De berg-apeh
den Congo
van
I
1
vetAaal van den dag
I
1
panters
ROBINSON CRUSOE’S AVONTUREN
Geen robbedoes ravot
HET
GROOTE
AVONTUUR
ii
Zijn ROBINSONS kapot
—HIJ BEGREEP HET—
BAD NAUHEIM^^Mj
reuter. Spec. V. Inwend.
I
WOENSDAG 22 MAART
ZWARTE GORILLA’S
Slechte manieren
De berg-gorilla
Een vies heer
3
Het Fascisme in Spanje
Skelet wijst den weg
Vervaarlyk monster
Alle abonné’s
FEUILLETON
s
4
Fascisten mogen elkaar
geen hand geven
Roosevelt postzegel
verzamelaar
Voor Romebezoekers
Onvergefelijk avontuur van den
ontdekkingsreiziger Martin
Johnson
I.
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
I
Op
(Morgenavond vervolg).
B
nu
wentelt zich zwak heen en
(Wordt vervoigd).
waren zonder dat ae
1
I
I
i
1
b
Een record aantal electrocuties heeft in het
afgeloopen Jaar In de Slng-Blng-gevangenls
plaats gehad. Niet minder dan 38 veroordeelden
hebben In 1932 hun leven op den electrischen
stoel beëindigd. Sedert de Invoering van den
electrischen stoel in 1801 zijn in totaal 337 man
nen en vrouwen met behulp daarvan geëxecu
teerd. In de cellen der terdoodveroordeelden
vertoeven thans 33 mannen en één vrouw, die
op de voltrekking van hun doodvonnis wachten.
dezer
ten.
Wel
zelf komt nieuwsgierig naderbij om de
k te leeren kennen van den terugtocht
\van nature allesbehalve angstige bees-
vemeemt hij de tonen van het ro-
fluitje.
neer-
een
Op last van den secretarls-generaal der fascis
tische partij. Star ace. is het aan alle leden der
partij verboden elkaar bij het ontmoeten de
hand te drukken.
Voortaan moeten fascisten bij het ontmoeten
den fascistengroet brengen.
Signor Starace heeft verklaard, dat het hand-
geven onhygiënisch is.
op
die
den
m'n
droeg.
De
uit.
(Ingezonden Mededeellng).
oogleden bezwaren. Ten slotte gaf ik het op
President Roosevelt is een verwoed postzegel
verzamelaar: hij heeft zich speciaal toegelegd
op het verzamelen van postzegels uit de Pause-
Hjke staten en van de Britsche kolonie Hong-
Kong. In zijn collectie van de Pauselijke staten
bevinden zich tal van origineele en buitenge
woon waardevolle exemplaren, die hij gekregen
heeft van zijn grootvader, die aan het Ameri-
kaansche gezantschap bij het Vaticaan was ver
bonden. De collectie van Roosevelt omvat 30
dikke albums en de President is lid van ver
schillende philatelistische vereenlgingen in de
Vereenlgde Staten.
Altijd naar je dokter toe
„Man.” zoo had mevrouw gesproken,
,,’t Is met jou den laatsten tijd
Of je aan je gal of nieren
Of je ingewanden lijdt.
Jouw gelaatskleur is niet dót meer
VATICAANSTAD, 21 Maart. (Reuter.)
aandringen van Z. H den Paus zal de groote
koperen bal op den koepel van de Bt. Pieters
kerk, die groot genoeg is om zestien menschen
te bevatten, omlijnd worden met een raam van
houtvezel, om den bal koel te houden.
Des zomers wordt de bal n.l. zoo heet, dat
bezoekers, die naar boven gaan om het schit
terende uitzicht over Rome te beschouwen, het
niet kunnen uithouden van de warmte.
Zijn boek is het interessantst waar hij ver
telt van de groote berg-gorilla's, de grootste
apensoort, die bestaat. Deze reuze-apen leven
in grooten getale in bijna ondoordringbare wou
den op nauwelijks te genaken bergen. Waar
schijnlijk is het aan de ongenaakbaarheid toe
te schrijven, dat men allerlei sprookjes heeft
verteld over deze apen, sprookjes, die hierop
neerkomen, dat de gorilla's menschen rooven,
en dat zij uiterst gevaarlijk zyn, omdat zij den
mensch als hun doodsvijand zouden beschou
wen.
Johnson heeft echter ervaren, dat het met
de gevaarlijkheid van den gorilla nogal los
loopt. In de meeste gevallen bepaalde het dier
sich tot enkele dreigende bewegingen, om daar
na met een schreeuw op de vlucht te slaan.
Natuurlijk voelden de bezoekers zich by de
eerste ontmoeting niet bijzonder op hun gemak.
