Waar menschen dieren worden I I I 4 DE APOTHEEK DE WITTE ZWAAN BRUIN ROBINSON CRUSOE’S AVONTUREN De ROBINSONheerenmolière kost: zwart f 4.50 - bruin f 4.90 ïl DINSDAG 22 AUGUSTUS FRANSCH GUYANA Oord van vertwijfeling Het vreemde gerecht Tijgerplaag in Indië Burgemeesters op proef Verboden voor Joden (Jongensmaten naar verhouding goedkooper) De Katholiekendag te Weenen lÜi NAAR HET DUITSCH gg Hg VAN RUDOLF HERZOG 1 ra, per Binnenkort zullen wederom enkele honderden naar het bagno worden gedeporteerd V n AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL nlllllllllllllllllllllUlllllllltlIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHIIIHIi? „Het begint te regenen." zelde de „Als Ik niet beter wist dan hebben ■S „Dan is er iets onder de boot,” boot op en Benjamin, de baviaan. kroop er onder weg. erg raar rond- kUkend. „Jemenee, dat is Benjamin,’* riep Robbie. me dy Vrijdag op. plaats voor den regen gesocht," zelde Topsy. (Morgenavond vervolg.) (Ingezonden Mededeeling). .■den X X 23 X X M (Wordt vervolgd). M zelde Robbie, ..want daar komt het geluld vandaan." Jullie telkens een gilletje van schrik gegeven, als ik een spijker Insloeg." „Ik begrijp niet waarom hij onder de boot is gaan zitten," merkte Fred- ^Dat bebberr we niet gedaan,” «ei* de Topsy. „We hebben geen kik ge geven.” X X Het is nu eenmaal niet anders, merkte hU eindelijk filosofisch op. Als zl) maar will Dan doet het er ook niet toe, hóé we leven. 13 zomerreisje zal misschien heb ik sden 3 O 214 O 5 5 5 5 184 392 601 739 015 334 515 628 770 042 436 574 758 090 056 240 538 004 .145 .346 660 838 131 453 625 947 210 366 629 788 066 1251 431 (799 (028 1220 1431 1755 025 212 1477 694 831 1104 (457 (663 (914 121 398 .613 023 234 617 990 170 369 712 807 966 563 651 911 160 307 479 597 792 067 193 358 543 791 m, 968 320 481 709 880 068 284 449 679 968 113 355 503 786 073 (259 >438 1557 1837 ^318 zeeman, die bezig was een boot te herstellen. Aan den Ingang van het bekende natuurbad aan de Wannsee buiten Berlijn, waar op warme Zondagen een menigte van 50.000 menschen geniet van water en zon. is een bord opgehan- gep. met het opschrift: „Verboden toegang voor Joden”. Het verleden heeft mij bedrogen Het heden foltert mij De toekomst vervult mij met ontzetting. Zooals bekend vindt van 7 tot 12 September 1933 de Weensche Katholiekendag plaats. Onder de talrijke bezoekers zijn ook reeds vele Neder landers aangekondlgd. De congreskaarten (kostende ca. 1.40) ver- leenen toegang tot alle zittingen en vergaderin gen en geven bovendien het recht op 50 pCt. verlaging van het spoorwegblljet van het Oos- tenrijksche grensstation naar Weenen en terug naar keuze naar hetzelfde of een ander grens station. Congreskaarten en verlaagde spoorweg- biljetten zijn bij alle reisbureaux verkrijgbaar. Het uitgebreide programma van het congres wordt bekroond door een pontificale Mis in den tuin van het slot Schönbrunn. Hieraan sluit zich aan een gemeenschappelijke bedevaart naar het genadeoord Mariazell, ca. 3 uur per spoor van Weenen. Het zal worden een groote katholieke demon stratie in het eeuwenoude bolwerk van het ka tholicisme. Algemeen secretariaat van den Katholieken dag: Wien I., Stephansplatz 6. Echt vacantie-achtig chic.’ Bruin het neutje, bruin het nekje, Wat je van haar ziet is bruin. Want dat kleurtje geeft de, kleur weer Van het strand en van het duin/ Bruin spreekt van de hei en bosschen, Van de zee en van de zon. Bruin zegt ieder, dat z’n bruintje Het dit jaar nog trekken kon! Bruin spreekt van de vrije dnjien, Die men heerlijk heeft gehad, Bruin is het vacantie-plaatje Voor de menschen in de stad! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) bj) verlies van *n anderen vinger 1 J Toen Heinrich Pfalzdorf dien Woensdagavond, zooals hij afgesproken had. bU zijn vriend Mel- nard binnenkwam, hoorde hij in de woonkamer een luide stem. HU luisterde en hü meende het vette geluid te herkennen, maar toch wist hU niet direct met zekerheid wie de zanger was. In ieder geval was er bezoek, een feit, dat hem niet bijzonder aangenaam was. want hü had gehoopt op een herhaling van den mooien zo meravond. Teleurgesteld overlegde hU. of hij weer zou heengaan en zUn bezoek tot later uit stellen, toen van binnen de deur geopend werd en de musicus zUn hoofd bulten de deur stak. Aha! Daar is mijn jonge vriend. Dat dacht ik al. toen ik de huisdeur hoorde gaan. Komt u binnen. U hebt bezoek, wierp Heinrich tegen Laat ik u niet storen, Ut kom een anderen keer wel eens. Onzin, bromde de oude musicus. We heb ben op u gerekend. Is daar iemand? klonk van binnen de vette rtem. Een moment later drong zich een corpu lente meneer naast Melnard in de deur. Nu wist Heinrich, wie de zanger was Het was de vriend van zijn chef, aan wien eenlge maanden geleden in de apotheek het experiment met de kat, dat aoo jammerlijk geëindigd was, zou wor- delljk, nadat hü van zün nieuwe vriendin af scheid genomen had. uit de pen was gevloeid, als herinnering aan hun wandeling en hun op gewekt gesprek. Eerst had Gertrud een gevoel van spanning, toen ze het humoristisch liefdesgedicht verder las, was ze geamuseerd. Maar toen ze aan het slot kwam, werd ze vuurrood en met bevende lippen en groote oogen staarde ze op het pa pier. HU schUnt niet anders te kunnen, zuchtte ze. HU moet overal den spot mee drUven. HU schaamt zich, als een echte man, te toonen dat hU een gevoelig hart heeft. Ziezoo, dat is dus je liefdesverklaring? Is het waar? stamelde ze. Is het waar? En plotseling schoten haar de tranen in de oogen en ze vluchtte naar haar slaapkamer, waarvan ze de deur achter zich sloot; ze liet zich op het bed vallen en drukte haar hoofd in de kussens en bekende zichzelf dat de liefde in haar ontwaakt was. Op dit oogenblik zat draaf Joseph Schöner op zUn redactle-bureau zUn pen te bUten. De geheele journalistiek leek nu een dorre schrij verij- Voor de eerste maal, sinds hü zUn cava- lerie-sabel met de pen verruild had, dacht hü met weemoed aan zün oud wapenschild en hü droomde, hoe heerlUk het moest zUn, in zUn vaderlUke behuizing beschermd door de „Witte Zwaan," zün wapen, met een blond vrouwtje zonder zorgen te kunnen leven en liefhebben, in plaats van te moeteij werken voor haar da- gehjksche brood. Als een verschrikking klinken de namen der gevreesde deportatie-eilanden „L’Ue du salut". „L’ile du Dlab’e” en „L’ile Royal", namen die een tegenstelling vormen, maar die een begrip dekken: eindelooze ellende wanhoop, die dwingt tot berusting of tot de vlucht. Na den „Kolonialen weg" zUn de eilanden het verschrlkkelUkst. Daar voegt zich een nieu we plaag bij de andere. Daar heerscht een soort vloo. klein maar tergend, die zich vastbUt in de huid en tot onder de huid doordringt om de vezels en zenuwen aan te tasten. Niemand ontkomt aan deze kwelgeesten, die dag en nacht in de weer zUn. Van een dezer eilanden is destUds de onschuldige Dleudonné gevlucht en hU was een van de bitter weinigen, die niet verslonden werd door de haaien, die bij duizen den om de eilanden zwermen. Maar hU was de man. die zUn kracht kon putten in de we tenschap. dat hU onschuldig was. Op het eiland „Saint Joseph" verblüven de bagnards. die in het bagno zelf een misdaad hebben begaan ZU liggen in kleine hokken, ieder alleen. Twintig dagen en nachten lig gen zU in een stikdonker hok en de tien vol gende dagen in een half verlicht ruim, omdat een normale verlichting hen blind zou maken Twee dagen krUgen zU droog brood, daarna ander voedsel. Verder hebben zü een plank en twee Uzeren potten des nachts voor bepaalde doeleinden. Verder is hun metgezel de stilte, de eeuwige stilte. Zoo zUn er bagnards. die duizend, tweeduizend dagen celstraf hebben. Eén was er. Rousseng. wiens naam in alle Fransche bladen heeft gestaan, die 3.77 dagen celstraf had. méér dan een jaar Londres, over wien wü hierboven spraken, heeft enkele van deze gevangenen bezocht. Zij Slllllllllllfllllllipilllllll Bruin Ts thans het modekleurtje. Bruin als korstjes van beschuit, Bruin gelaat en bruin het nekje, Door en door gebruinde huid! Pa kwam bruin thuis van vacantie En men zei op zijn kantoor. Dat zijn huidskleur je doet denken Aan de landstreek van 't ivoor! Ma neemt ook al weer den schepter, Doch bezuinigend ter hand. Niet het eten, maar zij zelve Heeft de kleur van aangebrand! Zus vertoont zich meer dan anders. Na haar thuiskomst, in 't publiek, Want