De Geluksvogels H van 1 De tweede brief Oom Anton Poppenvisite De goede Moordenaar WAT VAN ALLES MISLUKT Merkwaardige getallegi Boerinnetje 1 7 5 2 8 De B. L. N. S De dierenwereld van Madagascar lil 1 f Er ingeloopen id SF I T JJ ■SB wi be ft. ft. en een reepje sits. Het wordt met een koordje nt pinkte W: rt U OOM ANTON. Kr 0 i- l It VU^l. MeU u O) BKP. X n a. e ir en de Dit Is de legende van den goeden moor denaar, die ons toont, hoe *t laatste woord van Jezus hier op aarde tot de menschen er een was van lief de volle vergeving. Een Engelsch advocaat reed over een langen vertellen; alleen zeg ik jullie, dat het een getal is van 39 cijfers! zijn nu TT d d „Voorwaar Ik zeg U, heden zult ge met Mij zijn in het Paradijs.” inhaalde, die deselfde richting volgde. Zeg eens vrouwtje, welken weg moet ik Inslaan, om het dorp B. te bereiken? vroeg hij. O, dat Is nog een heel eind, was het antwoord. ik sal u wel waarschuwen. Best, zegt de advocaat, kom dan maar bjj mtf In het rijtuig, beter slecht ge selschap dan geen. Nadat zjj zeer ver gereden hadden, stapte de vrouw uit en op de vraag van den advocaat of hjj nog niet aan dien weg was, antwoordde de vrouw heel leuk: o ja. u is hem al meer dan twee mijlen voorbij, maar Ik dacht: „beter slecht geselschap dan geen” en liet mij daarom maar tot hiertoe brengen.” de de wel een 1 de iruk, de Maar opeens? Ach! daar viel het staartje weer. Dat begrepen ze niet! Dat ging bo ven hun pet. De tranen biggelden over Bles* wangen. Neen! dat was geen goede lijm! Dan mur gewacht, tot de speelgoeddok- ter erbij gehaald waal k en «ring eker oom □aar zijn r of Z.W. dien i der roor. >uden IW.- room i oog Idene i dag icht- regen ge- men het weer i de !an- inen vind en eter dan- imig em- /er- rich* eld, tste te er jn a- a- a- dt te ge- res- ge- Greetje gaat met al haar poppen op visite bjj Marie. Gisteren is zij uitgenoodigd. En nu gaat ze, een, twee, drie.' Allemaal nog gauw gewasschen En een mooien strik in ’t haar. Jaap krijgt nog een ander broekje.... Zoo, nu zijn ze kant en klaar! Piet staat met zijn mooien auto Al te wachten op de straat. „Vlug! nu kinderen, vlug!" zegt Greetje, „Anders komen we te laat!" Allen gaan ze in den wagen; Jaap, Katreintje, Flip en Fien, En de and're stoute rakkers, ‘t Zijn er wel ‘n stuk of tien! Taks wordt ook nog vastgebonden, Achter aan den autobak. Ijpks, die denkt, „’t zal wel hard gaan Ik voel me niet op mijn gemak!" „Klaar!" zegt Plet „nu gaan we rijden. Zit je allemaal goed vast!” Toet! pang! pang! blijf stevig zitten! Vooruit! n« gaan we, opgepast!" En opeens, daar gaat de auto! „Hola! jongens opgelet!" En alle menschen blijven kijken Naar de poppen en de pret! nu nog levende dieren wil ik vertellen halfapen. Ja maar, waarom was die meneer dan 43 jaar en waar was die sigaar goed voor. Oh! Bedoel je dat! Nou dat was alleen maar, om het een beetje moeilijk te maken, zie je! Weet je wat Piet, laten we elkaar eens raadseltjes opgeven. Ik zal be ginnen. Weet jij het verschil tusschen een mug en een mijnheer van 43 jaar, die een sigaar met een gouden bandje rookt? om het middel van het boerinnetje gebon den. De armen en beenen maken we van lu cifers, die eerst puntig afgesneden zijn, waarna ze in het kurk worden gestoken. Voor de voeten snijden we een kleine kurk in de lengte door en steken ze met het ronde gedeelte aan de beentjes. Het armpje ombuigen. Het lijfje kleuren. Ook leefde hier en op de naburige eilan den Réunion en Rodrigues de Dodo of Dronte (Fig. 1), een wonderlijke vogel, die evenals de struisvogels niet vliegen kon. Van die Dodo kennen we beschrijvingen en af beeldingen. Van de eerst iets over de De merkwaardigste soort is wel *t vln- gerdier (Fig. 2). De kop is groot, rond met stompen snuit. De hals is kort, het lichaam slank, de staart even