Het Sneeuwkasteel 1 WM! De Geluksvogels d gfeo Samen op stap Van alles wat I U.;, I’ Pim’s tooverflult Merkwaardige vondst Handenarbeid (I S fee cht ediend tche Verborgen plaatsnamen De B. L. N. S. Glazen beschilderen öSSW ga- i I 1 te X s Oplossing: Verborgen plaatsnamen Elburg. m haar tuintje bezig geweest met haar houten Een sprookje van Oom Jan 'SR I to ala en R. VAN DAM. „Nu kan 1 Jan! Hoor nu goed wat ik zeg enf te zijn verzekerde I J.' Hoorn. i' Nieuwendiep. Enschede. Winterswijk. Arnhem. Den Helder. Balk. gnomen hadden. de en Er was een auto-dlef gevlucht. Men heeft eerst in Baam hem weten te achterhalen. O, het was een pretje, StiekUm uit hun bedje. Zoo maar in hun ponnetje, In het morgenzonnetje Beiden ploften van den schrik, Zoo maar naast het hondje Fik, Zn ze riepen: ,,’k weet geen raad, „Nu is moesje zeker kwaad." Negertje en Beertje, Zijn eens voor een keertje, Samen op den loop gegaan. Naar de groote Torenlaan. Neger zei tot Beertje: „Wat een heerlijk weertje. Hoor die bijtjes zoemen. Zie toch eens die bloemen!" Fikkie kwam gauw naar ze toe. Zei: .JDat weet niet eens je moe. Daarom zal ik als een man. Heel hard roepen wat ik kan." zul» k doet or Zven later kwam dat moesje, Zn ‘k moet zeggen, 1 was een snoesje, Toen bracht zij de beiden snel. Naar hun bed, dat snap je tvel. Beertje keek genoeglijk rond. Daar hij ‘t ook wel aardig vond, Zn hij zei heel zachtjes nog: „Heerlijk is het leven toch." fldeelen :en door aad van af geleed politiek, ineescbe de We lle ver- >lge de lie door jn. niet r diplo matieke ■den. eke ao- van de r. doch dali*- •PeB rtocM rate#, de*» Nai» Eerst met eginnen ilen tot ve aan is stekte nam ha- dat do verleent, en even- leden- teraad masn keent aade- tt oen Rijke* ■ebt* het uit. ■lachen Buiten er ten is de >uiten- suBen voor- mlni- ng tot togeUJk Japan pan de afziet >m die Jaisser 99 tegen laar een t er zoo tnd ken ijltVelde energieke tel naar i-fQ ng Deze sluizen zijn nieuw en dieper dan de vorigen. Trekvogels zijn die vogels, welke ’s win ters wijken naar het zuiden. tie na Japan waarop elingen Maar opeens, o, wat een schrik, Zagen zij het hondje Fik, Van den buur aan <T overkant, O, wat hadden zij het land! HET UURTJE VOOR ONZE JEUGD UUmiUUUilUlIlilllllUIIUHUIlillIllllllHIIIIUIIIIIIIlUlUlllllllIlllluUliitUillIlllUllllllillllllUllUIIIIIIUIUUllllIllUlllilllllimiUIUI iiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiuiillllUUlinilllllUIUIHUIIUIIIUillIilllllllllllllllllli UIIIIIHIIlilillllllllllllllllllUIIIIIIUIlill 'West-Prulsen en Pommeren niet zeldzaam is. Daar staat ook by, dat de zeearend voor menschen, ten minste voor kinderen, wel gevaarlijk kan worden.” JNeet Je wat we doen moesten,” stelde Kees voor. „We laten den vogel opzetten voor onze gemeenschappelijke rekening en geven hem aan Henk als geschenk.” „Dat rijmt," merkte Bram op. Allen waren het over eens, dat dit de beste oplossing was. Kees had wel een kist waar het dier In passen zou en hij wilde zorgen, dat het bij een bekende firma kwam, die goed kon opzetten. HU zou er bU schrijven, dat hU aan het adres van Henk moest gestuurd worden en vragen of ze zoo vlug mogelUk de zaak wilden af werken. Het was weer tUd om naar huls te gaan en zeer tevreden weer eens Iets heel bU- zonders gevonden te hebben, namen de clubleden van elkaar afscheid T^nip den vlinder uit en plak hem aan den binnenkant van een waterglas. Nu heb Je noodig wat verschillende kleuren olieverf of Ripolin-lak en een pen seeltje en daarmee kun Je met een beetje voorzichtigheid en handigheid den vlinder mooi gekleurd op het glas schilderen. Als de verf