zij vindt dat waschecht kleurtje Volgens berichten uit vele deelen van cen traal Indlë. is het aantal tUgers plotseling op ontstellende wijze toegenomen, zoodat zich een ware paniekstemming van de bewoners der in landache dorpen heeft meestér gemaakt en zü zich des nachts bUna niet te ruste durven be geven uit vrees voor overvallen dézer verscheu- rende dieren. Tientallen stuks vee zün reeds naar het oer woud weggesleept en verslonden en de inlanders kunnen de plaag zelf niet bestrijden, omdat de tüger voor hen een heilig dier Is. dat zü niet mogen dooden. Een gevecht tusschen een tUger en een ge heele kudde vee eindigde In een overwinning voor de laatste. Dé tijger besprong plotseling een der koeien, waarna de geheele kudde hem aanviel en met de horens bewerkte. Het monster verdween daarop in de bosschen. Een werkman uit Gwalior, die te paard naar een naburig dorp reed met een jong veulen naast zich, maakte mee, dat een tUger plotse ling uit de Struiken verscheen, het veul<jy greep en ermee in het oerwoud verdween. De avond van de partü was aangebroken. Er waren over de veertig gasten, en een orkestje was geëngageerd om voor de muziek te zorgen. Marjorie zag er op haar best uit. Haar vader zag hoe lief en -aantrekkelUk zü was. Het ver sterkte in hem de overtuiging, dat zü een rUk huwelijk moest doen. „Waar is John?" vroeg hU. de kamer rond ziende. „Ik weet het niet, vader. U kUkt wel even of hU komt, niet?" De muziek had juist de eerste wals ingezet en zü nam den arm van den jon gen man, die haar ten dans gevraagd had. MUnheer Dikker stond te praten met een ouden vriend. HU schonk maar weinig aan- dadlgerswereld van Frankrijk heeft deze weg een verschrikkelüke beruchtheid verworven en de conversatie der boeven is doorspekt met ver- wenschlngen aan eikaars adres, waarin ..het steenen kloppen op den Kolonialen weg" een voorname rol speelt. Aan dezen weg hebben tot dusver ongeveer zeventig duizend menschen gewerkt in den duur van meer dan zestig jaar en nóg is de weg niet klaar. ZU werken vüf maanden in de tropische zon en zeven maan den In plasregens en steeds onder de hoede van gewapende oppassers. Allen, die er werken zUn ziek. zU zün traag en gedragen zich onwe- zenlUk. Als een muur rUst het ondoordringbare kreupelhout vóór hen op. Daar moeten zü dwars door heen, reeds zestig jaar lang en nooit zullen zü dezen muur overwinnen. Inte gendeel zij zullen aan hem bezwijken Ook links en rechts rjjst deze muur op en dagelUks vallen de slachtoffers. Vüf en twintig kilo meter is de weg lang. VUf en twintig kilometer hebben de arbeiders gehakt en gegraveg in bUna zeventig jaar. Dat is iets meer dan; drie honderd meter per Jaar. ZU. die dezen weg hebben gezien en de menschelljke wezens die hem ..aanleggen", vragen zich af, of men hier bezig Is een weg te banen dan wel menschen te vernietigen. Waar en wanneer zal het einde zUn! En als deze weg klaar is, waartoe zal hU dan dienen?.... O. er is nog ruimte voor duizend ztüke wegen! De mannen werken half naakt en men kiest bü voorkeur hen uit, die nauwelUks op hun beenen kunnen staan. Allen zonder uitzondering lüden aan een vreeselUke ziekte, de ankllostomiase. die duizenden on- ooglUke kleine wormpjes door de Ingewanden jaagt. Dit is de ziekte van het bagno en zü (veroorzaakt een vreejelljke koorts, die haar prooi vrijwel geen oogenblik loslaat. De nor male medicün voor de koorts, de kinine, is voor deze ongelukklgen gelijk aan het snoepje voor het kind. ZU krijgen de .lekkernü” als ze braaf en gedwee zUn en anders niet. En we derom vraagt men zich af. of een dwangarbei der dan per se ook een „dwanglüder" moet zUn. Behalve deze Innerlüke ziekte is er nog de ulterlUke plaag: de muskieten en alleen hij die in Guyana was. tobt over de vraag welke plaag de ergste is. De ongelukkige van den .Kolonialen weg" zijn willoos aan deze insec ten overgeleverd. ZU zien nl. vrUwel niets. ZU zUn halfblind en zoo zü hun oogen al openen belet de koorts hen iets anders waar te nemen dan een vaag waas, dat deze voor hunne oogen spant. ZU zuchten en kennen voortdurend als zieke honden. En deze wrakken zouden een weg moeten breken dwars door de ongerepte oerwouden van een