaar Is het twee eeuwen geleden, dat I 1de eens zoo gevierde dichter Poot over- leed. Tegenwoordig zün Poofs verzen vrü onbekend. Dit is Jammer, daar hü toch zeer mooie gedichten heeft geschreven. Hubert Comeliszoon Poot was een boeren zoon. Hü werd geboren te Abtswoude in Delf land in het jaar 1669 Toen hü op de lagere school in Schipluiden lezen, schrijven en reke nen geleerd had. nam zün vader hem thuis en moest hü op het land meewerken. Veel animo had de droomerig aangelegde jongen daar niet in. Het Uefst trok hü zich 's avonds na den arbeid terug en beproefde zün krachten aan muziek, teekenen en poëzie. Wanneer de boeren hem van het land naar huls zagen gaan, droo- rij Poot woonde dus weer in Abtswoude. HU trachtte de hand te winnen van Neeltje X Hart, de burgemeestersdochter uit 's-Grave- zand. Op haar verjaardag schreef hü haar- Dit was het eerste oogenblik en de eerste daad In het verbond van belden tegen de hard nekkige aanvallen van hun levenslot. Op hetzelfde moment hoorden zü een gehuil, fcevo’gd door een levendig en vroolük geblaf. „Het Hjkt Bob wel!” riep Patrick uit. Hü had de woorden nauwelUks uitgesproken Of daar kwam een buldog aanstormen met z’n rietkanten kop, spitse ooren en kwispelend •taartje. HU sprong tegen de kinderen op, likte hen, drong zich zün kop schuddend tegen hen aan, *laakte vreugdekreten, rende heen en weer, tel kens naar de kinderen terugkeerende, dol van blijdschap. Het trouwe dier had de plaats der verwoes- Nng. waar zoovele züner natuurgenooten dood jagen en waar hü was opgekweekt en vertroe teld, niet wl’len verlaten. Hjj zou er en honger! root ls niet steeds boer gebleven. Op zün 33ste jaar ging hü naar Delft en hoopte daar van zün pen te kunnen leven. Het is echter «aders geloopen dan hü het zich had voor gesteld. ln kennla met jongelui, die hem drinken brachten. Eén jaar heeft dit maar geduurd. Toen had onze poëet er voorgoed genoeg van en keerde vol berouw naar zün dorp terug. Hü «laakte de hun legendarische vindingrijkheid in het helm een of ander misdadig plan ten uitvoer te brengen. Daarom stemde hem dat dreigende bevel met de doodstraf^als schrikbeeld om ka pitein Pennyless in vrijheid te stellen, tot nadenken. En al gevoelde hü zich door dit geheimzin nige ultimatum nu ook niet Juist beangstigd, hü nam toch alle voorzorgen om zün leven te beschermen. Voorzichtigheid ia geen bangheid Zün hoog ambt, hetwelk betaald werd als dat van sen ambassadeur, gaf hem recht op den titel van Excellentie en maakte hem tot een der voor naamste personen van het „empire", het Brit- sche Keizerrijk. Hü was iemand van vüftlg jaren. flink van postuur, sterk als een athleet. geestdriftig sportman, uitstekend ruiter, gróót liefhebber van de Jacht op tügers, en onversaagd, zooals bü menige gelegenheid was gebleken. Met zün talrijk huisgezin bewoonde hü een prach tige villa of He ver: een paleis, gelegen in de Chowringhee. de oude voorstad van Calcutta, de deftige wük der Europeanen. Als gelukkig echtgenoot, en vader van zes kinderen, vier dochters en twee zoons, van welke de oudste luitenant was bü de Schot- ache Gordons, gevoelde deze In heel het rijk geachte en geëerde magistraat aan zün geluk niets ontbreken. ,Men zag bü den eersten oogopslag r” kleeding. en meer nog züner gestalte, den land bouwer aan: zóo bruine kleur, zóó frisschen blos, zóó kloeke leden geeft de stadslucht niet ....Hü mocht