3ïct u&fiaal uan den dag
Hubert Cornelisz. Poot
I
I
I
I
I
1
I
O
I
li
ROBINSON CRUSOE’S AVONTUREN
ROBINSON! Een Hollandsche schoen
voor Hollandsche jongens
Alle abonné’s
HET
GROOTE
AVONTUUR
vreemde
ontmoeting
w'
k
VRIJDAG 20 JANUARI
Plan tegen de crisis
NA TWEE EEUWEN
Verstrooid
FEUILLETON
4
Kon haar knieën niet buigen
Lange tijd van pijn nu geëindigd
Vier jaren wapeningsstilstand de
besparingen dienen tot delging
der oorlogsschulden
I
I
I
n.
- -hel
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
I
»ummuunmmmf/£T' IJSh
gauw
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
schreef, waarin hü
De donkerhelt vaneen."
„Een van de tweelingen zit in dezen
steken," merkte Robbie op.
„Zijn hoofd, bedoel Je," zei de zee-
Poot is niet steeds boer gebleven.
man.
„Neen, dat bedoel Ik niet. Ik zie
zijn hoofd niet, maar zijn beenen
meenamen naar taveernen en hem aan
duidelijk,” antwoordde Robbie.
„Wel, ik kan zijn hoofd zien, maar
zijn beenen niet,” verklaarde de zee-
verzuchting:
man.
„Ga mee, dan zul Je bet zelf zien!"
Robbie en Topsy liepen o«n den
boom heen, en zagen aan den anderen
kant, iets hooger, een hoofd uit den
boom steken.
klanken opeens twee lulde
Toen
stemmen.
„We zitten alle twee in den boom,"
dat
schreeuwden Loetje en Loutje.
Freddy lachte.
„Dat hadden we wel kunnen den
ken,” zei hjj, „dat ze allebei in den
het
boom zouden zitten.”
(Morgenavond vervolg)
(Ingezonden MededeeHng.)
en
bijna gestorven zijn van verdriet
(.Woedt vervolgd.)
I
ouden boom,” riep Topsy uit.
„Ja, Je kunt zijn beenen eruit zien
De rozen van de werelt groeien
Aen dorens van verdriet.”
1) Zonnegod.
2) Maangodin.
3) Maangodin.
boom
til) het
oomen
door, t Is een echte Pallieter,
hier schildert:
„Hoe genoeglijk rolt het leven
Des genisten Lantmans heen.
Die zjjn zaUgh lot, hoe kleen.
Om geen koningskroon zou geven!
Laege rust braveert den lof
Van het hoogste koningshof."
Daer lacht en speelt het nu zoo schoon,
Rontom den hoogsten troon;
En sprelt de wiekjes luchtigh uit.
Door wee noch smart gestuit.
O bloem van dertien dagen.
Uw heil verbiedt ons X klagen.”
„De zuster van de zon
Liet op Endymion
Haer minnende oogen dalen.
X Was nacht, toen zjj hem zagh;
Maer heur gezicht schoot stralen
Trots Febus 1) over dagh.
acheljjk opzicht, op eigen gelegenheid op soek
naar soortgelijke boomen.
Het lijden had hun nóg niet geleerd ongeluk
met anderen gezamenlijk te dragen!
ZIJ hadden al spoedig zulk een boom ge
vonden en deden zich aan dit bloemen-manna
te goed.
En het smaakte hun best. De vleezige, dikke
bladeren hadden een zoeten smaak en een dito
geur als van aardbeien. Evenals hun mede-
lotgenooten aten zij er volop van, terwijl Bob
zich te goed ging doen aan een paardenkada-
Men hoorde mensch noch dier,
Geloei van koe noch stier.
Gerucht in velt noch kolken.
Het weer was zonder wint,
De hemel zonder wolken,
Diane 2) mingezlnt.
■Ie
<L
ft.
•n zldi
■par of
eersten
i vroeg
wat is
le twee
1? wtj
’orrnige
jar al-
teld m
:it ook
enhui-
en De
undels.
■n top
rijtje**
voor-
:leurde
te oog
groo-
Jg een
tegen
n wtf-
e zaad
at re*
kegels
ok af-
e spee
weer-
izeom
I
I
erf op wan-
,flun zwarte
'er de ultge-
jevende ge-
■enlgen
nen en
iet ge-
Uze is
takken
en den
■en als
■n, een
eer de
ergeto-
hem.
blaad-
sloten,
nen Us
en dat
t van
e boo-
id ook
t stre-
i open
is een
Meter
zij de
i vlln-
zoodat
dstan-
tar de
is om
b van
i wor-
lan de
slan
ts niet
den,
is va
le. De
et
slecht
:t
ioeurt,
e va»
ciferv
paP1-
■rklr*
n v»«
otn
m dit gedicht „Akkerleven” wordt het leven
van den boer ook nog verheven boven dat van
een koopman en boven dat van een rechter.