Zij waren boog In de bergen, waar de dunne
lucht toch al de ademhaling bemoeilijkt, op
een groote hoeveelheid nesten van de groote
apen gestooten. Deze nesten bestaan uit hoog
gras, dat de apen kort voor zonsondergang ver
zamelen en als een bed spreiden, waarna de
legerstede met zacht mos wordt bereid. Dit
behaaglijke bed wordt gespreid temidden van
het hooge gras, zoodat men het pas ziet, wan
neer men als het ware er tegen aanloopt. In
zulke bedden slaapt het apenvolk gewoonlijk
slechts een of twee nachten, om daarna verder
te trekken, want zy zijn voortdurend op ex
cursie.
Zeer teleurgesteld was Johnson, toen hij ont
dekte, boe deze apen, waarvoor hij steeds groot
respect had gehad, slapen in verschrikkelijk
bevuilde nesten, die behalve als slaapplaats ook
nog dienst moeten doen als verzamelplaats van
hevige onwelriekendheden.
gelaatskleur is niet dót meer
En je eetlust vind ik slecht,
Ga vanmiddag naar den dokter,
Hoor eens wat of die je zegt!"
Hierdoor kwam een beetje onrust
In zijn opgewekt gemoed.
En hij kón ‘t haast niet begrijpen,
Want hjj vóelde zich toch goed.'
Maar hij ging toch naar den dokter
Met een kippenvellen-huid
En die zeide zeer gewichtig:
„Kleedt u zich maar even uit."
„Hm,” zoo oordeelde de dokter,
„Hm... nou ja, het gaat, het gaat...
Als u in de eerste maanden
‘t Rooken achterwege laat.
En u moet ook niet meer drinken,
Alcohol bederft het bloed.
Ook de avondlucht, bijvoorbeeld,
Is voor u wat minder goed.
Vroeg naar bed en matig leven...."
Daarop vroeg mijnheer bedeesd:
„Dokter, zdfrt u mij eens eerlijk,
Is mijn vrouw soms hier geweest?"
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
ziekten. Pr. in overeenst. met tydsomst. verlaagd.
Voel je je niet al te lekker,
Heb je hoofd of lendepijn,
Ben je wat nerveus geworden
Van plezier of van chagrijn,
Is het soms de druk der jaren
Of je voelt je tè vlug moe,
Dan ga je op loodin schoenen
alles scheen verstijfd en levenloos. Toen hoor
de ik een zachte stem, bulten, die hoorbaar
fluisterde: „Pak aan Cesar, pak aan!”
En die stem behoorde aan John Carwood.
Met één blik doorzag ik alles. Ik zou verscheurd
worden door den panter van den man, die
den moed miste mij zelf van 't leven te beroo-
ven. om in mijn plaats als erfgenaam op te
treden. Maar dan ook was z*n ontkennen van
Alice’s aanwezigheid een leugen, dan moest ae
hier zijn. Dit alles flitste door mijn brein, ter
wijl het ongure roofdier nog steeds in m'n ven
sterkozijn lag en de stem op bet erf al maar
fluisterde: „Pak aan. Cesar, pak aan!”
Maar ik wilde niet langer rustig blijven liggen
en afgemaakt warden als een stuk wild. M’n
oogen gleden door de kamer naar den* hoek
waarin mijn Winchester stond. Als het dier
zich op mij wierp, zou ik wegspringen en de
karabijn grijpen. De panter besloot blijkbaar
handelend op te treden. Ik zag z'n lenig lichaam
De legende heeft langen tijd beweerd, dat
de gorilla’s den menschen zeer nabij komen in
vernuft en owrleg, dat zij zoowaar een soort
butsen bouwen met een dak er op en zelfs
voorzien van deuren. De reiziger heeft niets
vzn dit alles kunnen ontdekken en ontmoette
alleen vuile en zeer primitieve nesten. Het
eenlge wat aan vernuft doet denken bij deze
apenlieden is het feit, dat zy nu en dan wel
eens een nest bouwen In hoornen, maar dat is
dan ook alles en deze nesten halen het niet bij
vogelnesten, wat de handige constructie betreft.
Door deze verklaring wordt weer eens een
praatje de wereld uitgeholpen, dat langen tijd
opgeld heeft gedaan, zelfs in de natuurkunde.
Eindelijk had Johnson zijn eerste ontmoeting
met de gorilla's. Hierover vertelt hfj letterlijk
het volgende: .Plotseling zag ik een reusachtig
groot gezicht, zwart als roet, door het struik
gewas gluren Op dat oogenblik werd het mij
plotseling duidelijk, waar die verhalen vandaan
komen over het schrikaanjagend uiterlijk van
deae apen. Het gezicht was zwart als geolied
leer, zoo koolzwart als men het zich maar
voorstellen kan. Het was omgeven door een
rand van kort zwart haar, waaruit kleine ronde
ooren te voorschijn kwamen. Twee ernstige
oogen staarden mij onbeweeglijk aan. In hun
blik lag iets, dat aan booze geesten doet den
ken. Ze schenen dwars door mij heen te kijken
al» een duivel in de hel, die overweegt welke
*raf hij op een misdadiger zal toepassen.
