H
EEN OUDE LEGENDE
REGEN
HOE HET KOREN
De Drie Wenschen
HANDENARBEID
VAN ALLES WAT
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
BROOD WORDT
■■iiiiiniiiniiiiiiM
iMllllMIlIUUlllIlllllUpilUIIUIinilM
De B. L. N. S
Jrij naar het Duitsch
door
Jan van Ogtrode
Een tolletje van kurk
Van-Lijsje, Loesje, Liesje
en Luusje
SOUV UBA :6upso|do
Klllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll DE GELUKSVOGELS
n
M’n
Hoe
Hoe
l.
een
"Tarwe
rogge
uit, „wat is er nou
viel mevrouw
ongerust
wor-
wel
R. VAN DAM
viel voor den
alle vliegen In één klap
En om het nou weer goed te maken
heb ik een fijn stuk chocola voor je
meegebracht. Hoe vind je dat?
gen hem de
uit zijn mond.
Ik ben een ander woord voor „neer”; an
dersom gelezen ben Ik een oorzaak.
maakt,
strijkt
Ik ben en blij! een speelgoed voor meis
jes, hoe dan ook gelezen.
Ge vindt mij aan een mast; draait ge mij
om, dan ben ik een voertuig, dat alleen op
sneeuw of ijs gebruikt wordt.
Nu,
aci
een
die In
bloem
komt
bruin
voor-
Tirx
•deu nsj
•jjnx xtur»
Des anderen daags waren de goede men-
s^hen al voor dag en dauw op en hadden
•A
-uapai Jtep^N
■re «a
•doj
We gingen samen wandelen
paraplu en ik,
harder of het regende
groot er was m’n schik!
van
die bij
Dit tolletje maken we van een kurk. Eerst
knippen we den ring van stevig papier en
kleuren bem met frissche kleuren. Dan
klemmen we de kurk in den ring en steken
boven- en onderin een stukje lucifer, pre
cies in X midden. Het tolletje is nu klaar.
Om het te, doen draaien, neem je het bo
venste lucifertje tusschen duim en vinger
en haalt snel den wijsvinger achterwaarts
langs den duim. Probeer het maar eens-
Een tarwe-
is te ken-
afwezigheid
de haren.
dat vond Piet toch wel reus-
■htigen hij nam er meteen maar
■n flinken hap af, maar o wee!....
\l
Denk er om Dik, die grapjes van
jou beginnen me nou langzamerhand
te vervelen.
Nee Piet, ik zal je niet meer pla-
gen.
HET UURTJE VOOR OMZIE JEUGD
Ziet ge een kleine stoel zonder leuning,
dan ben ik dit; draait ge mij om, niet die
soort stoel maar het woord en ik ben iets
om een fleschje te sluiten.
Ge vindt mij op het dak; andersom ge
bruikt ge mij om uit te drinken.
Ik ben en blijf een flauw geluld, hoe ge
mij ook leest.
die drie wenschen zouden zijn! Ten eerste
geld, ten tweede schatten en ten derde
nog eens geld en schatten en niets voor
Hij stelde echter den rijkaard met een
raadselachtig glimlachje gerust:
„Ntf, vooruit dan maar. Rijd maar naar
huis en denk maar goed na, wat je je alle
maal zal wenschen. En van nu af zullen je
eerste drie wenschen in vervulling gaan!”
Nu had de rijkaard, wat hij verlangd had
en zonder zelfs den Goddelijken Meester te
bedanken, gaf hij zijn ros de sporen en
was In een oogwenk uit het gezicht ver
dwenen. Hij zat maar na te denken, te
denken, wat hij zich allemaal wel wen
schen zou en voor z’n oogen verrees al een
groote berg met goud. Maar nee, voordat
hij dat zou wenschen, moest hij eerst nóg
eens goed nadenken! Diep in gedachte reed
hij verder. Nu wilde het geval, dat hij door
zijn diepe gedachten niet meer zijn volle
aandacht aan het paard besteedde, zoodat
hij den teugel had laten vallen, zonder dat
hij het merkte' X Paard, dat in den teugel
verward raakte, begon te springen en te
steigeren.