De buitenman Immers brengt heerlijk zijn tijd
dien Poot ons
merig voor zich uit starend, dan zeiden
tegen elkaar: Mü dicht al weer!”
Van zijn liefhebberijen heeft de poëzie
De Herder, onbewust
Van alles, sliep gerust
In Latmus wilde bosschen.
ZU3) hielt haer zllvre kar
En hagelwitte rossen
Recht op hem aen van ver.
„Zij meet het blaeu met elpen schreën
En scheurt, in koelen moedt, met haere
zllvre horens,
Ja, het Vs wordt pas gebroken
Als het echte ijs er is.
En wjj maken ons pas warmpjes
Is de lucht maar ijl en frisch-
IJs! Wij grijpen naar de schaatsen,
Want dan trekt het pas compleet/
En dat merk je ook bij vallen.
Want dan tdekt het pas compleet!
Ach, een winter is geen winter
En de kou geen paradijs,
Mits de kou dan weer zoo koud is,
Dat ze water maakt tot ijs!
Want de menschen pas ontdooien
Met de schaatsen aan den voet,
Beter nog dan dat een kachel
Of een wollen trui het doet!
En wij zeggen, is het baantje
Wakken-vriJ en spiegelglad:
Zulk een onbetaalbaar baantje
Heb ik lang niet meer gehad!
En van blijdschap uitgelaten
Krassen wij een lieven naam
Of twee hartenen een pijltje
Houdt ze zeer symbolisch saam!
Deze vrouw een weduwe heeft een hoop
volle boodschap voor eiken lijder aan rheuma-
tlek. Zeven jaar lang verdroeg ze rheumatische
Pijnen en toch is zij nu weer geheel gezond.
Zü schrijft: ,Jk ben weduwe, 55 jaar oud. en
heb zeven Jaar lang vreeselük te lijden gehad
door splerrheumatiek en jicht. Twee jaar ge
leden kon ik mijn knieën niet buigen om de
trap af te loopen. Ik moest me naar beneden
laten glijden en dan mijzelf aan de leuning weer
optrekken. Ik had een stok noodig om te kun
nen loopen. Toen, in begin April van het vorig
jaar, raadde iemand mij, eens Kruschen Balts
te probeeren. Ik kocht een flacon en tegen den
tijd dat deze opraakte begon ik me vroolüker
en opgewekter te voelen. Sedert dien tijd ben
ik steeds Kruschen door blijven gebruiken en ik
kan nu weer heel gemakkelijk loopen."
Mevr. F. M. T.
Kruschen Balts spoort de Inwendige organen
aan tot krachtiger werking. Urinezuur en afval
stoffen. die zich mochten hebben opgehoopt en
de aanleiding Uwer rheumatlek rijn, worden
verwijderd. Gezwellen en pijnen verdwijnen,
stijve ledematen worden weer normaal en ge
voelt U weer gezond en lenig als voorheen.
Kruschen Balts is uitsluitend verkrijgbaar bij
alle apothekers en drogisten ƒ0.90 en ƒ1.60
per flacon. Stralende gezondheid voor één cent
per dag. Adv
Haer eeuwig bleek gelaet
Wert roozlgh inkarnaet
In t nadrend nederrjjden.
De bloemen aan den top
Des heuvels loken op.
De tljt scheen te verjongen.
De nachtegael hief aen.
Het wout kreeg duizent tongen,
X Ge boomt veel groener blaén.
Professor: „Waar kan Ik toch mijn bril ge
laten hebben?”
Zijn vrouw: „Heb Je er al naar gezocht?”
Professor: ..Neen, dat zal ik doen als ik h
gevonden heb. want zonder bril kan ik niet zien
bij het zoeken."
worden geralmd, terwijl het voor de
Europeesche staten overeenkomstige sommen
zouden betreffen, zouden worden aangewend
tot delging der oorlogsschulden Tevoren zou
den de Europeesche oorlogsschulden aan Ame
rika worden verlaagd. De schulden dienden
binnen de vier jaren te worden vereffend en
wel door betaling van vier termijnen van elk
312.5 milloen dollar, zoodat in totaal IM mil
liard zou moeten worden betaald. De inter-
geallleerde schulden zouden geheel wegvallen.
(United Press).