Geen wonder dat de menschen deze dieren
met het koude, moordenaarsachtige gezicht en
den spottenden grijnslach om de lippen be
schouwen als een soort mengeling van duivel
en mensch.
geduurd dan een kwartier het leek hun toe
of het weken waren geweest.
Daar nu inderdaad elk gevaar geweken was,
lieten zij zich rustig overmeesteren door den
slaap, een diepen, verkwlkkenden slaap....
Ook Bikanel was in slaap gevallen.
HU werd uren later wakker, sloeg de natte
dauw van zijn ledematen, en ging aanstonds
zfjn kamp Inspecteeren.
Hij verkeerde men begrijpt het in een
onbeschrijfelijk slecht humeur en zinde aan
stonds op een plan van verschrikkelijke weer
wraak.
Reeds tintte de in tropische landen zoo
korte schemering de toppen der boomen met
purper en zette, plotseling, het zonlicht den
horizon in gulden gloed.
Daar hoort de bandiet het kort-afgemeten
trappelgeluid van een troep paarden.
Tegelijkertijd ziet hij een kleinen stoet voor
bij galloppeerentwee in het wit gekleeds
vrouwen, gezeten te paard, en begeleid door
een honderdtal mannen, enkel bekleed met de
.Jangoetl" en wier bronzen ruggen glanzen in
de morgenzon, die aan bet gebeuren bet ka
rakter komt geven van een apotheose. Die stoet
beweegt zich voort naar de ruinen van den
Kali-tempel
De ellendeling slaakt een kreet van woede:
hij herkent mistress Claudia en Maryl....
alsof alle helledulvels door de aardkorst waren
gebroken om de wereld aan stukken te breken
en de stukken1 door het heelal te slingeren.
Een plotselinge angst voor deze vreeseljjke die
ren sloeg mij In de beenen en Ik had enkele
minuten noodig om weer tot mezelf te komen.
De liep op een van de schreeuwers toe. Welis
waar was ik niet vlug genoeg om de camera
te kunnen opstellen, maar ik zag een tweede
zwarte schaduw in het kreupelhout verdwij
nen. In de veronderstelling, dat er niets te
nemen viel, liet ik de camera staan en ging
naar een kleine boomengroep toe. Daar rees
langzaam het geweldige lichaam van een go
rilla omhoog. Hij greep met zijn voorpooten
een slingerplant. Hij spalkte zijn reusachtigen
muil open en slingerde my een vreeaelijk ge
brul in bet gezicht. Duidelijk kon ik de roode
tong en de bloedroode keel onderscheiden. De
open bek vertoonde enorme tanden, breed en
scherp. Als ik niet beter had geweten, dan had
ik gemeend een aap voor me te zien van
minstens drie meter hoogte, zoo overweldigend
was de indruk, die dit exemplaar op mij maak
te. En zelfs nu nog, nadat ik vele gorilla's van
dichtbij heb gezien, geloof ik, dat deze aap
verreweg de grootste was, die ik ooit in de
bamboestruiken heb ontmoet. Toen k in zfjn
woedend gezicht keek, verstijfden mijn voeten
van schrik. Een geweer had ik niet en ik kon
me dus niet verdedigen. Als door een bliksem
schicht kwamen mij alle apengezichten, die ik
in mijn leven gezien had, voor den geest. Ik
moest ieder oogenblik vreezen gegrepen en ver
scheurd te worden, toen de aap plotseling zich
op zijn vier pooten liet vallen en wegliep. De
ban was verbroken en bet bloed stroomde weer
warm door mijn aderen. Het geschreeuw in
de geheele omgeving duurde voort en mijn
vrouw en onze begeleider riepen mij iets toe
en toen ik den anderen kant uit keek, zag ik
een groote zilverachtige gorilla, die enkele
kleine apen meesleurde en In het bosch ver
dween. Toen werd alles stil. Doodvermoeid liet
Ik mij neervallen in het gras. Dit avontuur had
mij sterk aangegrepen en nooit In mijn leven
heb Ik een zóó opwindend geval beleefd. Vroe
ger had ik eens op drie meter afstand gestaan
van de slagtanden van een razenden olifant.
Ik had Nijlpaarden recht In hun open bek ge
keken, wilde leeuwen op hun pad ontmoet,
maar geen van deze avonturen heeft in mijn
herinnering zoon levend beeld achtergelaten
als de ontmoeting met de enorme gorilla's.”