„Stil! Koest!” riep de rijkaard uit, nog
steeds met z'n gedachten bij zijn eersten
wensch. Maar X paard begon hoe langer
10e meer te steigeren, zoodat de rijkaard,
woedend dat hij zijn gedachten niet bij el
kaar kon lyjuden, X beest begem uit te
schelden.
„Lam beest!” riep hij uit, „waarom laat
je me niet rustig denken! ’k Wou dat je je
nek brak!”
Nauwelijks had hij X laatste woord uit
gesproken, of plomp.... daar viel X paard
heer, brak z’n nek en lag zieltogend ter
aarde. De eerste wensch van den rijkaard
was in vervulling gegaan!
peld moeten worden. En nu
maar eens vertellen, hoe er uit bloem brood
te voorschijn komt.”
,Jk weet niet alles precies, hoor,” ver
klaarde Tilly, maar om te beginnen moet
het deeg worden klaargemaakt. X Is zwaar
werk om deeg te kneden, met handen en
armen wordt eraan gewerkt en vroeger,
misschien ook nu nog wel, ward het zelfs
met de bloote voeten bewerkt. X Komt gr
erg op aan, dat het een gelijkmatige brei
wordt, anders komen er harde stukken in
X brood. Moet er melkbrood gemaakt wor
den, dan wordt de bloem gekneed met melk
en water, anders alleen met water. Als al
les goed dooreen is gemengd, wordt de gist
er door gekneed en het brood kan in den
tonb-
van
ae
Lijsje, Loesje, Liesje en Luusje waren
dan ook echt van plan om hun moeder dit
pleizier te doen, maar, ondanks de goede
beloften, liep het heel anders af.
Nauwelijks waren ze de deur uit, of ze
zagen Blllie den patrijs, die dadelijk op X
viertal afkwam, toen hij ze in de gaten
kreeg. En jawel hoor, het duurde niet lang
meer, of de vier keurige dametjes werden
omgetooverd in echte wildebrassen. Ze
sprongen haasje-over, deden krijgertje,
speelden verstoppertje, en toen het bijna
donker was kwamen ze pas tot het besef
dat het wel heel erg laat moest zijn.
Op een ren holden nu Lijsje, Loesje,
Liesje en Luusje naar moeder, die angstig
in de deuropening stond te kijken met
tante Hinke en oom Joost. Maar, toen ze X
stel smerig en gehavend aan zag komen,
werd ze vreeselijk boos. Ja, ze was zelfs zóó
kwaad, dat ze niet eens de moeite nam om
ze een pak slaag te geven, maar de boos
doeners onmiddellijk naar bed stuurde.
Nog nooit hadden ze er zoo vlug in ge
legen. Natuurlijk hadden ze erge spijt en
ze huilden dan ook zachtjes.
„Ik zal nóóit meer ondeugend zijn,” snik
te Lijsje.
„En Ik zal moeder nóóit meer
maken,” huilde Loesje.
„En Ik zal altijd lief wezen,” jammerde
Liesje.
„En Ik zal een allerliefst haasje
den,” dreinde Luusje.
En als je nu eens vier lieve haasjes te
genkomt, kun je er zeker van op aan, dat
het Lijsje, Loesje, Liesje en Luusje zijn.
T ang, heel lang geleden, in den tijd, toen
1 j Jezus nog op aarde leefde en esrd-
trok om te prediken, gebeurde X eens,
dat Hij op een avond moe was van den
drukken dag en het reeds zeer laat was,
zonder dat er nog in velden of wegen een
herberg te bekennen viel. Nu wilde het ge
val, dat daar aan den weg twee huizen
stonden, heelemaal alleen, van alles afge
zonderd. Het eene was flink en groot, met
groote stallen erachter gebouwd, en dat
dus blijkbaar aan een rijken heerebopr be
hoorde. Het andere daarentegen was heel
nietig en armoedig, men zou haast kunnen
zeggen niet meer dan een hutje. Nu dacht
Onze Lieve Heer bij zichzelf: „Wel, dat
groote huis, daar zal wel Iemand wonen,
die X heel goed kan doen en in dat hutje
daartegenover zullen de bewoners wel nau-
-welljks genoeg hebben voor zichzelf; ’k ge
loof, dat het X beste is, als Ik voor van
nacht m’n intrek maar bij dien rijke neem,
want die kan X het beste missen.”
