Waar menschen dieren worden
I
I
I
4
DE APOTHEEK
DE WITTE ZWAAN
BRUIN
ROBINSON CRUSOE’S AVONTUREN
De ROBINSONheerenmolière kost:
zwart f 4.50 - bruin f 4.90
ïl
DINSDAG 22 AUGUSTUS
FRANSCH GUYANA
Oord van vertwijfeling
Het vreemde
gerecht
Tijgerplaag in Indië
Burgemeesters op proef
Verboden voor Joden
(Jongensmaten naar verhouding goedkooper)
De Katholiekendag te
Weenen
lÜi NAAR HET DUITSCH gg
Hg VAN RUDOLF HERZOG
1
ra,
per
Binnenkort zullen wederom enkele
honderden naar het bagno
worden gedeporteerd
V
n AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
nlllllllllllllllllllllUlllllllltlIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHIIIHIi?
„Het begint te regenen." zelde de
„Als Ik niet beter wist dan hebben
■S
„Dan is er iets onder de boot,”
boot op en Benjamin, de baviaan.
kroop er onder weg. erg raar rond-
kUkend.
„Jemenee, dat is Benjamin,’* riep
Robbie.
me
dy Vrijdag op.
plaats voor den regen gesocht," zelde
Topsy.
(Morgenavond vervolg.)
(Ingezonden Mededeeling).
.■den
X
X
23
X
X
M
(Wordt vervolgd).
M
zelde Robbie, ..want daar komt het
geluld vandaan."
Jullie telkens een gilletje van schrik
gegeven, als ik een spijker Insloeg."
„Ik begrijp niet waarom hij onder
de boot is gaan zitten," merkte Fred-
^Dat bebberr we niet gedaan,” «ei*
de Topsy. „We hebben geen kik ge
geven.”
X
X
Het is nu eenmaal niet anders, merkte hU
eindelijk filosofisch op. Als zl) maar will Dan
doet het er ook niet toe, hóé we leven.
13 zomerreisje zal
misschien heb ik
sden
3
O
214
O
5
5
5
5
184
392
601
739
015
334
515
628
770
042
436
574
758
090
056
240
538
004
.145
.346
660
838
131
453
625
947
210
366
629
788
066
1251
431
(799
(028
1220
1431
1755
025
212
1477
694
831
1104
(457
(663
(914
121
398
.613
023
234
617
990
170
369
712
807
966
563
651
911
160
307
479
597
792
067
193
358
543
791 m,
968
320
481
709
880
068
284
449
679
968
113
355
503
786
073
(259
>438
1557
1837
^318
zeeman, die bezig was een boot te
herstellen.
Aan den Ingang van het bekende natuurbad
aan de Wannsee buiten Berlijn, waar op warme
Zondagen een menigte van 50.000 menschen
geniet van water en zon. is een bord opgehan-
gep. met het opschrift: „Verboden toegang voor
Joden”.
Het verleden heeft mij bedrogen
Het heden foltert mij
De toekomst vervult mij met ontzetting.
Zooals bekend vindt van 7 tot 12 September
1933 de Weensche Katholiekendag plaats. Onder
de talrijke bezoekers zijn ook reeds vele Neder
landers aangekondlgd.
De congreskaarten (kostende ca. 1.40) ver-
leenen toegang tot alle zittingen en vergaderin
gen en geven bovendien het recht op 50 pCt.
verlaging van het spoorwegblljet van het Oos-
tenrijksche grensstation naar Weenen en terug
naar keuze naar hetzelfde of een ander grens
station. Congreskaarten en verlaagde spoorweg-
biljetten zijn bij alle reisbureaux verkrijgbaar.
Het uitgebreide programma van het congres
wordt bekroond door een pontificale Mis in den
tuin van het slot Schönbrunn. Hieraan sluit zich
aan een gemeenschappelijke bedevaart naar het
genadeoord Mariazell, ca. 3 uur per spoor van
Weenen.
Het zal worden een groote katholieke demon
stratie in het eeuwenoude bolwerk van het ka
tholicisme.
Algemeen secretariaat van den Katholieken
dag: Wien I., Stephansplatz 6.
Echt vacantie-achtig chic.’
Bruin het neutje, bruin het nekje,
Wat je van haar ziet is bruin.
Want dat kleurtje geeft de, kleur weer
Van het strand en van het duin/
Bruin spreekt van de hei en bosschen,
Van de zee en van de zon.
Bruin zegt ieder, dat z’n bruintje
Het dit jaar nog trekken kon!
Bruin spreekt van de vrije dnjien,
Die men heerlijk heeft gehad,
Bruin is het vacantie-plaatje
Voor de menschen in de stad!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
bj) verlies van *n
anderen vinger
1
J
Toen Heinrich Pfalzdorf dien Woensdagavond,
zooals hij afgesproken had. bU zijn vriend Mel-
nard binnenkwam, hoorde hij in de woonkamer
een luide stem. HU luisterde en hü meende het
vette geluid te herkennen, maar toch wist hU
niet direct met zekerheid wie de zanger was. In
ieder geval was er bezoek, een feit, dat hem
niet bijzonder aangenaam was. want hü had
gehoopt op een herhaling van den mooien zo
meravond. Teleurgesteld overlegde hU. of hij
weer zou heengaan en zUn bezoek tot later uit
stellen, toen van binnen de deur geopend werd
en de musicus zUn hoofd bulten de deur stak.