CHICAGO, 19 Januari. Een nieuw plan
„tot redding der wereld uit den economlachen
chaos" Is door den leider eener commissie van
Chicagosche burgers uitgewerkt en heeft hier
groot opzien gebaard. Een der opstellers van
het plan is mr. Salomon Ole Winson, de gees
telijke vader van het Kellogpact. Het plan wil
vooreerst een 4-Jarige wapenlngsstllstand. welke
gevolgd sou worden door een geleidelijke ver
mindering van de legers en vloten. De gewel
dige besparingen, welke de groote mogendhe
den hierdoor zouden bereiken en die alleen
voor de VB. gedurende het eerste Jaar van
den wapenlngsstllstand op 600 millioen dollai
en voor de volgende drie jaren op 300 millioen
dollar worden geraftmd. terwijl het voor de
kan dit met mooie beelden beschrijven. In het
gedicht „Nacht” beschrijft hfj „het rijzend
licht der schoone maan" als volgt:
„Hartelijk dank, lieve vrienden, voor al
uw goedheid voor een opgejaagde dievegge,
die meende zich In uw midden een poosje
te kunnen onttrekken aan de nasporingen
van de op haar losgelaten speurhonden.
Vaarwel!”
Vijf maanden na den dood van de kleine
Jacoba stierf ook de vader, onze dichter Poot.
HU was Juist 44 jaar oud.
Als natuurdichter staat Poot zeer hoog. Ook
als minnedichter is hü belangrijk.
In een van zUn mooiste gedichten: „De
Maen bü Endymion” zien we hem als minne
dichter en natuurdichter beiden. In dit gedicht
bezingt hü de Grieksche mythe van de maan.
De oude Grieken stelden zich de maan voor
als een godin en zjj vertelden dat deze godin.
Selene of Diana geheeten, verliefd werd op den
schoonen herder Endymion, die ergens op een
berg lag te slapen. HU was namelUk door Zeus
(Jupiter) veroordeeld om daar 30 jaar lang te
sluimeren op dien berg Latmus, want hü had
de vrouw van Zeus beleedlgd.
lederen nacht kwam de Maan, de zuster van
de Zon, voorbU en zag den jongeling al vanuit
de verte. ZU daalde neder, naderde den slui
merenden herder en kon het niet nalaten, een
kus te drukken op zUn schoon gelaat. ZU deed
dit echter zoo voorzichtig, dat Endymion niet
wakker werd.
Op deze geschiedenis uit lang vervlogen tü-
den heeft Poot een gedicht gemaakt, waarvan
ik hier enkele coupletten laat volgen:
De strofen, die Ik hier aanhaalde uit ..De
Maen bü Endymion” behooren tot de zeer
schoone in onze letterkunde. Poot bezit een
prachtige beeldspraak. HU voelt sterk het serene
en verhevende van den maanlichten nacht en
Zij voelden zich heerlUk verkwikt en keerden
terug naar den banaan, die hun een zoele
schuilplaats bood.
Toen kwam over hen een weldadige diepe
slaap, die hun oogleden sloot en hun overver
moeide lichaampjes tot rust bracht.
Op het dikke mostapüt lagen zU neergevleid
onder de waakzame hoede van Bob, den trou
wen hond.
Els, zUn liefste door het trouwen.
Wiegt met zang hem, daer hü slaept
Schoon ze vrü al wljdter gaept
Dan de hoofsche staetjongkvrouwen:
En hU kust’er Elsje voor.
Dus brengt Melker X leven door."
op zün vriendschap.
Wilt U weten, hoe onze dichter Poot er uit
zeg? Luistert dan naar Potgieter, die In zün
novelle .De Follo-BUbel" hem aldus beschrijft:
„Men zag bü den eersten oogopslag züner
.Jacoba tradt met tegenzin
Ter snode werelt in;
En heeft zich aen het endt geschreit,
In haere onnozelhelt.
ZU was hier naeu verscheenen.
Of ging, wel graeg, wéér heenen.
„Zeven kinders en een wUf
ZUn zUn daeglUx tutverdrijf.-
Vork en riek en schup en spade
Zetten zUne lusten pal,
X ZU de welgemeste stal,
X ZU de boomgaert hem verzaede,
*t ZU de krultben niet te loom
Op zün laege tafel koom.
Als de lente lant beschildert,
Als de zomer zweet en gloeit
Ploegt en spit hU onvermoelt.
Maar natuurlijk, het gaat dooien!
Niets duurt toch zoo kort als pret.
En haar grootste deel van ‘t leven
Brengt een schaats door in het vet.
Is het water dan weer water.
Ach, dan blijft ons slechts tin ding..
En dat is, zooals het meer gaat,
Enkel de herinnering
.O Hart, dat mU bet hart ontsteelt!
„O Hart, gemaekt tot hartevangen!
zon blinkt zoo bevalllgh niet
„Als d'eedle straelen, die, met drangen,
„GU uit uw heldre lonkers schiet.
