H EEN OUDE LEGENDE REGEN HOE HET KOREN De Drie Wenschen HANDENARBEID VAN ALLES WAT iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii BROOD WORDT ■■iiiiiniiiniiiiiiM iMllllMIlIUUlllIlllllUpilUIIUIinilM De B. L. N. S Jrij naar het Duitsch door Jan van Ogtrode Een tolletje van kurk Van-Lijsje, Loesje, Liesje en Luusje SOUV UBA :6upso|do Klllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll DE GELUKSVOGELS n M’n Hoe Hoe l. een "Tarwe rogge uit, „wat is er nou viel mevrouw ongerust wor- wel R. VAN DAM viel voor den alle vliegen In één klap En om het nou weer goed te maken heb ik een fijn stuk chocola voor je meegebracht. Hoe vind je dat? gen hem de uit zijn mond. Ik ben een ander woord voor „neer”; an dersom gelezen ben Ik een oorzaak. maakt, strijkt Ik ben en blij! een speelgoed voor meis jes, hoe dan ook gelezen. Ge vindt mij aan een mast; draait ge mij om, dan ben ik een voertuig, dat alleen op sneeuw of ijs gebruikt wordt. Nu, aci een die In bloem komt bruin voor- Tirx •deu nsj •jjnx xtur» Des anderen daags waren de goede men- s^hen al voor dag en dauw op en hadden •A -uapai Jtep^N ■re «a •doj We gingen samen wandelen paraplu en ik, harder of het regende groot er was m’n schik! van die bij Dit tolletje maken we van een kurk. Eerst knippen we den ring van stevig papier en kleuren bem met frissche kleuren. Dan klemmen we de kurk in den ring en steken boven- en onderin een stukje lucifer, pre cies in X midden. Het tolletje is nu klaar. Om het te, doen draaien, neem je het bo venste lucifertje tusschen duim en vinger en haalt snel den wijsvinger achterwaarts langs den duim. Probeer het maar eens- Een tarwe- is te ken- afwezigheid de haren. dat vond Piet toch wel reus- ■htigen hij nam er meteen maar ■n flinken hap af, maar o wee!.... \l Denk er om Dik, die grapjes van jou beginnen me nou langzamerhand te vervelen. Nee Piet, ik zal je niet meer pla- gen. HET UURTJE VOOR OMZIE JEUGD Ziet ge een kleine stoel zonder leuning, dan ben ik dit; draait ge mij om, niet die soort stoel maar het woord en ik ben iets om een fleschje te sluiten. Ge vindt mij op het dak; andersom ge bruikt ge mij om uit te drinken. Ik ben en blijf een flauw geluld, hoe ge mij ook leest. die drie wenschen zouden zijn! Ten eerste geld, ten tweede schatten en ten derde nog eens geld en schatten en niets voor Hij stelde echter den rijkaard met een raadselachtig glimlachje gerust: „Ntf, vooruit dan maar. Rijd maar naar huis en denk maar goed na, wat je je alle maal zal wenschen. En van nu af zullen je eerste drie wenschen in vervulling gaan!” Nu had de rijkaard, wat hij verlangd had en zonder zelfs den Goddelijken Meester te bedanken, gaf hij zijn ros de sporen en was In een oogwenk uit het gezicht ver dwenen. Hij zat maar na te denken, te denken, wat hij zich allemaal wel wen schen zou en voor z’n oogen verrees al een groote berg met goud. Maar nee, voordat hij dat zou wenschen, moest hij eerst nóg eens goed nadenken! Diep in gedachte reed hij verder. Nu wilde het geval, dat hij door zijn diepe gedachten niet meer zijn volle aandacht aan het paard besteedde, zoodat hij den teugel had laten vallen, zonder dat hij het merkte' X Paard, dat in den teugel verward raakte, begon te springen en te steigeren. „Stil! Koest!” riep de rijkaard uit, nog steeds met z'n gedachten bij zijn eersten wensch. Maar X paard begon hoe langer 10e meer te steigeren, zoodat de rijkaard, woedend dat hij zijn gedachten niet bij el kaar kon lyjuden, X beest begem uit te schelden. „Lam beest!” riep hij uit, „waarom laat je me niet rustig denken! ’k Wou dat je je nek brak!” Nauwelijks had hij X laatste woord uit gesproken, of plomp.... daar viel X paard heer, brak z’n nek en lag zieltogend ter