lang als het lichaam en zeer harig. De oogenzijn groot, zooals bij alle nachtdieren. De kleur is grijs-bruin. exemplaren worden Er waren weken en maanden verloopen. In Jeruzalem waren de vreeselljkste ge beurtenissen voorgevallende ooit op eenlge plek ter aarde hebben plaats gehad. Daar had temidden van een tierende menigte een droeve Man geloopen, wiens wit kleed met Zijn bloed besmeurd was. Hij torste *n kruis, waaronder Hij tot driemaal toe was bezweken. En hoewel achter Hem nog twee roevers en moordenaars hun schandhout voortsleepten, ontlaadde zich de zlnnelooze woede van het volk slechts boven het met doornen gekroonde hoofd van Dezen, die nooit een mensch had kwaad gedaan. Wat een moeilijk raadsel is dat. Laat me eerst eens even nadenken oen meneer van 43 jaar met een si- yaar met een gouden bandje en. nee dat weet ik niet hoor. Ik geef het op. I Hij ging op het midden van den weg staan Hahahaü Dan ben je toch wel reuze dom Piet, dat je daar het verschil niet eens tusschen weet. Die heer is natuurlijk wel millioen maal zoo groot als die mug. Als je dat niet opmerkt, is het slecht met je gesteld. HET UURTJE VOOR ONZE JEUGO 11111111111111111111111111111111111111 111 1 IHHH|IHNHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii||||||l|||l|||||l||||||||||l||l||l|l(llM||lllll|llll|lll)(III|1||||U||H||HI|ll|HHI)||||lll)||||||||ln|||||((|||||1||)^ iiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiniiirHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiwiiiiiiiiiiiiHiiiiiniiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiHnmiiiiiniiimiiiniiiiiiiiiiiHimnHttfH> •r t ,Jk weet wat!” riep Anaje, een bijdehand verpleegstertje, opeens: handig ging ze met haar vingertjes In haar mond en lijmde zoo den staart van Bles er weer aan. Wa rempel! HIJ bleef zitten! Met verbaasde oogen keken allen Ansje aan.... .Maar nu stil blijven staan. Bles, tot *t droog is,** zei ze. Bles stond muisjesstil. Hij kreeg een kleurtje van pleizler, maar dorst Anaje niet te bedanken, uit angst dat hij zich zou bewegen. Een heel tijdje ging het goed! Beste jongens en meisjes! a Is tweede brief volgt hier iets over eenlge merkwaardige dieren van het eiland Madagaskar. Natuurlijk vitten jullie al met de kaart van Afrika voor je. Wanneer jullie je dlerkundeboek openslaat, dan vind je daarin, dat op Madagaskar verschillende soorten halfapen, vruchten et ende vleermuizen en natuurlijk nog andere dieren voorko men. Ook kwa men er merk waardige groote vogels voor, die nu voor t groot ste deel ver dwenen zijn, want *t kleinste deel, dat er van overgebleven is, zijn deelen van het raamte en eieren. *t Moeten naar die ten te oordeelen wel kolossale dieren weest zijn. Van de aepyomls bijvoorbeeld, zijn eieren bekend, die acht liter Inhoud hebben, wat overeenkomt met 148 kippen eieren. De dikte van de schaal van de eie ren is 3 mM. je kunt ze met de getallen van 158 vermenigvuldigen altijd weer krijg je dezelfde cljfergroe- peering. Op Golgotha werden drie kruisen opge richt. Aan het middelste hing de smart volle Man, die Jezus van Nazareth genoemd werd. Ter linkerzijde hing een roofmoor denaar, die langen tijd den boechweg van Jericho naar Jeruzalem had onveilig maakt. Hij vloekte en tierde, doch schonk daaraan geen aandacht. Ter rech terzijde hing een ^uwe, roodbaardige ge zel van dezen moordenaar, die om hetzelf de feit gestraft werd. Hij hing daar kalm en gelaten, schuldbewust en berouwvol. Toen het tegen het negende uur liep en de aarde angstwekkend duister werd, ver toonde de Man aan het middelste kruis teekenen van doodstrijd. Hij was zwakker van lichaam dan de belden aam weerszij den, die bovendien niet gegeeseld en be spot waren. De moordenaar die aan het rechtsche kruis hing, wendde het hoofd om en zag het droeve gelaat van den man