„Hoe schoon ook ’t gulden Oost magh blozen,
flAls 't UeflUkst uchtent wort en daegt,
„X Voert op de kaeken slechter rpozen
„Dan gU, mUne ultverkoore Maegt.”
Na lang dralen stemde Neeltje X Hart toe in
een echtverbintenis. Ze verlieten Abtswoude en
gingen in Delft een tabakszaak opzetten. Een
jaar na hun huwelUk werd hun dochtertje
Jacoba geboren, doch het stierf na dertien
dagen. Op haar maakte Poot een gevoelig ge
dichtje. Het doet denken aan Vondel's vers op
den dood van diens zoontje ConstantUn. Ook
het pas gestorven ConstantUntje speelt en leeft
boven als een „Engeltje van het HemelriJck”
bU „den Bchlncker alles goets.” Om dat „ZaUgh
KUntje” hoeft de moeder niet te treuren,
immers „Eeuwigh gaet voor oogenbUck.” Zoo
beschouwde Vondel den dood van zUn kind.
Poot had een groote vereering voor Vondel
en heeft natuurlUk het gedichtje op het ver
loren ConstantUntje bewonderd en door en
door gekend. Zoo komt hij zelf tot het vers:
Men verwüt Poot, dat hU te slaafs de klas
sieken navolgt, dat hU te veel met mythologi
sche namen zijn verzen opsmukt. NatuurlUk is
het noodig om daar op te wUzen, maar laten
we voora! ook den nadruk leggen óp de verzen,
waarin hü zich een dichter toont, die door
de eeuwen heen zün plaats In onze letterkunde
hoort In te nemen.
De anderen kwamen eveneens opdagen en
het slot van de zaak was, dat Dolly zooals
Se rich onbevangen aan ons voorstelde, haar
Intrek nam In Bobs huisje, dat smaakvoller
Ingericht en zindelüker onderhouden was dan
de overige; Bob nam z’n Intrek bü mü
Dolly nam deel aan onzen gemeenschappe-
lüken maaltüd, waarbü we allen ons beUver-
den, haar alle mogelüke attenties te bewijzen
en ging daarna vroeg slapen. ZU verklaarde
vermoeid te zün van al het vreemde en onge
wone.
Uren lang bleven
wü in mün voor
zitten;
ons
de
,Ja,” vervolgde de oude heer, „küken jullie
me maar gerust verbaasd aan. Het was zoo.
Ze was een weergaloos handige dievegge. Md
van een gevaarUjke bende. Dit alles verna
men we later uit de kranten en uit de ver
halen van passagiers, die wisten dat er in die
buurt naar haar werd gezocht."
,Xn werd ze gepakt?"
„Voor zoover ik weet niet. Je begrüpt dat
we met ons zessen een allertreurigst figuur
tegenover elkaar maakten. We troostten er
ons mee. dat we aUen evenzeer haar dupe ge
weest waren.
Maar had ik geen gelük met te beweren, dat
de groote steden niet het monopoUe van
avonturen hebben?”
wereld stonden nog in bloesem ofwel droegen
slechts half-gerüpte vruchten.
Patrick zocht met ongeduld naar iets dat hem
leek, doch vond niets.
HU had Mary achtergelaten onder de zware
schaduw van een ouden banaan en Mep de
lanen af.
Plotseling bleef Bob, die hem gevolgd was,
staan, deed een onheilspellend gebrom hooren
en toonde zün dreigende tanden.
Daar kwam een half dozün van die ongeluk
kige Indiërs aan, geteisterd door een der be
kende geese Is van dit land, den hongersnood;
ook zü trachtten iets te vinden voor het behoud
van hun stoffelük bestaan.
Eenzelfde nood, eenzelfde lijden bracht hier,
te midden van ruinen, de vertegenwoordigers
samen van een overwinnend en van een over
wonnen volk.
Het waren twee mannen, twee
twee kinderen.
In lompen gekleed leken zij veel
delende spoken dan op menschen.
huid viel hier en daar in plooien oi
mergelde lichamen het waren
raam ten.
De kleine Engelschman, die nog pas een eed
van wraak had gezworen tegen heel bet Indi
sche ras, bleef stilstaan, diep getroffen door het
beeld van ellende en jammer. HU bracht Bob
met een enkel woord en een korte liefkozing
tot kalmte en staarde de groep ongelukklgen
aan.
De eerste gedachte van deae menschen was
TRAGISCHE DOOD VAN RECHTER
WILLIAM TAYLOR
De president van het Hooggerechtshof had
heel zün carrière gemaakt in Britsch-Indlë.
