De berg-apeh den Congo van I 1 vetAaal van den dag I 1 panters ROBINSON CRUSOE’S AVONTUREN Geen robbedoes ravot HET GROOTE AVONTUUR ii Zijn ROBINSONS kapot —HIJ BEGREEP HET— BAD NAUHEIM^^Mj reuter. Spec. V. Inwend. I WOENSDAG 22 MAART ZWARTE GORILLA’S Slechte manieren De berg-gorilla Een vies heer 3 Het Fascisme in Spanje Skelet wijst den weg Vervaarlyk monster Alle abonné’s FEUILLETON s 4 Fascisten mogen elkaar geen hand geven Roosevelt postzegel verzamelaar Voor Romebezoekers Onvergefelijk avontuur van den ontdekkingsreiziger Martin Johnson I. AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL I Op (Morgenavond vervolg). B nu wentelt zich zwak heen en (Wordt vervoigd). waren zonder dat ae 1 I I i 1 b Een record aantal electrocuties heeft in het afgeloopen Jaar In de Slng-Blng-gevangenls plaats gehad. Niet minder dan 38 veroordeelden hebben In 1932 hun leven op den electrischen stoel beëindigd. Sedert de Invoering van den electrischen stoel in 1801 zijn in totaal 337 man nen en vrouwen met behulp daarvan geëxecu teerd. In de cellen der terdoodveroordeelden vertoeven thans 33 mannen en één vrouw, die op de voltrekking van hun doodvonnis wachten. dezer ten. Wel zelf komt nieuwsgierig naderbij om de k te leeren kennen van den terugtocht \van nature allesbehalve angstige bees- vemeemt hij de tonen van het ro- fluitje. neer- een Op last van den secretarls-generaal der fascis tische partij. Star ace. is het aan alle leden der partij verboden elkaar bij het ontmoeten de hand te drukken. Voortaan moeten fascisten bij het ontmoeten den fascistengroet brengen. Signor Starace heeft verklaard, dat het hand- geven onhygiënisch is. op die den m'n droeg. De uit. (Ingezonden Mededeellng). oogleden bezwaren. Ten slotte gaf ik het op President Roosevelt is een verwoed postzegel verzamelaar: hij heeft zich speciaal toegelegd op het verzamelen van postzegels uit de Pause- Hjke staten en van de Britsche kolonie Hong- Kong. In zijn collectie van de Pauselijke staten bevinden zich tal van origineele en buitenge woon waardevolle exemplaren, die hij gekregen heeft van zijn grootvader, die aan het Ameri- kaansche gezantschap bij het Vaticaan was ver bonden. De collectie van Roosevelt omvat 30 dikke albums en de President is lid van ver schillende philatelistische vereenlgingen in de Vereenlgde Staten. Altijd naar je dokter toe „Man.” zoo had mevrouw gesproken, ,,’t Is met jou den laatsten tijd Of je aan je gal of nieren Of je ingewanden lijdt. Jouw gelaatskleur is niet dót meer VATICAANSTAD, 21 Maart. (Reuter.) aandringen van Z. H den Paus zal de groote koperen bal op den koepel van de Bt. Pieters kerk, die groot genoeg is om zestien menschen te bevatten, omlijnd worden met een raam van houtvezel, om den bal koel te houden. Des zomers wordt de bal n.l. zoo heet, dat bezoekers, die naar boven gaan om het schit terende uitzicht over Rome te beschouwen, het niet kunnen uithouden van de warmte. Zijn boek is het interessantst waar hij ver telt van de groote berg-gorilla's, de grootste apensoort, die bestaat. Deze reuze-apen leven in grooten getale in bijna ondoordringbare wou den op nauwelijks te genaken bergen. Waar schijnlijk is het aan de ongenaakbaarheid toe te schrijven, dat men allerlei sprookjes heeft verteld over deze apen, sprookjes, die hierop neerkomen, dat de gorilla's menschen rooven, en dat zij uiterst gevaarlijk zyn, omdat zij den mensch als hun doodsvijand zouden beschou wen. Johnson heeft echter ervaren, dat het met de gevaarlijkheid van den gorilla nogal los loopt. In de meeste gevallen bepaalde het dier sich tot enkele dreigende bewegingen, om daar na met een schreeuw op de vlucht te slaan. Natuurlijk voelden de bezoekers zich by de eerste ontmoeting niet bijzonder op hun gemak. Zij waren boog In de bergen, waar de dunne lucht toch al de ademhaling bemoeilijkt, op een groote hoeveelheid nesten van de groote apen gestooten. Deze nesten bestaan uit hoog gras, dat de apen kort voor zonsondergang ver zamelen en