tropisch koorts! and? Maar in het bagno dat niet direct met den weg in verbinding staat, is het niet veel ver heffender. De verdlerlUkte mensch slaapt daar op den grond of op een plank. Alle on deugden heerschen hier, alle zonden worden er bedreven en niemand doet er iets tegen. Nie mand? Jawel, een pater missionaris werkt er als een lastdier, maar zUn werk is zóó moellük! ZUn laatste centime geeft hü weg om te hel pen en heel, héél zelden gebeurt hem de groote voldoening van een bekeering. In dat geval betreft het alleen een of anderen dwangarbei der die de eerst helft van zUn straf heeft ondergaan en nu in een zekere vrijheid nog even veel jaren in Guyana moet verblijven. Als het een sterke kerel Is. die den moreelen moed heeft in de verre verte van zUn leven nog den glans der vrijheid te ontdekk.n, kan hij voor den missionaris een dankbaar arbeidsterrein zUn. Maar optimisten onder deze ynannen zün zeldzaam. De meesten geven spoedig alle hoop op en hun ellende tatoueeren zij op hun lichaam. Ziehier een voorbeeld: A Is John Skatter een dwaas te, danja. dan eet ik mün hoed op," zei mijnheer x Dikker, geërgerd. ..Als hU denkt dat Marjorie >hem ooit trou wen zal. is hy een dwaas." argumenteerde Wlm Lang. .Als u niet toestaat dat Marjorie mU huwt, dan nóg zal ze hém nooit trouwen.” „Zoo", zei mijnheer Dikker grimmig, „zal ze niet? We zullen zien. John zou nooit het geld verdienen dat hU verdient, als hü niet knap was. En ik prefereer voor Marjorie een man. die eigen zaken doet en twintigduizend gulden per Jaar inkomen heeft, boven een kantoorbe diende. die er nog geen vier heeft.” „Ik bluf niet altUd kantoorbediende, en Ik geloof, dat Marjorle's geluk ook meetelt. In leder geval is ze even als ik overtuigd, dat John Skatter een idioot te.” „Ik herhaal wat ik gezegd heb: als John een dwaas is. eet ik mün hoed op." schreeuwde münheer Dikker woedend „Afgesproken." zei Wim Lang, „u hebt twee maal aangeboden üw hoed op te eten als John een dwaas ls>U is een man van uw woord, en ik houd u aan uw woord." „En JU zou zeker willen uitmaken wie geluk heeft?” deed mijnheer Dikker sarcastisch. „Neen, münheer! U zal de rechter zUn. Maar als ik het win. verwacht ik van u, dat u uw hoed opeet of dat, u X afkoopt.” „Lieve hemel, je bent zelf de grootste dwaas die er rondloopt", sputterde münheer Dikker; je doet maar wat Je niet laten kunt, maar je zult Marjorie zeggen, dat ik verbied dat jullie belden nog met elkaar omgaan, ep laat me je hier niet meer zien. Goeden avond. Marjorie wachtte in de gang. Wlm vertelde het haar en zU werd erg bedroefd. „Ik trouw dien John nooit!” riep ze; „ik wil niet voor m’n heele leven ongelukkig worden. Het is Jammer, dat Je bü vader in betrekking bent, Wlm. Kun je niet wat anders krijgen?" „Nu niet. De tuden zUn zoo slecht. Je vader stelt mn capaciteiten op prüs en hü zal me niet ontslaan, als ik niet lUnrecht tegen zün wil inga." Dit was de inleiding van een lang en ernstig gesprek tusschen belden. In X begin begreep Marjorie er niet veel van. maar later klaarde haar gezicht op en begon ze zelfs te lachen. Ze lachte nog, toen ze afscheid van elkaar namen. Een maand later zou Marjorie haar twintlg- sten verjaardag vieren. Volgens gewoonte werd er een partü gegeven, waarop ze al haar ken nissen ultnoodigde. Het zo udezen keer niet ge zellig wezen, dacht ze, >4ï 'Wlm'voor dén éér sten keer niet uitgenoodlgd zou worden. John Skatter. Udel, leeg en aanstellerig, was nu een dagelüksche gast bü münheer Dikker. Openlük door hem aangemoedlgd. maakte hü Marjorie op overdreven manier het hof Wel was hü beleefd en goed opgevoed, maar tevens zóó onbenullig, dat Marjorie niet dan met af schuw aan hem denken kon. Den avond vóór de partü zat John bü de piano; Marjorie speelde. Münheer Dikker had hen alleen gelaten en rookte z’n sigaar in de kleine kamer, die hü z’n studeerkamer noemde. ..Er is niets, wat ik niet voor Jou zou wtllën doen. Marjorie.” zei John, „en volgens mün meening is dat de eenige manier om iemands liefde te bewüzen. Ik zou Voor Jou door het vuur gaan ZU keek hem in X gelaat, dat ze zoo onuit staanbaar vond. Toen sprak ze: Als je werkelük er op staat mü te bewüzen, dat je alles voor