DE GELUKSVOGELS H Buurpraatje Van alles wat EEN RARE GESCHIEDENIS i J Een Grappenmaker Handenarbeid I IIJ1 inn door i Jan van Ogtrode Allerlei De B. L N. S De macht van het kleine RT Poppenwagentje 1T RG r L - Door Tante Jo S w tet °o°o°: ft» koekoek op de veer buiten het galmgat fringe* zijn,” viel Bram direct in, „maar wat sou dat?” AX van O met R. VAN DAM ▼VTW Tfrrvvwyw c dra- 1300 FIG TI tochtdeken. Udeo ik; 1 HET UURTJE VOOR OMZE JEUGD ^MMlIllllllllllllllllllllllll 11 ■Vt «cfc van nou Kr waren drie aardige muschies. Die eaten heel knus op een tak. Ze waren zoo heerlijk aan T wiegen, Kn zaten echt op hun gemak. we dus tee- itttn van UfB- oor- De lichte kano was niet tegen dien schok bestand en Piet dook met kano en al pardoes het water in. Gelukkig was het water aan den kant niet erg diep, zoodot hij er met een not pak af kwam. naar niets Maar.... wat was dat, nee, hij viel niet meerl.... Hij bleef stil hangen.... zweef de.... neetoch ook weer niet.hij zat.zat op z’n stoel voor het open ven ster en tegenover hem stond die goeie ouwe toren, net als altijd, en van een koekoek- Wte- vekt over jwn; over o«: Ver jon!: ertte tJruy. over laai; van rtera het 1MJ vei ling, ooi en itle- nana OP ■ma- nte- Itfta fge- dat uud al der 1 de aate U t uen den. elen niet lent a In ving rin- van ets- iveel dU- erte uit- den ük- htj ref- op- be- ten, opt, te- zou na- in- in- U t in tel de ler- rein tien af tan ar» Ze vluchtten, en bleven toen gluren, Maar konden niets vinden. Goddank! Toen gingen ze knusjes weer zitten, Op een heerlijke zonnige bank. Zoo bleven ze heel den dag kletser}, En lachten ha, ha, en och. och, Ik wed als ze zoo blijven zitten. Dan lachen ze vast morgen nog. k. leger. r: t Baf. itheker dat de snelde* was Dit wagentje maken we van een lucifer doosje. Snijd twee reepjes kurk, zoo lang als het doosje breed is en lijm ze aan den onderkant van het doosje op de plaats waar de wieltjes komen. Knip flg. n vier maal van dun karton en steek ze in de kurk met een speld, waaraan eerst *n stuk je karton is gestoken. Knip dan fig. I twee maal van dun karton en lijm ze aan de zijkanten van het doosje. Door de gaatjes steek je een stokje. De kap (flfc. m) knip Je van stevig papier. Vouw langs alle stip pellijnen om sn plak haar dan met de ge streepte gedeelten om de achter- en zijkan ten van het wagentje. Je kunt eerst het wagentje met mooie kleuren beschilderen. Zeg Piet ga je mee die kano mij eens prbbeerenT Het is er prachtig weer voor. Misschien kunnen we er wel ons tweeën in. U liepen met z’n achten door het plant- soen. Het lekkere* voorjaarsweer had hen naar bulten gelokt, ondanks schoolwerk en wat daar aan vastzat. In de ten tet op een V* «Kt op er aan- >/3mI a*t- nge- onv- .‘ten. tet Toen er weer gebeld werd, bleef de meid wat erg lang een praatje maken. Dat doen dienstmeisjes wel meer en het ergste is, dat zij er niet altijd over kunnen worden onderhouden, al behoeft men hierin nu juist niet al te streng te zijn. Zjj stond dus te praten aan de deur. En Arras hield de Wacht en zorgde, dat de waschmachlne niet weg liep. En toen de meld terugkwam, dreef de vloer van het water. Arras had de stop uit de waschmachlne getrokken! Neem hem dat eens kwalijk. Hij moest im mers de wacht houden en zorgen, dat de machine niet wegliep. Hij had toen bij ver gissing de stop er uit getrokken!! Het is voor ons dienstmeisje een goede leer geweest, om wat minder lang aan de deur te praten, vooral op waschdag. Moe der zegt, dat