goed droog is, week Je het papier van den binnenkant af en Je kunt Moeder met een keurig bloemenglas verrassen. ze van Sneeuwster had gekregen, alles te genhielden. Ze was zeer verbaasd, dat ze heelemaal geen grond onder haar voetjes voelde en aan de hand van haar lieve begeleidster ’t heele kasteel in elkaar!” weende een van de kleine elfjes. Opeens nam Sneeuwster een kloek be sluit. Ze liep weg van de zUde van Loetje, plaste door t water dat in 1 halletje al in De stad was belegerd. Ieder oogenblik kon de stadspoort bezwUken. De comman dant sprak: Snel, burgers, doet uw plicht. Hjj viel van de trap; een schedelbreuk werd geconstateerd. ie ze na een ardoor en de trouw, je ze t te ze want i. Die m dat sn ons i een g we- kalm oetkan rsjon- n de gezien enden naat en dis over- i deze treu- r niet t gaat lingen nala- i met an er maar w, als Sn gij mocht Het huls werd afgebroken; het balkon stortte filter voor zUn tUd in. >rdt ver- de poll- het bui- infcom- >dat on- plasjes begon te staan, en Ulde naar een van de venstertjes. „Vader Vorst!! Vader Vorst!!” schreeuw de ze in wanhoop. „Kom toch eens gauw!!” „Ha, ha! Je denkt aeker, dat Vader Vorst Je zal hoorenlachten de gnomen haar uit. Maar daar hadden ze toch mis aan ge rekend, want op *t zelfde oogenblik bromde een zware stem van buiten: „Wie riep me daar? Wat is hier aan de hand??" En direct daarop werd een lange, dunne figuur zichtbaar met een grooten verfpot over den arm. „O, Vader Vorst!” riepen al de elfjes te gelijk, „zend toch die akelige gnomen di rect weg! Ze maken het heele sneeuwkaa- teel van Loetje kapot, en die heeft daar nog wel zoo hard op gewerkt. Kijk maar, de wanden beginnen al te scheuren!" Vader Vorst zette een heel donker ge zicht, en verschillende van de' gnomen had den tusschen z’n beenen door al *t hazen pad gekozen. „Zoo, zoo! ZUn Jullie, nijdassen, weer aan den gang!” riep Vader Vorst met donde rende stem, terwUl hU met z’n kwast de dlchtstbUstaande gnomen al een Hinken veeg gaf. „AltUd die elfjes plagen, dat kunnen Jullie! Vooruit, als de weerga hier vandaan, of ik stop jullie allemaal in m’n verfpot!" Jullie kunt begrijpen, dat de geen tweede aanmaning noodig Wit van schrik.buitelden ze over en door zou de ekenen. Ie met n van en stelde ze voor blindemannetje te gaan spelen. Juist toen ze dat wilde zeggen, keek ze plotseling omhoog naar bet dak van *t kasteeltje. „Ik geloof heuseb, dat ik een druppel wa ter op mijn handje voelde!” sprak ze met een benauwd gezichtje. „Ja, ik ook!” viel Sneeuwster haar MJ. „Ik ook! Ik ook!!” klonk het nu van alle kanten. „KUk, er druppelt water van de wanden!!” „Wat Jammer! vast. BU het huls van Jan en Gerrit aan gekomen, gingen ze eerst naar de kamer van Jan. Daar werd de groote vogel op een krant neergelegd om hem nog eens goed te bekijken. Het was werkelUk een pracht stuk. De vlekken op de veeren deden het verschil met een sperwer duldelUk zien, zelfs de veertjes'bU de pooten vertoonden vlekjes. Jan zat al in zUn boeken te snuf felen. „Een zeearend!” riep hU eensklaps uit. „Het is een zeearend!” .Maar dat is toch onmogeHJk,” meende Bram, „daarvoor zit Je hier toch veel te ver van de zee af." „Toch is het er een,” verzekerde Jan. „HU zal wel verdwaald zUn. Jammer, dat het dier geschoten is. Het schUnt nu een maal zoo te zUn, dat de menschen groote vreemde vogels altUd moeten neerschieten.” .Maar is een arend dan niet gevaarUjk?" vroeg Ada. „Sommige soorten, zoo als de steenarend, kunnen wel ge- (fig. 3). is de heele maal niet voor menschen gevaarHJk. Ik lees daar, dat de zeeadelaar in heel Europa wel wordt aange