me doen wilt, kom dan morgenavond op mün partü met een zwartgemaakt gezicht en een roode pruik op.” „O. maar dat teik zei dat" stribbelde hü tegen eh zü keerde zich geërgerd naar deplane. „Precies wat ik daeht. Het waren maar praatjes.” John trachtte z’n figuur te redden „Ik ver zeker je. Marjorie, draag me iets anders, iets ridderlUks op, maar niet iets belachelüks. „Neen, dank je," zei Marjorie koel. „JU wou laten zien, dat je alles voor mU zou willen doen. Ik heb het nu gezien; dat te voldoende." .Maar' Marjorie, denk eens aan, iedereen in avondtoilet en ikmaar je steekt den gek er mee; Je kunt het niet meenen „Ik meen het; ik ging op je woorden af. Ik zou nooit een man kunnen trouwen, die niet zUn woord hield.” HU stond op en liep met zware passen de kamer door. Na een poosje stond hU stil. .Als ik het doe. beloof je me dan. dat je me trouwt?” vrog hü- „Ik zou het kunnen overwegen. Alles hangt van Je gedrag af." „Hoe lang moet ik dan blüven?" vroeg hü. „Totdat ik je veroorloof weg te gaan." luid de het antwoord en Marjorie laehte zóó lief tegen hem, dat hü niet langer weerstand kon bieden. „Ik neem het aan,” zei hü. „Je zult nooit van kunnen zeggen, dat ik mUn woord niet houd Ik zal m'n zelfrespect opofferen uit lief de voor Jou.” „Het is heel aardig van Je, John, lachte ze. M.H Ineevolee de verzekerlngsvoorwaarden tegen f bü levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f "TCfl bU een ongeval met f OCf) bü verlies van een hand 1 OC oü verlies van een f Cfl bij een breuk van f A fl Alle abonné S on^vaulï’ rerakerd vwir een det volgende ultkcerlr.gen T JUUU.-verlies van belde armen, belde beenen at belde oogen T l OU.-doodeluken afloop kJ O een voet of een oog 1 £O.-duim of wysvlngM I OU.-betn at um/ttU.- Vroeger sprak Je toch heel anders, kind. Ach moedertje, ieder jong meisje heeft zoo haar tüd, dat ze dweept met vraagstukken, die voor haar te hoog liggen. Dat ?Un kinderziek ten. De vrouw is als regel voor andere dingen op de wereld. Een vrouw, die de toegewijde ka meraad van den man is, een liefhebbende moe der, een aardige gastvrouw, is aantrekkelüker dan een geëmancipeerde, die door haar brllle- glazen de wereld verstard zit aan te küken! U kükt me verwonderd aan? ging ze blozend ver der. om daarna schertsend te vervolgen: Weet u van wie het de schuld te dat er steeds meer van die verkeerde soort geëmanci peerde vrouwen komen? Van de ongetrouwde mannen! Hoor eens. zei mevrouw von Wald met vroolüken ernst en ze trok het blor.de hoofd je van het meisje naar zich toe. Je praat te veel naar mün zin! Ben.... je.... misschien verliefd? Moeder, riep Gertrud en ze rukte zich 10®. Een gloeiende blos was op haar gezicht ge komen. Moeder, vleide ze, u vertrouwt uw dochter in zooveel dingen, dan moet u het ook in dit geval doen. Verliefd? Hoe kan ik, arm als een kerkrat, aan trouwen denken? Als schrijfster fantaseer ik dat allemaal bü elkaar Maar het hjkt me toch, dat je Je waarne mingen aan de natuur hebt ontleend, meisje. Heel oppervlakkig, moeder, antwoordde ze vroolük. De postbode belde aan en Gertrud ging naar voren. dacht aan wat er rondom hem voorviel, toen een uitbundig lach-salvo losbarstte. BU de deur drongen enkele gasten te zamen, en mUn heer Dikker vroeg zich verwonderd af, wat er aan de hand was, toen hü een jongen man ge waar werd, gekleed in onberlspelük avondcos- tuum, met een gelaat, zoo zwart als een neger en z’n hoofd getooid met een pruik zoo rood als de ondergaande zon. En die Jonge man trad de zaal binnen, gevolgd door de lachende gas ten. HU kwam regelrecht op münheer Dikker af, die eensklaps in hem John Skatter her kende. „Zeker een weddenschap?" vroeg de gastheer kort. „Neen, dat niet, maar Marjorie....”, begon de ander. ,Je deed beter naar huls te gaan. mUnheer." zei de aangesprokene, wiens gelaat ernstige ontevredenheid uitdrukte, ,Je hebt je zelf ais een dwaas toegetakeld.’’ „Dat heeft hü." lachte Marjorie, en mUnheer Dikker zag op- eens in. dat hü zich Jeelük ver- galoppeerd had met die uitspraak tn X büzün van z’n dochter, die natuurlUk door Wlm Lang op de hoogte was gebracht. Een paar minuten later was John weer on derweg naar huls en münheer Dikker s gasten lachten om John Skatter en vertelden elkaar wat een dwaas hU toch was. Den volgenden dag sprak münheer Dikker met geen enkel woord over X gebeurde. Mar jorie evenmin. Maar toen hü zich aan tafel zette, zag hü een zeer vreemd gerecht voor zich staan. Z’n hoed, keurig opgemaakt met sla, augurkjes, uitjes en tomaat, overgoten met mayonnaise. „Ik heb hem zoo smakelUk mogelük laten klaar maken, vadertje,” zei Marjorie, terwül haar vader haar verbaasd aankeek. „Wat bedoel je?” vroeg hü- heeft toch gezegd, dat u uw hoed zou op eten, als John een dwaas was? En daar u het gisteravond zelf zei Hü keek haar boos aan, maar zü lachte haar liefsten lach. En dien kon niemand weerstaan. Ook hü niet. Temeer, nu niet, nu hü den hu mor van X geval begon in te zien. „En als ik mün woord niet houd? Kan ik mün belofte niet afkoopertf” vroeg hU- „U weet wel, waarmee", zei ze en kuste hem. „Ja. maar je weet, dat ik gezegd heb, dat ik Je nooit «en een kantoorbediende zou geven en je zegt dat ik een man van mün woord ben Marjorie keek weer ernstig en de kleur week van haar wangen. Toen was het münheer Dik- ker's beurt om te lachen. „Dan," zei hü. „moet ik Wlm wel als deelgenoot in mün zaken ne men’. Marjorie slaakte een kreet van blüde ver rassing en vloog haar vader om den hals. Toen Gertrud von Wald den volgenden mor gen met haar moeder aan de koffle-tafel zat, vertelde zü, dat haar roman door de redactie was geweigerd. De oude dame nam de hand van haar dochter en streelde die. Geef den moed maar niet op. kind, in geen geval. Het den vertoond: de koster Stramm. Toen al had hü een antipathie tegen hem opgevat. Nu. herhaalde Stramm en nam den bezoe ker van onder tot boven op. Wie is er dan? Een van mün leerlingen, loog de oude barsch en hü duwde Heinrich zacht de kamer binnen. Het spUt me wel. meneer Stramm, maar zaken gaan voor! U zult ons zeker wel eens spoedig weer met een bezoek vereeren Ik zou mün heele leven juffrouw Vilma wel gezelschap willen houden, zei de koster, die rich ergerde, dat hü gestoord werd. Maar met ver baasde oogen zag hü. hoe het anders zoo gere serveerde meisje opgestaan was en den jongen man hartelük verwelkomde. MUn dochter moet ook bü de les aanwe zig zün. zei de oude man met een knipoogje tegen Heinrich. Deze meneer krügt zoowel zang- als vioolles. Dus met andere woorden, u kunt mü mis sen. antwoordde Stramm en een woedende blik trof den zoogenaamden leerling. Toen hü wat dichter op hem toekwam, zei hü: Maar heb ik dien jongen meneer toch al eerder gezien? HU herinnert n<Ü aan de geur tjes van een apotheek.... Juist! U bent im mers de leerling uit Witte Zwaan?” Om u te dienen, antwoordde Heinrich ge prikkeld en hü wendde zich weer*tot Vilma. Correspondentie, kind? vroeg haar moe der, toen ze weer binnenkwam. Een brief voor mü, moeder. Van Lisa Friedrich? Neen, antwoordde Gertrud langzaam en opende de enveloppe. Haar oogen zochten naar de onderteekenlng. Joseph Schöner, las ze. Nu, van wien? vroeg haar moeder ultvor- schend. Het komt van de krant, moeder, ant woordde Gertrud. Het te een schriftelüke be vestiging van het onderhoud dat ik gisteren op de redactie heb gehad. Die maken wel haast om je humeur te be derven. merkte mevrouw von Wald op. Er ger Je maar niet, kind. Hierop ging ze naar de keuken om voor het middageten te zorgen. Gertrud verstond de kunst van het liegen slecht. In dit geval was het gelukkig dat me vrouw von Wold’s oogen niet heel scherp meer zagen; de plotselinge verandering van kleur op de wangen van haar dochter had haar an ders niet kunnen ontgaan. DaarbU was het Ger trud onmogelUk zich er rekenschap van te ge ven waarom ze haar moeder niet de waarheid had verteld, den eersten keer dat ze zoo iets deed! Want dat de brief, al droeg hü ook de onderteekenlng van Schöner. weinig .redactio neel” was, had ze dadelük begrepen. Ze danste van opwinding. Wat Mond er op het papier?.. Och hemel.... verzen? Ze ging bü X ven ster staan en las het gedicht, dat Schöner da- mochten om beurten toen met hem spreken. Telkens als een deur openging stond een half naakte man met knippende oogen In het licht te staren. Een Jonge man vroeg hem of hü zün oude moeder wilde bezoeken en hem iets over