Aldus vertelt Johnson over zijn belevenissen
in het apenland, belevenissen, die de meeste
onzer lezers liever op papier zullen lezên dan
in werkelijkheid meemaken.
Vandaar deze geschiedenis...*
De werkloozen in de Ver. Staten bedenken
van alles om te pogen in hun onderhoud te
voorzien en de avontuurlijken onder hen be
geven zich vaak als „blinde spoorwegpassagiers
of eenvoudig te voet, naar de staten van het
Zuld-Westen, waar in vroeger jaren goud is ge
vonden. Zij koesteren nJ. de hoop, dat zij in de
een of andere verlaten mijn op rijkdommen
zullen stuiten, welke hen uit hun ellenoe
kunnen verlossen. Een groep dezer werkloozen,
die door de woestijnen van Colorado dooldent
heeft inderdaad een dergelijke verlaten goud
mijn gevonden, en wel op een zeer merkwaar
dige manier. Zij zagen op een van hun speur
tochten plotseling een menscheiyk geraamte,
dat met ketenen aan een rotsblok was vast
geklonken. Hieruit trokken zij de conclusie, dat
zich in de omgeving een goudmijn had bevon
den, en dat het skelet het stoffelijk overschot
was van een dief, die op deze manier In het
gezicht van het door hem begeerde goud was
„Ik droeg vroeger ook een baret,
net als jullie," zei Ivy tot de twee
lingen. „Ik tenniste er mede, reed
er mee schaatsen en ik ben er zelfs
eens mee naar de bioscoop geweest,
maar natuurlijk was dat, vóór ik op
dl» eiland strandde.”
„O, ik zou je zoo graag eens met
een baret zien," zeide Topsy.
„Als je even mijn hoed vast houdt,
zal ik Loutje vragen de One te mo
gen opzetten.” zeide Ivy.
,4e moet die van ons beiden op
zetten,” zeiden de tweelingen.
gestraft. Het duurde niet lang, of zij zagen
hun vermoedens bevestigd en het schijnt zelf»,
dat hun moeite niet vruchteloos zal blijken.
Volgens de laatste berichten toch wordt de kans
groot geacht, dat het de moeite waard zal wor
den geoordeeld, de mijn opnieuw In exploitatie
te nemen. Ook te Dahlonega, een dorp in os
bergen van Georgia. waar een eeuw geleden tal
van gouddelvers waren samengestroomd, zijn
OD dit blad Zttn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f (Jfjfïtl by levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f fEfi bij een ongeval met f OCfl bij verlies van een hand f 1 OC bij verlies van een f Cn MJ een breuk van Z dtl bü vertin van *n
vereekerrl voor een der volgende ultkeerlrgen J tJUUV." verlies van belde armen/belde beenen of belde oogen I tDU," doodeiyken afloop f een voet of een oog 1 duim of wijsvinger f O(/.“been Stnnf 4U~~ amforen
In Spanje is het eerste nummer verschenen
van 'n nieuw fascistisch orgaan „El Fasclo”. 1
Wordt uitgegeven door de directie van „I<a Na-
zione”, die tijdens de regeerlng van Primo de
Rivera werd gesticht. Als directeur van het
nieuwe blad is aangesteld Delgado Barreto. Het
nieuwe orgaan heeft zich ten doel gesteld een
blok te vormen van alle groepen van uiterst
rechts, teneinde een Spaanscbe Fascistische
partij te kunnen vormen.
k kon dien nacht niet In slaap komen. Tal-
looze malen had ik me heen en weer gewen
teld. maar geen spoor van sluimer kwam m’n
- - en
lag roerloos te staren in de duisternis. En van
zelf zag ik alles weer in gedachten zich afspe
len; hetgeen ertoe had geleid, dat ik hier In
een vergeten hoek van Australië een slapelooaen
nacht doorbracht. Ik zag me weer als jongen
In t huls van mijn oom, ik zag weer de biblio
theek, waarin ik zooveel had genoten, die me
gemaakt had tot een boekenwurm, die me jaren
gezondheid en bijna m’n leven had gekost. En
ik zag me weer staar, aan *t sterfbed van mijn
oom, toen hij me fluisterend de dingen toe
vertrouwde, die straks, als ik z’n testament
had gelezen, duidelijker zouden worden. Ik be
greep nu ook wat oom bedoelde, toen hij zei
dat het testament me gezondheid en levens
kracht zou teruggeven.
Ja, in het document stonden zonderlinge be
palingen.