aarde. De eerste wensch van den rijkaard was in vervulling gegaan! peld moeten worden. En nu maar eens vertellen, hoe er uit bloem brood te voorschijn komt.” ,Jk weet niet alles precies, hoor,” ver klaarde Tilly, maar om te beginnen moet het deeg worden klaargemaakt. X Is zwaar werk om deeg te kneden, met handen en armen wordt eraan gewerkt en vroeger, misschien ook nu nog wel, ward het zelfs met de bloote voeten bewerkt. X Komt gr erg op aan, dat het een gelijkmatige brei wordt, anders komen er harde stukken in X brood. Moet er melkbrood gemaakt wor den, dan wordt de bloem gekneed met melk en water, anders alleen met water. Als al les goed dooreen is gemengd, wordt de gist er door gekneed en het brood kan in den tonb- van ae Lijsje, Loesje, Liesje en Luusje waren dan ook echt van plan om hun moeder dit pleizier te doen, maar, ondanks de goede beloften, liep het heel anders af. Nauwelijks waren ze de deur uit, of ze zagen Blllie den patrijs, die dadelijk op X viertal afkwam, toen hij ze in de gaten kreeg. En jawel hoor, het duurde niet lang meer, of de vier keurige dametjes werden omgetooverd in echte wildebrassen. Ze sprongen haasje-over, deden krijgertje, speelden verstoppertje, en toen het bijna donker was kwamen ze pas tot het besef dat het wel heel erg laat moest zijn. Op een ren holden nu Lijsje, Loesje, Liesje en Luusje naar moeder, die angstig in de deuropening stond te kijken met tante Hinke en oom Joost. Maar, toen ze X stel smerig en gehavend aan zag komen, werd ze vreeselijk boos. Ja, ze was zelfs zóó kwaad, dat ze niet eens de moeite nam om ze een pak slaag te geven, maar de boos doeners onmiddellijk naar bed stuurde. Nog nooit hadden ze er zoo vlug in ge legen. Natuurlijk hadden ze erge spijt en ze huilden dan ook zachtjes. „Ik zal nóóit meer ondeugend zijn,” snik te Lijsje. „En Ik zal moeder nóóit meer maken,” huilde Loesje. „En Ik zal altijd lief wezen,” jammerde Liesje. „En Ik zal een allerliefst haasje den,” dreinde Luusje. En als je nu eens vier lieve haasjes te genkomt, kun je er zeker van op aan, dat het Lijsje, Loesje, Liesje en Luusje zijn. T ang, heel lang geleden, in den tijd, toen 1 j Jezus nog op aarde leefde en esrd- trok om te prediken, gebeurde X eens, dat Hij op een avond moe was van den drukken dag en het reeds zeer laat was, zonder dat er nog in velden of wegen een herberg te bekennen viel. Nu wilde het ge val, dat daar aan den weg twee huizen stonden, heelemaal alleen, van alles afge zonderd. Het eene was flink en groot, met groote stallen erachter gebouwd, en dat dus blijkbaar aan een rijken heerebopr be hoorde. Het andere daarentegen was heel nietig en armoedig, men zou haast kunnen zeggen niet meer dan een hutje. Nu dacht Onze Lieve Heer bij zichzelf: „Wel, dat groote huis, daar zal wel Iemand wonen, die X heel goed kan doen en in dat hutje daartegenover zullen de bewoners wel nau- -welljks genoeg hebben voor zichzelf; ’k ge loof, dat het X beste is, als Ik voor van nacht m’n intrek maar bij dien rijke neem, want die kan X het beste missen.” En zoo stapte Jezus op het groote huls toe en klöpte aan de deur. Er verliepen en kele oogenblikken en toen verscheen er boven uit X raam X gezicht van den heer des huizes met de vraag: „Wat mot Jij?" x „Wel," antwoordde de Goddelijke-Mees ter, zonder schijnbaar op den harden toon te letten, „Ik heb vandaag al zoo lang ge- loopen en ben doodmoe, terwijl hier In den omtrek geen enkele herberg is te be kennen. Zou Ik bij U niet kunnen over nachten?” De rijkaard boog zich eens uit X venster en bekeek den vreemdeling van het hoofd tot de voeten. Toen hij evenwel zag, dat Onze Lieve Heer er niet al te „heer-ach- tig” uitzag, schudde hij het hoofd. „Nee, dank je wel! Al m’n