aan het middelste kruis. En schreiend smeekte hij „Heer, gedenk mij, als ge in Uw Rijk zult zijn aangekomen.” Toen klonk hoopvol de zachte stem van Jesvs: -r^vlt boerinnetje wordt van kurken ge- I J maakt. Voor het hoofd gebruiken we een kleine kurk. Het gezichtje calquee- ren en uitknippen Daarna opplakken en het hoofd op de romp lijmen, waarvoor we een groote kurk nemen. Het haar maken we van twee draadjes dikke gele of zwarte wol, welke we aan weerszijden van *t hoofd lijmen. Op het voorhoofd plakken we een stukje afgerafelde wol. Dan calqueeren we eerst het mutsje op slts-papler, knippen het uit en vouwen het om langs de stippellijn. De gestreepte gedeelten plakken we tegen elkaar. We zetten de boerin het mutsje op en plakken het met plooitjes tegen het achterhoofd vast. Het rokje knippen we van ^ocaat reed over een langen eenzamen weg, toen hM eene eenvoudige vrouw an den dichtbegroeiden boschweg, die ZX van Jericho naar Jeruzalem voerde, gingen drie mannen, die haast sche nen te maken. Nu was het niets ongewoons wat voor drie dat reizigers op dezen weg hun pas versnelden. Het was er onveilig en ongewapenden zelfs gevaarlijk. De mannen nu droegen geen wapenen en boe zemden ook met hun gestalte maar weinig ontzag in. De middelste zelfs, die Judas ge noemd werd, was bepaald klein. Zijn ge- heele voorkomen bovendien, van het fijn besneden blanke gelaat tot de beschaafde houding en gebaren, duidde erop, dat hij van hoogen stand was en weinig bekend met het ruwe - wapen bedrijf. Hij was het, die een buidel bij zich droeg en bijna voort durend het woord voerde. De beide ande ren antwoordden slechts nu en dan kort. Heel zeker waren ze van een veel lagere ontwikkeling dan Judas. Bovendien sche nen ze zich niet op hun gemak te gevoelen, want onrustig gleden van tijd tot tijd hun blikken over het dichte struikgewas, waar mee de ruimte tusschen de boomen groeid was. .Deze Maria is een goede vrouw,” sprak Judas weer. „Zij voorziet den Meester riJke- Ujk van geld.” De beide gezellen knikten. „Dat zij echter een albasten vaas vol reukwerk over Zijn voeten uitstort vind Ik verkwisting. Waarom Hem niet veel liever het geld gegeven, dat ze voor deze kost bare oliën betaald heeft.” De eene wist hierop blijkbaar niets te antwoorden, doch de andere waagde in bet midden te brengen: „Het zijn toch de ge zegende voeten van den Meester zelf! Wanneer ze het over mijn voeten of de uwe gooide, ik zou u zeker gelijk geven. In dit geval echter. „Blijft het evenzeer verkwisting” viel Ju das in de rede. „Overigens is het mij wel duidelijk, waarom Jezus zelf haar niet hierover berispte. Ook bij Hem neem ik in den laatsten tijd een zekere verspilzucht waar. Hij deelt het geld dat Hij ontvangt met volle hand weer uit aan lammen of melaatschen of ander gespuis. Ja, soms lijkt het mij wel eens als gaf Hij meer nog dan Hjj ontvangt. O zeker, zoo nu en dan een aalmoes geven is verstandig. Daar door blijft het volk op de hand van den Meester. Maar zóó te handelen!” Jacobus, de grootste der twee metgezel len, wilde antwoorden doch de woorden bleven hem in den mond steken. Er klonk een kortstondig gekraak in de struiken en op hetzelfde oogenblik sprong een kerel te voorschijn, die, toen hij zich geheel had op gericht, wel twee hoofden grooter nog was dan Jacobus. Hjj ging op het midden van den weg staan en wachtte hen wjjdbeensch af, terwijl hjj grijnslachend de rechterhand liet rusten op de leeren schede die aan zijn gordel hing. Geheel zijn doen en laten voorspelde maar weinig goeds. Neen erger nog: uit alles bleek, dat de bedoelingen van den grooten kerel alles behalve eerlijk waren. Judas en zijn metgezellen waren even eens blijven staan. „Wat wilt ge van ons,” vroeg kortweg Jacobus, die de flinkste van allen was. „Kom, kom, niet zoo