Het Sneeuwkasteel
1
WM!
De Geluksvogels
d
gfeo
Samen op stap
Van alles wat
I U.;,
I’
Pim’s tooverflult
Merkwaardige vondst
Handenarbeid
(I S
fee
cht
ediend
tche
Verborgen plaatsnamen
De B. L. N. S.
Glazen beschilderen
öSSW
ga-
i
I
1
te
X
s
Oplossing: Verborgen plaatsnamen
Elburg.
m
haar tuintje bezig geweest met haar
houten
Een sprookje van
Oom Jan
'SR
I
to
ala
en
R. VAN DAM.
„Nu kan 1
Jan! Hoor nu goed wat ik zeg
enf te
zijn
verzekerde
I
J.'
Hoorn.
i'
Nieuwendiep.
Enschede.
Winterswijk.
Arnhem.
Den Helder.
Balk.
gnomen
hadden.
de
en
Er was een auto-dlef gevlucht. Men heeft
eerst in Baam hem weten te achterhalen.
O, het was een pretje,
StiekUm uit hun bedje.
Zoo maar in hun ponnetje,
In het morgenzonnetje
Beiden ploften van den schrik,
Zoo maar naast het hondje Fik,
Zn ze riepen: ,,’k weet geen raad,
„Nu is moesje zeker kwaad."
Negertje en Beertje,
Zijn eens voor een keertje,
Samen op den loop gegaan.
Naar de groote Torenlaan.
Neger zei tot Beertje:
„Wat een heerlijk weertje.
Hoor die bijtjes zoemen.
Zie toch eens die bloemen!"
Fikkie kwam gauw naar ze toe.
Zei: .JDat weet niet eens je moe.
Daarom zal ik als een man.
Heel hard roepen wat ik kan."
zul»
k doet
or
Zven later kwam dat moesje,
Zn ‘k moet zeggen, 1 was een snoesje,
Toen bracht zij de beiden snel.
Naar hun bed, dat snap je tvel.
Beertje keek genoeglijk rond.
Daar hij ‘t ook wel aardig vond,
Zn hij zei heel zachtjes nog:
„Heerlijk is het leven toch."
fldeelen
:en door
aad van
af geleed
politiek,
ineescbe
de We
lle ver-
>lge de
lie door
jn. niet
r diplo
matieke
■den.
eke ao-
van de
r. doch
dali*-
•PeB
rtocM
rate#,
de*»
Nai»
Eerst
met
eginnen
ilen tot
ve aan
is stekte
nam ha-
dat do
verleent,
en even-
leden-
teraad
masn
keent
aade-
tt oen
Rijke*
■ebt*
het
uit.
■lachen
Buiten
er ten
is de
>uiten-
suBen
voor-
mlni-
ng tot
togeUJk
Japan
pan de
afziet
>m die
Jaisser
99 tegen
laar een
t er zoo
tnd ken
ijltVelde
energieke
tel naar
i-fQ
ng
Deze sluizen zijn nieuw en dieper dan
de vorigen.
Trekvogels zijn die vogels, welke ’s win
ters wijken naar het zuiden.
tie na
Japan
waarop
elingen
Maar opeens, o, wat een schrik,
Zagen zij het hondje Fik,
Van den buur aan <T overkant,
O, wat hadden zij het land!
HET UURTJE VOOR ONZE JEUGD
UUmiUUUilUlIlilllllUIIUHUIlillIllllllHIIIIUIIIIIIIlUlUlllllllIlllluUliitUillIlllUllllllillllllUllUIIIIIIUIUUllllIllUlllilllllimiUIUI iiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiuiillllUUlinilllllUIUIHUIIUIIIUillIilllllllllllllllllli UIIIIIHIIlilillllllllllllllllllUIIIIIIUIlill
'West-Prulsen
en Pommeren niet zeldzaam is. Daar staat
ook by, dat de zeearend voor menschen,
ten minste voor kinderen, wel gevaarlijk
kan worden.”