Aha! Daar is mijn jonge vriend. Dat dacht
ik al. toen ik de huisdeur hoorde gaan. Komt
u binnen.
U hebt bezoek, wierp Heinrich tegen Laat
ik u niet storen, Ut kom een anderen keer wel
eens.
Onzin, bromde de oude musicus. We heb
ben op u gerekend.
Is daar iemand? klonk van binnen de vette
rtem. Een moment later drong zich een corpu
lente meneer naast Melnard in de deur. Nu
wist Heinrich, wie de zanger was Het was de
vriend van zijn chef, aan wien eenlge maanden
geleden in de apotheek het experiment met de
kat, dat aoo jammerlijk geëindigd was, zou wor-
delljk, nadat hü van zün nieuwe vriendin af
scheid genomen had. uit de pen was gevloeid,
als herinnering aan hun wandeling en hun op
gewekt gesprek.
Eerst had Gertrud een gevoel van spanning,
toen ze het humoristisch liefdesgedicht verder
las, was ze geamuseerd. Maar toen ze aan het
slot kwam, werd ze vuurrood en met bevende
lippen en groote oogen staarde ze op het pa
pier.
HU schUnt niet anders te kunnen, zuchtte
ze. HU moet overal den spot mee drUven. HU
schaamt zich, als een echte man, te toonen dat
hU een gevoelig hart heeft.
Ziezoo, dat is dus je liefdesverklaring?
Is het waar? stamelde ze. Is het waar?
En plotseling schoten haar de tranen in de
oogen en ze vluchtte naar haar slaapkamer,
waarvan ze de deur achter zich sloot; ze liet
zich op het bed vallen en drukte haar hoofd in
de kussens en bekende zichzelf dat de liefde in
haar ontwaakt was.
Op dit oogenblik zat draaf Joseph Schöner
op zUn redactle-bureau zUn pen te bUten. De
geheele journalistiek leek nu een dorre schrij
verij- Voor de eerste maal, sinds hü zUn cava-
lerie-sabel met de pen verruild had, dacht hü
met weemoed aan zün oud wapenschild en hü
droomde, hoe heerlUk het moest zUn, in zUn
vaderlUke behuizing beschermd door de „Witte
Zwaan," zün wapen, met een blond vrouwtje
zonder zorgen te kunnen leven en liefhebben,
in plaats van te moeteij werken voor haar da-
gehjksche brood.
Als een verschrikking klinken de namen der
gevreesde deportatie-eilanden „L’Ue du salut".
„L’ile du Dlab’e” en „L’ile Royal", namen die
een tegenstelling vormen, maar die een begrip
dekken: eindelooze ellende wanhoop, die dwingt
tot berusting of tot de vlucht.
Na den „Kolonialen weg" zUn de eilanden
het verschrlkkelUkst. Daar voegt zich een nieu
we plaag bij de andere. Daar heerscht een soort
vloo. klein maar tergend, die zich vastbUt in
de huid en tot onder de huid doordringt om
de vezels en zenuwen aan te tasten. Niemand
ontkomt aan deze kwelgeesten, die dag en
nacht in de weer zUn. Van een dezer eilanden
is destUds de onschuldige Dleudonné gevlucht
en hU was een van de bitter weinigen, die niet
verslonden werd door de haaien, die bij duizen
den om de eilanden zwermen. Maar hU was
de man. die zUn kracht kon putten in de we
tenschap. dat hU onschuldig was.
Op het eiland „Saint Joseph" verblüven de
bagnards. die in het bagno zelf een misdaad
hebben begaan ZU liggen in kleine hokken,
ieder alleen. Twintig dagen en nachten lig
gen zU in een stikdonker hok en de tien vol
gende dagen in een half verlicht ruim, omdat
een normale verlichting hen blind zou maken
Twee dagen krUgen zU droog brood, daarna
ander voedsel. Verder hebben zü een plank en
twee Uzeren potten des nachts voor bepaalde
doeleinden. Verder is hun metgezel de stilte,
de eeuwige stilte. Zoo zUn er bagnards. die
duizend, tweeduizend dagen celstraf hebben.
Eén was er. Rousseng. wiens naam in alle
Fransche bladen heeft gestaan, die 3.77 dagen
celstraf had. méér dan een jaar
Londres, over wien wü hierboven spraken,
heeft enkele van deze gevangenen bezocht. Zij
Slllllllllllfllllllipilllllll
Bruin Ts thans het modekleurtje.
Bruin als korstjes van beschuit,
Bruin gelaat en bruin het nekje,
Door en door gebruinde huid!
Pa kwam bruin thuis van vacantie
En men zei op zijn kantoor.
Dat zijn huidskleur je doet denken
Aan de landstreek van 't ivoor!
Ma neemt ook al weer den schepter,
Doch bezuinigend ter hand.