„Ik vermaak aan mijn neef Henry Mallory
mijn geheele vermogen, met uitzondering van
de hieronder genoemde legaten, op voorwaarde
dat hij huwt met Alice Dorothy Curling, wo
nende gr. Westerlengte gr. Zui
derbreedte, oud 21 jaar. Henryw Mallory moet
zich daartoe alleen en onvergèzeld naar de
woonplaats van genoemde Dorothy Curling be
geven en met haar de kwestie van het huwelijk
bespreken. Blijkt zij Intusschen overleden te
zijn, dan vervalt mijn geheele vermogen even
eens aan mijn neef. Mochten belden niet om
trent het huwelijk tot overeenstemming komen,
dan wordt mijn vermogen gelijkelijk onder hen
verdeeld. Mocht mijn neef Intusschen overlij
den, dan komt de helft van mfjn vermogen
aan Alice Dorothy Curling voornoemd, en de
wederhelft aan John Carwood, eveneens wo
nende op gr. Westerlengte en gr.
Zuiderbreedte."
Toen ik op een kaart de woonplaats van het
meisje had opgezocht, bleek het een onbewoond
deel van het vasteland van Australië te zijn. Ik
begreep dus. dat mijn oom me wilde dwingen
de zeereis en den tocht door de wildernis zelf
en alleen te volbrengen, want hij kende mU
te goed, om niet te weten dat ik alles zou wa
gen, om niet z'n kostbare bibliotheek in vreem
de handen te laten overgaan. Zóó zou ik naar
zijn meenlng m'n gezondheid herwinnen, die
door een altijd studeerend leven vrijwel ten
gronde was gericht.
Maar wat beteekenden de verdere bepalingen?
Wie was Alice Dorothy Curling? Wie was de
vreemde persoon, die in mijn plaats zou erven,
als ik overleed?
Maar nu wist Ik wie John Carwood was.
want Ik logeerde in zijn huisje In de zand
woestijn van Noord-Australië. En ik wist dat
hij éen vriend van oom was uit vroeger jaren.
Maar waar was Alice? Carwood had me ver
wonderd aangekeken, toen Ik hem den Inhoud
van het testament vertelde en me gevraagd of
het afschrift van het testament wel juist was,
want de naam was hem volkomen onbekend.
Reeds dertig jaren woonde hjj hier alleen met
z’n Australische inboorlingen en met z’n twee
zwarte panters. Nog ging me een huivering
door de leden, als ik die gluipende, zwartge
vlekte dieren in gedachten in hun kooi heen
en weer zag treden, als ik de flikkering van
de oogen zag staren. Maar ze zaten in een ste
vig getraliede kool en Carwood beweerde, dat
ze sinds den dag waarop ze hem uit Achter-
Indlë waren toegezonden nu 5 jaar geleden
nooit een poging hadden aangewend om te
ontvluchten. Toch al was mijn lichaam
krachtiger, mijn zenuwgestel als verjongd door
(le reis voer me een rilling door de leden,
als ik dacht aan de nabijheid van deze sterke,
sluwe dieren, aan hun stalen klauwen en hun
ivoren, vlijmscherp gebit.
En weer dwaalden mijn gedachten naar het
meisje, dat volgens ooms verlangen mijn vrouw
zou moeten worden. Ik dacht aan het portret,
dat bij het testament was geweest, en dat ik,
ter vergelijking in m’n zak droeg, t Was een
foto van een 14- of 13-jarig meisje met blonde
krullen en een zacht teer gezicht. Hoe zou ze
er nu uitzien en waar moest ik haar vinden?
Ik dacht ook na over die geheimzinnige wan
delingen, die hij ’s avonds ondernam, geheel
alleen, maar steeds naar het bosch van gom-
boomen In het westen. Morgen zou ik vertrek
ken en naar Engeland terugkeeren, om den
notaris mijn wedervaren te vertellen en hem
om raad te vragen. Morgen kon ik misschien
nog een poging doen om dat geheim te ont
sluieren. Ik zou naar het Oosten gaan, om
geen argwaan te wekken en tegen den middag
omkeeren en langs een grooteren omweg het
bosch trachten te bereiken, om te zien of ik
Iets kon ontdekken. Morgen zou Ik weer rijden
op mijn trouwen Muro en ik zou weer dagen
lang genieten van het leven in de wildernis. Ik
zou weer slapen met mijn hoofd op het zadel
en mijn Winchester karabijn naast me. Lang
zamerhand brachten deze prettige gedachten
mijn hoofd tot rust en ik sluimerde in.
Met een schok werd ik wakker. Mijn gespan
nen zenuwen brachten me tot bewustzijn met
een gevoel van nederend gevaar. Ik^trachtte
m’n gedachten te verzamelen. Alles was don
ker. In een hoek van de kamer plekte het
maanlicht, waartusschen donkere schaduwen
vlokten. Ik wendde het hoofd om; Ik wilde
zien, waarom niet het volle vierkant der raam
opening zich op den vloer afteekende. En daar
op de vensterbank lag het zwarte silhouet van
een panter, met opgezette spitse ooren en met
twee groene flikkerplekken, die glurend, glui
perig, heen en weer bewogen.