als een bed spreiden, waarna de legerstede met zacht mos wordt bereid. Dit behaaglijke bed wordt gespreid temidden van het hooge gras, zoodat men het pas ziet, wan neer men als het ware er tegen aanloopt. In zulke bedden slaapt het apenvolk gewoonlijk slechts een of twee nachten, om daarna verder te trekken, want zy zijn voortdurend op ex cursie. Zeer teleurgesteld was Johnson, toen hij ont dekte, boe deze apen, waarvoor hij steeds groot respect had gehad, slapen in verschrikkelijk bevuilde nesten, die behalve als slaapplaats ook nog dienst moeten doen als verzamelplaats van hevige onwelriekendheden. gelaatskleur is niet dót meer En je eetlust vind ik slecht, Ga vanmiddag naar den dokter, Hoor eens wat of die je zegt!" Hierdoor kwam een beetje onrust In zijn opgewekt gemoed. En hij kón ‘t haast niet begrijpen, Want hjj vóelde zich toch goed.' Maar hij ging toch naar den dokter Met een kippenvellen-huid En die zeide zeer gewichtig: „Kleedt u zich maar even uit." „Hm,” zoo oordeelde de dokter, „Hm... nou ja, het gaat, het gaat... Als u in de eerste maanden ‘t Rooken achterwege laat. En u moet ook niet meer drinken, Alcohol bederft het bloed. Ook de avondlucht, bijvoorbeeld, Is voor u wat minder goed. Vroeg naar bed en matig leven...." Daarop vroeg mijnheer bedeesd: „Dokter, zdfrt u mij eens eerlijk, Is mijn vrouw soms hier geweest?" MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) ziekten. Pr. in overeenst. met tydsomst. verlaagd. Voel je je niet al te lekker, Heb je hoofd of lendepijn, Ben je wat nerveus geworden Van plezier of van chagrijn, Is het soms de druk der jaren Of je voelt je tè vlug moe, Dan ga je op loodin schoenen alles scheen verstijfd en levenloos. Toen hoor de ik een zachte stem, bulten, die hoorbaar fluisterde: „Pak aan Cesar, pak aan!” En die stem behoorde aan John Carwood. Met één blik doorzag ik alles. Ik zou verscheurd worden door den panter van den man, die den moed miste mij zelf van 't leven te beroo- ven. om in mijn plaats als erfgenaam op te treden. Maar dan ook was z*n ontkennen van Alice’s aanwezigheid een leugen, dan moest ae hier zijn. Dit alles flitste door mijn brein, ter wijl het ongure roofdier nog steeds in m'n ven sterkozijn lag en de stem op bet erf al maar fluisterde: „Pak aan. Cesar, pak aan!” Maar ik wilde niet langer rustig blijven liggen en afgemaakt warden als een stuk wild. M’n oogen gleden door de kamer naar den* hoek waarin mijn Winchester stond. Als het dier zich op mij wierp, zou ik wegspringen en de karabijn grijpen. De panter besloot blijkbaar handelend op te treden. Ik zag z'n lenig lichaam De legende heeft langen tijd beweerd, dat de gorilla’s den menschen zeer nabij komen in vernuft en owrleg, dat zij zoowaar een soort butsen bouwen met een dak er op en zelfs voorzien van deuren. De reiziger heeft niets vzn dit alles kunnen ontdekken en ontmoette alleen vuile en zeer primitieve nesten. Het eenlge wat aan vernuft doet denken bij deze apenlieden is het feit, dat zy nu en dan wel eens een nest bouwen In hoornen, maar dat is dan ook alles en deze nesten halen het niet bij vogelnesten, wat de handige constructie betreft. Door deze verklaring wordt weer eens een praatje de wereld uitgeholpen, dat langen tijd opgeld heeft gedaan, zelfs in de natuurkunde. Eindelijk had Johnson zijn eerste ontmoeting met de gorilla's. Hierover vertelt hfj letterlijk het volgende: .Plotseling zag ik een reusachtig groot gezicht, zwart als roet, door het struik gewas gluren Op dat oogenblik werd het mij plotseling duidelijk, waar die verhalen vandaan komen over het schrikaanjagend uiterlijk van deae apen. Het gezicht was zwart als geolied leer, zoo koolzwart als men het zich maar voorstellen kan. Het was omgeven door een rand van kort zwart haar, waaruit kleine ronde ooren te voorschijn kwamen. Twee ernstige oogen staarden mij onbeweeglijk aan. In hun blik lag iets, dat aan booze geesten doet den ken. Ze schenen dwars door mij heen te kijken al» een duivel in de hel, die