JNeet Je wat we doen moesten,” stelde
Kees voor. „We laten den vogel opzetten
voor onze gemeenschappelijke rekening en
geven hem aan Henk als geschenk.”
„Dat rijmt," merkte Bram op.
Allen waren het over eens, dat dit de
beste oplossing was. Kees had wel een kist
waar het dier In passen zou en hij wilde
zorgen, dat het bij een bekende firma
kwam, die goed kon opzetten. HU zou er
bU schrijven, dat hU aan het adres van
Henk moest gestuurd worden en vragen of
ze zoo vlug mogelUk de zaak wilden af
werken.
Het was weer tUd om naar huls te gaan
en zeer tevreden weer eens Iets heel bU-
zonders gevonden te hebben, namen de
clubleden van elkaar afscheid
T^nip den vlinder uit en plak hem aan
den binnenkant van een waterglas.
Nu heb Je noodig wat verschillende
kleuren olieverf of Ripolin-lak en een pen
seeltje en daarmee kun Je met een beetje
voorzichtigheid en handigheid den vlinder
mooi gekleurd op het glas schilderen. Als
de verf goed droog is, week Je het papier
van den binnenkant af en Je kunt Moeder
met een keurig bloemenglas verrassen.
ze van Sneeuwster had gekregen, alles te
genhielden.
Ze was zeer verbaasd, dat ze heelemaal
geen grond onder haar voetjes voelde en
aan de hand van haar lieve begeleidster
’t heele kasteel in elkaar!” weende een van
de kleine elfjes.
Opeens nam Sneeuwster een kloek be
sluit. Ze liep weg van de zUde van Loetje,
plaste door t water dat in 1 halletje al in
De stad was belegerd. Ieder oogenblik
kon de stadspoort bezwUken. De comman
dant sprak: Snel, burgers, doet uw plicht.
Hjj viel van de trap; een schedelbreuk
werd geconstateerd.
ie ze
na een
ardoor
en de
trouw,
je ze
t te ze
want
i. Die
m dat
sn ons
i een
g we-
kalm
oetkan
rsjon-
n de
gezien
enden
naat
en dis
over-
i deze
treu-
r niet
t gaat
lingen
nala-
i met
an er
maar
w, als
Sn gij
mocht
Het huls werd afgebroken; het balkon
stortte filter voor zUn tUd in.
>rdt ver-
de poll-
het bui-
infcom-
>dat on-
plasjes begon te staan, en Ulde naar een
van de venstertjes.
„Vader Vorst!! Vader Vorst!!” schreeuw
de ze in wanhoop. „Kom toch eens gauw!!”
„Ha, ha! Je denkt aeker, dat Vader Vorst
Je zal hoorenlachten de gnomen haar uit.
Maar daar hadden ze toch mis aan ge
rekend, want op *t zelfde oogenblik bromde
een zware stem van buiten:
„Wie riep me daar? Wat is hier aan de
hand??"
En direct daarop werd een lange, dunne
figuur zichtbaar met een grooten verfpot
over den arm.
„O, Vader Vorst!” riepen al de elfjes te
gelijk, „zend toch die akelige gnomen di
rect weg! Ze maken het heele sneeuwkaa-
teel van Loetje kapot, en die heeft daar
nog wel zoo hard op gewerkt. Kijk maar,
de wanden beginnen al te scheuren!"
Vader Vorst zette een heel donker ge
zicht, en verschillende van de' gnomen had
den tusschen z’n beenen door al *t hazen
pad gekozen.
„Zoo, zoo! ZUn Jullie, nijdassen, weer aan
den gang!” riep Vader Vorst met donde
rende stem, terwUl hU met z’n kwast de
dlchtstbUstaande gnomen al een Hinken
veeg gaf. „AltUd die elfjes plagen, dat
kunnen Jullie! Vooruit, als de weerga hier
vandaan, of ik stop jullie allemaal in m’n
verfpot!"
Jullie kunt begrijpen, dat de
geen tweede aanmaning noodig
Wit van schrik.buitelden ze over en door
zou de
ekenen.