troffen, maar vooral in Oost-Duitschland, Oost- en *t Kasteeltje begint te smelten!” klaagde een van de kleinste elf jes met tranen in de oogen. feestje niet doorgaan!” „En Vader Vorst had me beloofd, dat hU vannacht bU de hand zou zUn!" hernam Sneeuwster nu, en rende al naar de deur om eens poolshoogte te gaan nemen. Juist liep ze daar een van de andere groote elf jes, Kristal, tegen t Ujf, die net naar bin nen wilde gaan. „*t ZUn natuurUJk die vervelende gno men, Nikkle en Strikkie en hun kornuiten weer,” riep Kristalletje uit. „Die naarlin gen! Die gunnen ons *t pretje natuurlijk weer niet, en zitten hun warmen wind naar *t kasteel te blazen. ZU zeggen, dat Vader Vorst toch niet kan komen, omdat die veel te druk in de weer is om alle ramen in de stad met bloemen beschilderd te krijgen. En ze willen maar niet weg gaan!” Op dat oogenblik waren zelfs twee gno men, in *t rood gekleed, zoo brutaal om in den ingang van *t kasteeltje te komen. „Heelal” riepen ze uit, Jullie hebt ons wel niet ultgenoodigd vannacht maar we zUn toch maar gekomen!” Kristalletje en de andere elfjes weken verschrikt terug, maar de nare gnomen kwamen steeds verder naar binnen, terwijl ook hun makkers zich bU hen aansloten. Het water begon nu bU straaltjes van de wanden te loopen. „Och, was Vader Vorst maar in de buurt, dan zouden ze *t wel laten ons zoo te pla- Het volk heeft dien wielrijder als den held erkend en bejubeld hoewel hU den laatsten rit verloor. elkaar *t kasteel uit, en waren in MJd van een oogwenk verdwenen. En toen tenslotte de laatste weg was, be gon Vader Vorst met zn vrieskwast de mu ren weer op te kalefateren. Sjonge, sjonge, daar keek Loetje van op! Wat handig en mooi ging dat! Oeen stukje werd overge slagen, en overal in een streep kwamen de mooiste vorstbloemen te voorschUn! Ook de vloer kreeg een beurt, zoodat die in tijd van een oogwenk in een gladde, gepolijste vlakte was herschapen. „Dank UI Dank UI Vader Vorst!!’ riepen de elfjes, en ook Loetje, dankbaar uit, „maar nu moogt ge nog niet weggaan!” voegden Sneeuwbloem en Kristalletje eraan toe. „Nu moet U toch werkelijk een poosje op ons feestje blUven!” Maar daar wilde Vader Vorst niets van weten! „Oh neen!! Daar.kan ik niet aan den ken, lieve elfjes!" sprak hU met z’n hoofd schuddend. ,Jk heb vannAcht nog zooveel te doen! Maar ik zal wel in de buurt blU ven voor het geval die brutale gnomen weer eens terug mochten komen. En nu ga ik weer aan den gang, want ik moet de ruiten van Loetje s kamertje nog beschil deren met bloemen.” Nu Vader Vorst zoo dicht in de buurt bleef durfden de laffe gnomen natuurlUk niet meer te komen in 't sneeuwkasteel en kon *t feestje dus rustig voortgang vinden. Loetje had een pret voor twee! werd een heerlijk feestje gevierd Maar.... *t waren niet alleep Mammie en Pappie, die bewondering hadden voor *t prachtige sneeuwkasteel!! Dien nacht, toen Loetje al In haar eersten slaap was, gleed een elfje in een sneeuwwit kleedje met be hulp van ein vriendeUJken manestraal naar beneden en kwam terecht op Loet- Je’s kussentje. „Loetje.... Loetje!" stootte ze haar aan, ^om, word eens wakker!" Loetje werd wakker, en vroeg, eerst nog wat slaperig natuurlijk: „Wie.wie bent U?.Waar.waar komt U vandaan?!” „Ik ben de Sneeuwster, de elf van de sneeuw!” was ’t zachte, melodieuze ant woord. „We zouden vanavond een feestje hebben en nou kwam Ik Je vragen uit naam van al de elfjes, of we dat mogen vieren In *t prachtige sneeuwkasteel, dat je vandaag gebouwd hebt!" „Nou natuurlUk!" stemde Loetje direct |oe, „mogen jullie dat, maar.... eh.... maare. „Ik weet al wat