overweegt welke *raf hij op een misdadiger zal toepassen. Geen wonder dat de menschen deze dieren met het koude, moordenaarsachtige gezicht en den spottenden grijnslach om de lippen be schouwen als een soort mengeling van duivel en mensch. geduurd dan een kwartier het leek hun toe of het weken waren geweest. Daar nu inderdaad elk gevaar geweken was, lieten zij zich rustig overmeesteren door den slaap, een diepen, verkwlkkenden slaap.... Ook Bikanel was in slaap gevallen. HU werd uren later wakker, sloeg de natte dauw van zijn ledematen, en ging aanstonds zfjn kamp Inspecteeren. Hij verkeerde men begrijpt het in een onbeschrijfelijk slecht humeur en zinde aan stonds op een plan van verschrikkelijke weer wraak. Reeds tintte de in tropische landen zoo korte schemering de toppen der boomen met purper en zette, plotseling, het zonlicht den horizon in gulden gloed. Daar hoort de bandiet het kort-afgemeten trappelgeluid van een troep paarden. Tegelijkertijd ziet hij een kleinen stoet voor bij galloppeerentwee in het wit gekleeds vrouwen, gezeten te paard, en begeleid door een honderdtal mannen, enkel bekleed met de .Jangoetl" en wier bronzen ruggen glanzen in de morgenzon, die aan bet gebeuren bet ka rakter komt geven van een apotheose. Die stoet beweegt zich voort naar de ruinen van den Kali-tempel De ellendeling slaakt een kreet van woede: hij herkent mistress Claudia en Maryl.... alsof alle helledulvels door de aardkorst waren gebroken om de wereld aan stukken te breken en de stukken1 door het heelal te slingeren. Een plotselinge angst voor deze vreeseljjke die ren sloeg mij In de beenen en Ik had enkele minuten noodig om weer tot mezelf te komen. De liep op een van de schreeuwers toe. Welis waar was ik niet vlug genoeg om de camera te kunnen opstellen, maar ik zag een tweede zwarte schaduw in het kreupelhout verdwij nen. In de veronderstelling, dat er niets te nemen viel, liet ik de camera staan en ging naar een kleine boomengroep toe. Daar rees langzaam het geweldige lichaam van een go rilla omhoog. Hij greep met zijn voorpooten een slingerplant. Hij spalkte zijn reusachtigen muil open en slingerde my een vreeaelijk ge brul in bet gezicht. Duidelijk kon ik de roode tong en de bloedroode keel onderscheiden. De open bek vertoonde enorme tanden, breed en scherp. Als ik niet beter had geweten, dan had ik gemeend een aap voor me te zien van minstens drie meter hoogte, zoo overweldigend was de indruk, die dit exemplaar op mij maak te. En zelfs nu nog, nadat ik vele gorilla's van dichtbij heb gezien, geloof ik, dat deze aap verreweg de grootste was, die ik ooit in de bamboestruiken heb ontmoet. Toen k in zfjn woedend gezicht keek, verstijfden mijn voeten van schrik. Een geweer had ik niet en ik kon me dus niet verdedigen. Als door een bliksem schicht kwamen mij alle apengezichten, die ik in mijn leven gezien had, voor den geest. Ik moest ieder oogenblik vreezen gegrepen en ver scheurd te worden, toen de aap plotseling zich op zijn vier pooten liet vallen en wegliep. De ban was verbroken en bet bloed stroomde weer warm door mijn aderen. Het geschreeuw in de geheele omgeving duurde voort en mijn vrouw en onze begeleider riepen mij iets toe en toen ik den anderen kant uit keek, zag ik een groote zilverachtige gorilla, die enkele kleine apen meesleurde en In het bosch ver dween. Toen werd alles stil. Doodvermoeid liet Ik mij neervallen in het gras. Dit avontuur had mij sterk aangegrepen en nooit In mijn leven heb Ik een zóó opwindend geval beleefd. Vroe ger had ik eens op drie meter afstand gestaan van de slagtanden van een razenden olifant. Ik had Nijlpaarden recht In hun open bek ge keken, wilde leeuwen op hun pad ontmoet, maar geen van deze avonturen heeft in mijn herinnering zoon levend beeld achtergelaten als de ontmoeting met de enorme gorilla's.” Aldus vertelt Johnson over zijn belevenissen in het apenland, belevenissen, die de meeste onzer lezers liever op papier zullen lezên dan in werkelijkheid meemaken. Vandaar deze geschiedenis...