het dan toch al zoo druk is. De meld moest al dien natten boel weer opruimen, maar zij kon haast niet van het lachen. Nu, wij ook niet en Arras zat maar te kijken, of hij bet niet helpen kon. Zoo zaten ze aldoor te praten. Wel uren achter elkaar. Toen hoorden ze plots'ling iets rits'len, Dat vonden ze toch wel heel naar. _e hebben sinds eenige weken een VV Jongen hond in huls. De meisjes, dat zjjn de dochters des huizes, hadden er al lang naar verlangd; moeder had er niets op tegen en de tegenstand van vader was weldra gebroken. De jonge hond kwam dus. Het is een jonge herder. Toen het hondebeest in huls kwam, was *t pas vjjf weken oud. *t Viel over zijn eigen logge pooten. Z’n snuit was leuk zwart getee- kend, zoodat we hem wel eens „roetmop” noemden, wat het dier tuinen begonnen de struiken zoo mooi uit te loopen, het was een lust om te zien. Cro- cussen kwamen overal voor den dag en narcissen bloeiden op verschillende plaat sen. Vooral de seringen en de splraeastrul- ken stonden al mooi In blad. BIJ .een steenen muurtje, van „Benthel- mer" zandsteen, zooals Tilly wist te ver tellen, bleef Jan stilstaan en bekeek met meer dan gewone opmerkzaamheid de plantjes, die er op groeiden. „Wat zie Je?” vroeg Kees nieuwsgierig. „Och, niets bijzonders, maar ik dacht er aan, hoe dat muurtje er over tien of hon derd jaar uit zou zien.” „Dan zal het zeker nog heel wat groener ‘Piet vliegt tn een overmoedige bui met een flink vaartje op de kano aan, om er met een prachtigen sprong in terecht te komen. Dan heb ik meteen vaart, zegt hij. Dik schreeuwt al:pas op! maar het is te laat. Ze hadden het over de vliegjes, Kn over de heerlijke zon, Die heel den dag steeds maar bleef schijnen, O, als ze eens wisten hoe 't kon! DE WONDERKLOK Een boer had een klok noodig, dus stap te hij een winkel binnen, waar een druk doende bediende In een minimum van tijd een heele collectie voor hem had uitgestald. „En dat, meneer, is een klok, die acht dagen achter elkaar loopt, zonder dat je haar hoeft op te winden.” „Zoo, zoo,” zei het boertje, „hoe lang zal die dan wel loopen als Je ’m opwindt.” Zonder zich van zijn stuk te laten bren gen, vervolgde Jan: ..Kijk, ik heb hier (flg. 1) een mosplantje, van die soort staan er hier verscheidene. En toch zoudep die hier niet zijn, als er niet andere plantjes waren voorgegaan, nJ. korstmossen. Kijk, hier kun je ze nog heel goed zien. Die korstmossen (flg. 2) zijn gewoonlijk de eerste, die zich tusschen de spleetjes van het muurtje vast zetten. Hoe die spleten ontstaan, dat Is weer een vraagstuk op zichzelf. BIJ zand steen, zooals deze, schijnt het bindmiddel, dat de zandkorrels bijeenhoudt, op den duur te vergaan en de steen valt In poeder uiteen; zoo ontstaan gatën en scheuren en spleten. In die spleten, die in het begin nog klein zijn, verzamelt zich water en wan neer het ’s winters vriest, vormt er zich U«- Lis neemt meer plaats In dan water en de spleet wordt wijder. Komen er nu stukjes korstmos, die door den wind worden mee genomen en hechten zij zich In die spleten vast, dan gaan ze groeien. Op hun beurt sterven de korstmossen en vormen een laagje bladaarde of humus. Door regen water blijft de humus vochtig en wanneer er nu sporen van mos In de spleet terecht komen, dan blijven die sporen, dat zijn de dingetjes, die nieuwe mosplantjes zullen vormen, pet als zaadjes nieuwe plantjes maken, In den vochtlgen humus zitten en er vormen zich mosplantjes. En het hoeft daar niet bij te blijven. Ook de