Niet het eten, maar zij zelve
Heeft de kleur van aangebrand!
Zus vertoont zich meer dan anders.
Na haar thuiskomst, in 't publiek,
Want zij vindt dat waschecht
kleurtje
Volgens berichten uit vele deelen van cen
traal Indlë. is het aantal tUgers plotseling op
ontstellende wijze toegenomen, zoodat zich een
ware paniekstemming van de bewoners der in
landache dorpen heeft meestér gemaakt en zü
zich des nachts bUna niet te ruste durven be
geven uit vrees voor overvallen dézer verscheu-
rende dieren.
Tientallen stuks vee zün reeds naar het oer
woud weggesleept en verslonden en de inlanders
kunnen de plaag zelf niet bestrijden, omdat de
tüger voor hen een heilig dier Is. dat zü niet
mogen dooden.
Een gevecht tusschen een tUger en een ge
heele kudde vee eindigde In een overwinning
voor de laatste.
Dé tijger besprong plotseling een der koeien,
waarna de geheele kudde hem aanviel en met
de horens bewerkte. Het monster verdween
daarop in de bosschen.
Een werkman uit Gwalior, die te paard naar
een naburig dorp reed met een jong veulen
naast zich, maakte mee, dat een tUger plotse
ling uit de Struiken verscheen, het veul<jy
greep en ermee in het oerwoud verdween.
De avond van de partü was aangebroken. Er
waren over de veertig gasten, en een orkestje
was geëngageerd om voor de muziek te zorgen.
Marjorie zag er op haar best uit. Haar vader
zag hoe lief en -aantrekkelUk zü was. Het ver
sterkte in hem de overtuiging, dat zü een rUk
huwelijk moest doen.
„Waar is John?" vroeg hU. de kamer rond
ziende.
„Ik weet het niet, vader. U kUkt wel even of
hU komt, niet?" De muziek had juist de eerste
wals ingezet en zü nam den arm van den jon
gen man, die haar ten dans gevraagd had.
MUnheer Dikker stond te praten met een
ouden vriend. HU schonk maar weinig aan-
dadlgerswereld van Frankrijk heeft deze weg
een verschrikkelüke beruchtheid verworven en
de conversatie der boeven is doorspekt met ver-
wenschlngen aan eikaars adres, waarin ..het
steenen kloppen op den Kolonialen weg" een
voorname rol speelt. Aan dezen weg hebben
tot dusver ongeveer zeventig duizend menschen
gewerkt in den duur van meer dan zestig jaar
en nóg is de weg niet klaar. ZU werken vüf
maanden in de tropische zon en zeven maan
den In plasregens en steeds onder de hoede
van gewapende oppassers. Allen, die er werken
zUn ziek. zU zün traag en gedragen zich onwe-
zenlUk. Als een muur rUst het ondoordringbare
kreupelhout vóór hen op. Daar moeten zü
dwars door heen, reeds zestig jaar lang en
nooit zullen zü dezen muur overwinnen. Inte
gendeel zij zullen aan hem bezwijken Ook
links en rechts rjjst deze muur op en dagelUks
vallen de slachtoffers. Vüf en twintig kilo
meter is de weg lang. VUf en twintig kilometer
hebben de arbeiders gehakt en gegraveg in
bUna zeventig jaar. Dat is iets meer dan; drie
honderd meter per Jaar. ZU. die dezen weg
hebben gezien en de menschelljke wezens die
hem ..aanleggen", vragen zich af, of men hier
bezig Is een weg te banen dan wel menschen te
vernietigen. Waar en wanneer zal het einde
zUn! En als deze weg klaar is, waartoe zal
hU dan dienen?.... O. er is nog ruimte voor
duizend ztüke wegen! De mannen werken half
naakt en men kiest bü voorkeur hen uit, die
nauwelUks op hun beenen kunnen staan. Allen
zonder uitzondering lüden aan een vreeselUke
ziekte, de ankllostomiase. die duizenden on-
ooglUke kleine wormpjes door de Ingewanden
jaagt. Dit is de ziekte van het bagno en zü
(veroorzaakt een vreejelljke koorts, die haar
prooi vrijwel geen oogenblik loslaat. De nor
male medicün voor de koorts, de kinine, is
voor deze ongelukklgen gelijk aan het snoepje
voor het kind. ZU krijgen de .lekkernü” als ze
braaf en gedwee zUn en anders niet. En we
derom vraagt men zich af. of een dwangarbei
der dan per se ook een „dwanglüder" moet
zUn. Behalve deze Innerlüke ziekte is er nog
de ulterlUke plaag: de muskieten en alleen hij
die in Guyana was. tobt over de vraag welke
plaag de ergste is. De ongelukkige van den
.Kolonialen weg" zijn willoos aan deze insec
ten overgeleverd. ZU zien nl. vrUwel niets. ZU
zUn halfblind en zoo zü hun oogen al openen
belet de koorts hen iets anders waar te nemen
dan een vaag waas, dat deze voor hunne oogen
spant. ZU zuchten en kennen voortdurend als
zieke honden. En deze wrakken zouden een
weg moeten breken dwars door de ongerepte
oerwouden van een tropisch koorts! and?