* De werkloozen in de Ver. Staten bedenken van alles om te pogen in hun onderhoud te voorzien en de avontuurlijken onder hen be geven zich vaak als „blinde spoorwegpassagiers of eenvoudig te voet, naar de staten van het Zuld-Westen, waar in vroeger jaren goud is ge vonden. Zij koesteren nJ. de hoop, dat zij in de een of andere verlaten mijn op rijkdommen zullen stuiten, welke hen uit hun ellenoe kunnen verlossen. Een groep dezer werkloozen, die door de woestijnen van Colorado dooldent heeft inderdaad een dergelijke verlaten goud mijn gevonden, en wel op een zeer merkwaar dige manier. Zij zagen op een van hun speur tochten plotseling een menscheiyk geraamte, dat met ketenen aan een rotsblok was vast geklonken. Hieruit trokken zij de conclusie, dat zich in de omgeving een goudmijn had bevon den, en dat het skelet het stoffelijk overschot was van een dief, die op deze manier In het gezicht van het door hem begeerde goud was „Ik droeg vroeger ook een baret, net als jullie," zei Ivy tot de twee lingen. „Ik tenniste er mede, reed er mee schaatsen en ik ben er zelfs eens mee naar de bioscoop geweest, maar natuurlijk was dat, vóór ik op dl» eiland strandde.” „O, ik zou je zoo graag eens met een baret zien," zeide Topsy. „Als je even mijn hoed vast houdt, zal ik Loutje vragen de One te mo gen opzetten.” zeide Ivy. ,4e moet die van ons beiden op zetten,” zeiden de tweelingen. gestraft. Het duurde niet lang, of zij zagen hun vermoedens bevestigd en het schijnt zelf», dat hun moeite niet vruchteloos zal blijken. Volgens de laatste berichten toch wordt de kans groot geacht, dat het de moeite waard zal wor den geoordeeld, de mijn opnieuw In exploitatie te nemen. Ook te Dahlonega, een dorp in os bergen van Georgia. waar een eeuw geleden tal van gouddelvers waren samengestroomd, zijn OD dit blad Zttn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f (Jfjfïtl by levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f fEfi bij een ongeval met f OCfl bij verlies van een hand f 1 OC bij verlies van een f Cn MJ een breuk van Z dtl bü vertin van *n vereekerrl voor een der volgende ultkeerlrgen J tJUUV." verlies van belde armen/belde beenen of belde oogen I tDU," doodeiyken afloop f een voet of een oog 1 duim of wijsvinger f O(/.“been Stnnf 4U~~ amforen In Spanje is het eerste nummer verschenen van 'n nieuw fascistisch orgaan „El Fasclo”. 1 Wordt uitgegeven door de directie van „I<a Na- zione”, die tijdens de regeerlng van Primo de Rivera werd gesticht. Als directeur van het nieuwe blad is aangesteld Delgado Barreto. Het nieuwe orgaan heeft zich ten doel gesteld een blok te vormen van alle groepen van uiterst rechts, teneinde een Spaanscbe Fascistische partij te kunnen vormen. k kon dien nacht niet In slaap komen. Tal- looze malen had ik me heen en weer gewen teld. maar geen spoor van sluimer kwam m’n - - en lag roerloos te staren in de duisternis. En van zelf zag ik alles weer in gedachten zich afspe len; hetgeen ertoe had geleid, dat ik hier In een vergeten hoek van Australië een slapelooaen nacht doorbracht. Ik zag me weer als jongen In t huls van mijn oom, ik zag weer de biblio theek, waarin ik zooveel had genoten, die me gemaakt had tot een boekenwurm, die me jaren gezondheid en bijna m’n leven had gekost. En ik zag me weer staar, aan *t sterfbed van mijn oom, toen hij me fluisterend de dingen toe vertrouwde, die straks, als ik z’n testament had gelezen, duidelijker zouden worden. Ik be greep nu ook wat oom bedoelde, toen hij zei dat het testament me gezondheid en levens kracht zou teruggeven. Ja, in het document stonden zonderlinge be palingen. „Ik vermaak aan mijn neef Henry Mallory mijn geheele vermogen, met uitzondering van de hieronder genoemde legaten, op voorwaarde dat hij huwt met Alice Dorothy Curling, wo nende gr. Westerlengte gr. Zui derbreedte, oud 21 jaar. Henryw Mallory moet zich daartoe alleen en onvergèzeld naar de woonplaats van genoemde Dorothy Curling be geven en met