mosplant jes sterven af en helpen mee om nieuwen humus te vormen. In dien humus ver dwaalt nu een graszaadje en zoo zie je hier op den muur gras groeien. Of er stuift een vruchtje van een paardebloemplant met zijn aardige haarkroontje (flg. 3) In den humus eneen paardebloemplant komt op den muur te staan. De wortel van de paardebloemplant helpt mee om de spleet grooter te maken.” Kees had met alle aandacht staan luis teren. ,Jk heb zooiets ook wel gehoord," begon hij, „over het begroeid raken van eilanden, die bij een vulkanische uitbarsting ont- dle om maar vast den toren z’n zin te geven! Als-ie dien nacht maar z’n galmenden mond hield! "t Was een af en aandraven van je welste! De hoofdonder wijzer kwam met ’n opgezetten koekoek uit de natuurkundekast en er werd geveild en getimmerd en geschaafdLeo-tje stond overal natuurlijk met z’n neus vooraan bij. Sjonge, sjonge, daar had hij van z’n leven nog nooit over gehoord. Over zoo’n avon tuur. Misschien, dat hij nooit meer zooiets meemaakte!.... Eindelijk was men zoover klaar. *t Was nog wel een primitief toestel, maar men bereikte er toch mee, als er Iemand bij ging zitten en om het kwartier op een knop drukte, dat dan de koekoek op een veer naar bulten sprong. Maar wie moest er voor zorgen! *t Was voorloopig, omdat men nog geen andere machinerie erin had kunnen zetten, noodig, dat er regelmatig iemand bij bleef zitten In den toren, om elk kwar tier op den knop te drukkenNiemand had er zin In. En toen kreeg Leotje z’n kans om eens te toonen wat hij waard was! HIJ bood zich aan om als eerste een uur boven te blijven en klom met het toestel tn den toren. Alle menschen stonden op "t plein naar boven te staren naar dien moedigen jongen, die alleen den betooverden toren in durfde gaar.en zich angstig af vroegen, of het wel zou lukken. Het toestel was zoo vlug In elkaar gezet. Maar werkelijk! "t Eerstvolgende kwar tier liet Leo-tje door op de knop te druk ken den koekoek op^de veer bulten *t galm gat springen en riep zelf driemaal koekoek .koekolk.koekoek.... en.... de to ren scheen gerustgesteld te zijn en hield op met slaan. Ook het tweede kwartier ging *t goed, maar t derde, oei!.... daar weigerde het toestel! Beker een veertje gesprongen of Iets dergelljks! In elk geval .de koekoek bleef waar hij zat In ’t toe stel en kwam niet te voorschijn.... En daar had je *t lieve leventje al weer!.... Boemboemklonk het weer dof en zwaar over het vredig dorpsplelntje en de schrik begon opnieuw in het dorp! Leo-tje brak het angstzweet uit! Lieve hemel, wat moest-ie aanvangen?! En toen.en toen begon de toren weer te brommen, maar zoo hard en vreesaanjagend, dat *t wel uit het diepste van de aarde scheen te komen! „Wat.... wat heb Jij daar gedaan rekel! Aan m’n koekoek! M’n lang begeerde koe koek! Vernield?! Oeiil! Daar zal je voor boeten!” En tof z’n schrik zag Leö-tje twee van de grootste balken zich langzaam losmaken uit de zoldering van den toren en naar hem toekomen als twee lange grijparmen. Leo-tje wilde vluchten, maar kon niet! 1 Was alsof die dreigende steeds naderbij komende balken hem beletten een voet te verzetten. En.... wat was dat.... de twee grijparmenkregen handenvree- selijke grijphanden.... die zich naar hem uitstrekten.... Ze grepen hem beet, on danks dat Leo-tje zich uit alle macht ver zette ze hieven hem optot in een der galmgaten.... en hielden hem naar bulten.... vijftig meter boven den bega- nen grondLeo-tje schreeuwdegil demaar niemand scheen hem te