HU kende het land door en door: met rijn
tradities, volkskarakters, geheime genoot
schappen. complot-vertakklngen enz. enz. al
koesterde hij ook, als echt Engelschman, een
volstrekte minachting voor de inlanders, hü
wist toch zeer goed dat ril in staat waren met
„Op de dood van mün dochtertje.” Slechts de
aanhef klinkt misschien wat elgenwüs In onze
oor en:
De moeder kuste X lieve wicht
Voor X levenloos gezigt.
En riep het zieltje nogh te rug:
Maer dat, te snel en vlug,
WaS nu al opgevaren,
Bü Godts verheugde schaeren.
btj verlies van "n
anderen vinger
üiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiininiiiiiiiminiiimniiniiiHniiiiiif:
Van zün liefhebberijen heeft de poëzie het
gewonnen en in zün verder leven wijdde Poot
rijn talenten voomamelük aan de dichtkunst.
Met zün minnedichten maakte hü al gauw
naam, zoo zelfs, dat aanrienlüke heeren hem
op den akker kwamen bezoeken en prijs stelden
Het geluid der bekende kinderstemmen deed
hem uit zün versuffing ontwaken en naar hen
toe snellen.
Mary nam den dikken hondenkop in haar
teere handjes en snikte bü het zien van dezen
redeloozen vriend, dezen eenigen toegewüden
metgezel in hun vreeselük ongeluk.
„Bob!Bob!Hef hondje!
Alleen dit beest scheen de algemeene uit
moording te hebf>en overleefd in dit eertüds
zoo gelukkige kleine Eden.
Na de liefkozingen der onstuimige eerste ont
moeting ging Bob met komischen ernst tusschen
zün meester en meesteres zitten, keek hen aan
met zün groote oogen en-ilkte zich de pooten
en de borst, om dan weer op te küken, alsof
hü zeggen wilde: „Daar zün we nu weer alle
drie bü elkaar gelukkig. Maar m n maag
is leeg, precies als de Uwe.”
Dat was inderdaad het geval, want het drie
tal verging letterHjk van honger, nu de natuur
«indelük weer haar rechten deed geldep en
zich op pünlüke wUze openbaarde.
Er moest gegeten worden! Ja, maar wat? Te
midden van deze verwoesting!
De plantenwereld, die zooeven voorzien had
in een uiterst dringenden nood, die Mary's
smachtenden dorst had gelescht, zou hen nóg
eens uitkomst brengen. Het park was rijk aan
boomen. evenals al de andere parken en tuinen
in den omtrek.
Er waren broodboomen, vügenboomen. kokos-
boomen en bananengewassen, rijk voorzien van
vruchten. Maar deze kinderen der planten-
-f-y !t Jaar Is het twee eeuwen geleden, dat
I 1de eens zoo gevierde dichter Poot over-
leed. Tegenwoordig zün Poofs verzen
vrü onbekend. Dit is Jammer, daar hü toch zeer
mooie gedichten heeft geschreven.
Hubert Comeliszoon Poot was een boeren
zoon. Hü werd geboren te Abtswoude in Delf
land in het jaar 1669 Toen hü op de lagere
school in Schipluiden lezen, schrijven en reke
nen geleerd had. nam zün vader hem thuis en
moest hü op het land meewerken. Veel animo
had de droomerig aangelegde jongen daar niet
in. Het Uefst trok hü zich 's avonds na den
arbeid terug en beproefde zün krachten aan
muziek, teekenen en poëzie. Wanneer de boeren
hem van het land naar huls zagen gaan, droo-
rij
Poot woonde dus weer in Abtswoude.
HU trachtte de hand te winnen van Neeltje
X Hart, de burgemeestersdochter uit 's-Grave-
zand. Op haar verjaardag schreef hü haar-
Dit was het eerste oogenblik en de eerste
daad In het verbond van belden tegen de hard
nekkige aanvallen van hun levenslot.
Op hetzelfde moment hoorden zü een gehuil,
fcevo’gd door een levendig en vroolük geblaf.
„Het Hjkt Bob wel!” riep Patrick uit.
Hü had de woorden nauwelUks uitgesproken
Of daar kwam een buldog aanstormen met z’n
rietkanten kop, spitse ooren en kwispelend
•taartje.
HU sprong tegen de kinderen op, likte hen,
drong zich zün kop schuddend tegen hen aan,
*laakte vreugdekreten, rende heen en weer, tel
kens naar de kinderen terugkeerende, dol van
blijdschap.
Het trouwe dier had de plaats der verwoes-
Nng. waar zoovele züner natuurgenooten dood
jagen en waar hü was opgekweekt en vertroe
teld, niet wl’len verlaten.
Hjj zou er
en honger!
root ls niet steeds boer gebleven. Op zün
33ste jaar ging hü naar Delft en hoopte daar
van zün pen te kunnen leven. Het is echter
«aders geloopen dan hü het zich had voor
gesteld.
ln kennla met jongelui, die hem
drinken brachten.