kamers liggen boordevol met zaad voor het voorjaar. En bovendien, als Ik al die klanten zooals Jij, die ’s avonds bij mij om onderdak komen vragen, naar binnen wilde halen, dan kon ik zelf wel op straat gaan slapen. Zie maar, dat je ergens anders terecht komt!” En Tik, tak, zoo drupt het telkens Gezellig boven mij X Is als een vroolijk wijsje Zoo opgeruimd en blij! Wie houdt er ook van regen. Wie wandelt met me mee, Onder m’n parapluutje Is heusch wel plaats voor twee! moet TillyLtwéé wenschen gedaan en.... inplaats van "ermede te winnen, was-ie z’n beste paard kwijt en z’n mooiste zadel en tuig! En dat alles door z’n eigen domme, domme schuld! O, hij kon zichzelf wel voor z’n hoofd slaan. En met wangunst dacht hij aan dat arme boertje, dat tegenover hem woonde. Ja, die had het met z’n boerenverstand warempel nog beter ingepikt dan hij! Nou ja, als hij ervoor gestaan had, dan zou hij wel wat anders gevraagd hebben dan de eeuwige zaligheid en gezondheid. Die zou te toch wel krijgen! Nu, maar dat boertje had tenminste nog van dien eenen wensch een goed gebruik gemaakt. „Sjonge, jonge, als ik die boer eens was!” dacht hij bij zichzelf. Te laat zag de rijkaard in, dat hij In ge dachten z’n derden wensch had uitgespro ken. Als bij tooverslag verdween z’n prach tige heerenkleeding, z’n hooge rijlaarzen met zilveren sporen en in de plaats daar van had hij nu het eenvoudige boerenpakje aan, met de groote klompen. Ja, toen had je de poppen aan X dansen! „Wel alle duivels," riep bij uit, „dat Is nou toch wel X toppunt! Maar wacht Ik zal nog even wenschen, dat ’k maar weer gauw m’n ouwe kleeren aankrijg, misschien doet die vreemdeling ’t^wel. ’k Kan toch zóó niet blijven loopen!” En hij wenschtewenschtemaar er gebeurde natuurlijk niets meer. Zijn drie wenschen waren op! En zoo mpest hij dus als een armoedige boen naar huis. Toen hij daar aankwam, trof hem een nieuwe verrassing! Ook X groote huls was er niet meer en in de plaats daarvan stond X armoedige hutje van den - armen boer, zooals hij met zijn derden wensch zelf ge vraagd had! In de huisdeur stond zijn vrouw. Niets was er meer over van ha^r rijke kleeding. „Maar man!” riep gebeurd?” Met wrok in z’n hart vertelde de vrek z’n historie en kreeg toen van z’n vrouw voor z’n stommiteit nog een geducht pak ransel toe! En dus was de vrek gedoemd tot aan z’n dood hard te werken om z’n dage lij ksch brood te verdienen en zoo voor z’n hard vochtigheid te boeten. De lieden daar tegenover leefden echter hun heele leven in geluk en gezondheid en wachtten met een gerust hard op de ver vulling van hun eersten en voornaamst® wensch! Wat zien we hier? Dik heeft hem toch weer beet gehad en hem een stuk zeep-chocola gegeven. Het schuim staat hem op zijn mond en als hij wat zeggen wil vlie- prachtigste zeepbellen “V" sx oven. Soms gaat dit In een blik; er j staat dan busbrood. Melkbrood wordt een duidelijke aanwijzing voorzien: naam wordt er in gebakken. Vooral mag niet vergeten worden beetje zout door het deeg heen te kneden, anders wordt het brood flauw en flauw brood is niet te eten. Bij het bakken gaat het deeg rijzen, door al een sober, maar zeer smakelijk toebereid ontbijt gèreed staan, toen de eerste zonne stralen den Goddelijken Meester wekten. Geheel uitgerust stond Hij op, at yeer met de vriendelijke menschen en maakte zich daarna gereed verder te trekken. Toen Hij in de deuropening stond, wendde HU zich nog even tot den man en sprak: ,Jk ben U er heel dankbaar voor, dat U me zoo goed ontvangen hebt en omdat U zoo goed bent voor Uw evenmensch, moogt ge drie wen schen doen. X Hindert niet, wat ge vraagt, Jk zal ze alle drie vervullen.” *30ch,” sprak de man, „wat zouden wU anders kunnen wenschen, dan dat