Een oogenblik stond mijn hart stil en hoorde
ik de zachte ademhaling van bet dier, dat daar
onbeweeglijk in het kozijn lag. Ik trachtte me
te bewegen, schreeuwen, op te vliegen, maar
Tegenover den tjjgerbezweerder stond thans
de slangenbezweerder!
De tijger is de onbetwiste konlng der Hlndoe-
wouden en eenzam Hindoe-vlakten. Alles
vlucht voor hem. zelfs de wilde buffel, zelfs
de rhinoceros, zelfs de olifant. Maar hij-zelf
vlucht voor de Naja.
Op minder dan twintig pas van de groep
menschen, die daar als aan den grond
vastgenageld stonden van ontzetting, kwam
een tijger aangesprongen met dat kort-afge-
beten brulgeluld van een roofdier dat zich wer
pen gaat op zijn prooL
Het beest viel midden in een wemeling van
slangen, die woedend v__
Slechts een paar seconden lang blikte ik in
deze harde en onderzoekende oogen en toen
•ss de kq> Ineens verdwenen. Daarna werd de
•tüte van het bergwoud plotseling verstoord
door een oorverdoovenden schreeuw, die langs
de rotswanden galmde en de schreeuw werd
onmlddellijk gevolgd door een veelvoudig ge
jank. dat angstaanjagend klonk dwars door ons
heen, bleef aan den bergwand hangen en
kaatste terug, zoo verschrikkelijk dreigend,
langzaam
glijden tn
voorzichtlgen
sprong
stoel,
kleeren
Grommend greep
het dier mijn
jachtbuis en sprong er mee terug op de venster
bank. Ik vloog op en greep m’n Winchester.
Juist bijtijds, want buiten riep weer die stem:
„Pak aan. Cesar!”
Wat ik verwachtte gebeurde. Reeds vertoonde
zich de forsche kop boven het kozijn, maar
onmiddellijk richtte Ik tusschen de oogën en
schoot. Een knal en een woedend gebrul en
Ik rende naar het venster, waar ik niets zag
In het maanlicht dan een donkere schaduw,
die zich wentelde aan den voet van den muur.
Zoo wachtte ik den morgen af. Voorzichtig
kleedde Ik mij aan. steeds met m’n oogen naar
bulten en m'n karabijn bij de hand. Mijn ka
merdeur was aan den binnenkant gesloten, dus
van die zijde dreigde geen gevaar en van uit
mijn raam overzag ik den heelen omtrek. Lang
zamerhand zag ik de maan ondergaan en de
sterren verbleken. Reeds teekende een roze
rood© tint aan den horizon het punt aan, waar
straks de zon zou verschijnen. Toen Ik mij voor
zichtig bulten het venster waagde en langs de
klimplanten naar beneden gleed, m'n karabijn
tn de linkerhand en m’n oogen naar beneden
gericht. De panter was door een kogel in de her
sens getroffen en lag morsdood.
Stijf van het staan, bewoog ik me in de rich
ting van den stal. Onderweg moest Ik de hok
ken der panters passeeren. Belde waren leeg.
Ook het andere roofdier was dus los gelaten
en zwierf hier wellicht rond en loerde op mij.
Maar de frlssche morgenlucht en de zekerheid
van mijn schot, gaven mij m’n zelfvertrouwen
terug. Ik vond den stal gesloten, maar het ge
lukte mij, de deur open te brekén. Ik zadelde
mijn paard, steeds scherp om me heen ziende,
of er gevaar dreigde. Toen trad ik naar buiten,
sprong In den zadel en reed langzaam naar t
Westen.
Na een half uur bereikte Ik het gomboomen-
bosch. Ik was nog geen honderd meter er in
doorgedrongen, toen ik een houten huisje
ontwaarde, half verscholen tusschen de
hooge struiken. Voorzichtig reed Ik er eerst om
heen, maar ontdekte geen onraad. Ja toch,
daar bewoog zich Iets tusschen de struiken en
een zwarte, lenige vorm teekende zich af tegen
het groen. Maar nu was ik voorbereid. Voor
het dier gelegenheid had tot een sprong, ver
brijzelde mijn kogel een zijner schouderbladen,
waarop het brullend neerviel. Zonder aarzelen
trad ik op het huis toe. De deur was gesloten,
maar Ik trapte ze in. Op hetzelfde oogenblik
floot een kogel langs m'n hoofd en drong met
een doffen slag In den stam van een gomboom.
In de hut trof Ik een hevig ontsteld meisje
aan, dat ik direct herkende als het origineel
van het portret, dat by het testament had be
hoord. Ik bleef op den drempel van de deur
staan om te zien door wiens hand de kogel op
my was afgezonden. Zoo staande, vertelde ik
Allee wie Ik was en waarom ik daar kwam. Ook
zy vertelde my haar geschiedenis, hoe ze alttfd
by Carwood had gewoond, die haar als een va
der had behandeld. Hy had haar echter Jaren
geleden verteld, dat zy wees was, dat ae een
kind was van een vrouw, die myn oom had liet
gehad, maar die met een ander getrouwd was.