Eén jaar heeft dit maar geduurd. Toen had
onze poëet er voorgoed genoeg van en keerde
vol berouw naar zün dorp terug. Hü «laakte de
hun legendarische vindingrijkheid in het
helm een of ander misdadig plan ten uitvoer
te brengen.
Daarom stemde hem dat dreigende bevel
met de doodstraf^als schrikbeeld om ka
pitein Pennyless in vrijheid te stellen, tot
nadenken.
En al gevoelde hü zich door dit geheimzin
nige ultimatum nu ook niet Juist beangstigd,
hü nam toch alle voorzorgen om zün leven
te beschermen.
Voorzichtigheid ia geen bangheid Zün hoog
ambt, hetwelk betaald werd als dat van sen
ambassadeur, gaf hem recht op den titel van
Excellentie en maakte hem tot een der voor
naamste personen van het „empire", het Brit-
sche Keizerrijk.
Hü was iemand van vüftlg jaren. flink van
postuur, sterk als een athleet. geestdriftig
sportman, uitstekend ruiter, gróót liefhebber
van de Jacht op tügers, en onversaagd, zooals
bü menige gelegenheid was gebleken. Met
zün talrijk huisgezin bewoonde hü een prach
tige villa of He ver: een paleis, gelegen in de
Chowringhee. de oude voorstad van Calcutta,
de deftige wük der Europeanen.
Als gelukkig echtgenoot, en vader van zes
kinderen, vier dochters en twee zoons, van
welke de oudste luitenant was bü de Schot-
ache Gordons, gevoelde deze In heel het rijk
geachte en geëerde magistraat aan zün geluk
niets ontbreken.
,Men zag bü den eersten oogopslag r”
kleeding. en meer nog züner gestalte, den land
bouwer aan: zóo bruine kleur, zóó frisschen
blos, zóó kloeke leden geeft de stadslucht niet
....Hü mocht voor een model van mannelüke
schoonheid gelden, want zün zwarte haren
krulden weelderig; want uit züne kükers tin
telde vernuft.”
Poot voelde niet veel voor het leven van den
landman. Toch nam dit niet weg, dat hü een
gedicht „Akkerleven” schreef, waarin hü het
landleven verheerlükte. Hü stelde het boven X
leven aan een koningshof:
op dit blad Zün Ingevolge de vensekerlngevoorwaarden tegen f bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f jefi bü een ongeval met f OCfi bü verlies van een hand f 1 nC OU verlies van een bü een breuk van A
ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen «JiZlrl/- verlies van belde armen, belde beenen of belde oogen f doodelUken afloop een voet of een oog f 1 <fc«J»~dulm of wijsvinger f ot arm f
ch kom!" zei de gastheer, z'n van rheuma
tlek wat stüve beenen dichter bü den
haard schuivend. „Avonturen doen zich
overal voor, daarvoor behoeft men niet in de
groote steden te blüvcn.”
.De kans, om Iets te beleven, is daar toch
grootermeende een der jongere leden van
het heerengezelschap. dat na het diner In de
gezellige rookkamer groepte.
„Waarom?"
„Wel. waar veel menschen van allerlei soort
en aanleg in eikaars onmiddellüke nabüheld
leven, is de gelegenheid voor ontmoetingen,
voor botsingen, voor toevalligheden, gunstiger
dan in dun-bevolkte. afgelegen oorden, zou ik
denken."
zult wel gelük hebben, maar' toch is het
een fout, te meenen, dat de groote steden
het monopoUe hebben van dergeHjke ontmoe
tingen. Tot staving mUner bewering" ver
volgde onze bejaarde gastheer ..zal ik u
een geschiedenis vertellen, die me zelf over
kómen is. onder voorwaarde, dat ik aUe namen
verzwügen mag De geschiedenis speelde lang,
heel lang geleden. Misschien zouden zü. die
er bü betrokken waren, wel niet protesteeren
tegen het noemen van hun namen, maar toch
lükt het me wat indiscreet, dit zonder hun
toestemming te doen. Gaan de heeren daarmee
accoord?"
„NatuurlUk!"
„Jaren geleden”, begon de oude heer, „toen
ik een arm kantoorbediende was. met z.g goede
vooruitzichten, die echter steeds vooruitzich
ten schenen te zullen blüven. werd mü een
betrekking aangeboden, tamelük ver van honk,
op een eiland, dat dienst deed als kolenstation
voor de groote Oceaanstoomers. een kaal, dor,
rotsig, zongeblakerd stukje grond, waarop geen
sprietje groen kon leven, waarop juist zooveel
blanken leefden als noodig waren voor die ko
lengeschiedenis, behalve dan natuurlUk een
paar ongelukkige ambtenaren, die er namens
het moederland gezag voerden."