voor een model van mannelüke schoonheid gelden, want zün zwarte haren krulden weelderig; want uit züne kükers tin telde vernuft.” Poot voelde niet veel voor het leven van den landman. Toch nam dit niet weg, dat hü een gedicht „Akkerleven” schreef, waarin hü het landleven verheerlükte. Hü stelde het boven X leven aan een koningshof: op dit blad Zün Ingevolge de vensekerlngevoorwaarden tegen f bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f jefi bü een ongeval met f OCfi bü verlies van een hand f 1 nC OU verlies van een bü een breuk van A ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen «JiZlrl/- verlies van belde armen, belde beenen of belde oogen f doodelUken afloop een voet of een oog f 1 <fc«J»~dulm of wijsvinger f ot arm f ch kom!" zei de gastheer, z'n van rheuma tlek wat stüve beenen dichter bü den haard schuivend. „Avonturen doen zich overal voor, daarvoor behoeft men niet in de groote steden te blüvcn.” .De kans, om Iets te beleven, is daar toch grootermeende een der jongere leden van het heerengezelschap. dat na het diner In de gezellige rookkamer groepte. „Waarom?" „Wel. waar veel menschen van allerlei soort en aanleg in eikaars onmiddellüke nabüheld leven, is de gelegenheid voor ontmoetingen, voor botsingen, voor toevalligheden, gunstiger dan in dun-bevolkte. afgelegen oorden, zou ik denken." zult wel gelük hebben, maar' toch is het een fout, te meenen, dat de groote steden het monopoUe hebben van dergeHjke ontmoe tingen. Tot staving mUner bewering" ver volgde onze bejaarde gastheer ..zal ik u een geschiedenis vertellen, die me zelf over kómen is. onder voorwaarde, dat ik aUe namen verzwügen mag De geschiedenis speelde lang, heel lang geleden. Misschien zouden zü. die er bü betrokken waren, wel niet protesteeren tegen het noemen van hun namen, maar toch lükt het me wat indiscreet, dit zonder hun toestemming te doen. Gaan de heeren daarmee accoord?" „NatuurlUk!" „Jaren geleden”, begon de oude heer, „toen ik een arm kantoorbediende was. met z.g goede vooruitzichten, die echter steeds vooruitzich ten schenen te zullen blüven. werd mü een betrekking aangeboden, tamelük ver van honk, op een eiland, dat dienst deed als kolenstation voor de groote Oceaanstoomers. een kaal, dor, rotsig, zongeblakerd stukje grond, waarop geen sprietje groen kon leven, waarop juist zooveel blanken leefden als noodig waren voor die ko lengeschiedenis, behalve dan natuurlUk een paar ongelukkige ambtenaren, die er namens het moederland gezag voerden." „O ja. u bedoelt zeker „Sst!" weerde de verteller af. „We zouden geen namen noemen; evenmin van plaatsen als van personen! Het mü geboden salaris leek me enorm. Later begreep ik. dat het nog veel te gering was om als compensatie te kunnen die nen voor aUes, waarvan men. door naar het bewuste eiland te vertrekken, afstand deed De eerste maanden van mün verblüf In die dorre woestenü. met een temperatuur om en nabü het kookpunt, te midden van een be volking van luie, vuile, brutale inboorlingen vrouwen heb ik er nooit gezien waren de ergste. Alles went, vooral als het wennen moet. We waren met ons zessen jongelui, die on geveer in dezelfde condities verkeerden; we slo ten ons nauw aaneen en waren als broeders; onze houten huisjes stonden dicht bü elkaar; we aten samen, werkten samen, mopperden samen, rookten en disputeerden samen en vooral verveelden ons samen en spraken heel veel