hoo- renl En daar voelde hij langzamerhand den greep van de grijpvingers losser wor den Goede Hemelals ze hem los lieten!.... Vijftig meter diep!.... Hij wor stelde en worsteldeen probeerde de handen vast te houden, maar de oude toren lachte hem dof galmend uit en op een gegeven oogenbllklieten ze hem los.... Met een laatsten schreeuw stortte Leo-tje in de diepte.... Hij stootte nog tegen Iets aan, wat rinkelend meeviel Wat is dat ding lekker licht hè! Maar hij is reuze stevig. Jij mag hem eerst probeeren. Goed, zegt Piet, je zal eens zien hoe goed ik met dat ding overweg kan. et was zomer en ’t was ’n pracht van •n dag geweest. Leotje had gestoeld en geravot dat *t een aard had met neefjes uit de stad, die ’n Woensdagmiddag bij bem hadden mogen doorbrengen. Het «eer was allerprachtigst geweest; de heide stond volop in bloei, wat zou men nog meer «enschen?! Moeder was de twee neefjes nu even naar 1 station brengen, om ze daar op den trein te zetten, die ze weer naar de stad terug sou brengen, waar ze door hun moeder zouden worden afgehaald. De neefjes had den wel gewild, dat Leotje meegegaan was en Leotje zelf natuurlijk ook dolgraag, maar hij was zoo door en door vermoeid, dat Moeder het beter oordeelde, dat hij thuis maar zoolang zou wachten, tot zij «eer terug was.... gn daar zat Leotje dan, droomerlg voor zich uit te staren, fijn moe van een heer lijken middag, voor het open venster en keek net op dien goeien, ouwen kerktoren, die tegenover him huis stond, en daar al zooveel Jaren achtereen trouw over het dorpje de wacht had gehouden. Leotje bedacht onwillekeurig hoeveel zoo’n ouwe kerktoren Wel «>u hebben te vertellen, als die eens kon pratenover al die eeuwen, dat-ie daar stond. Leotje moest even In zichzelf lachen.... Praten.... hoe kwam hij op dat Idiote idee, dat een kerktoren kon praten 1 Was laat geworden, voordat die neef jes goed en wel met Moeder op pad waren naar het station. Leotje kon zich niet her inneren, ooit nog zoo laat op geweest te zijn! *t Was warempel al bjj negenenl Hoort, daar had je de kerkklok nèt.een ....twee.... drie.... zesacht.ne gen.... telde Leotje, maar.... wat was dat?!.... Tien.... elf.... twaalf.... der tien! De klok bleef doorslaan!! Hoe kon dat nou?! Leotje wist werkelijk niet hoe hij t had! Daar was zeker iets niet in den haak! Dat had-ie nog nooit beleefd! En de klok wist blijkbaar niet van ophouden! Hij was al aan de dertig.... en *t ging nog maar steeds door! Leotje begon nu toch bang te worden. De andere Inwoners van t dorp schenen 1 ook gemerkt te hebben. Daar had Je koster v. Gameren al, die op z’n fiets kwam aanrennen en ook de pas toor en Wllking de bakker en Sophie de smid en allen keken angstig omhoog naar de oude kerkklok, die maar steeds door bleef slaan*t Werd beangstigend 1 t Was nu Inmiddels zwart van de men- sehen geworden op ’t pleintje voor de kerk en iedereen meende een oorzaak te weten. Ook Leotje was natuurlijk naar beneden gehold en stond nu bij de overige men- schen „Als er ’s Iemand In den toren ging!” stelde de burgemeester voor, die ook op de plaats des onheils was verschenen. Maar niemand meldde zich ervoor aan! Langzamerhand had zich het gerucht on der de menigte verspreid, dat de toren be- tooverd was Totdat eindelijk t wonderlijke gebeurde! Een van de galmgaten van den toren opende zich als een reusachtige mond en daar klonk het dof en somber, tot in alle uithoeken van liet kerkplein hoorbaar: Jk, de ouwe toren, heb jullie daar alle maal