„O ja. u bedoelt zeker
„Sst!" weerde de verteller af. „We zouden
geen namen noemen; evenmin van plaatsen als
van personen! Het mü geboden salaris leek me
enorm. Later begreep ik. dat het nog veel te
gering was om als compensatie te kunnen die
nen voor aUes, waarvan men. door naar het
bewuste eiland te vertrekken, afstand deed
De eerste maanden van mün verblüf In die
dorre woestenü. met een temperatuur om en
nabü het kookpunt, te midden van een be
volking van luie, vuile, brutale inboorlingen
vrouwen heb ik er nooit gezien waren de
ergste. Alles went, vooral als het wennen moet.
We waren met ons zessen jongelui, die on
geveer in dezelfde condities verkeerden; we slo
ten ons nauw aaneen en waren als broeders;
onze houten huisjes stonden dicht bü elkaar;
we aten samen, werkten samen, mopperden
samen, rookten en disputeerden samen en
vooral verveelden ons samen en spraken heel
veel over het lieve vaderland, dat we nimmer
te voren genoeg gewaardeerd hadden.
De aankomst van een boot was een gebeur
tenis. een lunch aan boord met vroolüke. goed
gekleede menschen een genot, een glas üswater
de uitgezóchte lekkemü.
Vol weemoed keek Ik op een dag een weg-
stoomende boot zoo lang mogelük na. De vrien
den waren al naar huis geslenterd, maar Ik
kon niet schelden van de aanlegplaats; het
langzaam verdwijnende rookstreepje aan den
gezichtseinder hield mü aan mün observatle-
post geboeid.
Van achter een groote kolenloods trad een
jonge dame op mU toe. een stralende verschü-
nlng, en smetteloos wit gekleed, 'n parasol om
hoog houdend. Haar wit geschoeide voetjes
betrlpten luchtig alsof zü dansten, het sinalle,
van kolengruis zwarte pad.
Ik waande te droomen. een fata-morgana te
zien en durfde mü niet verroeren. Maar het
stralende visioen lachte me vriendelük toe en
vroeg met een lieflük klinkende stem: „WUt
u mü als X u blieft, eens terecht helpen, mün-
heer?”
„Terecht helpen?” herhaalde ik. verwonderd.
„Ja," knikte zü. „Wilt u me een hotel wü-
zen. waar Ik mün intrek kan nemen?”
„Een hotel?" bauwde ik na.
„Houd mü niet voor onnoozeler dan ik ben
müne vrienden, ik verzeker u, dat ik over een
tamelüke dosis gevatheid beschikte, maar ik
onderstel, dat ieder In mün eigenaardige om
standigheden. na het maandenlange versuf-
flngsprocej. dat ik ondergaan had, wel even
onbeholpen zou gedaan hebben als ik.
„Ik ben hier gekomen, om werk te zoeken!”
verklaarde zü met een vonkje van ernst in haar
levensblüe, blauwe oogen.
.Maar, m'n lieve, jonge dame", bracht ik uit.
„hoe kunt u verwachten, hier In dit onher
bergzame oord werk te vinden, dat geschikt
voor u is?”
„O," lachte zü vroolük, „ik heb aan boord
gehoord, dat het niet gemakkelük Is, goede
werkkrachten te bewegen, zich hier te gaan
opbergen, Mün reis zou elgenlük verder gaan,
maar toen Ik dat hoorde, ben ik van plan ver
anderd en hier achtergebleven om mü als werk
kracht aan te bieden. Ik moet mün eigen kost
verdienen, weet u. en het is mü onverschillig
waar Ik dat doe. Ik kan stenografeeren en ma-
chlneschrüven. Maar dat is van later zorg. Zeg
me nu maar eerst, waar ik logeeren kan, ten
minste als u zoo vriendelük wilt zün!”
Dit laatste werd op zoon allerllefsten toon
gevraagd, dat alleen een barbaar haar door te
genwerpingen zou ontmoedigd hebben.
„NatuurlUk wil Ik u met alle genoegen een
onderdak bezorgen; we hebben hier wel geen
hótel. maar.... maar dat hindert volstrekt
niet.”
Vlugger dan Ik mü in dat moordend klimaat
ooit bewogen had, ging Ik naar Bob, die meen
de, dat ik een zonnesteek opgeloopen had.
toen ik hem verteldë, wat mü overkomen was.
geweest: vluchten. Maar zü hadden daartoe
niet de kracht. Trouwens, de houding van het
kind stelde hen aanstonds gerust.
Een der vrouwen waagde het hem aan te
spreken.