Maar in het bagno dat niet direct met den
weg in verbinding staat, is het niet veel ver
heffender. De verdlerlUkte mensch slaapt
daar op den grond of op een plank. Alle on
deugden heerschen hier, alle zonden worden
er bedreven en niemand doet er iets tegen. Nie
mand? Jawel, een pater missionaris werkt er
als een lastdier, maar zUn werk is zóó moellük!
ZUn laatste centime geeft hü weg om te hel
pen en heel, héél zelden gebeurt hem de groote
voldoening van een bekeering. In dat geval
betreft het alleen een of anderen dwangarbei
der die de eerst helft van zUn straf heeft
ondergaan en nu in een zekere vrijheid nog
even veel jaren in Guyana moet verblijven. Als
het een sterke kerel Is. die den moreelen moed
heeft in de verre verte van zUn leven nog den
glans der vrijheid te ontdekk.n, kan hij voor
den missionaris een dankbaar arbeidsterrein
zUn. Maar optimisten onder deze ynannen zün
zeldzaam. De meesten geven spoedig alle hoop
op en hun ellende tatoueeren zij op hun
lichaam. Ziehier een voorbeeld:
A Is John Skatter een dwaas te, danja.
dan eet ik mün hoed op," zei mijnheer
x Dikker, geërgerd.
..Als hU denkt dat Marjorie >hem ooit trou
wen zal. is hy een dwaas." argumenteerde Wlm
Lang. .Als u niet toestaat dat Marjorie mU
huwt, dan nóg zal ze hém nooit trouwen.”
„Zoo", zei mijnheer Dikker grimmig, „zal ze
niet? We zullen zien. John zou nooit het geld
verdienen dat hU verdient, als hü niet knap
was. En ik prefereer voor Marjorie een man.
die eigen zaken doet en twintigduizend gulden
per Jaar inkomen heeft, boven een kantoorbe
diende. die er nog geen vier heeft.”
„Ik bluf niet altUd kantoorbediende, en Ik
geloof, dat Marjorle's geluk ook meetelt. In
leder geval is ze even als ik overtuigd, dat John
Skatter een idioot te.”
„Ik herhaal wat ik gezegd heb: als John een
dwaas is. eet ik mün hoed op." schreeuwde
münheer Dikker woedend
„Afgesproken." zei Wim Lang, „u hebt twee
maal aangeboden üw hoed op te eten als John
een dwaas ls>U is een man van uw woord, en
ik houd u aan uw woord."
„En JU zou zeker willen uitmaken wie geluk
heeft?” deed mijnheer Dikker sarcastisch.
„Neen, münheer! U zal de rechter zUn. Maar
als ik het win. verwacht ik van u, dat u uw
hoed opeet of dat, u X afkoopt.”
„Lieve hemel, je bent zelf de grootste dwaas
die er rondloopt", sputterde münheer Dikker;
je doet maar wat Je niet laten kunt, maar je
zult Marjorie zeggen, dat ik verbied dat jullie
belden nog met elkaar omgaan, ep laat me je
hier niet meer zien. Goeden avond.
Marjorie wachtte in de gang. Wlm vertelde
het haar en zU werd erg bedroefd.
„Ik trouw dien John nooit!” riep ze; „ik wil
niet voor m’n heele leven ongelukkig worden.
Het is Jammer, dat Je bü vader in betrekking
bent, Wlm. Kun je niet wat anders krijgen?"
„Nu niet. De tuden zUn zoo slecht. Je vader
stelt mn capaciteiten op prüs en hü zal me
niet ontslaan, als ik niet lUnrecht tegen zün
wil inga."
Dit was de inleiding van een lang en ernstig
gesprek tusschen belden.
In X begin begreep Marjorie er niet veel van.
maar later klaarde haar gezicht op en begon
ze zelfs te lachen.
Ze lachte nog, toen ze afscheid van elkaar
namen.
Een maand later zou Marjorie haar twintlg-
sten verjaardag vieren. Volgens gewoonte werd
er een partü gegeven, waarop ze al haar ken
nissen ultnoodigde. Het zo udezen keer niet ge
zellig wezen, dacht ze, >4ï 'Wlm'voor dén éér
sten keer niet uitgenoodlgd zou worden.
John Skatter. Udel, leeg en aanstellerig, was
nu een dagelüksche gast bü münheer Dikker.
Openlük door hem aangemoedlgd. maakte hü
Marjorie op overdreven manier het hof Wel
was hü beleefd en goed opgevoed, maar tevens
zóó onbenullig, dat Marjorie niet dan met af
schuw aan hem denken kon.
Den avond vóór de partü zat John bü de
piano; Marjorie speelde. Münheer Dikker had
hen alleen gelaten en rookte z’n sigaar in de
kleine kamer, die hü z’n studeerkamer noemde.
..Er is niets, wat ik niet voor Jou zou wtllën
doen. Marjorie.” zei John, „en volgens mün
meening is dat de eenige manier om iemands
liefde te bewüzen. Ik zou Voor Jou door het
vuur gaan
ZU keek hem in X gelaat, dat ze zoo onuit
staanbaar vond.