onvriendelijk,” grijnsde de roover. „Ik wilde U slechts een heel beleefd verzoek doen, heer koopman. „Ge vergist U, wij zijn in het geheel geen kooplieden. Laat ons dus verder met rust.” Bij deze woorden wilde Jacobus den roo ver opzij duwen om verder te gaan. Maar deze omklemde met Ijzeren greep den arm van den apostel. „Dat is toch waarlijk al te vlug, vriend. Laten wij dit gesprek voor gij verder trekt beëindigen zooals het behoort. Ge zjjt dus geen koopman. Nu, mij om het even. In ieder geval bezit ge in den buidel dien deze man draagt, een aardig duitje.” Hierbij wees hij op den gevulden geldzak, die Judas torste. „Dit geld behoort ons niet toe,” sprak thans Philippus, die de derde van het ge zelschap was. „Het is een geschenk van Maria Magdalena aan onzen Meester. Zij heeft ons verzocht het Hem te brengen.” „Ook dat is van weinig belang. In ieder geval is hier geld en ik zou U beleefd wil len vragen, dit aan mij af te staan. Wan neer het U toch niet toebehoort, zult ge daar wel weinig bezwaren tegen maken, hoop ik.” Nu was het Judas, die antwoordde. „Ik denk er niet aan, U dit geld te geven,” riep h(j woedend. .Laat ons oogenblikkelijk door. Mijn Meester Is Jezus van Nazareth, die het In Zijn macht heeft het geheele Romelnsche leger te verslaan en duizend bandieten van uw slag.” De roover schaterlachte. „WeL wel, HM is een flink man, uw Meester,” sprak hij. „Jammer dat Ik Hem niet ken, dien dappe ren krijgsheld. Ik bezoek namehjk de ste- j den zeer weinig, omdat mijn bezigheden mij hier In de bosschen terug houden. Maar wellicht kent mijn gezel hem, die daar ginds aankomt. Hij komt wel In de stad.” Inderdaad naderde thans een tweede ke rel, die In geen enkel opzicht voor den eer sten onderdeed. HM had een ruigen, roe den baard, die tot op zijn borst afhing en was goed voorzien van deugdelijke wapens. OngetwMfeld echter zou hM dit reizende drietal overmeesterd hebben zelfs zonder ander wapen dan zMn gespierde vuist. Zoo- dra hij den eersten roover genaderd was, sprak deze, op de drie apostelen wijzend: „Dit zijn de dienaren van een machtig heer! Zij zijn op weg naar hun meester om hun geld te brengen!” „En nu zijn ze onderweg van gedachte veranderd en komen het geld aan ons brengen” spotlachte de tweede. „Dat is heel vriendelijk van U, mannen. Sta mM dus toe dat ik het geld in ontvangst neme.” Met de/e woorden wilde hM den buidel grMpen, dien Judas nog steeds stevig omklemd hield. „Kom vriend, wees verstandig geef mM dien buidel vrijwillig,” ging roover voort. „Uw Meester is een machtig man, zegt ge. Welnu, het zal er dan bM hem op enkele goudstukken meer of min der wel niet aankomen. Wie is uw mees ter?” „HM is Jezus van Nazareth," sprak Phi lippus. Groote, volwassen wel 1 Meter lang. Het vlngerdler houdt er een heel merk waardige manier op na om het zachte merg uit sulkerrietstengels en stukken bamboe te halen. HM bMt een gaatje in den stengel en peutert daarna met zMn middelvinger, die verbazend dun is, de zachte deelen er uit. Op dezelfde manier gaat hM ook te werk om Insecten uit hun gaatjes te werken. En eindelMk dient dat dunne vingertje hem ook nog om te drinken. HM steekt het in de melk en likt het daarna af. Een andere groep makl’s zMn de katma- kl’s, waarvan je hier den kop ziet (Fig. 3). Dit zMn nachtdieren zooals de meeste half apen, die bovendien een gedeelte van het jaar in een somerslaap doorbrengen. Van te voren heeft hM flink gegeten, wat hem een soort vetknobbel aan hët begin van zMn staart bezorgt. Als de zomerslaap ten einde is, is het vet verdwenen. I Een dagdler onder de halfapen is Indri. (Fig. 4). Dit dier is een van grootste onder de halfapen, hM kan 85 cJd. worden Het gezicht is bM deze die ren geheel onbehaard en zwart van kleur. De haken van het lichaam zMn zwart, wit en grijs. In de ZuidelMke