Mijnheer,” zelde zü in slecht Engelach, .sta,
wat ik u bidden mag, aan arme Hindoes, die
van honger sterven, toe, dat zü eten van de
Illoepi-bloemen.”
^Zekez, zeker, beste menschen, eet maar!”
De vrouw bedankte en zü Hepen verder de
laan in, terwül Patrick dacht:
Maar zün dus bloemen, die „IHoepi” heeten
en die men eten kan....”
En hü volgde onbemerkt de ongelukklgen. die
hem. zonder dat zü het wisten, een les gingen
geven.
Op niet verren afstand lag een groot stuk
park met dichtbegroeid hooggewas, waarvan het
voornaamste gedeelte werd gevormd door ko
lossale boomen met harde dikke, dofgroene
bladeren.
Zü droegen een rükdom van Uchtgele bloe
men, die In overvloed afvleien en den grond
bedekten met een bleek-gouden tapüt.
Verbaasd zag Patricht hoe de Indiërs op deae
bloemen aanvielen om ze met gulzigheid en in
enorme hoeveelheden epaten.
Dit zonderlinge maal duurde een groot uur.
Maar Patrick wachtte het einde ervan niet af.
Hü liep naar de banaan, waar zün zuster hem
wachtte en vertelde haar van de ontmoeting.
Aanstond gingen nu belden, misschien om de
Hindoes niet te storen, misschien ook uit men-
galerütje
we voelden
verpHcht voor
veiligheid van het
in ons midden ge
nomen kleinood te
waken. We konden
onze oogen nauwelUks afwenden van de ramen,
waarachter zü sliep, bang, dat haar iets over
komen kon. We praatten en gisten en verwon
derden en verheugden ons en kwamen overeen,
werk te scheppen, om het Ueve meisje, dat haar
vertrouwen In ons gesteld had. de illusie, haar
eigen ko^t te verdienen, niet te ontnemen
Het zou ongeveer twee maanden duren, vóór
er weer een passagiersboot aankwam. Tot
zoolang moest het leven haar draaglük ge
maakt worden; langer hield ze het natuur-
Hjk niet ui», daarover waren we het allen,
eens.
Bpb's piano, wat schril en ontstemd door
wekenlang gesloten te zün, werd weer be
speeld; Alfred's mandoUne, die sinds onheug
lijke tuden gezwegen had. kinkelde des
avonds begeleidende accoorden. waarbü z'n
prachtige stem vroolüke liedjes zong; Freds
dichtader vloeide opnieuw, nadat Dolly jeugd
verzen van hem gelezen en bewonderend had
aangemoedlgd.
Met is prachtig! U bent een dichter! Hoe
jammer dat u die heerlijke gave zoo verwaar
loost!"
Met veel moeite slaagden wü er in. haar
met ons aUen samen werk te bezorgen, dat
haar ongeveer een uur per dag bezig hield,
maar vrü willig deed ze veel meer. Al wat haar
handen aanraakten, fleurde op en ze wist
overal gezelligheid aan te brengen zonder an
dere middelen dan baar aangeboren goeden
smaak.
Onnoodlg te zeggen, dat we allen haar on
derdanige dienaren waren; ze was tegen ons
alle zes even vriendelük en Innemend, had
van ons alle zes een huwelijksaanzoek zacht,
maar beslist afgeslagen, op zoo’n aardige,
tactvolle manier, dat de goede verstandhou
ding er niet onder leed en iedere pretendent
op zün beurt elgenlük erkennen moest, dat
zjj gelük had en alles maar liever blüven
moest, zooals het was. Ze coquetteerde nooit,
maar haar vriendelüke zorgzaamheid werd ge-
Hjkelük over ons verdeeld en X Hcht van haar
glimlach bestraalde ons allen met dezelfde
warmte."
De verteller zweeg een oogenblik. maar daar
klonken stemmen op:
„En hoe ging het verder met haar?”
„Met wien Is Dolly ten slotte getrouwd?”
GUmlachend hernam de gastheer;
„Op zekeren dag was Dolly verdwenen."
„Verdwenen? Onmogelük. Hoe kon ze ver-
dwünen van een eiland zonder dat Iemand
het bemerkte?"
„Luister maar. Er kwam een vrachtboot
aan. die een lading levensmiddelen en mate
rialen aan den wal zette. We maakten tijdens
het lossen een praatje met nen kapitein, die
zich büzonder in DoUy’s oplettendheid scheen
te mogen verheugen, zooals We allen opmerk
ten. Ze stonden wel een kwartier allerver-
trouwelükst met elkaar te babbelen. Voor het
eerst vonden we iets afkegrenswaardlgs In
haar manier van doen. De* boot vertrok in
den nacht.
In Bob’s huisje werd een briefje gevonden,
waarop stond:
i
I
1