je vragen wil. Of JU er dan ook eens bij mag zUn, niet? Natuur lUk! Als Iemand zUn huls afstaat voor *n feestje, mag hU er toch zelf ook wel bU zUn! Wat dacht Je nou!!” „O, heerlijk!" juichte Loetje, nu ineens heelemaal wakker. Sneeuwster sprong op en spreidde warme, witte schitterende manteltje dat ze over haar arm had gedragen. „Trek dit nou maar aan, want *t is koud bulten, en geef me maar een ik|^d!” sprak Hoe t allemaal eigenUJk gebeurde, sou Loetje later nooit meer kunnen vertellen, maar een oogenblik later had ze het glin sterende witte manteltje om zich heen ge slagen en haar nachthemdje veranderde direct in een prachtig wit kleedje en.... ze werd precies zoo klein als *t elfje. Hand in hand met Sneeuwster vloog ze van haar bedje door ’t kamertje.... *t raam uit naar den door heldere maan verlichten tuin. Het was een prachtig heldere vriesnacht, maar Loetje voelde niets van de koude. *t Was alsof die heerUJk warme kleertjes, die gen. Als ze nog langer hier bUjven, zakt 1 It M J sneeuwkoekjes met vanille en heerlUk vruchtenUs, en daarna speelden ze allerlei spelletjes, waarvan Loetje de meeste nog nooit had gespeeld. t Leukste was wel de „sledevaart". Daar- bU moesten telkens drie elfjes achter el kaar trachten, wie *t verst van den eenen wand van de hal naar den anderen konden glUden. Verschillende stelletjes van drie elfjes hadden dat al geprobeerd, en toen kwam ook Loetje aan de beurt, die makkertjes Sneeuwster en Kristalletje uit koos. Ze namen een flink aanloopje, toen..rrrtsch.wat een vaart! Ze kwa men veel en veel verder dan de anderen. Maar juist, toen ze bUna uitgegleden wa ren, daar gebeurde het ongeluk.... Loetje, die achter gleed, raakte een klein beetje den koers kwUt en botste tegen een ander elfje, Vriesbloempje genaamd, aan, die haar bUhaar witte glinsterende man teltje vasthield, om niet tegen den vloer geworpen te worden. Maar daar kon sluiting van *t manteltje niet tegen, rutsch, Vriesbloempje had *t manteltje In haar handjes Loetje probeerde nog het gevaar te kee- ren, door nog snel *t manteltje weer om te willen slaan, maar 1 was al te laat. Enkel hoorde ze nog heel zwakjes zeggen „Och, Loetje, wat spUt me dat!” en dat was het laatste.... De hal van 't sneeuw- kasteeltje verdween en ook de elfjes.... en Loetje merkte, dat ze weer In haar bedje lag, terwUl de fUne glinsterende straaltjes van "t schuchter winterzonnetje door haar venstertje in haar oogjes schenen, door de mooie glinsterende bloemen, die Vader Vorst dien nacht, terwUl ze bU de elfjes zoo’n pret hadden gemaakt, Uverlg op haar raampje had geschilderd. voor kinderen vaarUJk wezen Maar de steenarend bUna uitgeroeid. En vlscharend b.v. is over den grond scheen te zweven naar haar mooie sneeuwkasteel. Maar nog veel meer verrast was ze, toen ze zag dat al de ven stertjes van haar kasteel...*: verlicht wa ren. Helder, warm rood straalde het naar bulten, zooals men wel van Kerst-kerkjes ziet afgebeeld. En t leukste vond ze wel, dat ’n heele troep elfjes aan den ingang van 1 sneeuwkasteeltje haar stonden op te wachten.... „HoeraDaar komt ze aan, ons bouw- stertje!” riepen ze opgewonden uit, op ’t zien van Loetje aan de hand van Sneeuw ster. „Wat een héérlUk kasteel heb je voor ons gebouwd!!” f En een oogenblik later hadden ze Loetje al overgenomen van Sneeuwster en begon nen met haar de stoepjes van *t kasteeltje op te rennen en de deur in. Daar stonden nog veel meer elfjes in die witte hal van t kasteeltje, en toen Loetje met de andere elfjes binnentraden begon nen ze een vroohjken rondedans van ple zier te dansen. Al die elfjes droegen, net