haar schrüven. Een oude man was zün naam vergeten en verzocht den journalist hem te helpen zoeken. Een derde stond zwügend recht op als een levend lük. Toen men hem zei. dat hü vragen kon stellen antwoordde hU: „Ik heb niets te zeggen; het is uw taak om toe te zien." Ook Dleudonné behoorde tot de celbewoners, voor de tweede maal reeds omdat hü tweemaal gevlucht en gegrepen was. Z^jn deur mocht niet open; alleen een luikje werd weggeschoven. HU had wel iets te zeggen, niet voor zich zelf, maar in het algemeen Zün hoofd stak door het deurgat en dit was ver- schrikkelük. De reporter vroeg dan ook of hü in de cel mocht. Het werd hem toegestaan. HU zat in een half Verlichte cel en had zoowaar boeken en een paar kranten. Men zag dit door de vingers. De bewakers waren niet zoo kwaad, meende de gevangene, maar het systeem, het reglement was verschrikkelük. Vooral de onze- delükheid was van dien aard, dat het vrijwel onmogelUk was stand te houden en dit alles was nog ellendiger omdat de bewakers tamelük clement waren en slechts straffen toepasten na herhaalde waarschuwingen. Hun goedheid was niet in staat de menschen op een bepaald niveau te brengen of te houden omdat hun goedheid het systeem niet kon breken. Dieu- donné had niemand meer op de wereld dan een dochtertje. Het kind schreef hem niet meer en toen hü dit bekende huilde hü Er zün ook gemeenschappelUke cellen, des nachts door brandende sardineblikjes verlicht. Deze hokken stinken als stallen. De mannen die hier verblüven hebben reeds de eenzame celstraf gekend of hebben een fout begaan, die de eenzame opsluiting niet wettigde Zü slapen weinig en brengen hun dagen en nach ten door in dlerlüke gesprekken, waarin zü niet alleen zich zelf, maar ook eikaars familie in betrekken. Dit te hun eenig tüdverdrüf en wü behoeven waarlük niet over een rüke fan tasie te beschikken om te kunnen nagaan tot welke verschrikkelüke wantoestanden zulke ge sprekken moeten leiden. Dit zün intusschen slechts enkele tafereelen uit het bagno van Guyana. Er zouden nog kolommen vol te schrüven zün over dit oord van ellende en verschrikking. Maar reeds deze feiten zün voldoende om een denkbeeld te geven van het leven der bagnards. Is het wonder dat de Fransche pers en het Fransche publiek niet langer zwügen kun nen bü zulk onrecht? Men vecht reeds Jaren lang en men krügt reeds jaren lang beloften. Er werd zelfs reeds eenlge wüziglng gebracht in „het systeem" maar nog altüd is het bagno den mensch. ook den misdadiger, onwaardig en het zal nog wel geruimen tüd duren, he laas. alvorens men een juiste en rechtvaardige straf zal hebben gevonden voor de honderden, die jaarlüks met „La Martlnlére" naar de hel van het verre Westen oversteken. eeds werden de eerste berichten gepubll- M ceerd omtrent het jaarlijksch vertrek 1 w. van een aantal veroordeelden naar de Fransche strafkolonie Guyana. In September vertrekt wederom voor de zooveelste maal het transportschip „La Martlnlére” met 673 ver oordeelden aan boord en in November volgt een tweede transport met 373 veroordeelden. Dit is de Jaarlüksche „lading” naar Cayenne en ieder jaar opnieuw wekken deze berichten deernis bü het Fransche volk. Ieder jaar op nieuw gaan er stemmen op tegen het straf- systeem van Cayenne, tegen de onmenschelüke omstandigheden, waaronder de veroordeelden groeten leven. Het zün vooral twee feiten, die de aandacht van het land en de regeering op het bagno van Guyana hebben gevestigd n 1. het verblüf der onschuldig veroordeelden Dreyfus op het Duivelseiland en de reportage van den beken den Franschen jcumaltet Albert Lcndres. het vorige Jaar. zooals men weet, bij een scheeps brand om het leven gekomen. Londres heeft In zün boek ,Au bagne” het leven in Cayenne geschilderd /op een wüze die de oogen van de geheele beschaafde wereld op deze hel heeft gevestigd. Sindsdien is in Frankrijk een bewe ging gegroeid tegen Cayenne en ten voordeele van hft lot der veroordeelden, die, al zün zü ook schuldig, recht hebben op een menschelüke behandeling. Deze menschelüke behandeling echter is vrij wel onmogelUk zoolang een gevaarlük oord als het moerassige koortsdistrict Guyana tot ver banningsoord wordt uitverkoren. Hier is