we beiden eens de eeuwige zaligheid mogen genieten en ten tweede, dat we, zoolang als we nog leven, altUd gezond mogen zUn, en ons dagelljksch brood mogen hebben. Als ik dat bereik, wel, dan valt me niets meer te wenschen over!” Maar Onze Lieve Heer sprak: „Maar zou je dan bUvoorbeeld niet een beter huisje willen hebben?” „Nou ja,” antwoordde de man, „een huis je met een stukje grond en een paar koe tjes, dat zou ook wel aardig zUn!” „Je zult X hebben,” antwoordde Jezus en op X zelfde oogenblik veranderde het hutje in een lief vroolijk landhuisje. Na de goede lieden nogmaals bedankt te hebben, zette de Goddehjke Meester ZUn tocht voort. er komen kleine koolzuurbelletjes door de werking van de gist en later vinden we die blaasjes in het brood terug. Door sterker ver hitting wordt het brood gaar; de wer king van de gist houdt op en er moet ’n korst worden ge- Daarvoor de bakker met een nat penseel langs den buiten kant van het brood en door de hitte en de kleefstof, de gerezen aanwezig is, een mooi korstje te schijn.” „Zoo, zoo," viel mevrouw van Voorden in, die het laatste gedeelte van X yerhaal gehoord had. ZUn jullie zoo goed op de Roqqe J^oogte van het broodbakken. Dat zal wel wUemaal theorie zUn.” „En praktUk,” viel Ada in. Hè, wat flauw," riep Tilly. Als JU bU X broodbakken geweest bent, weet je alles na- tuurhjk veel beter dan ik. Waarom heb JU X dan niet verteld?" „Omdat JU het best wist” was het ant woord, „een anderen keer kom ik wel weer eens aan X woord.” „En we houden haar woord,” kwam Jan direct na de woorden van Ada. ,^en volgende week hoor en Tilly wel be dankt. Nu gaan we allemaal weer hard werken. Bram is geholpen en wU hebben weer een gezelligen middag gehad. Tot de volgende week allemaal TT rat een gek onderwerp voor een op- W ztel” dacht Bram bU zichzelf, toen de leeraar in de Nederlandsche taal bovengenoemd onderwerp opgaf. EigenlUk vond hU, toen hU nog eens goed nadacht, het onderwerp zelf niet zoo gek, maar hij moest eerlUk bekennen, dat hU er bitter weinig van wist. Gelukkig maar, dat hu nog een dag of wat den tUd had. Op de eerstvolgende bUeenkomst zou er wel iemand zUn, die meer van brood en brood- berelding wist, dan hU- En jawel hoor! Jan en Gerrit hadgen in dé koren soorten gesnuffeld en Tilly en Ada waren met het bak ken van brood op de hoogte. Toen ze feilen gezellig bU elkaar zaten, begon Jan: ,4e kent zeker een tarwe-, een rogge- en een gerstaar wel uit elkaar? Niet? Nu, dan zal ik X je eens laten zien op een plaatje. (figuur 1) aan de zUn aar t nen kafnaalden, .dat de rogge zoo duideUjk te zien zUn (fig. 2). Ook de korrels van tarwe en rogge verschillen veel: de tarwe heeft bree- de, eivormige korrels met een groefje aan den eenen kant. Aan den top van de kor rel bevinden zich zilverglanzende haartjes. Soms is de kleur geel, soms roodach tig. Van tarwe wordt niet al leen brood, maar ook griesmeel, ma caroni en tar- westUfsel ge maakt. Voor brood- bereiding wordt X meel, de tarwebloem, vermengd met roggemeel. De rogge heeft veel langer korrels, 1 CM. lang en grauw van kleur. Gerst (fig. 3) wordt hoofdzakeUjk als veevoef en-in den vorm van gort gebruikt. De korrels van de gerst zUn ook vrij lang, aan de uiteinden spits en in X' midden breed. Het kaf, dat bU de andere graan soorten gemakkeUjk te verwUderen is, is bU de gerst vergroeid met de korrel, zoodat om gort te krijgen, de korrels speciaal ge- et was op een zonnigen zomermiddag, dat moeder haas haar vier dochter tjes, LUsje, Loesje, Liesje en Luusje. die buiten aan X spelen waren, binnen riep, om zich flink te wasschen en schoone jurk jes aan te trekken. Jullie begrijpen wel, dat ze er niet al te schoon uitzagen, wanneer ik je vertel, dat ze al drie