haar de kwestie van het huwelijk bespreken. Blijkt zij Intusschen overleden te zijn, dan vervalt mijn geheele vermogen even eens aan mijn neef. Mochten belden niet om trent het huwelijk tot overeenstemming komen, dan wordt mijn vermogen gelijkelijk onder hen verdeeld. Mocht mijn neef Intusschen overlij den, dan komt de helft van mfjn vermogen aan Alice Dorothy Curling voornoemd, en de wederhelft aan John Carwood, eveneens wo nende op gr. Westerlengte en gr. Zuiderbreedte." Toen ik op een kaart de woonplaats van het meisje had opgezocht, bleek het een onbewoond deel van het vasteland van Australië te zijn. Ik begreep dus. dat mijn oom me wilde dwingen de zeereis en den tocht door de wildernis zelf en alleen te volbrengen, want hij kende mU te goed, om niet te weten dat ik alles zou wa gen, om niet z'n kostbare bibliotheek in vreem de handen te laten overgaan. Zóó zou ik naar zijn meenlng m'n gezondheid herwinnen, die door een altijd studeerend leven vrijwel ten gronde was gericht. Maar wat beteekenden de verdere bepalingen? Wie was Alice Dorothy Curling? Wie was de vreemde persoon, die in mijn plaats zou erven, als ik overleed? Maar nu wist Ik wie John Carwood was. want Ik logeerde in zijn huisje In de zand woestijn van Noord-Australië. En ik wist dat hij éen vriend van oom was uit vroeger jaren. Maar waar was Alice? Carwood had me ver wonderd aangekeken, toen Ik hem den Inhoud van het testament vertelde en me gevraagd of het afschrift van het testament wel juist was, want de naam was hem volkomen onbekend. Reeds dertig jaren woonde hjj hier alleen met z’n Australische inboorlingen en met z’n twee zwarte panters. Nog ging me een huivering door de leden, als ik die gluipende, zwartge vlekte dieren in gedachten in hun kooi heen en weer zag treden, als ik de flikkering van de oogen zag staren. Maar ze zaten in een ste vig getraliede kool en Carwood beweerde, dat ze sinds den dag waarop ze hem uit Achter- Indlë waren toegezonden nu 5 jaar geleden nooit een poging hadden aangewend om te ontvluchten. Toch al was mijn lichaam krachtiger, mijn zenuwgestel als verjongd door (le reis voer me een rilling door de leden, als ik dacht aan de nabijheid van deze sterke, sluwe dieren, aan hun stalen klauwen en hun ivoren, vlijmscherp gebit. En weer dwaalden mijn gedachten naar het meisje, dat volgens ooms verlangen mijn vrouw zou moeten worden. Ik dacht aan het portret, dat bij het testament was geweest, en dat ik, ter vergelijking in m’n zak droeg, t Was een foto van een 14- of 13-jarig meisje met blonde krullen en een zacht teer gezicht. Hoe zou ze er nu uitzien en waar moest ik haar vinden? Ik dacht ook na over die geheimzinnige wan delingen, die hij ’s avonds ondernam, geheel alleen, maar steeds naar het bosch van gom- boomen In het westen. Morgen zou ik vertrek ken en naar Engeland terugkeeren, om den notaris mijn wedervaren te vertellen en hem om raad te vragen. Morgen kon ik misschien nog een poging doen om dat geheim te ont sluieren. Ik zou naar het Oosten gaan, om geen argwaan te wekken en tegen den middag omkeeren en langs een grooteren omweg het bosch trachten te bereiken, om te zien of ik Iets kon ontdekken. Morgen zou Ik weer rijden op mijn trouwen Muro en ik zou weer dagen lang genieten van het leven in de wildernis. Ik zou weer slapen met mijn hoofd op het zadel en mijn Winchester karabijn naast me. Lang zamerhand brachten deze prettige gedachten mijn hoofd tot rust en ik sluimerde in. Met een schok werd ik wakker. Mijn gespan nen zenuwen brachten me tot bewustzijn met een gevoel van nederend gevaar. Ik^trachtte m’n gedachten te verzamelen. Alles was don ker. In een hoek van de kamer plekte het maanlicht, waartusschen donkere schaduwen vlokten. Ik wendde het hoofd om; Ik wilde zien, waarom niet het volle vierkant der raam opening zich op den vloer afteekende. En daar op de vensterbank lag het zwarte silhouet van een panter, met opgezette spitse ooren en met twee groene flikkerplekken, die glurend, glui