Toen sprak ze: Als je werkelük er op staat
mü te bewüzen, dat je alles voor me doen wilt,
kom dan morgenavond op mün partü met een
zwartgemaakt gezicht en een roode pruik op.”
„O. maar dat teik zei dat" stribbelde hü
tegen eh zü keerde zich geërgerd naar deplane.
„Precies wat ik daeht. Het waren maar
praatjes.”
John trachtte z’n figuur te redden „Ik ver
zeker je. Marjorie, draag me iets anders, iets
ridderlUks op, maar niet iets belachelüks.
„Neen, dank je," zei Marjorie koel. „JU wou
laten zien, dat je alles voor mU zou willen doen.
Ik heb het nu gezien; dat te voldoende."
.Maar' Marjorie, denk eens aan, iedereen in
avondtoilet en ikmaar je steekt den gek
er mee; Je kunt het niet meenen
„Ik meen het; ik ging op je woorden af. Ik
zou nooit een man kunnen trouwen, die niet
zUn woord hield.”
HU stond op en liep met zware passen de
kamer door. Na een poosje stond hU stil.
.Als ik het doe. beloof je me dan. dat je me
trouwt?” vrog hü-
„Ik zou het kunnen overwegen. Alles hangt
van Je gedrag af."
„Hoe lang moet ik dan blüven?" vroeg hü.
„Totdat ik je veroorloof weg te gaan." luid
de het antwoord en Marjorie laehte zóó lief
tegen hem, dat hü niet langer weerstand kon
bieden.
„Ik neem het aan,” zei hü. „Je zult nooit van
kunnen zeggen, dat ik mUn woord niet
houd Ik zal m'n zelfrespect opofferen uit lief
de voor Jou.”
„Het is heel aardig van Je, John, lachte ze.
M.H Ineevolee de verzekerlngsvoorwaarden tegen f bü levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f "TCfl bU een ongeval met f OCf) bü verlies van een hand 1 OC oü verlies van een f Cfl bij een breuk van f A fl
Alle abonné S on^vaulï’ rerakerd vwir een det volgende ultkcerlr.gen T JUUU.-verlies van belde armen, belde beenen at belde oogen T l OU.-doodeluken afloop kJ O een voet of een oog 1 £O.-duim of wysvlngM I OU.-betn at um/ttU.-
Vroeger sprak Je toch heel anders, kind.
Ach moedertje, ieder jong meisje heeft zoo
haar tüd, dat ze dweept met vraagstukken, die
voor haar te hoog liggen. Dat ?Un kinderziek
ten. De vrouw is als regel voor andere dingen
op de wereld. Een vrouw, die de toegewijde ka
meraad van den man is, een liefhebbende moe
der, een aardige gastvrouw, is aantrekkelüker
dan een geëmancipeerde, die door haar brllle-
glazen de wereld verstard zit aan te küken! U
kükt me verwonderd aan? ging ze blozend ver
der. om daarna schertsend te vervolgen:
Weet u van wie het de schuld te dat er
steeds meer van die verkeerde soort geëmanci
peerde vrouwen komen? Van de ongetrouwde
mannen!
Hoor eens. zei mevrouw von Wald met
vroolüken ernst en ze trok het blor.de hoofd je
van het meisje naar zich toe. Je praat te veel
naar mün zin! Ben.... je.... misschien
verliefd?
Moeder, riep Gertrud en ze rukte zich
10®. Een gloeiende blos was op haar gezicht ge
komen. Moeder, vleide ze, u vertrouwt uw
dochter in zooveel dingen, dan moet u het ook
in dit geval doen. Verliefd? Hoe kan ik, arm
als een kerkrat, aan trouwen denken? Als
schrijfster fantaseer ik dat allemaal bü elkaar
Maar het hjkt me toch, dat je Je waarne
mingen aan de natuur hebt ontleend, meisje.
Heel oppervlakkig, moeder, antwoordde ze
vroolük.
De postbode belde aan en Gertrud ging naar
voren.
dacht aan wat er rondom hem voorviel, toen
een uitbundig lach-salvo losbarstte. BU de
deur drongen enkele gasten te zamen, en mUn
heer Dikker vroeg zich verwonderd af, wat er
aan de hand was, toen hü een jongen man ge
waar werd, gekleed in onberlspelük avondcos-
tuum, met een gelaat, zoo zwart als een neger
en z’n hoofd getooid met een pruik zoo rood
als de ondergaande zon. En die Jonge man trad
de zaal binnen, gevolgd door de lachende gas
ten. HU kwam regelrecht op münheer Dikker
af, die eensklaps in hem John Skatter her
kende.
„Zeker een weddenschap?" vroeg de gastheer
kort.
„Neen, dat niet, maar Marjorie....”, begon
de ander.
,Je deed beter naar huls te gaan. mUnheer."
zei de aangesprokene, wiens gelaat ernstige
ontevredenheid uitdrukte, ,Je hebt je zelf ais
een dwaas toegetakeld.’’