streken van het eiland richten de Inboorlingen de dieren voor de-jacht af. Ik noemde in het begin van mMn brief vruchtetende vleermuizen. Die Ujken het meest op de vliegende bonden, zooals er ook in Indië voorkomen. (Fig. 5). Wanneer er voldoende wilde vruchten zMn, is de schade, die ze veroorzaken niet groot,, maar als ze in de boomgaarden komen, kunnen ze heel wat kwaad doen. En hiermee ben ik weer aan het einde van mMn brief. Laat maar weer eens van jullie hooren, zorg, dat deze brief aan Henk wordt doorgestuurd en wees zelf gegroet van I Op het hooren van dezen naam bleef de roodbaardige bandiet enkele oogenblikken als verstomd staan. De drie apostelen noch de eerste roover begrepen wat hem zoo ont stelde. En nog minder begrepen zM het, toen hM langzaam sprak: „Als dat waar heid is, kunt ge ongehinderd verder gaan en uw geld behouden.” „Ben je dwaas geworden!” riep zMn met gezel uit. ,Dit geld behoort ons!" ,Jk ben in het geheel niet dwaas,” was het rustige antwoord. „Aan Jezus van Na zareth zal ik echter niets ontnemen. GM kent Hem niet, maar ik heb Hem gezien! Ik heb Hem gezien, toen hM een ouden man genas, die zMn geheele leven blind was ge weest. Ik heb Hem'gezien, toen hM men schen van ons slag, die in den tempelvoor- hof handel dreven, met een geesel verjoeg. DaarbM waren mannen, grooter en sterker dan gij of ik. En deze, slank als een maagd, joeg hen op de vlucht. Aan Jezus van Nazareth wil Ik niets ont nemen. HM Is een groot wonderdoener en y y j -j-k wp w-r -y» yy yp y y». de eenigste mensch die waarUjk goed is.” HA1N JLaA-jIv ZaJX-O JtulE/ En tot de apostelen: „Gaat ongehinderd door!” De eerste der roovers wilde hiertegen nog iets inbrengen, vol .woede dat hem zulk een bult ging ontsnappen. De wijze echter, waarop de roode hem aanzag liet niets aan duidelMkheid te wenschen over. „Ik waar schuw U, dezen menschen niets in den weg te leggen. Ik zal hen beschermen, omdat zM de dienaars zMn van Jezus van Naza reth!” Die oude Grli zóó merkwaa verformules mee samenstelden en op die manier hun magische kunsten uitoefen den. Al deze 12 getallen zMn even; geen enkel oneven getal heeft men er bM ontdekt. Het Is echter nooit bewezen, dat een vol komen getal niet oneven kan zMn. Als jullie dus nog eens zoo gelukkig worden, dat je een oneven volkomen getal vindt, dan word Je vast een beroemd wiskunste naar! n. Als ik jullie eens de eenvoudige vraag voorlegde: Wat is het grootste getal, dat Je met twee cijfers kunt schrijven? dan zou ik van heel veel rekenvrienden tot antwoord krijgen: 99! En toch is dat niet waar! Het getal 9* is nX veel en veel grooter! Je weet, dat dit beteekent 9 x 9x 9x9x9 x9x9x9x9. Rekenen we dit eens uit, dan zien we, dat dit gedurig product gelMk is aan 387 420.489. Dat is dus heel wat grooter dan 99', niet waar? Ik stel nu de vraag: Wat is het grootste getal, dat men met drie cijfers kan schrij ven? Als Je bet voorgaande goed gelezen hebt, zal je begrMpen, dat het niet is: 999, want 99* en 9“ zMn veel grooter. Geen van deze groote getallen is echter nog het grootste! Dat zou zMn het getal (9*)*. Immers boven hebben we berekend dat 9* gelMk is aan 387.420.489, zoodat <9*)* dus eigenlijk beteekent: 387.420.489 In de 9e macht en als we dat eens zouden uitreke nen, (we zouden er echter jaren voor noo- dig hebben!) dan zouden we een getal vin den, dat geschreven wordt met369 millioen cMfers, dat zoo Ongeveer een lengte had van1000 kilometer. Wat kunnen we dus de grootste waarden op eenvoudige manier voorstellen, hè! m Weet je, wat een priemgetal is? Luis tert, ik zal het je vertellen. Een priemgetal is een getal, dat uitgezonderd door 1 en bet getal zelf, door geen enkel ander getal kan gedeeld worden. Zoo zMn b.v. 7. 