Ie met
n van
en
stelde ze
voor blindemannetje te gaan spelen. Juist
toen ze dat wilde zeggen, keek ze plotseling
omhoog naar bet dak van *t kasteeltje.
„Ik geloof heuseb, dat ik een druppel wa
ter op mijn handje voelde!” sprak ze met
een benauwd gezichtje.
„Ja, ik ook!” viel Sneeuwster haar MJ.
„Ik ook! Ik ook!!” klonk het nu van alle
kanten. „KUk, er druppelt water van de
wanden!!”
„Wat Jammer!
vast. BU het huls van Jan en Gerrit aan
gekomen, gingen ze eerst naar de kamer
van Jan. Daar werd de groote vogel op een
krant neergelegd om hem nog eens goed
te bekijken. Het was werkelUk een pracht
stuk. De vlekken op de veeren deden het
verschil met een sperwer duldelUk zien,
zelfs de veertjes'bU de pooten vertoonden
vlekjes. Jan zat al in zUn boeken te snuf
felen. „Een zeearend!” riep hU eensklaps
uit. „Het is een zeearend!”
.Maar dat is toch onmogeHJk,” meende
Bram, „daarvoor zit Je hier toch veel te
ver van de zee af."
„Toch is het er een,” verzekerde Jan.
„HU zal wel verdwaald zUn. Jammer, dat
het dier geschoten is. Het schUnt nu een
maal zoo te zUn, dat de menschen groote
vreemde vogels altUd moeten neerschieten.”
.Maar is een arend dan niet gevaarUjk?"
vroeg Ada.
„Sommige soorten, zoo
als de steenarend, kunnen
wel ge-
(fig. 3).
is
de
heele
maal niet voor menschen
gevaarHJk. Ik lees daar,
dat de zeeadelaar in heel
Europa wel wordt aange
troffen, maar vooral in
Oost-Duitschland, Oost- en
*t Kasteeltje begint te
smelten!” klaagde een van de kleinste elf
jes met tranen in de oogen.
feestje niet doorgaan!”
„En Vader Vorst had me beloofd, dat hU
vannacht bU de hand zou zUn!" hernam
Sneeuwster nu, en rende al naar de deur
om eens poolshoogte te gaan nemen. Juist
liep ze daar een van de andere groote elf
jes, Kristal, tegen t Ujf, die net naar bin
nen wilde gaan.
„*t ZUn natuurUJk die vervelende gno
men, Nikkle en Strikkie en hun kornuiten
weer,” riep Kristalletje uit. „Die naarlin
gen! Die gunnen ons *t pretje natuurlijk
weer niet, en zitten hun warmen wind naar
*t kasteel te blazen. ZU zeggen, dat Vader
Vorst toch niet kan komen, omdat die veel
te druk in de weer is om alle ramen in de
stad met bloemen beschilderd te krijgen.
En ze willen maar niet weg gaan!”
Op dat oogenblik waren zelfs twee gno
men, in *t rood gekleed, zoo brutaal om in
den ingang van *t kasteeltje te komen.
„Heelal” riepen ze uit, Jullie hebt ons
wel niet ultgenoodigd vannacht maar we
zUn toch maar gekomen!”
Kristalletje en de andere elfjes weken
verschrikt terug, maar de nare gnomen
kwamen steeds verder naar binnen, terwijl
ook hun makkers zich bU hen aansloten.
Het water begon nu bU straaltjes van de
wanden te loopen.
„Och, was Vader Vorst maar in de buurt,
dan zouden ze *t wel laten ons zoo te pla-
Het volk heeft dien wielrijder als den
held erkend en bejubeld hoewel hU den
laatsten rit verloor.
elkaar *t kasteel uit, en waren in MJd van
een oogwenk verdwenen.
En toen tenslotte de laatste weg was, be
gon Vader Vorst met zn vrieskwast de mu
ren weer op te kalefateren. Sjonge, sjonge,
daar keek Loetje van op! Wat handig en
mooi ging dat! Oeen stukje werd overge
slagen, en overal in een streep kwamen de
mooiste vorstbloemen te voorschUn! Ook
de vloer kreeg een beurt, zoodat die in tijd
van een oogwenk in een gladde, gepolijste
vlakte was herschapen.