„Dat heeft hü." lachte Marjorie, en mUnheer
Dikker zag op-
eens in. dat hü
zich Jeelük ver-
galoppeerd had
met die uitspraak
tn X büzün van
z’n dochter, die
natuurlUk door
Wlm Lang op de hoogte was gebracht.
Een paar minuten later was John weer on
derweg naar huls en münheer Dikker s gasten
lachten om John Skatter en vertelden elkaar
wat een dwaas hU toch was.
Den volgenden dag sprak münheer Dikker
met geen enkel woord over X gebeurde. Mar
jorie evenmin. Maar toen hü zich aan tafel
zette, zag hü een zeer vreemd gerecht voor zich
staan. Z’n hoed, keurig opgemaakt met sla,
augurkjes, uitjes en tomaat, overgoten met
mayonnaise.
„Ik heb hem zoo smakelUk mogelük laten
klaar maken, vadertje,” zei Marjorie, terwül
haar vader haar verbaasd aankeek.
„Wat bedoel je?” vroeg hü-
heeft toch gezegd, dat u uw hoed zou op
eten, als John een dwaas was? En daar u het
gisteravond zelf zei
Hü keek haar boos aan, maar zü lachte haar
liefsten lach. En dien kon niemand weerstaan.
Ook hü niet. Temeer, nu niet, nu hü den hu
mor van X geval begon in te zien.
„En als ik mün woord niet houd? Kan ik
mün belofte niet afkoopertf” vroeg hU-
„U weet wel, waarmee", zei ze en kuste hem.
„Ja. maar je weet, dat ik gezegd heb, dat ik
Je nooit «en een kantoorbediende zou geven en
je zegt dat ik een man van mün woord ben
Marjorie keek weer ernstig en de kleur week
van haar wangen. Toen was het münheer Dik-
ker's beurt om te lachen. „Dan," zei hü. „moet
ik Wlm wel als deelgenoot in mün zaken ne
men’.
Marjorie slaakte een kreet van blüde ver
rassing en vloog haar vader om den hals.
Toen Gertrud von Wald den volgenden mor
gen met haar moeder aan de koffle-tafel zat,
vertelde zü, dat haar roman door de redactie
was geweigerd. De oude dame nam de hand
van haar dochter en streelde die. Geef den
moed maar niet op. kind, in geen geval. Het
den vertoond: de koster Stramm. Toen al had
hü een antipathie tegen hem opgevat.
Nu. herhaalde Stramm en nam den bezoe
ker van onder tot boven op. Wie is er dan?
Een van mün leerlingen, loog de oude
barsch en hü duwde Heinrich zacht de kamer
binnen. Het spUt me wel. meneer Stramm, maar
zaken gaan voor! U zult ons zeker wel eens
spoedig weer met een bezoek vereeren
Ik zou mün heele leven juffrouw Vilma wel
gezelschap willen houden, zei de koster, die rich
ergerde, dat hü gestoord werd. Maar met ver
baasde oogen zag hü. hoe het anders zoo gere
serveerde meisje opgestaan was en den jongen
man hartelük verwelkomde.
MUn dochter moet ook bü de les aanwe
zig zün. zei de oude man met een knipoogje
tegen Heinrich. Deze meneer krügt zoowel zang-
als vioolles.
Dus met andere woorden, u kunt mü mis
sen. antwoordde Stramm en een woedende blik
trof den zoogenaamden leerling. Toen hü wat
dichter op hem toekwam, zei hü:
Maar heb ik dien jongen meneer toch al
eerder gezien? HU herinnert n<Ü aan de geur
tjes van een apotheek.... Juist! U bent im
mers de leerling uit Witte Zwaan?”
Om u te dienen, antwoordde Heinrich ge
prikkeld en hü wendde zich weer*tot Vilma.
Correspondentie, kind? vroeg haar moe
der, toen ze weer binnenkwam.
Een brief voor mü, moeder.
Van Lisa Friedrich?
Neen, antwoordde Gertrud langzaam en
opende de enveloppe. Haar oogen zochten naar
de onderteekenlng.
Joseph Schöner, las ze.
Nu, van wien? vroeg haar moeder ultvor-
schend.
Het komt van de krant, moeder, ant
woordde Gertrud. Het te een schriftelüke be
vestiging van het onderhoud dat ik gisteren op
de redactie heb gehad.
Die maken wel haast om je humeur te be
derven. merkte mevrouw von Wald op. Er
ger Je maar niet, kind.
Hierop ging ze naar de keuken om voor het
middageten te zorgen.
Gertrud verstond de kunst van het liegen
slecht. In dit geval was het gelukkig dat me
vrouw von Wold’s oogen niet heel scherp meer
zagen; de plotselinge verandering van kleur
op de wangen van haar dochter had haar an
ders niet kunnen ontgaan. DaarbU was het Ger
trud onmogelUk zich er rekenschap van te ge
ven waarom ze haar moeder niet de waarheid
had verteld, den eersten keer dat ze zoo iets
deed! Want dat de brief, al droeg hü ook de
onderteekenlng van Schöner. weinig .redactio
neel” was, had ze dadelük begrepen. Ze danste
van opwinding. Wat Mond er op het papier?..