perig, heen en weer bewogen. Een oogenblik stond mijn hart stil en hoorde ik de zachte ademhaling van bet dier, dat daar onbeweeglijk in het kozijn lag. Ik trachtte me te bewegen, schreeuwen, op te vliegen, maar Tegenover den tjjgerbezweerder stond thans de slangenbezweerder! De tijger is de onbetwiste konlng der Hlndoe- wouden en eenzam Hindoe-vlakten. Alles vlucht voor hem. zelfs de wilde buffel, zelfs de rhinoceros, zelfs de olifant. Maar hij-zelf vlucht voor de Naja. Op minder dan twintig pas van de groep menschen, die daar als aan den grond vastgenageld stonden van ontzetting, kwam een tijger aangesprongen met dat kort-afge- beten brulgeluld van een roofdier dat zich wer pen gaat op zijn prooL Het beest viel midden in een wemeling van slangen, die woedend v__ Slechts een paar seconden lang blikte ik in deze harde en onderzoekende oogen en toen •ss de kq> Ineens verdwenen. Daarna werd de •tüte van het bergwoud plotseling verstoord door een oorverdoovenden schreeuw, die langs de rotswanden galmde en de schreeuw werd onmlddellijk gevolgd door een veelvoudig ge jank. dat angstaanjagend klonk dwars door ons heen, bleef aan den bergwand hangen en kaatste terug, zoo verschrikkelijk dreigend, langzaam glijden tn voorzichtlgen sprong stoel, kleeren Grommend greep het dier mijn jachtbuis en sprong er mee terug op de venster bank. Ik vloog op en greep m’n Winchester. Juist bijtijds, want buiten riep weer die stem: „Pak aan. Cesar!” Wat ik verwachtte gebeurde. Reeds vertoonde zich de forsche kop boven het kozijn, maar onmiddellijk richtte Ik tusschen de oogën en schoot. Een knal en een woedend gebrul en Ik rende naar het venster, waar ik niets zag In het maanlicht dan een donkere schaduw, die zich wentelde aan den voet van den muur. Zoo wachtte ik den morgen af. Voorzichtig kleedde Ik mij aan. steeds met m’n oogen naar bulten en m'n karabijn bij de hand. Mijn ka merdeur was aan den binnenkant gesloten, dus van die zijde dreigde geen gevaar en van uit mijn raam overzag ik den heelen omtrek. Lang zamerhand zag ik de maan ondergaan en de sterren verbleken. Reeds teekende een roze rood© tint aan den horizon het punt aan, waar straks de zon zou verschijnen. Toen Ik mij voor zichtig bulten het venster waagde en langs de klimplanten naar beneden gleed, m'n karabijn tn de linkerhand en m’n oogen naar beneden gericht. De panter was door een kogel in de her sens getroffen en lag morsdood. Stijf van het staan, bewoog ik me in de rich ting van den stal. Onderweg moest Ik de hok ken der panters passeeren. Belde waren leeg. Ook het andere roofdier was dus los gelaten en zwierf hier wellicht rond en loerde op mij. Maar de frlssche morgenlucht en de zekerheid van mijn schot, gaven mij m’n zelfvertrouwen terug. Ik vond den stal gesloten, maar het ge lukte mij, de deur open te brekén. Ik zadelde mijn paard, steeds scherp om me heen ziende, of er gevaar dreigde. Toen trad ik naar buiten, sprong In den zadel en reed langzaam naar t Westen. Na een half uur bereikte Ik het gomboomen- bosch. Ik was nog geen honderd meter er in doorgedrongen, toen ik een houten huisje ontwaarde, half verscholen tusschen de hooge struiken. Voorzichtig reed Ik er eerst om heen, maar ontdekte geen onraad. Ja toch, daar bewoog zich Iets tusschen de struiken en een zwarte, lenige vorm teekende zich af tegen het groen. Maar nu was ik voorbereid. Voor het dier gelegenheid had tot een sprong, ver brijzelde mijn kogel een zijner schouderbladen, waarop het brullend neerviel. Zonder aarzelen trad ik op het huis toe. De deur was gesloten, maar Ik trapte ze in. Op hetzelfde oogenblik floot een kogel langs m'n hoofd en drong met een doffen slag In den stam van een gomboom. In de hut trof Ik een hevig ontsteld meisje aan, dat ik direct herkende als het origineel van het portret, dat by het testament had be hoord. Ik bleef op den drempel van de deur staan om te zien door wiens hand de kogel op my was afgezonden. Zoo staande, vertelde ik Allee wie Ik was en waarom ik