uur in de duinen aan X rolle bollen waren. Met veel lawaai kwamen de deugnieten thuis en moeder haas kwam ooren te kort om naar ze te luisteren, want elk wilde het eerst haar guitenstreken ver tellen. „Stil kindertjes, straks heb ik rijd om naar jullie te luisteren, eerst moet ik een gezelligen maaltUd klaar maken, want over een uurtje komt tante Hinke met oom Joost op bezoek. Ga je dus maar gauw keu rig maken, want je weet, ik leg graag eer in met mUn dochtertjes." Toen holderdebolder gingen ze naar bun kamertje. Er werd gewasschen, gekamd, ge borsteld, en na een half uurtje kwamen de vier zusjes keurig bU hun moeder. LUsje Was in X roze, Loesje in X blauw. Liesje in X wit en Luusje had haar lila jurkje aan. Het stond snoezig bU hun witte huidjes en moeder haas was dan ook echt trotsch op haar kindertjes. „Nu mogen jullie nog even een kleine wandeling maken, meisjes, maar niet ra votten hoor; zorg ervoor dat je weer net zoo helder thuis komt.” X Was reeds volop dag, toen de rUke man geeuwend opstond. HU blikte naar buiten om te zien wat voor weer X was en.... daar zag hU warempel tegenover zUn huis -eefToracht van ’n landhuisje met blinken de tegels gedekt op de plaats, waar giste ren nog dat oude hutje stond. HU zette na- tuurhjk groote oogen op, en riep z’n vrouw van beneden. „Vrouw, vrouw! Kom ’ns hier! KUk ’ns naar den overkant! Wat is daar gebeurd?! Gisteren stond daar nog een arm hutje, en nu zoon prachtig landhuis! Loop er direct eens heen, en vraag ’ns hoe dat gekomen is! Daar moet ik meer van weten!” Toen de vrouw bU de gelukkige menschen kwam antwoordden deze: „Wel, gisteren avond kwam hier een vreemdeling, die zeer vermoeid was en om onderdak vroeg. HU heeft nier vannacht geslapen en vanmor gen 'bU X afscheidnemen mochten we drie wenschen dóen en toen vroegen we de eeuwige zaligheid, gezondheid en ons dage- lijksch brood en ten slotte kregen we nog inplaats van ons hutje dit aardige land huisje.” De vrouw van den rijkaard Ulde terug naar haar man. „En?” vroeg deze, nog vóór de vrouw bo ven was. Toen vertelde de vrouw, wat zU zooeven drie wenschen! Die vrek! Jezus wist al, wat „Nou, da’s me nou ook wat! Inplaats van wat te winnen met m’n eersten wensch, kost X me m’n beste paard,” morde de vrek, spinnijdig op zichzelf. HU was echter nog vrekkerig genoeg om al X met zilver bestikte tuig van X doode paard af te ne men. Met zadel en al nam hU X op z’n rug en moefet toen natuurUjk verder te voet naar huis gaan. „Ach, wat geeft X ook elgenhjk,” zoo trachtte hU zichzelf te troosten. „Ik heb toch in elk geval nog twee wenschen over. Daar zal ik m’n schade wel mee inhalen. X Was echter in dien tusschentUd mid dag geworden en de zon schoot haar bran dende stralen loodrecht van den hemeL Het zadel drukte den rijkaard steeds zwaar der en nog steeds was hU bet niet met zichzelf eens, wat een grootsch ding hU zich als tweeden wensch zou vragen. „Telkens, als ik denk, dat 'k nu X mooi ste in mUnr. gedachten heb, valt me direct weer wat anders in,” zoo peinsde hU. Jk zal X echter zóó inpikken, jlat ik met m’n twee wenschen alle vliegen in één klap vang.” En zoo sjouwde en sjokte hU verder en maar steeds drukte het zadel hem zwaar der op z’n rug. „Dat zadel, dat zadel!” mopperde hU. „Ik val d’r nog bU neer. Ik wou, dat dat zware ding maar naar de maan vloog!” Rrrrrrrrts.... de rijkaard voelde plotse ling den last van z’n schouders geheven en met een sneltreinvaartje verdween het za del met tuig en al in X luchtruim tot X Uit X gezicht verdween. Eerst begreep de rijk aard er niets van, maar toen werd het hem duidelUk, dat hU in z’n stommiteit z’n tweeden wensch had uitgesproken en dat die ook in vervulling was gegaan! Toen werd hU woedend op