bjj elkaar geroepen, om m’n beklag in te dienen! Ja, beklag! Reeds eeuwen en eeuwen sta Ik'hier al In weer en in wind en nooit heeft iemand mij hooren klagen, ofschoon ik noodig eens gerepareerd moest worden! Maar daar wil Ik zelfs niet eens over praten! Ik heb echter een wensch! Een redelijke wensch, dien een kerktoren toekomt! Wie is het hoofd hier van de Wneente? Laat hij naar voren komen!” Alle menschen stonden stil en doods bleek te luisterenHoe was dat nu mo- gelljk! De ouwe toren was aan 1 spreken! Daar had men door al die eeuwen nog niet van gehoord! En onderwijl sloeg de klok maar door.... Als men haar kon gelooven, dan was het op dat oogenbllk al wel hon derd en vijftig uur!.... De burgemeester was naar voren getre den met een doodsbleek gezicht en van schrik trillende knieën. ^oo, ben jij de baas hier!" ging de oude toren voort. „Nou, dan zal ’k jou ’ns gauw vertellen, wat Ik in *t zin heb! Vanmiddag Is hier Iemand met den koster in dén to ten geweest en daar heb ik stiekum van afgelulsterd, dat ze heel ver hier vandaan, ta het buitenland, veel meer werk maken klok eik de grijparmen en de heele soeza was niets meer te zienToen drong het tot Leo-tje door, dat hij in die paar oogen- bllkken even in slaap was geraakt, en een droom.... *n vreeselijken droom had ge had. En wat hij zoo rinkelend in zijn slaap had hooren vallen, was een klein vaasje, dat hij met z’n bewegingen „om vrij te ko men” van de tafel op den grond aan dui zend stukken had gesmeten! Even daarna kwam moeder thuis, en die moest natuurlijk de vreeseltjke geschiede nis hooren. Leo-tje zelf moest herhaalde- UJk naar den overkant kijken, alsof hij maar niet kon gelooven, dat dat niet alle maal echt was gebeurd. Maar moeder lach te er hartelijk meeHij was ook zoo laat op geweest, wat hij nooit gewend was.... en dan zoo hard gestoeid dien middag en daarbij dat verhaal, dat Jan, een van de neefjes, had gedaan over dat kleine koekoekklokje, dat zij van hun vader op hun .studeerkamertje hadden gekregen, t Had alles meegewerkt om In Leo-tje’s fan tasie die vreeselijke geschiedenis naar vo- r^n te tooveren, die Leo-tje, als hij des avonds nog wel eens voor z’n venster zit te kijken naar buiten, nog heel dikwijls In de gedachten komt! denken. Het Is nog veel gekker. Of eigen lijk: het is nog veel gekker geweest. Be halve den hond, twee katten en een wasch machlne hadden we ook nog een schildpad. Die hadden we verleden jaar gekocht aan de deur. De man, die er mee langs de hul zen ging, had een heele kar vol en hij ver kocht de schildpadden, die, zooals hij zei- de heelemaal uit Griekenland afkomstig waren, als verdelgers van slakken In den tuin. Nu, wij hadden veel slakken in den tuin, en zoo wandelde verleden zomer de schildpad bij ons in den tuin. Als zij de kans zag kroop zij onder de schutting door en dan had een van ^ize meisjes, die dol op beesten is, maar heel wat moeite om haar bij de buren weer terug te halen. O, ja, de schildpad had ook een naam. Hij heette Petrus! We hadden dus Mletsie en Patsie en Petrus en nu ook nog Arras. Maar Petrus is dood. Zooals jullie weten gaan schildpadden des winters slapen. Dat doen ze door zich in den grond te graven. Dat ging bjj ons in den tuin niet, want daar was het veel te vochtig. Petrus Is daarom In den kelder gezet In een ouden brood trommel met zand erin. Dat is zeker niet erg goed voor hem geweest. Maar ook kan het z(jn, dat onze dienstbode hem niet had mogen opnemen. Dat deed zij nog al eens, omdat