daar kwam. Ook zy vertelde my haar geschiedenis, hoe ze alttfd by Carwood had gewoond, die haar als een va der had behandeld. Hy had haar echter Jaren geleden verteld, dat zy wees was, dat ae een kind was van een vrouw, die myn oom had liet gehad, maar die met een ander getrouwd was. Na den dood van haar ouders had myn oom besloten, voor haar te zorgen, maar had die zorg overgedragen aan z'n vriend in Australië met de mededeellng, dat hy aUe kosten zou dra gen tot hy haar een anderen beschermer kon aanbieden. Tot ongeveer een jaar voor myn kemst was alles goed gegaan, n^aar sedert dien tyd hield hy haar opgesloten in dit hutje, zon der ooit eenlge reden voor zyn vreemd gedrag te geven. Toen begreep ik alles. Een Jaar ongeveer was het geleden, dat myn oom z’n testament maak te. Htf had daar biykbaar mededeellng van ge daan aan zyn vriend, die daarop het plan op vatte my by myn komst uit den weg te ruimen. Het kostte me niet veel moeite Allee te over reden met my naar Engeland te gaan en daar verder te overleggen wat ons te dcen stond.* Over een huweiyk sprak Ik niet. Na een dag van onverpoosde waakzaamheid waagden we ons des avonds naar bulten. De had myn paard bulten laten grazen en in de schemering stegen we belden op en trokken langzaam In een boog om de woning van Car- wood heen naar het Oosten. Na een week van ontbering en vermoeienis bereikten we de nederzetting van een Ameri kaan, van waar we de kust konden bereiken en scheep gingen naar Engeland. Daar aangeko men, hadden we elkander voldoende leeren kennen en werden door het huweiyk vereenigd. wisten waarom en enkel en alleen maar ver langend te byten. In een oogenblik was hy omkringeld door beweeglyke ringen, die zich vastplakten aan zyn ledematen, en werd hy gebeten door de muilen, waaruit het doodeiyk venyn spoot. zyn wilde kreet van begeeriykheld werd on- mlddellyk gevolgd door een vreeselyk gehuil van doodstryd. Hy wilde terug, hy wilde vluchten, zich aan schuren tegen takken en steenen om zich te bevryden uit den yskouden worgdruk. Nuttelooze poging! Het op wel twintig plaatsen tegeiyk binnen dringende vergif heeft spoedig zyn werk ge daan. De tyger wuikelt, brult een nieuwen kreet uit, valt, weer en sterft. En dat zachte helsche muziekgeluld in de nachteiyke duisternis biyft maar altyd voort duren en brengt de naja’s tot waanzinnige woede. Daar komt een tweede tyger door de takken springen, en ook hy ploft, onmlddeliyk om kringeld door het wriemelend en krlewelend krulpgedierte, als een logge massa neer onder wanhopig gebrul. En zóó vergaat het in het rond al den naderenden wilden beesten. Als een bliksemstraal vaart door den geest der drie mannen en van het knaapje de louter op zelfbehoud gerichte gedachte: „Zouden er slangen genoeg zyn om dit leger van tygers te bestrijden en te vernietigen?" zy biyven kalm en dit is hun behoud. want, nu het eerste oogenblik van afgrijzen en schrik doorstaan Is. keert er wat meer kalmte en helder begrip van het oogenblik in hun geest terug en kunnen zy, by het schyn- sel der sterren, vaag onderscheiden welk een drama zich daar rondom hen voltrekt. De tygers die nu van alle kanten aanko men, vallen, zonder één enkele uitzondering, in een waar bed vaa slangen. Ja, de vluchtelingen kunnen gerust zyn. Er zyn slangen genoeg! De aanval der tygers is gebroken en het begeeriykheidsgebrul heeft thans plaats gemaakt vcor een gezamenlyk doodsgereutel en telkens nieuw opklinkend wanhoopsgeloel dat de lucht vervult als met onweersgerommel. De tygers trachten op de vlucht te slaan, maar geen enkele slaagt erin alle worden het slachtoffer van het vergif. De enkele, die zich hier en daar nog naderby wagen, hooren, zien en ruiken den dood en deinzen terug. zy sluipen nu In wyde kringen rond, grom mende en brullende van onvoldane begeerte. De cadavers van hun natuurgenooten zyn voor hen een waarschuwing! Tevergeefs verdubbelt Bikanel zyn pogingen door de kracht en de variatie van zyn geluld- Hy herkent een van de gewone