En zoo stapte Jezus op het groote huls
toe en klöpte aan de deur. Er verliepen en
kele oogenblikken en toen verscheen er
boven uit X raam X gezicht van den heer
des huizes met de vraag: „Wat mot Jij?" x
„Wel," antwoordde de Goddelijke-Mees
ter, zonder schijnbaar op den harden toon
te letten, „Ik heb vandaag al zoo lang ge-
loopen en ben doodmoe, terwijl hier In
den omtrek geen enkele herberg is te be
kennen. Zou Ik bij U niet kunnen over
nachten?”
De rijkaard boog zich eens uit X venster
en bekeek den vreemdeling van het hoofd
tot de voeten. Toen hij evenwel zag, dat
Onze Lieve Heer er niet al te „heer-ach-
tig” uitzag, schudde hij het hoofd.
„Nee, dank je wel! Al m’n kamers liggen
boordevol met zaad voor het voorjaar. En
bovendien, als Ik al die klanten zooals Jij,
die ’s avonds bij mij om onderdak komen
vragen, naar binnen wilde halen, dan kon
ik zelf wel op straat gaan slapen. Zie maar,
dat je ergens anders terecht komt!” En
Tik, tak, zoo drupt het telkens
Gezellig boven mij
X Is als een vroolijk wijsje
Zoo opgeruimd en blij!
Wie houdt er ook van regen.
Wie wandelt met me mee,
Onder m’n parapluutje
Is heusch wel plaats voor twee!
moet TillyLtwéé wenschen gedaan en.... inplaats van
"ermede te winnen, was-ie z’n beste paard
kwijt en z’n mooiste zadel en tuig! En dat
alles door z’n eigen domme, domme schuld!
O, hij kon zichzelf wel voor z’n hoofd
slaan. En met wangunst dacht hij aan dat
arme boertje, dat tegenover hem woonde.
Ja, die had het met z’n boerenverstand
warempel nog beter ingepikt dan hij! Nou
ja, als hij ervoor gestaan had, dan zou hij
wel wat anders gevraagd hebben dan de
eeuwige zaligheid en gezondheid. Die zou
te toch wel krijgen! Nu, maar dat boertje
had tenminste nog van dien eenen wensch
een goed gebruik gemaakt. „Sjonge, jonge,
als ik die boer eens was!” dacht hij bij
zichzelf.
Te laat zag de rijkaard in, dat hij In ge
dachten z’n derden wensch had uitgespro
ken. Als bij tooverslag verdween z’n prach
tige heerenkleeding, z’n hooge rijlaarzen
met zilveren sporen en in de plaats daar
van had hij nu het eenvoudige boerenpakje
aan, met de groote klompen.
Ja, toen had je de poppen aan X dansen!
„Wel alle duivels," riep bij uit, „dat Is nou
toch wel X toppunt! Maar wacht Ik zal nog
even wenschen, dat ’k maar weer gauw m’n
ouwe kleeren aankrijg, misschien doet die
vreemdeling ’t^wel. ’k Kan toch zóó niet
blijven loopen!”
En hij wenschtewenschtemaar
er gebeurde natuurlijk niets meer. Zijn drie
wenschen waren op! En zoo mpest hij dus
als een armoedige boen naar huis.
Toen hij daar aankwam, trof hem een
nieuwe verrassing! Ook X groote huls was
er niet meer en in de plaats daarvan stond
X armoedige hutje van den - armen boer,
zooals hij met zijn derden wensch zelf ge
vraagd had! In de huisdeur stond zijn
vrouw. Niets was er meer over van ha^r
rijke kleeding.