„Dank UI Dank UI Vader Vorst!!’ riepen
de elfjes, en ook Loetje, dankbaar uit,
„maar nu moogt ge nog niet weggaan!”
voegden Sneeuwbloem en Kristalletje eraan
toe. „Nu moet U toch werkelijk een poosje
op ons feestje blUven!”
Maar daar wilde Vader Vorst niets van
weten!
„Oh neen!! Daar.kan ik niet aan den
ken, lieve elfjes!" sprak hU met z’n hoofd
schuddend. ,Jk heb vannAcht nog zooveel
te doen! Maar ik zal wel in de buurt blU
ven voor het geval die brutale gnomen
weer eens terug mochten komen. En nu
ga ik weer aan den gang, want ik moet de
ruiten van Loetje s kamertje nog beschil
deren met bloemen.”
Nu Vader Vorst zoo dicht in de buurt
bleef durfden de laffe gnomen natuurlUk
niet meer te komen in 't sneeuwkasteel en
kon *t feestje dus rustig voortgang vinden.
Loetje had een pret voor twee!
werd een heerlijk feestje gevierd
Maar.... *t waren niet alleep Mammie
en Pappie, die bewondering hadden voor *t
prachtige sneeuwkasteel!! Dien nacht, toen
Loetje al In haar eersten slaap was, gleed
een elfje in een sneeuwwit kleedje met be
hulp van ein vriendeUJken manestraal
naar beneden en kwam terecht op Loet-
Je’s kussentje.
„Loetje.... Loetje!" stootte ze haar aan,
^om, word eens wakker!"
Loetje werd wakker, en vroeg, eerst nog
wat slaperig natuurlijk:
„Wie.wie bent U?.Waar.waar
komt U vandaan?!”
„Ik ben de Sneeuwster, de elf van de
sneeuw!” was ’t zachte, melodieuze ant
woord. „We zouden vanavond een feestje
hebben en nou kwam Ik Je vragen uit
naam van al de elfjes, of we dat mogen
vieren In *t prachtige sneeuwkasteel, dat
je vandaag gebouwd hebt!"
„Nou natuurlUk!" stemde Loetje direct
|oe, „mogen jullie dat, maar.... eh....
maare.
„Ik weet al wat je vragen wil. Of JU er
dan ook eens bij mag zUn, niet? Natuur
lUk! Als Iemand zUn huls afstaat voor *n
feestje, mag hU er toch zelf ook wel bU
zUn! Wat dacht Je nou!!”
„O, heerlijk!" juichte Loetje, nu ineens
heelemaal wakker.
Sneeuwster sprong op en spreidde
warme, witte schitterende manteltje
dat ze over haar arm had gedragen.
„Trek dit nou maar aan, want *t is koud
bulten, en geef me maar een ik|^d!” sprak
Hoe t allemaal eigenUJk gebeurde, sou
Loetje later nooit meer kunnen vertellen,
maar een oogenblik later had ze het glin
sterende witte manteltje om zich heen ge
slagen en haar nachthemdje veranderde
direct in een prachtig wit kleedje en....
ze werd precies zoo klein als *t elfje. Hand
in hand met Sneeuwster vloog ze van haar
bedje door ’t kamertje.... *t raam uit naar
den door heldere maan verlichten tuin.
Het was een prachtig heldere vriesnacht,
maar Loetje voelde niets van de koude. *t
Was alsof die heerUJk warme kleertjes, die gen. Als ze nog langer hier bUjven, zakt
1 It M J
sneeuwkoekjes met vanille en heerlUk
vruchtenUs, en daarna speelden ze allerlei
spelletjes, waarvan Loetje de meeste nog
nooit had gespeeld.
t Leukste was wel de „sledevaart". Daar-
bU moesten telkens drie elfjes achter el
kaar trachten, wie *t verst van den eenen
wand van de hal naar den anderen konden
glUden. Verschillende stelletjes van drie
elfjes hadden dat al geprobeerd, en toen
kwam ook Loetje aan de beurt, die
makkertjes Sneeuwster en Kristalletje uit
koos. Ze namen een flink aanloopje,
toen..rrrtsch.wat een vaart! Ze kwa
men veel en veel verder dan de anderen.