als Loetje, glin sterende witte kleertjes, maar geen enkele had, als Loetje, een wit manteltje aan, zoo dat Loetje al aanstalten begon te maken, ook het hare uit te trekken, maar Sneeuw ster was er vlug bU. „Nee-nee! Dat mag niet! Als Je dèt doet, dan ben Je direct weer tot je gewone groot te teruggekeerd en zUn wU direct verdwe nen!” En daar Loetje natuurlUk voor geen geld van de wereld lets van *t feestje wilde mis sen, kunnen Jullie begrijpen, dat ze haar manteltje nog wat vaster om zich been sloot! ,JEn wat zullen we nu eens gaan spelen?” vroeg Sneeuwster. „Weet je wat? We moesten onze gast maar de keus laten! Vinden Jullie dat ook niet?!” „NatuurlUk!” riepen allen in koor. Loetje vond dat natuurlUk wat fUn, na even nagedacht te hebben. -r-jlm.” zei moeder muls tot haar zoontje _[7 aan het ontbUt, ,Je moet vanmorgen niet zoo zeuren met je ochtendboter- ham, want we gaan straks naar tante Mir ra op de boerderij en dat is hier wel twee uur vandaan. Ik wilde er voor de mlddag- pap zijn, je weet toch, dat niemand die zoo heerhjk klaar kan maken als Je geroemde tante? Dus, opschieten jongetje!” „FUn moeder, da's een echte verrassing,” riep Plm en hU buitelde driemaal over z’n kopje van plezier. „Mag ik dan ook m’n tooverflult mee nemen. want die heeft tante nog nooit ge hoord.” „Zeker Plm, als Je maar voorzichtig bent en geen gevaarhjke domme dingen uithaalt want het is op een boerderij lang niet rus tig voor een mulzekind en ik weet hoe je bent.” „Natuurlijk zal ik heel verstandig moeder.” Dat zei Plm maarPlm zat wel vol goede beloften, doch hU vergat ze zoo gauw en dat is erg vervelend, luister maar. Je moet dan weten, dat die tooverHuit van Plm wel een heel bUzondere was, want als hU speelde van Tierellereller, dan had elk plelzler, hoe somber of vol kwade be doelingen hU ook gestemd was. Eens op een keer, toen Plm in de keuken van een kaas snoepte, kwam er plotseling een groote, grijze kater aansluipen; geluk kig had Plm hem nog bUtUds in de gaten en zoo snej hU kon begon ie van „Tiere llereller” te spelen. In een ommezien ver anderde nu het booze dier in een lief zacht aardig poesje; het ging op zUn achterste pootjes staan en danste heel lustig een walsje. Van di$ gelegenheid maakte Plm gebruik om zoo gauw mogelUk de beenen te nemen, terwUl hU nog vlug een grooten hap kaas Inslikte. Dat was eigenUJk heel onverstandig en Pim’s moeder had dus wel gelUk, dat ze haar zoontje vooruit waar schuwde, want een waaghals kan dikwUls leelUk in de val loopen. Dus gingen moeder muls en Plm naar tante Mirra, waar ze alierhartehJkst wer den ontvangen. Het duurde niet lang of ze kregen van de beroemde pap te proeven en belden aten daarvan hun buikje gezellig rond. Tante Mlrra en Pim’s moeder gingen na de pap een slaapje doen en Plm mocht hier en daar een kUkJe nemen, mits hU heel voorzichtig was. O, wat vond die Plm het rijn op de boer derij. Er waren ook zooveel dingen te zien die Je op een doodgewoon bovenhuis' niet tegenkomt. HU zou juist een kUkje op de deel gaan nemen, toen ie voor de tweede maal in zUn muizenleventje verrast werd door een akelige witte poes. Plm schrok geweldig, hU kon zichzelf wel een draal om z’n ooren geven, dat ie zoo slecht had uit gekeken. ZUn eenlge redmiddel was nu de tooverflult, dacht Plm en hU begon haastig van „Tierellereller” te spelen. Arme Plm, de poes was doof en langzaam sloop ze op het muisje toe. Ze stak een grooten, witten poot uit, doch net toen ze de bevende Plm zou grijpen, viel ze over ’n bananenschilZoo werd de onvoorzich tige Plm nog gered. Trillend over z’n heele UjfJe kwam Plm