11, 13, 17 enz. priemgetallen. BekMk nu eens het getal 2*n 1. Je ziet er natuurlMk niets merkwaardigs aan en je zegt: Wel, daar staat 2 tot de 127e macht en dat moet verminderd wor den met 1. Welnu; dit getal is het grootste priem getal, dat men kent. Er zMn natuurUJk een oneindig aantal priemgetallen; maar het wordt bM die reuzengetallen, die men op *t laatst krMgt, ónmogelijk om aan te toonen dat deze getallen alleen door 1 en *t getal zelf gedeeld kunnen worden. Het Is nu echter door de geleerden bewe zen, dat 21” 1 werkelMk een priem getal Is. Hoeveel dit is, zal Ik je hier niet I. BekMk eens op je gemak het getal: 28! Zie Je er Iets eigenaardigs aan? „Neen,” zul je zeggen. En toch.... Is 28 zeer merkwaftirdlg. Welke zMn nJ. de feelers van dit getal? Iedere flinke jongen of flink meisje uit de zesde klas zal het kunnen zeggen: 1, 2, 4, 7 en 14! Nu komt het merkwaardige, hoor! Als men nJ. de som neemt dezer deelers, dan krMgt men...... weer precies 28 Zulke getallen zMn er maar heel, heel weinig. Ze worden door de geleerden vol komen getallen genoemd en tot op den dag van vandaag zMn er uit het oneindige aantal getallen maar 12 zegge en schrij ve twaalf van zulke getallen bekend. Het kleine getalletje 6 behoort hier ook toe: immers de som der deelers Is: 1 2 3 6. Ook het getal 496 en het getal 8128. De rest van deze 12 eigenaardige getallen zMn veel en veel grooter. Gelooft nu niet, dat wM, menschen der twintigste eeuw, zoo gelukkig zMn geweest, deze getallen uit te vinden! Neen, reeds de oude Grieken ken den ze en wMhebben deze 12 getal len gewoonweg van hen overgenomen en er geen enkel meer bM kunnen vinden. :en nu vonden deze getallen lig, dat zM er allerlei too- et was stil in het groote huis. Of neen, toch niet stil! Alles was in diepe rust, behalve in de poppenkamer, daar was het een drukte van belang. Die arme Bles, t paardje van Hans, had zMn mooien, dikken staart verloren Alle poppen, beertjes en hondjes betreur den hem. Met een dood ongelukkig gezicht stond het ponnytje over zMn staart gebo gen. Ja! Nu keek Hansje natuurlMk niet meer naar hem om; nu was hM niet moot genoeg meer! Elsje, t teergevoelige danseresje een traantje weg. Bruin, de teddy-beer, krabde met logge pooten achter zMn ooren, wist niets, om zMn kameraad te helpen Piep! Piep! een paar spitse muizenkop- jes vertoonden zich om *t randje van het gordMn. Wat is hier te doen?.... Baby- popje kroop eens wat dieper ouder de de kentjes van het wiegje, *t kreeg slaap.... Bonzo, de trouwe, oude daghond, knip perde goedig met zMn oogen Paljas hing met één been aan Je tafel poot; die ongedurige jongen kon ook geen oogenblik stil zitten Ten slotte nog een merkwaardige cMfer- verbindlng! 142857. Welke bMzonderheid heeft dit getal nu? Als we 142857 bMv- eens vermenigvuldigen met 3, dan krijgen we 3 x 142857 428571. Je ziet dus dezelfde cMfers, alleen staat nu de 4 vooraan en de 1 achteraan *t getal. Vermenigvuldigen we 142857 met 6, dan krMgen we 6 x J42857 857142. Alweer de zelfde cMferreeks dus met de 8 vooraan en de 2 achteraan. Dit zal nu altMd het geval zMn, als wel 142857 met één der getallen van 2 tot 6 vermenigvuldigen. We noemen nu dit getal een cirkelgetal; dit zal Je dulde- IMk worden, als ik deze 6 cMfers zóó in een cirkel plaats als de cMfers op de wijzer plaat van een klok, als onder vermeldt aan geeft. Cirkelgetallen zMn er ook maar weinig. Het grootste getal: 0.52.631.578.947.368.421 (die nul hoort er bM, hoor) is een cirkelge tal en je kunt *t vermenigvuldigen met so 118 en altijd weer zal je dezelfde periode van cMfers krijgen! oiq Het hier gege ven cirkelgetal is echter nog niet het langste. Maak je b-v. de deellng 1:59, dan zal je kunnen constatee- ren, dat de eerste 58 cMfers achter de komma de eigen schap van een cir kelgetal hebben en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1933 | | pagina 19