Maar juist, toen ze bUna uitgegleden wa
ren, daar gebeurde het ongeluk.... Loetje,
die achter gleed, raakte een klein beetje
den koers kwUt en botste tegen een ander
elfje, Vriesbloempje genaamd, aan, die
haar bUhaar witte glinsterende man
teltje vasthield, om niet tegen den vloer
geworpen te worden. Maar daar kon
sluiting van *t manteltje niet tegen,
rutsch, Vriesbloempje had *t manteltje In
haar handjes
Loetje probeerde nog het gevaar te kee-
ren, door nog snel *t manteltje weer om
te willen slaan, maar 1 was al te laat.
Enkel hoorde ze nog heel zwakjes zeggen
„Och, Loetje, wat spUt me dat!” en dat
was het laatste.... De hal van 't sneeuw-
kasteeltje verdween en ook de elfjes.... en
Loetje merkte, dat ze weer In haar bedje
lag, terwUl de fUne glinsterende straaltjes
van "t schuchter winterzonnetje door haar
venstertje in haar oogjes schenen, door de
mooie glinsterende bloemen, die Vader
Vorst dien nacht, terwUl ze bU de elfjes
zoo’n pret hadden gemaakt, Uverlg op haar
raampje had geschilderd.
voor kinderen
vaarUJk wezen
Maar de steenarend
bUna uitgeroeid. En
vlscharend b.v. is
over den grond scheen te zweven naar haar
mooie sneeuwkasteel. Maar nog veel meer
verrast was ze, toen ze zag dat al de ven
stertjes van haar kasteel...*: verlicht wa
ren. Helder, warm rood straalde het naar
bulten, zooals men wel van Kerst-kerkjes
ziet afgebeeld. En t leukste vond ze wel,
dat ’n heele troep elfjes aan den ingang van
1 sneeuwkasteeltje haar stonden op te
wachten....
„HoeraDaar komt ze aan, ons bouw-
stertje!” riepen ze opgewonden uit, op ’t
zien van Loetje aan de hand van Sneeuw
ster. „Wat een héérlUk kasteel heb je voor
ons gebouwd!!”
f En een oogenblik later hadden ze Loetje
al overgenomen van Sneeuwster en begon
nen met haar de stoepjes van *t kasteeltje
op te rennen en de deur in.
Daar stonden nog veel meer elfjes in die
witte hal van t kasteeltje, en toen Loetje
met de andere elfjes binnentraden begon
nen ze een vroohjken rondedans van ple
zier te dansen.
Al die elfjes droegen, net als Loetje, glin
sterende witte kleertjes, maar geen enkele
had, als Loetje, een wit manteltje aan, zoo
dat Loetje al aanstalten begon te maken,
ook het hare uit te trekken, maar Sneeuw
ster was er vlug bU.
„Nee-nee! Dat mag niet! Als Je dèt doet,
dan ben Je direct weer tot je gewone groot
te teruggekeerd en zUn wU direct verdwe
nen!”
En daar Loetje natuurlUk voor geen geld
van de wereld lets van *t feestje wilde mis
sen, kunnen Jullie begrijpen, dat ze haar
manteltje nog wat vaster om zich been
sloot!
,JEn wat zullen we nu eens gaan spelen?”
vroeg Sneeuwster. „Weet je wat? We
moesten onze gast maar de keus laten!
Vinden Jullie dat ook niet?!”
„NatuurlUk!” riepen allen in koor.
Loetje vond dat natuurlUk wat fUn,
na even nagedacht te hebben.