Na den dood van haar ouders had myn oom
besloten, voor haar te zorgen, maar had die
zorg overgedragen aan z'n vriend in Australië
met de mededeellng, dat hy aUe kosten zou dra
gen tot hy haar een anderen beschermer kon
aanbieden. Tot ongeveer een jaar voor myn
kemst was alles goed gegaan, n^aar sedert dien
tyd hield hy haar opgesloten in dit hutje, zon
der ooit eenlge reden voor zyn vreemd gedrag
te geven.
Toen begreep ik alles. Een Jaar ongeveer was
het geleden, dat myn oom z’n testament maak
te. Htf had daar biykbaar mededeellng van ge
daan aan zyn vriend, die daarop het plan op
vatte my by myn komst uit den weg te ruimen.
Het kostte me niet veel moeite Allee te over
reden met my naar Engeland te gaan en daar
verder te overleggen wat ons te dcen stond.*
Over een huweiyk sprak Ik niet.
Na een dag van onverpoosde waakzaamheid
waagden we ons des avonds naar bulten. De
had myn paard bulten laten grazen en in de
schemering stegen we belden op en trokken
langzaam In een boog om de woning van Car-
wood heen naar het Oosten.
Na een week van ontbering en vermoeienis
bereikten we de nederzetting van een Ameri
kaan, van waar we de kust konden bereiken en
scheep gingen naar Engeland. Daar aangeko
men, hadden we elkander voldoende leeren
kennen en werden door het huweiyk vereenigd.
wisten waarom en enkel en alleen maar ver
langend te byten.
In een oogenblik was hy omkringeld door
beweeglyke ringen, die zich vastplakten aan
zyn ledematen, en werd hy gebeten door de
muilen, waaruit het doodeiyk venyn spoot.
zyn wilde kreet van begeeriykheld werd on-
mlddellyk gevolgd door een vreeselyk gehuil
van doodstryd.
Hy wilde terug, hy wilde vluchten, zich aan
schuren tegen takken en steenen om zich te
bevryden uit den yskouden worgdruk.
Nuttelooze poging!
Het op wel twintig plaatsen tegeiyk binnen
dringende vergif heeft spoedig zyn werk ge
daan. De tyger wuikelt, brult een nieuwen
kreet uit, valt,
weer en sterft.
En dat zachte helsche muziekgeluld in de
nachteiyke duisternis biyft maar altyd voort
duren en brengt de naja’s tot waanzinnige
woede.
Daar komt een tweede tyger door de takken
springen, en ook hy ploft, onmlddeliyk om
kringeld door het wriemelend en krlewelend
krulpgedierte, als een logge massa neer onder
wanhopig gebrul. En zóó vergaat het in het
rond al den naderenden wilden beesten.
Als een bliksemstraal vaart door den geest
der drie mannen en van het knaapje de louter
op zelfbehoud gerichte gedachte:
„Zouden er slangen genoeg zyn om dit leger
van tygers te bestrijden en te vernietigen?"
zy biyven kalm en dit is hun behoud.
want, nu het eerste oogenblik van afgrijzen
en schrik doorstaan Is. keert er wat meer
kalmte en helder begrip van het oogenblik in
hun geest terug en kunnen zy, by het schyn-
sel der sterren, vaag onderscheiden welk een
drama zich daar rondom hen voltrekt.
De tygers die nu van alle kanten aanko
men, vallen, zonder één enkele uitzondering,
in een waar bed vaa slangen.
Ja, de vluchtelingen kunnen gerust zyn. Er
zyn slangen genoeg! De aanval der tygers is
gebroken en het begeeriykheidsgebrul heeft
thans plaats gemaakt vcor een gezamenlyk
doodsgereutel en telkens nieuw opklinkend
wanhoopsgeloel dat de lucht vervult als met
onweersgerommel. De tygers trachten op de
vlucht te slaan, maar geen enkele slaagt erin
alle worden het slachtoffer van het vergif.
De enkele, die zich hier en daar nog naderby
wagen, hooren, zien en ruiken den dood en
deinzen terug.
zy sluipen nu In wyde kringen rond, grom
mende en brullende van onvoldane begeerte.
De cadavers van hun natuurgenooten zyn voor
hen een waarschuwing!
Tevergeefs verdubbelt Bikanel zyn pogingen
door de kracht en de variatie van zyn geluld-
Hy herkent een van de gewone melodieën
der beroepsbezweerders en knarsetandt van
woede de tygerbezweerder is verslagen door
den slangenbezweerder!