zij zoo nieuwsgierig is. Maar hoe *t zij: Petrus Is dood, 'n Tweeden Petrus wil len we niet meer hebben, want de hond zou hem toch niet met rust laten. Als hij de kans krijgt, bijt hij de katten ook al in haar rug. Het is Arras te doen om te spe len, maar de katten vinden *t toch niets prettig. De hond laat zich daardoor niet terughouden. HU bUt in alles. Hoor maar. En nu komt onze waschmachlne. Eerst moeten jullie weten, dat we de wasch aan huis hebben. Dat }s niets bl- zonders. Eiken Dinsdag is het dus „wasch- dag”. Daar zorgt de dienstbode voor, de- staan zUn, maar ik heb me nooit kunnen voorstellen, dat het mogelUk was, dat een eiland op die wijze begroeid raakt.” „Ik heb er zelf lets van gezien,” viel Bram nu in. ,Jk heb afbeeldingen gezien van een eiland, dat ontstaan is, toen het eiland Krakatau door een uitbarsting ver nield werd. Het waren daar vooral orchi deeën, die na de mossen en varens op het eilandje, dat eerst niets dan een barre rots was, opschoten”. De zaden van de orchideeën zUn net zoo licht als de sporen van varens en mossen, vandaar, dat ze zoo ge makke lijk van Java konden komen overwaaien. Ada had al eens naar boven gekeken, dat naar het muurtje UJken verveelde haar. Daar kwam het door, dat zU de eerste was, die een zwaluw zag. „Hoezee, een zwaluw,** was haar verrukte uitroep. Nu zagen de anderen haar ook (flg. 4). Vol van hetgeen Jan hun verteld had over de macht van het kleine korstmosje, dat in de natuur zooveel Invloed had en blU, dat ze de eerste lentebode, de zwaluw gezien hadden, stapten ze naar huis om flink te gaan werken. zelf niets schelen kon. ZUn naam is echter Arras, en daar luistert hU nu al naar, al wil dat niet zeg gen, dat bet beest de gehoorzaamheid in persoon is. WU hadden zoo gauw geen mand bU de band en daar we "weten, dat het een heel groote hond zal worden, hebben we hem geen mand gegeven, omdat WJ er elke vier weken uit zou zijn gegroeid. In een hoek van de kamer werd daarom voor hem een bed gespreid. NatuurUjk geen heusch bed. Het is een soort kussen, een oud ding en daaroverheen gaat een oude Heel eenvoudig, zooals Jullie zien. Dat is zUn bed en met het bed hebben we hem terstond het eerste kunstje geleerd. Hoor maar eens. Als Arras stout is, waar hU zelf nog bit ter weinig van af weet, klinkt het niet: Ga In je mand, maar krijgt hU te hooren: Ar ras, ga in je bed. We hebben hem nu zoo ver’, dat hU dat heel goed snapt, en zoo te er dit uit ontstaan: Als we hem wat rustig wUtaD hebbe», «eggen we: Arras, ga voor straf in Je bed. En htf gaat! Dat is zUn eerste kunstje. Als we hem naar bed stu ren, gaat hU. Dat naar bed sturen voor straf, gebeurt nogal eens. Geen ongeduriger beesten dan jonge honden. Als Je ze aanhaalt, kwispe len ze niet alleen met den staart, maar bij ten ook, uit louter aanhankehjkheld. Daar is echter niet iedereen van gediend. Roetmop, ofwel Arras, heeft trouwens van den eersten dag aan heel wat onrust in ons huis teweeg gebracht. Behalve een hond, hebben we ook nog twee katten. Het huis is groot genoeg. De eene kat vonden we heel Jong voor de deur zitten. Een eige naar daagde niet op, zoodat we de vonde linge maar In ons huis opnamen. En hadden al een poes! Dat waren er twee, en we willen er geen van missen. We wachten nu op de vriendschap tusschen hond en katten. De poesebeesten hebben ook een naam: zU heeten Mletsie en Pat sie. Zodra ze den Jongen lobbes van een hond zagen, begonnen ze geweldig te bla zen en gingen aan den haal. Het