-r-jlm.” zei moeder muls tot haar zoontje
_[7 aan het ontbUt, ,Je moet vanmorgen
niet zoo zeuren met je ochtendboter-
ham, want we gaan straks naar tante Mir
ra op de boerderij en dat is hier wel twee
uur vandaan. Ik wilde er voor de mlddag-
pap zijn, je weet toch, dat niemand die zoo
heerhjk klaar kan maken als Je geroemde
tante? Dus, opschieten jongetje!”
„FUn moeder, da's een echte verrassing,”
riep Plm en hU buitelde driemaal over z’n
kopje van plezier.
„Mag ik dan ook m’n tooverflult mee
nemen. want die heeft tante nog nooit ge
hoord.”
„Zeker Plm, als Je maar voorzichtig bent
en geen gevaarhjke domme dingen uithaalt
want het is op een boerderij lang niet rus
tig voor een mulzekind en ik weet hoe je
bent.”
„Natuurlijk zal ik heel verstandig
moeder.”
Dat zei Plm maarPlm zat wel vol
goede beloften, doch hU vergat ze zoo gauw
en dat is erg vervelend, luister maar.
Je moet dan weten, dat die tooverHuit
van Plm wel een heel bUzondere was, want
als hU speelde van Tierellereller, dan had
elk plelzler, hoe somber of vol kwade be
doelingen hU ook gestemd was.
Eens op een keer, toen Plm in de keuken
van een kaas snoepte, kwam er plotseling
een groote, grijze kater aansluipen; geluk
kig had Plm hem nog bUtUds in de gaten
en zoo snej hU kon begon ie van „Tiere
llereller” te spelen. In een ommezien ver
anderde nu het booze dier in een lief zacht
aardig poesje; het ging op zUn achterste
pootjes staan en danste heel lustig een
walsje. Van di$ gelegenheid maakte Plm
gebruik om zoo gauw mogelUk de beenen te
nemen, terwUl hU nog vlug een grooten
hap kaas Inslikte. Dat was eigenUJk heel
onverstandig en Pim’s moeder had dus wel
gelUk, dat ze haar zoontje vooruit waar
schuwde, want een waaghals kan dikwUls
leelUk in de val loopen.
Dus gingen moeder muls en Plm naar
tante Mirra, waar ze alierhartehJkst wer
den ontvangen. Het duurde niet lang of ze
kregen van de beroemde pap te proeven en
belden aten daarvan hun buikje gezellig
rond. Tante Mlrra en Pim’s moeder gingen
na de pap een slaapje doen en Plm mocht
hier en daar een kUkJe nemen, mits hU
heel voorzichtig was.
O, wat vond die Plm het rijn op de boer
derij. Er waren ook zooveel dingen te zien
die Je op een doodgewoon bovenhuis' niet
tegenkomt. HU zou juist een kUkje op de
deel gaan nemen, toen ie voor de tweede
maal in zUn muizenleventje verrast werd
door een akelige witte poes. Plm schrok
geweldig, hU kon zichzelf wel een draal om
z’n ooren geven, dat ie zoo slecht had uit
gekeken. ZUn eenlge redmiddel was nu de
tooverflult, dacht Plm en hU begon haastig
van „Tierellereller” te spelen.
Arme Plm, de poes was doof en langzaam
sloop ze op het muisje toe. Ze stak een
grooten, witten poot uit, doch net toen ze
de bevende Plm zou grijpen, viel ze over ’n
bananenschilZoo werd de onvoorzich
tige Plm nog gered.
Trillend over z’n heele UjfJe kwam Plm
bU moeder staan en beloofde nooit, nooit
weer haar raad in den wind te slaan, want
nu begreep hU, dat zelfs een tooverflult
hem niet altUd redden kon.