„Maar man!” riep
gebeurd?”
Met wrok in z’n hart vertelde de vrek
z’n historie en kreeg toen van z’n vrouw
voor z’n stommiteit nog een geducht pak
ransel toe!
En dus was de vrek gedoemd tot aan z’n
dood hard te werken om z’n dage lij ksch
brood te verdienen en zoo voor z’n hard
vochtigheid te boeten.
De lieden daar tegenover leefden echter
hun heele leven in geluk en gezondheid en
wachtten met een gerust hard op de ver
vulling van hun eersten en voornaamst®
wensch!
Wat zien we hier? Dik heeft hem
toch weer beet gehad en hem een
stuk zeep-chocola gegeven.
Het schuim staat hem op zijn
mond en als hij wat zeggen wil vlie-
prachtigste zeepbellen
“V" sx
oven. Soms gaat dit In een blik; er j
staat dan busbrood. Melkbrood wordt
een duidelijke aanwijzing voorzien:
naam wordt er in gebakken.
Vooral mag niet vergeten worden
beetje zout door het deeg heen te kneden,
anders wordt het brood flauw en flauw
brood is niet te eten.
Bij het bakken gaat het deeg rijzen,
door
al een sober, maar zeer smakelijk toebereid
ontbijt gèreed staan, toen de eerste zonne
stralen den Goddelijken Meester wekten.
Geheel uitgerust stond Hij op, at yeer met
de vriendelijke menschen en maakte zich
daarna gereed verder te trekken. Toen Hij
in de deuropening stond, wendde HU zich
nog even tot den man en sprak: ,Jk ben U
er heel dankbaar voor, dat U me zoo goed
ontvangen hebt en omdat U zoo goed bent
voor Uw evenmensch, moogt ge drie wen
schen doen. X Hindert niet, wat ge vraagt,
Jk zal ze alle drie vervullen.”
*30ch,” sprak de man, „wat zouden wU
anders kunnen wenschen, dan dat we
beiden eens de eeuwige zaligheid mogen
genieten en ten tweede, dat we, zoolang als
we nog leven, altUd gezond mogen zUn, en
ons dagelljksch brood mogen hebben. Als
ik dat bereik, wel, dan valt me niets meer
te wenschen over!”
Maar Onze Lieve Heer sprak: „Maar zou
je dan bUvoorbeeld niet een beter huisje
willen hebben?”
„Nou ja,” antwoordde de man, „een huis
je met een stukje grond en een paar koe
tjes, dat zou ook wel aardig zUn!”
„Je zult X hebben,” antwoordde Jezus en
op X zelfde oogenblik veranderde het hutje
in een lief vroolijk landhuisje.
Na de goede lieden nogmaals bedankt te
hebben, zette de Goddehjke Meester ZUn
tocht voort.
er
komen kleine koolzuurbelletjes door de
werking van de gist en later vinden we die
blaasjes in het brood terug.
Door sterker ver
hitting wordt het
brood gaar; de wer
king van de gist
houdt op en er moet
’n korst worden ge-
Daarvoor
de bakker
met een nat penseel
langs den buiten
kant van het brood
en door de hitte en
de kleefstof,
de gerezen
aanwezig is,
een mooi
korstje te
schijn.”
„Zoo, zoo," viel mevrouw van Voorden
in, die het laatste gedeelte van X yerhaal
gehoord had. ZUn jullie zoo goed op de
Roqqe J^oogte van het broodbakken. Dat zal wel
wUemaal theorie zUn.”
„En praktUk,” viel Ada in.
Hè, wat flauw," riep Tilly. Als JU bU X
broodbakken geweest bent, weet je alles na-
tuurhjk veel beter dan ik. Waarom heb JU
X dan niet verteld?"
„Omdat JU het best wist” was het ant
woord, „een anderen keer kom ik wel weer
eens aan X woord.”
„En we houden haar woord,” kwam Jan
direct na de woorden van Ada.