„Die satan heeft een heirleger van slangen
uit den grond doen oprijzen en voor de derde
maal lyd Ik de nederlaag", bromt hyJk
moet vluchten en my opnieuw gaan wreken.
„De vervloeking over hem., en over allen!”
Machteloos van woedende zelfopwlndlng laat
Bikanel zich vallen aan den voet van een
boom.
De tygers, weldra gekalmeerd, koeren, teleur
gesteld, langzaam naar hunne holen terug.
Bijna onmerkbaar vertraagde Berar het
rhythme van zyn melodie. Ook de Cobra's hiel
den nu op met hun gesis en wilde bewegingen
en kwamen, dank zy 1. thans door Berar aan
zyn Instrument ontlokte zachte en sleepende
geluld, tot rust, zy kropen terug naar hun ge
heimzinnige verbiy(plaatsen, waar zy, op den
kouden en vochtigen grond, hun prooi onge
stoord plegen te verteren.
Het rozenhouten fluitje deed nu nog enkele
byna niet waarneembare tonen hooren en
dasma werd het stlL
Door den donkeren nacht klonk Beraris keel
geluid:
„De naja’s zyn weg.„. er is hoegenaamd
geen gevaar meer”.
Een diepe zucht ontsnapte hen en allen
slaakten een lichten kreet van zenuwachtige
biydschap. Hun doodsangst had niet langer
Alle behoorden tot dat verschrikkelüke soort
»«arvan de beet volstrekt doodehik is, d%t
•°ort waarvan het in Britsch-Indië krioelt en
•U* men „Naja’’, „Cobra-capello” of ook wel
•Brilslang’’ noemt.
Deze slang is niet groot hoogstens twee
- meter lang by vier centimeter middeliyn. Maar
is wonderbaariyk vlug In haar bewegingen,
««geloofeiyk prikkelbaar en, zooals we reeds
«Iden, haar venyn is altyd van doodeiyke ult-
•erUng. Kortom: dit «soort kruipdieren is de
■teeel van Britsch-Indië en leeft In sommige
«edeelten van het land In zóó grooten getale,
dat geheele districten er door onbewoonbaar
8ün.
Men weet dat zy de eigenschap bezit, als zy
toornig is, haar hals te doen opzwellen zoodat
deze driemaal zoo wyd wordt, zy krijgt daar
door een nóg vreemder en nóg weerzinwekken
der ulteriyk.
Ivy zeide, dat ze maar een wilde,
maar daarvan wilden de tweelingen
niets hooren. zy speldde daarom de
twee baretten tegen elkaar en droeg
ze tegelyk op haar hoofd.
„Hoe staat het me, Topsy? vroeg ze.
„Je ziet er eigenaardig uit,” zeide
Topsy.
„Ik begryp niet waarom,” zei Ivy,
„Ik dacht altyd, dat zoo’n baret me
goed stond. Wat zeg jy, Robbie?”
„Eén kan Je misschien goed staan,
maar twee zeker niet,” antwoordde
Robbie.
e bekende ontdekkingsreiziger Martin
I Johnson, die reeds vele malen In ge-
zelschap van zijn vrouw de wildernis
introk op zoek naar dieren, en die enkele ma-
jen van zyn tochten een film maakte, heeft
thans een boek geschreven, waarin hy zyn
jongste avonturen vertelt, die avonturen nJ_,
die ook verwerkt zyn In de film Congorilla, die
wy destyds In ons blad hebben besproken.
Vooral de apen en de gorilla’s hebben dit
maal de byzondere aandacht van Johnson ge
trokken. Hy reisde In het stroomgebied van
den Congo, waar de pygmeeënstammen der
Bambull wonen, die hy zeer van naby heeft
jeeren kennen. Johnson bevestigt In zyn boek
volkomen de wetenschappelijke onderzoekingen,
die de missionaris Pater Schebestas 8.V.D.
heeft gepubliceerd over deze bevolking van
OoriUa-land.
Men weet misschien ook wel dat de slangen
bezweerder ze tot gehoorzaamheid kunnen
dwingen ze voeden, tot zich trekken en zich
door deze beesten doen volgen, kortom: met
hen omgaan op ongeloofelyk-vertrouwelyke
wijze.
Zóó ook Berar, die behalve groote talenten
als magnetiseur en „worger” ook dergeiyke
talenten als bezweerder bezat en een der meest
bekende was van Bengalen.
zyn muziek was nu scherp, razend snel,
snerpend geworden.
En de slangen, aanvankelyk slechts gedeel-
teiyk tot bewustzyn gekomen, toonden zich
thans woedend. Zy sisten, beschreven met hun
elastische lichamen dreigende bochten, scho
ten vooruit als pylen alsof zy een prooi zoch
ten om er hun moorddadig venyn in te spui
ten.