bU moeder staan en beloofde nooit, nooit weer haar raad in den wind te slaan, want nu begreep hU, dat zelfs een tooverflult hem niet altUd redden kon. VAN DAM. y-x en geheelen morgen was Loetje haar tuintje bezig geweest met 1 rooder zandemmertje en schopje, waar ze dien zomer zoo’n pret mee had gehad aan t strand, toen ze wel drie weken achtereen van de heerUjke zee had kunnen genieten! Maar nu was zU geen gndkasteel aan t bouwen, nee, iets veel tu ners, dat Je niet altUd kan maken: een sneeuwkasteel! En een mooi hoor! Niet sléchts een hoop sneeuw zonder maar een enkelen toren, waardoor *t niets van een werkelUk kasteel weg had. Nee! Loetje had er werkelUk iets keurigs van weten te ma ken! Nu had ze dat niet van een vreemde, want haar vader was een beroemd beeld houwer! Het kasteel had torens en ultkUkraam- pjes, waar boven het licht door kon drin gen, net als het kasteel, dat in Loetje’s sprookjesboek stond bU *t mooie verbaal van de Schoone Slaapster. Moesje was wat verrast, toen Loetje haar na een paar uur aan t werk te zUn geweest bulten riep, om eens te komen kUken! .Maar kind,” riep ze vol ongeveinsde be wondering uit: „Hóe heb je dat zoo keurig voor elkaar gekregen?! *t Is warempel, of je zoo een sprookjeskasteel ziet!!” En ook Pappie, die toch werkelUk wel mooie kunststukken gewend was, sloeg zUn handen In elkaar. HU vond *t zelfs zoo mooi, dat hU direct z’n fototoestel voor den dag haalde en het kasteel met Loetje er naast, kiekte, om ’t toch vooral nog alUJd te bezitten, ook wanneer de zon t weer bad doen wegsmelten. De clubleden hadden besloten een flinke wandeling te maken. De zon scheen helder en de lucht was blauw. Wat hindert het dan, dat het een beetje koud was? Ze had den warme jassen en voelden de kou niet. De blaadjes en struiken waren nog voch tig van den Uzel, die door de zon gesmolten was. In de tuinen van de villa's, waar ze eerst langs kwamen, stonden prachtige berfstchrysanthen (Fig. 1), bruine en paarse. Nadat ze de villa’s achter zich gelaten hadden, kwa men ze een klein riviertje langs met helder water en daarna gingen ze den groo ten weg op. Kees liep voorop met Bram, dan volgden Jan en Gerrit en ten slotte kwa men de meisjes: Toos en Tilly, Ada en Mientje. Eensklaps bleef Jan staan. ,KUk eens, wat Jullie over het hoofd gezien hebt.” Met die woorden hield Jan een grooten vogel omhoog, dien hU uit het gras had opgeraapt. „Wat een prachtstuk," riep Bram uit. „Dat dier is toch zeker geen sperwer?" „Welneen,” antwoordde Jan. „Een sper wer (Flg. 3) is veel kleiner en beeft niet zoo’n grooten snavel. Ook heeft een sperwer niet de pooten tot vlak MJ de teenen be- veerd, zooals deze vogel" „Weet Je wat,” stelde Kees voor, „we verbergen hier den vogel in het gras tot we terug- komen en nemen hem straks mede. Dan kunnen we thuis zien wat het er voor een la.’ Zoo gezegd, zoo gedaan. De mooie vogel, die blUkbaar nog niet lang geleden in zUn poot geschoten was, werd met gras en bladeren bedekt en daarna werd de tocht voortgezet. BUzondere dingen werden niet meer gevonden en op den terugtocht werd de vogel weer opgezocht en In den zakdoek van Bram meegedragen. Om beurten hiel den Jan, Kees, Bram en Gerrit het dier niet het waar Ja, dat te alemaal wel waar, Piet, maar dat bedoel ik toch niet. Zie je dit stuk chocola? Zen lekkere hazel- noot-melkreep. Fijn hè! Nogal moeilijk even denken O, ja nou jy bent natuurlijk wit of blank en ik zwart, en jij bent dik en ik mager! staat. Ha-ha-ha! Nou nogal eenvoudig; ik eet die reep op en jij niet.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1933 | | pagina 7