Och hemel.... verzen? Ze ging bü X ven
ster staan en las het gedicht, dat Schöner da-
mochten om beurten toen met hem spreken.
Telkens als een deur openging stond een half
naakte man met knippende oogen In het licht
te staren. Een Jonge man vroeg hem of hü zün
oude moeder wilde bezoeken en hem iets over
haar schrüven. Een oude man was zün naam
vergeten en verzocht den journalist hem te
helpen zoeken. Een derde stond zwügend
recht op als een levend lük. Toen men hem
zei. dat hü vragen kon stellen antwoordde hU:
„Ik heb niets te zeggen; het is uw taak om
toe te zien." Ook Dleudonné behoorde tot de
celbewoners, voor de tweede maal reeds omdat
hü tweemaal gevlucht en gegrepen was. Z^jn
deur mocht niet open; alleen een luikje werd
weggeschoven. HU had wel iets te zeggen, niet
voor zich zelf, maar in het algemeen Zün
hoofd stak door het deurgat en dit was ver-
schrikkelük. De reporter vroeg dan ook of hü
in de cel mocht. Het werd hem toegestaan. HU
zat in een half Verlichte cel en had zoowaar
boeken en een paar kranten. Men zag dit door
de vingers. De bewakers waren niet zoo kwaad,
meende de gevangene, maar het systeem, het
reglement was verschrikkelük. Vooral de onze-
delükheid was van dien aard, dat het vrijwel
onmogelUk was stand te houden en dit alles
was nog ellendiger omdat de bewakers tamelük
clement waren en slechts straffen toepasten
na herhaalde waarschuwingen. Hun goedheid
was niet in staat de menschen op een bepaald
niveau te brengen of te houden omdat hun
goedheid het systeem niet kon breken. Dieu-
donné had niemand meer op de wereld dan een
dochtertje. Het kind schreef hem niet meer en
toen hü dit bekende huilde hü
Er zün ook gemeenschappelUke cellen, des
nachts door brandende sardineblikjes verlicht.
Deze hokken stinken als stallen. De mannen
die hier verblüven hebben reeds de eenzame
celstraf gekend of hebben een fout begaan,
die de eenzame opsluiting niet wettigde Zü
slapen weinig en brengen hun dagen en nach
ten door in dlerlüke gesprekken, waarin zü
niet alleen zich zelf, maar ook eikaars familie
in betrekken. Dit te hun eenig tüdverdrüf en
wü behoeven waarlük niet over een rüke fan
tasie te beschikken om te kunnen nagaan tot
welke verschrikkelüke wantoestanden zulke ge
sprekken moeten leiden.
Dit zün intusschen slechts enkele tafereelen
uit het bagno van Guyana. Er zouden nog
kolommen vol te schrüven zün over dit oord
van ellende en verschrikking. Maar reeds deze
feiten zün voldoende om een denkbeeld te
geven van het leven der bagnards.
Is het wonder dat de Fransche pers en
het Fransche publiek niet langer zwügen kun
nen bü zulk onrecht? Men vecht reeds Jaren
lang en men krügt reeds jaren lang beloften.
Er werd zelfs reeds eenlge wüziglng gebracht
in „het systeem" maar nog altüd is het bagno
den mensch. ook den misdadiger, onwaardig
en het zal nog wel geruimen tüd duren, he
laas. alvorens men een juiste en rechtvaardige
straf zal hebben gevonden voor de honderden,
die jaarlüks met „La Martlnlére" naar de hel
van het verre Westen oversteken.
eeds werden de eerste berichten gepubll-
M ceerd omtrent het jaarlijksch vertrek
1 w. van een aantal veroordeelden naar de
Fransche strafkolonie Guyana. In September
vertrekt wederom voor de zooveelste maal het
transportschip „La Martlnlére” met 673 ver
oordeelden aan boord en in November volgt
een tweede transport met 373 veroordeelden.
Dit is de Jaarlüksche „lading” naar Cayenne
en ieder jaar opnieuw wekken deze berichten
deernis bü het Fransche volk. Ieder jaar op
nieuw gaan er stemmen op tegen het straf-
systeem van Cayenne, tegen de onmenschelüke
omstandigheden, waaronder de veroordeelden
groeten leven.
Het zün vooral twee feiten, die de aandacht
van het land en de regeering op het bagno
van Guyana hebben gevestigd n 1. het verblüf
der onschuldig veroordeelden Dreyfus op het
Duivelseiland en de reportage van den beken
den Franschen jcumaltet Albert Lcndres. het
vorige Jaar. zooals men weet, bij een scheeps
brand om het leven gekomen. Londres heeft
In zün boek ,Au bagne” het leven in Cayenne
geschilderd /op een wüze die de oogen van de
geheele beschaafde wereld op deze hel heeft
gevestigd. Sindsdien is in Frankrijk een bewe
ging gegroeid tegen Cayenne en ten voordeele
van hft lot der veroordeelden, die, al zün zü
ook schuldig, recht hebben op een menschelüke
behandeling.