melodieën der beroepsbezweerders en knarsetandt van woede de tygerbezweerder is verslagen door den slangenbezweerder! „Die satan heeft een heirleger van slangen uit den grond doen oprijzen en voor de derde maal lyd Ik de nederlaag", bromt hyJk moet vluchten en my opnieuw gaan wreken. „De vervloeking over hem., en over allen!” Machteloos van woedende zelfopwlndlng laat Bikanel zich vallen aan den voet van een boom. De tygers, weldra gekalmeerd, koeren, teleur gesteld, langzaam naar hunne holen terug. Bijna onmerkbaar vertraagde Berar het rhythme van zyn melodie. Ook de Cobra's hiel den nu op met hun gesis en wilde bewegingen en kwamen, dank zy 1. thans door Berar aan zyn Instrument ontlokte zachte en sleepende geluld, tot rust, zy kropen terug naar hun ge heimzinnige verbiy(plaatsen, waar zy, op den kouden en vochtigen grond, hun prooi onge stoord plegen te verteren. Het rozenhouten fluitje deed nu nog enkele byna niet waarneembare tonen hooren en dasma werd het stlL Door den donkeren nacht klonk Beraris keel geluid: „De naja’s zyn weg.„. er is hoegenaamd geen gevaar meer”. Een diepe zucht ontsnapte hen en allen slaakten een lichten kreet van zenuwachtige biydschap. Hun doodsangst had niet langer Alle behoorden tot dat verschrikkelüke soort »«arvan de beet volstrekt doodehik is, d%t •°ort waarvan het in Britsch-Indië krioelt en •U* men „Naja’’, „Cobra-capello” of ook wel •Brilslang’’ noemt. Deze slang is niet groot hoogstens twee - meter lang by vier centimeter middeliyn. Maar is wonderbaariyk vlug In haar bewegingen, ««geloofeiyk prikkelbaar en, zooals we reeds «Iden, haar venyn is altyd van doodeiyke ult- •erUng. Kortom: dit «soort kruipdieren is de ■teeel van Britsch-Indië en leeft In sommige «edeelten van het land In zóó grooten getale, dat geheele districten er door onbewoonbaar 8ün. Men weet dat zy de eigenschap bezit, als zy toornig is, haar hals te doen opzwellen zoodat deze driemaal zoo wyd wordt, zy krijgt daar door een nóg vreemder en nóg weerzinwekken der ulteriyk. Ivy zeide, dat ze maar een wilde, maar daarvan wilden de tweelingen niets hooren. zy speldde daarom de twee baretten tegen elkaar en droeg ze tegelyk op haar hoofd. „Hoe staat het me, Topsy? vroeg ze. „Je ziet er eigenaardig uit,” zeide Topsy. „Ik begryp niet waarom,” zei Ivy, „Ik dacht altyd, dat zoo’n baret me goed stond. Wat zeg jy, Robbie?” „Eén kan Je misschien goed staan, maar twee zeker niet,” antwoordde Robbie. e bekende ontdekkingsreiziger Martin I Johnson, die reeds vele malen In ge- zelschap van zijn vrouw de wildernis introk op zoek naar dieren, en die enkele ma- jen van zyn tochten een film maakte, heeft thans een boek geschreven, waarin hy zyn jongste avonturen vertelt, die avonturen nJ_, die ook verwerkt zyn In de film Congorilla, die wy destyds In ons blad hebben besproken. Vooral de apen en de gorilla’s hebben dit maal de byzondere aandacht van Johnson ge trokken. Hy reisde In het stroomgebied van den Congo, waar de pygmeeënstammen der Bambull wonen, die hy zeer van naby heeft jeeren kennen. Johnson bevestigt In zyn boek volkomen de wetenschappelijke onderzoekingen, die de missionaris Pater Schebestas 8.V.D. heeft gepubliceerd over deze bevolking van OoriUa-land. Men weet misschien ook wel dat de slangen bezweerder ze tot gehoorzaamheid kunnen dwingen ze voeden, tot zich trekken en zich door deze beesten doen volgen, kortom: met hen omgaan op ongeloofelyk-vertrouwelyke wijze. Zóó ook Berar, die behalve groote talenten als magnetiseur en „worger” ook dergeiyke talenten als bezweerder bezat en een der meest bekende was van Bengalen. zyn muziek was nu scherp, razend snel, snerpend geworden. En de slangen, aanvankelyk slechts gedeel- teiyk tot bewustzyn gekomen, toonden zich thans woedend. Zy sisten, beschreven met hun elastische lichamen dreigende bochten, scho ten vooruit als pylen alsof zy een prooi zoch ten om er hun moorddadig venyn in te spui ten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1933 | | pagina 5