,^en volgende week hoor en Tilly wel be
dankt. Nu gaan we allemaal weer hard
werken. Bram is geholpen en wU hebben
weer een gezelligen middag gehad. Tot de
volgende week allemaal
TT rat een gek onderwerp voor een op-
W ztel” dacht Bram bU zichzelf, toen
de leeraar in de Nederlandsche taal
bovengenoemd onderwerp opgaf. EigenlUk
vond hU, toen hU nog eens goed nadacht,
het onderwerp zelf niet zoo gek, maar hij
moest eerlUk bekennen, dat hU er bitter
weinig van wist. Gelukkig maar, dat hu
nog een dag of wat den tUd had. Op de
eerstvolgende bUeenkomst zou er wel
iemand zUn, die meer van brood en brood-
berelding wist, dan hU-
En jawel hoor! Jan en
Gerrit hadgen in dé koren
soorten gesnuffeld en Tilly
en Ada waren met het bak
ken van brood op de hoogte.
Toen ze feilen gezellig bU
elkaar zaten, begon Jan:
,4e kent zeker een tarwe-,
een rogge- en een gerstaar
wel uit elkaar? Niet? Nu, dan
zal ik X je eens laten zien
op een plaatje.
(figuur 1)
aan de
zUn
aar
t nen
kafnaalden, .dat
de rogge zoo duideUjk te zien
zUn (fig. 2). Ook de korrels van tarwe en
rogge verschillen veel: de tarwe heeft bree-
de, eivormige korrels met een groefje aan
den eenen kant. Aan den top van de kor
rel bevinden zich zilverglanzende haartjes.
Soms is de
kleur geel,
soms roodach
tig. Van tarwe
wordt niet al
leen brood,
maar ook
griesmeel, ma
caroni en tar-
westUfsel ge
maakt.
Voor brood-
bereiding
wordt X meel,
de tarwebloem, vermengd met roggemeel.
De rogge heeft veel langer korrels,
1 CM. lang en grauw van kleur.
Gerst (fig. 3) wordt hoofdzakeUjk als
veevoef en-in den vorm van gort gebruikt.
De korrels van de gerst zUn ook vrij lang,
aan de uiteinden spits en in X' midden
breed. Het kaf, dat bU de andere graan
soorten gemakkeUjk te verwUderen is, is
bU de gerst vergroeid met de korrel, zoodat
om gort te krijgen, de korrels speciaal ge-
et was op een zonnigen zomermiddag,
dat moeder haas haar vier dochter
tjes, LUsje, Loesje, Liesje en Luusje.
die buiten aan X spelen waren, binnen riep,
om zich flink te wasschen en schoone jurk
jes aan te trekken.
Jullie begrijpen wel, dat ze er niet al te
schoon uitzagen, wanneer ik je vertel, dat
ze al drie uur in de duinen aan X rolle
bollen waren. Met veel lawaai kwamen de
deugnieten thuis en moeder haas kwam
ooren te kort om naar ze te luisteren, want
elk wilde het eerst haar guitenstreken ver
tellen.
„Stil kindertjes, straks heb ik rijd om
naar jullie te luisteren, eerst moet ik een
gezelligen maaltUd klaar maken, want
over een uurtje komt tante Hinke met oom
Joost op bezoek. Ga je dus maar gauw keu
rig maken, want je weet, ik leg graag eer
in met mUn dochtertjes."
Toen holderdebolder gingen ze naar bun
kamertje. Er werd gewasschen, gekamd, ge
borsteld, en na een half uurtje kwamen de
vier zusjes keurig bU hun moeder. LUsje
Was in X roze, Loesje in X blauw. Liesje in
X wit en Luusje had haar lila jurkje aan.
Het stond snoezig bU hun witte huidjes
en moeder haas was dan ook echt trotsch
op haar kindertjes.
„Nu mogen jullie nog even een kleine
wandeling maken, meisjes, maar niet ra
votten hoor; zorg ervoor dat je weer net
zoo helder thuis komt.”