Deze menschelüke behandeling echter is vrij
wel onmogelUk zoolang een gevaarlük oord als
het moerassige koortsdistrict Guyana tot ver
banningsoord wordt uitverkoren. Hier is het
leven onder alle omstandigheden fnuikend.
Zeker voor hen die tot jarenlangen dwang
arbeid veroordeeld zün en die dag aan dag
een stukje van hun gezondheid prüs geven
onder de barre tropische zon, die hen lang
zaam aan doet versuffen en in kcortsextasen
doet voortleven. Dit geschiedt reeds na een
paar jaar en hierin ligt een der oorzaken dat
zoo goed als nooit een veroordeelde uit Cayen
ne terugkomt.
Maar er is nog een andere factor die een
terugkeer vrijwel uitsluit en dat is het feit,
dat een veroordeelde na zün straftüd te heb
ben uitgediend in dwangarbeid, nog een even
groot aantal jaren verplicht is in Guyana te
olijven wonen. Na een dwangarbeid van b.v.
tien Jaren volgt nog een gedwongen verbluf van
eveneens tien jaren en dit vooruitzicht is het,
dat sommige veroordeelden er toe drüft op
de vlucht te gaan, hoe zeer zü ook weten
dat een vlucht in negen en negentig van de
honderd gevallen moet mislukken. Meestal
worden de ongelukklgen achterhaald voor zü
een rivier hebben bereikt enneergeschoten.
Slagen zij er in na doodelijke vermoeienis, hon
ger en dorst, geldafpersing door gids enz. tot
aan de rivier te komen, dan wacht hun daar
een leger van krokodillen en zelfs wanneer zü
aan deze monsters ontsnappen, vallen zü aan
de overzüde in handen van menschenjagers
of in de doodeiüke omarming van de malaria.
Zelden, hoogst zelden gebeurt het, dat een
forsche kerel de grens van Nederlandsch
Guyana bereikt, waar hem een betrekkelUke
vrühéid wacht. Wee echter dengene. die de
zuidelUke richting kiest of gedwongen wordt
te kiezen; hü komt terecht in de oerwouden
van Brazilië waar nog geen mensch levend uit
terug kwam.
Dit alles weten ode gevangenen. Zü hebben
het duizend maal gehoord in den loop der
Jaren. Zü hebben het duizendmaal aan elkaar
verteld. En toch! Telkens weer opnieuw waagt
deze of gene wanhopige den sprong naar de
vrijheid en hü doet het met des te brandender
Over, omdat hü weet, dat spoedig de koorts
periode invalt, die hem alle kracht en alle
moed zal ontnemen, die hem murw zal maken
en de dlerlüke berusting over hem zal brengen,
waarna alles verloren te.
Zoo is het reeds gedurende meer dan zestig
jaar. sinds het bagno in Guyana gevestigd is-
Allereerst willen de verdedigers der veroor
deelden er zün er reeds duizenden in
Frankrijk bewerken, dat de z.g. „dubbele
Jaren vervallen. Wie tot tien jaren veroordeeld
werd, moet nk die tien jaar de vrijheid terug
krijgen. Dit is redelük. redeneert men terecht,
want een vrijheid na twintig jaar heeft geen
beteekente meer--En- verder vraagt men zich
af, waartoe een dwangarbeid dient, zoolang er
van „arbeid" geen sprake is. Het begrip „ar
beid" toch veronderstelt het tot stand komen
van een arbeidsondememing met de gevolgen
daarvan. Maar in die meer dan zestig jaren,
dat het bagno bestaat, is er eigenlük niet ge
arbeid in den waren zin des woords. De arbeid
bestaat n.I. uit een dagelüksche slavemü aan
den benachten „kolonialen weg".
Dit is de weg. dien zü moeen aanleggen
dwars door woestenü en oerwoud, een weg
waaraan nooit een einde zal komen. Officieel
heet deze weg .Koloniale weg no. 1”. Of no. 2
ooit aan de beurt zal komen is een vraag die
geen sterveling beantwoorden kan. In de mis-
„Misschlen heeft hü* een schuil-
zeeman lichtte vervolgens de
oordeel van dien redacteur is toch geen maat
staf voor andere kranten.
In dit geval toch wel. moeder. Ik heb na-
melük ingezlen.dat hü gelük heeft.
En dat zeg je op zoo n luchtlgen toon?
Och ja. moeder, van ons zomerreisje zal
hu wel niets komen. Maar i.-
succes met mün nieuw werk en in den herfst
is een reisje eigenlük veel prettiger. Ziet u,
moedertje, het hindert me dezen keer In X ge
heel niet, dat ik geen stieces met mün roman
heb. Anders was ik toch per slot van rekening
in «1'erlel onverkwlkkelüke onderwerpen ver
vallen.
De regeering van Thueringen heeft een wet
uitgevaardigd, *Sraarbü personen, die tot
burgemeester of tot een ander openbaar ambt
zün benoemd, een proeftüd van een jaar moe
ten ondergaan.
Blükt, dat zü hun taak in deze periode niet
naar volle bevrediging vervuld hebben, dan
moeten zü plaats maken voor anderen.