het leven onder alle omstandigheden fnuikend. Zeker voor hen die tot jarenlangen dwang arbeid veroordeeld zün en die dag aan dag een stukje van hun gezondheid prüs geven onder de barre tropische zon, die hen lang zaam aan doet versuffen en in kcortsextasen doet voortleven. Dit geschiedt reeds na een paar jaar en hierin ligt een der oorzaken dat zoo goed als nooit een veroordeelde uit Cayen ne terugkomt. Maar er is nog een andere factor die een terugkeer vrijwel uitsluit en dat is het feit, dat een veroordeelde na zün straftüd te heb ben uitgediend in dwangarbeid, nog een even groot aantal jaren verplicht is in Guyana te olijven wonen. Na een dwangarbeid van b.v. tien Jaren volgt nog een gedwongen verbluf van eveneens tien jaren en dit vooruitzicht is het, dat sommige veroordeelden er toe drüft op de vlucht te gaan, hoe zeer zü ook weten dat een vlucht in negen en negentig van de honderd gevallen moet mislukken. Meestal worden de ongelukklgen achterhaald voor zü een rivier hebben bereikt enneergeschoten. Slagen zij er in na doodelijke vermoeienis, hon ger en dorst, geldafpersing door gids enz. tot aan de rivier te komen, dan wacht hun daar een leger van krokodillen en zelfs wanneer zü aan deze monsters ontsnappen, vallen zü aan de overzüde in handen van menschenjagers of in de doodeiüke omarming van de malaria. Zelden, hoogst zelden gebeurt het, dat een forsche kerel de grens van Nederlandsch Guyana bereikt, waar hem een betrekkelUke vrühéid wacht. Wee echter dengene. die de zuidelUke richting kiest of gedwongen wordt te kiezen; hü komt terecht in de oerwouden van Brazilië waar nog geen mensch levend uit terug kwam. Dit alles weten ode gevangenen. Zü hebben het duizend maal gehoord in den loop der Jaren. Zü hebben het duizendmaal aan elkaar verteld. En toch! Telkens weer opnieuw waagt deze of gene wanhopige den sprong naar de vrijheid en hü doet het met des te brandender Over, omdat hü weet, dat spoedig de koorts periode invalt, die hem alle kracht en alle moed zal ontnemen, die hem murw zal maken en de dlerlüke berusting over hem zal brengen, waarna alles verloren te. Zoo is het reeds gedurende meer dan zestig jaar. sinds het bagno in Guyana gevestigd is- Allereerst willen de verdedigers der veroor deelden er zün er reeds duizenden in Frankrijk bewerken, dat de z.g. „dubbele Jaren vervallen. Wie tot tien jaren veroordeeld werd, moet nk die tien jaar de vrijheid terug krijgen. Dit is redelük. redeneert men terecht, want een vrijheid na twintig jaar heeft geen beteekente meer--En- verder vraagt men zich af, waartoe een dwangarbeid dient, zoolang er van „arbeid" geen sprake is. Het begrip „ar beid" toch veronderstelt het tot stand komen van een arbeidsondememing met de gevolgen daarvan. Maar in die meer dan zestig jaren, dat het bagno bestaat, is er eigenlük niet ge arbeid in den waren zin des woords. De arbeid bestaat n.I. uit een dagelüksche slavemü aan den benachten „kolonialen weg". Dit is de weg. dien zü moeen aanleggen dwars door woestenü en oerwoud, een weg waaraan nooit een einde zal komen. Officieel heet deze weg .Koloniale weg no. 1”. Of no. 2 ooit aan de beurt zal komen is een vraag die geen sterveling beantwoorden kan. In de mis- „Misschlen heeft hü* een schuil- zeeman lichtte vervolgens de oordeel van dien redacteur is toch geen maat staf voor andere kranten. In dit geval toch wel. moeder. Ik heb na- melük ingezlen.dat hü gelük heeft. En dat zeg je op zoo n luchtlgen toon? Och ja. moeder, van ons zomerreisje zal hu wel niets komen. Maar i.- succes met mün nieuw werk en in den herfst is een reisje eigenlük veel prettiger. Ziet u, moedertje, het hindert me dezen keer In X ge heel niet, dat ik geen stieces met mün roman heb. Anders was ik toch per slot van rekening in «1'erlel onverkwlkkelüke onderwerpen ver vallen. De regeering van Thueringen heeft een wet uitgevaardigd, *Sraarbü personen, die tot burgemeester of tot een ander openbaar ambt zün benoemd, een proeftüd van een jaar moe ten ondergaan. Blükt, dat zü hun taak in deze periode niet naar volle bevrediging vervuld hebben, dan moeten zü plaats maken voor anderen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1933 | | pagina 11