over het lieve vaderland, dat we nimmer te voren genoeg gewaardeerd hadden. De aankomst van een boot was een gebeur tenis. een lunch aan boord met vroolüke. goed gekleede menschen een genot, een glas üswater de uitgezóchte lekkemü. Vol weemoed keek Ik op een dag een weg- stoomende boot zoo lang mogelük na. De vrien den waren al naar huis geslenterd, maar Ik kon niet schelden van de aanlegplaats; het langzaam verdwijnende rookstreepje aan den gezichtseinder hield mü aan mün observatle- post geboeid. Van achter een groote kolenloods trad een jonge dame op mU toe. een stralende verschü- nlng, en smetteloos wit gekleed, 'n parasol om hoog houdend. Haar wit geschoeide voetjes betrlpten luchtig alsof zü dansten, het sinalle, van kolengruis zwarte pad. Ik waande te droomen. een fata-morgana te zien en durfde mü niet verroeren. Maar het stralende visioen lachte me vriendelük toe en vroeg met een lieflük klinkende stem: „WUt u mü als X u blieft, eens terecht helpen, mün- heer?” „Terecht helpen?” herhaalde ik. verwonderd. „Ja," knikte zü. „Wilt u me een hotel wü- zen. waar Ik mün intrek kan nemen?” „Een hotel?" bauwde ik na. „Houd mü niet voor onnoozeler dan ik ben müne vrienden, ik verzeker u, dat ik over een tamelüke dosis gevatheid beschikte, maar ik onderstel, dat ieder In mün eigenaardige om standigheden. na het maandenlange versuf- flngsprocej. dat ik ondergaan had, wel even onbeholpen zou gedaan hebben als ik. „Ik ben hier gekomen, om werk te zoeken!” verklaarde zü met een vonkje van ernst in haar levensblüe, blauwe oogen. .Maar, m'n lieve, jonge dame", bracht ik uit. „hoe kunt u verwachten, hier In dit onher bergzame oord werk te vinden, dat geschikt voor u is?” „O," lachte zü vroolük, „ik heb aan boord gehoord, dat het niet gemakkelük Is, goede werkkrachten te bewegen, zich hier te gaan opbergen, Mün reis zou elgenlük verder gaan, maar toen Ik dat hoorde, ben ik van plan ver anderd en hier achtergebleven om mü als werk kracht aan te bieden. Ik moet mün eigen kost verdienen, weet u. en het is mü onverschillig waar Ik dat doe. Ik kan stenografeeren en ma- chlneschrüven. Maar dat is van later zorg. Zeg me nu maar eerst, waar ik logeeren kan, ten minste als u zoo vriendelük wilt zün!” Dit laatste werd op zoon allerllefsten toon gevraagd, dat alleen een barbaar haar door te genwerpingen zou ontmoedigd hebben. „NatuurlUk wil Ik u met alle genoegen een onderdak bezorgen; we hebben hier wel geen hótel. maar.... maar dat hindert volstrekt niet.” Vlugger dan Ik mü in dat moordend klimaat ooit bewogen had, ging Ik naar Bob, die meen de, dat ik een zonnesteek opgeloopen had. toen ik hem verteldë, wat mü overkomen was. geweest: vluchten. Maar zü hadden daartoe niet de kracht. Trouwens, de houding van het kind stelde hen aanstonds gerust. Een der vrouwen waagde het hem aan te spreken. Mijnheer,” zelde zü in slecht Engelach, .sta, wat ik u bidden mag, aan arme Hindoes, die van honger sterven, toe, dat zü eten van de Illoepi-bloemen.” ^Zekez, zeker, beste menschen, eet maar!” De vrouw bedankte en zü Hepen verder de laan in, terwül Patrick dacht: Maar zün dus bloemen, die „IHoepi” heeten en die men eten kan....” En hü volgde onbemerkt de ongelukklgen. die hem. zonder dat zü het wisten, een les gingen geven. Op niet verren afstand lag een groot stuk park met dichtbegroeid hooggewas, waarvan het voornaamste gedeelte werd gevormd door ko lossale