VAN DAM.
y-x en geheelen morgen was Loetje
haar tuintje bezig geweest met 1
rooder zandemmertje en
schopje, waar ze dien zomer zoo’n pret mee
had gehad aan t strand, toen ze wel drie
weken achtereen van de heerUjke zee had
kunnen genieten! Maar nu was zU geen
gndkasteel aan t bouwen, nee, iets veel tu
ners, dat Je niet altUd kan maken: een
sneeuwkasteel! En een mooi hoor! Niet
sléchts een hoop sneeuw zonder maar een
enkelen toren, waardoor *t niets van een
werkelUk kasteel weg had. Nee! Loetje had
er werkelUk iets keurigs van weten te ma
ken! Nu had ze dat niet van een vreemde,
want haar vader was een beroemd beeld
houwer!
Het kasteel had torens en ultkUkraam-
pjes, waar boven het licht door kon drin
gen, net als het kasteel, dat in Loetje’s
sprookjesboek stond bU *t mooie verbaal
van de Schoone Slaapster.
Moesje was wat verrast, toen Loetje haar
na een paar uur aan t werk te zUn geweest
bulten riep, om eens te komen kUken!
.Maar kind,” riep ze vol ongeveinsde be
wondering uit: „Hóe heb je dat zoo keurig
voor elkaar gekregen?! *t Is warempel, of
je zoo een sprookjeskasteel ziet!!”
En ook Pappie, die toch werkelUk wel
mooie kunststukken gewend was, sloeg zUn
handen In elkaar. HU vond *t zelfs zoo
mooi, dat hU direct z’n fototoestel voor den
dag haalde en het kasteel met Loetje er
naast, kiekte, om ’t toch vooral nog alUJd
te bezitten, ook wanneer de zon t weer bad
doen wegsmelten.
De clubleden hadden besloten een flinke
wandeling te maken. De zon scheen helder
en de lucht was blauw. Wat hindert het
dan, dat het een beetje koud was? Ze had
den warme jassen en voelden de kou niet.
De blaadjes en struiken waren nog voch
tig van den Uzel, die door de zon gesmolten
was. In de tuinen van de villa's, waar ze
eerst langs kwamen, stonden prachtige
berfstchrysanthen (Fig. 1), bruine en
paarse.
Nadat ze de villa’s achter
zich gelaten hadden, kwa
men ze een klein riviertje
langs met helder water en
daarna gingen ze den groo
ten weg op. Kees liep voorop
met Bram, dan volgden Jan
en Gerrit en ten slotte kwa
men de meisjes: Toos en Tilly, Ada en
Mientje. Eensklaps bleef Jan staan.
,KUk eens, wat Jullie over het hoofd
gezien hebt.” Met die woorden hield Jan
een grooten vogel omhoog, dien hU uit het
gras had opgeraapt.
„Wat een prachtstuk," riep Bram uit.
„Dat dier is toch zeker geen sperwer?"
„Welneen,” antwoordde Jan. „Een sper
wer (Flg. 3) is veel kleiner en beeft niet
zoo’n grooten snavel. Ook heeft een sperwer
niet de pooten tot vlak MJ de teenen be-
veerd, zooals deze vogel"
„Weet Je wat,”
stelde Kees voor,
„we verbergen hier
den vogel in het
gras tot we terug-
komen en nemen
hem straks mede.
Dan kunnen we thuis zien wat het er voor
een la.’
Zoo gezegd, zoo gedaan. De mooie vogel,
die blUkbaar nog niet lang geleden in zUn
poot geschoten was, werd met gras en
bladeren bedekt en daarna werd de tocht
voortgezet. BUzondere dingen werden niet
meer gevonden en op den terugtocht werd
de vogel weer opgezocht en In den zakdoek
van Bram meegedragen. Om beurten hiel
den Jan, Kees, Bram en Gerrit het dier
niet
het
waar
Ja, dat te alemaal wel waar, Piet,
maar dat bedoel ik toch niet. Zie je
dit stuk chocola? Zen lekkere hazel-
noot-melkreep. Fijn hè!
Nogal moeilijk even denken
O, ja nou jy bent natuurlijk wit
of blank en ik zwart, en jij bent dik
en ik mager!
staat. Ha-ha-ha!
Nou nogal eenvoudig; ik eet die
reep op en jij niet.