zichzelf! Wat was hU toch een stommerd! Nu had hU al met een smak smeet hu het venster voor den GoddelUken Heiland dicht. X Is te begrijpen, dat die behandeling O. L. Heer zeer bedroefde. Daar HU echter toch In elk geval voor dien nacht onderdak moest hebben, wendde hU zich tot de bewoners van het arme hutje. En daar was X nu net X tegenovergestelde als in X groote huls! Zooals HU aan den over kant was afgesnauwd, zoo gastvrij ontvin gen Hem de arme menschjes in de hut. NauweUjKs had Jezus aangeklopt, of de deur werd geopend en men verzocht den vreemdeling vriendeUjk binnen te komen. „Of U hier vannacht bhjven moogt?” sprak de man. „Neen, U moet hier bUj- ven! X Is al bUna nacht. Wie zou iemand zoo laat nog wegsturen?" Dit beviel den GoddelUken Meester na- tuurUjk veel beter en HU trad het arme hutje binnen. De vrouw zette dadehjk de aardappels op het vuur en terwUl deze stonden te koken, haalde ze wat melk ach ter uit het schuurtje. i ^a, vreemdeling,” sprak ze, „wij (ebben niet al te veel, maar wat we hebben geven wU U van ganscher harte!" Toen X maal gereed was, zette Onze Lie ve Heer zich met de goede menschen aan den dlsch en het eten smaakte hem van deze sobere tafel misschien wel tienmaal zoo best als X van den vrekkerlgen disch van den rijkaard zou hebben gesmaakt. Nadat X maal geëindigd was en Onze Lieve Heer nog wat met de menschen had gepraat, was X zoetjesaan bedtUd gewor den en de vrouw riep baar man even apart. „Wat denk je ervan, beste man,” zoo sprak zU, „als we onzen gast vannacht maar in ons bed lieten «tapen. Zoo’n enkel nachtje zal ons toch ook geen kwaad doen. In de schuur ligt nog genoeg stroo, dan nemen wU dat maar. De wandelaar is na- tuurUjk door en door vermoeid!" ^Ja, natuurUjk!" antwoordde de man. ^e zou mUn beste vrouwtje niet geweest zUn, als je er anders over gedacht had!” Maar Onze Lieve Heer wilde daar niet van weten. De goede menschen praatten er echter niet verder meer over, wenschten hun gast goeden nacht en gingen naar de schuur. Toen schoot er dus niets anders over en Onze Lieve Heer strekte ZUn ver moeide leden uit en viel onmlddelUjk in een diepen, verkwikkenden slaap. had gehoord. ^Sjonge, jonge, wat ben ik stom ge weest” riep de rUkaard uit, terwUl hU zich met z’n vuist tegen het voorhoofd sloeg. zUn geluk hiernamaals! „Dat had ik ook kunnen hebben! Die vreemdeling is eerst bU mU geweest, maar ik heb hem de deur gewezen!” „Wat doe je dat ook te doen?" viel z’n vrouw tegen hem uit. „Maar er is nog piet alles verloren. Die vreemdeling kan nog niet zoo heel ver weg zUn. Neem je snelste paard, misschien haal je hem nog wel in, en zie dat je ook drie wenschen te pakken krijgt!” Zoo gezegd, zoo gedaan, jpe rijkaard haalde direct z’n besten hengst van stal en na een goed half uur had hU den Godde lUken Meester Ingehaald- HU praatte op z’n best, GoddeUjken Heiland op de knieën en ver ontschuldigde zich, dat hU den vorigen avond zoo had gehandeld. HU loog Hem voor, dat hU op z’n laatst nog naar den sleutel van de deur had gezocht, maar dat de vreemdeling toe^seëds was verdwenen. „Gaat U met nf^mee terug, dan zal ik U toonen, dat X waar is, en kunt U zoo lang in mUn huis verbhjven als U wilt!” sprak hU. „Zeker, zeker,” sprak de GoddeUjke Meester glimlachend. „Maar nu niet. Ik moet nu direct verder op, maar ik beloof U, als Ik weer eens hier in de buurt kom, dat ik weUioht eens bU U den nacht door breng.” Daarop wilde HU gaan, maar dat was natuurUjk de bedoeling van den rijkaard niet. JDus U gelooft nu toch wel, dat ik X goed heb gemeend,” sprak hU, „dan mag ik toch zeker ook wel drie wenschen doen!?” Onze Lieve Heer keek hem eens aan. H U

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1933 | | pagina 10