X Was reeds volop dag, toen de rUke man
geeuwend opstond. HU blikte naar buiten
om te zien wat voor weer X was en....
daar zag hU warempel tegenover zUn huis
-eefToracht van ’n landhuisje met blinken
de tegels gedekt op de plaats, waar giste
ren nog dat oude hutje stond. HU zette na-
tuurhjk groote oogen op, en riep z’n vrouw
van beneden.
„Vrouw, vrouw! Kom ’ns hier! KUk ’ns
naar den overkant! Wat is daar gebeurd?!
Gisteren stond daar nog een arm hutje, en
nu zoon prachtig landhuis! Loop er direct
eens heen, en vraag ’ns hoe dat gekomen
is! Daar moet ik meer van weten!”
Toen de vrouw bU de gelukkige menschen
kwam antwoordden deze: „Wel, gisteren
avond kwam hier een vreemdeling, die zeer
vermoeid was en om onderdak vroeg. HU
heeft nier vannacht geslapen en vanmor
gen 'bU X afscheidnemen mochten we drie
wenschen dóen en toen vroegen we de
eeuwige zaligheid, gezondheid en ons dage-
lijksch brood en ten slotte kregen we nog
inplaats van ons hutje dit aardige land
huisje.”
De vrouw van den rijkaard Ulde terug
naar haar man.
„En?” vroeg deze, nog vóór de vrouw bo
ven was.
Toen vertelde de vrouw, wat zU zooeven drie wenschen! Die vrek! Jezus wist al, wat
„Nou, da’s me nou ook wat! Inplaats
van wat te winnen met m’n eersten wensch,
kost X me m’n beste paard,” morde de
vrek, spinnijdig op zichzelf. HU was echter
nog vrekkerig genoeg om al X met zilver
bestikte tuig van X doode paard af te ne
men. Met zadel en al nam hU X op z’n rug
en moefet toen natuurUjk verder te voet
naar huis gaan.
„Ach, wat geeft X ook elgenhjk,” zoo
trachtte hU zichzelf te troosten. „Ik heb
toch in elk geval nog twee wenschen over.
Daar zal ik m’n schade wel mee inhalen.
X Was echter in dien tusschentUd mid
dag geworden en de zon schoot haar bran
dende stralen loodrecht van den hemeL
Het zadel drukte den rijkaard steeds zwaar
der en nog steeds was hU bet niet met
zichzelf eens, wat een grootsch ding hU
zich als tweeden wensch zou vragen.
„Telkens, als ik denk, dat 'k nu X mooi
ste in mUnr. gedachten heb, valt me direct
weer wat anders in,” zoo peinsde hU. Jk
zal X echter zóó inpikken, jlat ik met m’n
twee wenschen alle vliegen in één klap
vang.”
En zoo sjouwde en sjokte hU verder en
maar steeds drukte het zadel hem zwaar
der op z’n rug.
„Dat zadel, dat zadel!” mopperde hU. „Ik
val d’r nog bU neer. Ik wou, dat dat zware
ding maar naar de maan vloog!”
Rrrrrrrrts.... de rijkaard voelde plotse
ling den last van z’n schouders geheven en
met een sneltreinvaartje verdween het za
del met tuig en al in X luchtruim tot X Uit
X gezicht verdween. Eerst begreep de rijk
aard er niets van, maar toen werd het hem
duidelUk, dat hU in z’n stommiteit z’n
tweeden wensch had uitgesproken en dat
die ook in vervulling was gegaan!
Toen werd hU woedend op zichzelf! Wat
was hU toch een stommerd! Nu had hU al
met een smak smeet hu het venster voor
den GoddelUken Heiland dicht.
X Is te begrijpen, dat die behandeling
O. L. Heer zeer bedroefde. Daar HU
echter toch In elk geval voor dien nacht
onderdak moest hebben, wendde hU zich
tot de bewoners van het arme hutje. En
daar was X nu net X tegenovergestelde als
in X groote huls! Zooals HU aan den over
kant was afgesnauwd, zoo gastvrij ontvin
gen Hem de arme menschjes in de hut.
NauweUjKs had Jezus aangeklopt, of de
deur werd geopend en men verzocht den
vreemdeling vriendeUjk binnen te komen.