begint al wat beter te worden, en Patsie heeft zelfs al den durf gehad om met Arras uit één bak te eten. Dat was een gebeurtenis, waar van onze meid aanstonds verslag kwam uitbrengen. Dat dienstmeisje lacht nogal gauw, an ders zou Arras wel eefts oorzaak kunnen zUn geweest, dat we voor de keuze kwamen te staan: de hond weg of Ik er uit. Arras sjouwt namelUk zijn bed zoo nu en dan door het heele huls en dat er dan nog al eens gangkleedjes aan blijven hangen, kun nen jullie wel begrUpen. En geen schoen of pantoffel is voor Arras Roetmop veilig. Het is toch zoo’n grappenmaker en dat wou ik jullie nog even vertellen. We hebben behalve een hond en twee katten ook nog een waschmachlne. Wat komt dat er gek bU. sullen jullie nu wel zelfde, die Petrus niet met rust kon laten en hem voor straf zelf in den tuin heeft moeten begraven. ZU vond het erg grieze lig, maar misschien helpt *t om haar wat minder nieuwsgierig te maken. Denken jullie er aan, dat Je nooit al te nieuwsgierig moet zUn? Zooals Jullie ziet, is Petrus er door gestorven. Laatst was het weer Dinsdag en stond de waschmachlne vol kokend zeepsop. Arras was bezig de dienstbode gezelschap te hou den en hU keek onze gedienstige telkens vertrouwelUk aan als er gebeld werd; net of Roetmop wou zeggen: ik pas wel op de wasch! HU kreeg dan ook telkens te hoo ren: „Goed op de waschmachlne passen, hoor Arras. Zorg maar, dat zU niet weg loopt.” Dat deed de waschmachlne na- tuurUjk toch niet, maar Arras hield de wacht. van de klokken! Er zUn er zelfs, die een uurwerk hebben, dat den stand van de zon en de maan aangeeft. Maar tot zoover gaan mUn wenschen zelfs niet eens! Eén klok moet er echter zUn, ik meende dat ik hoor de in het Zwarte Woud, die een koekoek heeft, die om het kwartier naar bulten wipt en dan driemaal „koekoek” roept. En dat wil Ik ook hebben!" De burgemeester stond perplex! Een koekoek-klok aan den ouden toren, wie had daar ooit aan gedacht! „En een beetje gauw asjeblieft!” ging de toren galmend voort. „Zoolang ik ’m niet heb, behoeven Jullie er niet op te rekenen, dat ik een oogenbllk m’n mond houd f Dan bUJf ik doorslaan, zoodat Jullie geen oog dicht doen!” „M.... maar d.... dat gaat toch zoo niet?!" wierp de burgemeester zenuwachtig van den schrik tegen. >rHoe moeten we zoo gauw aan een koekoek komen?!” „Kan me niet schelenKan me plet sche len!” galmde het over *t kerkplein! Boem ....bom..,, en ik zal.... boem.... een koekoekklok hebben en anders staak ik! Ja, maar niet zooals jullie luiaards! Als ik staak, dan ga ik niet rusten, maar begin pas goed te slaan, en ik zal bhjven door slaan tot ik het verlangde heb!” Goeie raad was duur! Wat moest er ge daan worden?! Men liep de grootste kans geen oog dicht te doen, als men den ouden toren z’n zin niet gaf. En toen kwamen allen bU elkaar. De smid, en de horlogemaker en de fietsen maker, en de timmerman en allen, maar eenigszins konden medewerken toch voorloopig WINSTGEVEND BU een apotheker kwam een man en kocht een der vele kwakzalversmiddelen van dezen tUd. Dat middel kostte twee gulden zestig centen. De kooper wierp een rijksdaalder en een dubbeltje op de toon bank en vertrok. Eerst toen ontdekte de apol rUksdaalder valsch was. Hij buiten. Maar van den kooper meer te zien. ^al ik hem naloopen?” vroeg de knecht. „Iaat het maar,” zei de apotheker en voegde er toen binnensmonds bU: „Ik ver dien er toch nog altUd een stuiver op.” SW, -

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1933 | | pagina 11