boomen met harde dikke, dofgroene bladeren. Zü droegen een rükdom van Uchtgele bloe men, die In overvloed afvleien en den grond bedekten met een bleek-gouden tapüt. Verbaasd zag Patricht hoe de Indiërs op deae bloemen aanvielen om ze met gulzigheid en in enorme hoeveelheden epaten. Dit zonderlinge maal duurde een groot uur. Maar Patrick wachtte het einde ervan niet af. Hü liep naar de banaan, waar zün zuster hem wachtte en vertelde haar van de ontmoeting. Aanstond gingen nu belden, misschien om de Hindoes niet te storen, misschien ook uit men- galerütje we voelden verpHcht voor veiligheid van het in ons midden ge nomen kleinood te waken. We konden onze oogen nauwelUks afwenden van de ramen, waarachter zü sliep, bang, dat haar iets over komen kon. We praatten en gisten en verwon derden en verheugden ons en kwamen overeen, werk te scheppen, om het Ueve meisje, dat haar vertrouwen In ons gesteld had. de illusie, haar eigen ko^t te verdienen, niet te ontnemen Het zou ongeveer twee maanden duren, vóór er weer een passagiersboot aankwam. Tot zoolang moest het leven haar draaglük ge maakt worden; langer hield ze het natuur- Hjk niet ui», daarover waren we het allen, eens. Bpb's piano, wat schril en ontstemd door wekenlang gesloten te zün, werd weer be speeld; Alfred's mandoUne, die sinds onheug lijke tuden gezwegen had. kinkelde des avonds begeleidende accoorden. waarbü z'n prachtige stem vroolüke liedjes zong; Freds dichtader vloeide opnieuw, nadat Dolly jeugd verzen van hem gelezen en bewonderend had aangemoedlgd. Met is prachtig! U bent een dichter! Hoe jammer dat u die heerlijke gave zoo verwaar loost!" Met veel moeite slaagden wü er in. haar met ons aUen samen werk te bezorgen, dat haar ongeveer een uur per dag bezig hield, maar vrü willig deed ze veel meer. Al wat haar handen aanraakten, fleurde op en ze wist overal gezelligheid aan te brengen zonder an dere middelen dan baar aangeboren goeden smaak. Onnoodlg te zeggen, dat we allen haar on derdanige dienaren waren; ze was tegen ons alle zes even vriendelük en Innemend, had van ons alle zes een huwelijksaanzoek zacht, maar beslist afgeslagen, op zoo’n aardige, tactvolle manier, dat de goede verstandhou ding er niet onder leed en iedere pretendent op zün beurt elgenlük erkennen moest, dat zjj gelük had en alles maar liever blüven moest, zooals het was. Ze coquetteerde nooit, maar haar vriendelüke zorgzaamheid werd ge- Hjkelük over ons verdeeld en X Hcht van haar glimlach bestraalde ons allen met dezelfde warmte." De verteller zweeg een oogenblik. maar daar klonken stemmen op: „En hoe ging het verder met haar?” „Met wien Is Dolly ten slotte getrouwd?” GUmlachend hernam de gastheer; „Op zekeren dag was Dolly verdwenen." „Verdwenen? Onmogelük. Hoe kon ze ver- dwünen van een eiland zonder dat Iemand het bemerkte?" „Luister maar. Er kwam een vrachtboot aan. die een lading levensmiddelen en mate rialen aan den wal zette. We maakten tijdens het lossen een praatje met nen kapitein, die zich büzonder in DoUy’s oplettendheid scheen te mogen verheugen, zooals We allen opmerk ten. Ze stonden wel een kwartier allerver- trouwelükst met elkaar te babbelen. Voor het eerst vonden we iets afkegrenswaardlgs In haar manier van doen. De* boot vertrok in den nacht. In Bob’s huisje werd een briefje gevonden, waarop stond: i I 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1933 | | pagina 5