„Of U hier vannacht bhjven moogt?”
sprak de man. „Neen, U moet hier bUj-
ven! X Is al bUna nacht. Wie zou iemand
zoo laat nog wegsturen?"
Dit beviel den GoddelUken Meester na-
tuurUjk veel beter en HU trad het arme
hutje binnen. De vrouw zette dadehjk de
aardappels op het vuur en terwUl deze
stonden te koken, haalde ze wat melk ach
ter uit het schuurtje. i
^a, vreemdeling,” sprak ze, „wij (ebben
niet al te veel, maar wat we hebben geven
wU U van ganscher harte!"
Toen X maal gereed was, zette Onze Lie
ve Heer zich met de goede menschen aan
den dlsch en het eten smaakte hem van
deze sobere tafel misschien wel tienmaal
zoo best als X van den vrekkerlgen disch
van den rijkaard zou hebben gesmaakt.
Nadat X maal geëindigd was en Onze
Lieve Heer nog wat met de menschen had
gepraat, was X zoetjesaan bedtUd gewor
den en de vrouw riep baar man even apart.
„Wat denk je ervan, beste man,” zoo
sprak zU, „als we onzen gast vannacht
maar in ons bed lieten «tapen. Zoo’n enkel
nachtje zal ons toch ook geen kwaad doen.
In de schuur ligt nog genoeg stroo, dan
nemen wU dat maar. De wandelaar is na-
tuurUjk door en door vermoeid!"
^Ja, natuurUjk!" antwoordde de man. ^e
zou mUn beste vrouwtje niet geweest zUn,
als je er anders over gedacht had!”
Maar Onze Lieve Heer wilde daar niet
van weten. De goede menschen praatten er
echter niet verder meer over, wenschten
hun gast goeden nacht en gingen naar de
schuur. Toen schoot er dus niets anders
over en Onze Lieve Heer strekte ZUn ver
moeide leden uit en viel onmlddelUjk in
een diepen, verkwikkenden slaap.
had gehoord.
^Sjonge, jonge, wat ben ik stom ge
weest” riep de rUkaard uit, terwUl hU zich
met z’n vuist tegen het voorhoofd sloeg. zUn geluk hiernamaals!
„Dat had ik ook kunnen hebben! Die
vreemdeling is eerst bU mU geweest, maar
ik heb hem de deur gewezen!”
„Wat doe je dat ook te doen?" viel z’n
vrouw tegen hem uit. „Maar er is nog piet
alles verloren. Die vreemdeling kan nog
niet zoo heel ver weg zUn. Neem je snelste
paard, misschien haal je hem nog wel in,
en zie dat je ook drie wenschen te pakken
krijgt!”
Zoo gezegd, zoo gedaan, jpe rijkaard
haalde direct z’n besten hengst van stal en
na een goed half uur had hU den Godde
lUken Meester Ingehaald-
HU praatte op z’n best,
GoddeUjken Heiland op de knieën en ver
ontschuldigde zich, dat hU den vorigen
avond zoo had gehandeld. HU loog Hem
voor, dat hU op z’n laatst nog naar den
sleutel van de deur had gezocht, maar dat
de vreemdeling toe^seëds was verdwenen.
„Gaat U met nf^mee terug, dan zal ik U
toonen, dat X waar is, en kunt U zoo lang
in mUn huis verbhjven als U wilt!” sprak
hU.
„Zeker, zeker,” sprak de GoddeUjke
Meester glimlachend. „Maar nu niet. Ik
moet nu direct verder op, maar ik beloof
U, als Ik weer eens hier in de buurt kom,
dat ik weUioht eens bU U den nacht door
breng.”
Daarop wilde HU gaan, maar dat was
natuurUjk de bedoeling van den rijkaard
niet.
JDus U gelooft nu toch wel, dat ik X goed
heb gemeend,” sprak hU, „dan mag ik toch
zeker ook wel drie wenschen doen!?”
Onze Lieve Heer keek hem eens aan. H U