Alkmaar voor Kermis de middeleeuwen negen dagen in de jaarlijksche pret verzonken Plezierige kermis! in Het kermisgebak De draaimolen 4. HOE HOFDIJK HAAR ZAG ,T> [Ml tw Een bonte mengeling Visioen van dampende schotels I Lokkende geuren van poffertje», oliebollen, soezen en Fran- sche wafelen Tot de oudste kermisvermakelijkheden behoort de kinder draaimolen. En het is waarachtig niet alleen de jeugd, die hiervan profiteert. Ook, ouderen genieten er nog graag van en grijpen dankbaar de gelegenheid aan, dat ze een kind tijdens een draai molenrit onder hun hoede moeten nemen. Dan komen Vanzelf de beelden uit lang vervlogen tijden terug, toen het kermisvermaak bijna alleen uit draaimolens bestond, ZATERDACr 26 AUGUSTUS T de van is aan PLEZIERIGE KERMIS! vacan- uitgedoste goed doen, op deze plaats het zwarte gaal Is de boter’ Dan rijzen voor uw oogen groote bergen van smakelijke, uitziende bruine bollen, bestrooid met zoete witte poeder, bollen, zóó uit de bak pan. walmend nog van de hitte die hen bruin deed worden. Ge zoudt er zóó in bijten, zoo irfker zien zü er uit. En ge kunt er ook in bijten, als ge eerst twee, drie, of meer centen hebt geofferd. Met zichtbaar welbehagen hapt gil dan in dien bruinen bol, het vet loopt om uw mond, de vette oliegeur dringt ver in uw neus, uw lippen zitten vol poedersuiker, maar gij züt tevi tl< vroo- slulten ook wij ons zoo ms te Straks, als de orgels der kermisvermakelijk heden weer negen dagen lang hun min of meer populaire wijzen zullen opdreunen, wanneer op het Hofplein weer het gestamp opklinkt van den .Stoom" en op het oude ziekenhuisterrein het gegil en gelach zal te hooren zijn van de tal rijken, die zich in het binnenste van de sensatie- baan zullen vermaken met de griezeligheden welke men daar,kan beleven; wanneer de „di recties" van de diverse spullen het publiek in hun tent trachten te lokken, teneinde daar het nieuwste wonder op het gebied van vrouwen met een apenvacht, sprekende hoofden zonder lichaam en wat dies meer zij. te bewonderen; als tenslotte om niet te langademig te wor den de Minerva’s voor hun geheimzinnig uitziende tentjes zitten te wachten op klanten, die hun toekomst willen ontsluierd zien, dan zullen ook de geuren van het kermis-gebak in al zijn verscheidenheid, over en tusschen de kramen en spullen hangen. Vette geuren, die menschen met gevoelige mager^ï misschien lich telijk onpasselijk zullen maken, zoete geuren van soezen en „eerste kwallteif-oliebollen, bo- terige geuren van poffertjes en Fransche wa felen. tevreden, want het is kermis en gij eet het na- tiodzle kermisgebak. Wch daar staat op de kermis ook nog een gtoote kraam, vol blinkende spiegels, schitte rende lampen en hokjes, afgesloten met gpr- djjnen: de poffertjeskraam. Het is een visioen van dampende schotels vol gebak met boter- geuren, heen en weer dravende bedienden met witte buizen aan. van rinkelende vorken, mes sen, borden en glazen, van muziek en intieme vroolijkheid. Gij laat u niet lang verlokken door die zalig heid en stapt met uw vrienden en vriendinnen naar binnen en laat u door het welwillende per soneel een gezellig hokje aan wijzen, waarin gij. verborgen voor de blikken van anderen, rustig kunt genieten van het gezelschap van uw clubje, van de muziek en van de poffertjes; van dat laatste, vooral. Nauwelijks zijt gij gezeten, of een gedienstige geest staat voor u, en vraagt wat er alzoo verlangd wordt. Vol blijde verwach ting worden door u een aantal porties van die kleine gebakjes besteld. De bediende snelt weg en geeft aan de eigenares van de tent de be stelling op. Deze geeft op haar beurt haar be velen aan de in haar onmiddellijke nabijheid verkeerende koks, die met noeste ijver de groote. iplaat in de boter zetten, weldra et genoeg, de kok roert met bén groote houten lepel In een geweldige pan met beslag, schept er een lepel vol uit en keert de lepel op de plaat om. Het beslag loopt met een dunne straal in de gaatjes, welke dra met de witte substantie gevuld zijn. En telkens wordt deze handeling herhaald, totdat alle holten in de plaat zijn gevuld. Het sist aan alle kanten, een geur van boter en gebak stijgt op. de walm ijlt, al naargeland de wind is, <le tent binnen of de straat op. prikkelt de neusgaten en lokt weer nieuwe klanten. Onderwijl dat het laatste gaatje met beslag is gevuld, is in het eerste gaatje het beslag reeds aaneen kant heerlijk bruin geworden. De kok keert dan met groote spoed, door middel van een vork, met verbazingwekkende handigheid de poffertjes want daar beginnen ze reeds op te gelijken om. teneinde ook den anderen kant bruin te laten worden. Nauwelijks is het laatste poffertje omgekeerd, of de eerste is reeds ge reed. Dan grijpt de kok van een grooten stapel een bord, en vult dit met een afgemeten hoe veelheid poffertjes. Het gevulde bord deponeert hij bij zijn meesteres, die, met een groote boter- pot voor zich, ieder portie voorziet van een fllnken kluit boter. Nadat over dit ailes nog een flinke laag sulkerpoeder is gestrooid, komt de gedienstige, laadt alles op zijn diep bord en ijlt hiermee naar uw gezelschap, dat zich wach tende wel met moppen tappen of zingen heeft vermaakt. GU wacht niet tot het gebak koud is geworden, doch tast onmlddellijk toe endoet u tegoed. GU zUt stil gewordm, want katjes die muizen, mau wen niet, zegt net spreekwoord; en zeker niet als zü poffertjes eten. Als gü dan eindelUk voldaan züt. waarvoor het eerste pqrtie wel niet voldoende zal zUn ge weest, dan roept gij den dienstbare, rekent met hem af en verlaat daarna met een tevreden gemoed, een vollen maag en een l/jhtere beurs, de tent. Anderen stellen boven een portie poffertjes een portie fransche wafelen; u weet wel. van die heerlijke dunne koeken met breede op staande randen, die in fijne boter worden gebak ken en zoo heerlük kunnen geuren. Ook die zUn in de poffertjeskraam te krUgen, terwUl er zelfs een geheel apa rte kraam voor bestaat. De meest verwende fUnproever loopt het water reeds in den mond, wanneer hij het fUne beslag met een sissend geluid tusschen de Uzers ziet gieten en aanschouwt, hoe weldra dat beslag wordt tot zoo n geurige, lichtbruine koek. Zoo gaat het met het kermisgebak. waarvan we de geuren straks weer met volle teugen zul len Inademen en als we lang genoeg op de ker mis ronddwalen of in een gebaktent zitten, dan gaat die geur zelfs In onze kleeren zitten en in onze haren, we nemen ze mee naar huis en ons huis ruikt er ook al naar. Maar dat nemen we graag op den koop toe, want het is maar eens 'in het jaar kermis. Wanneer op de pleinen en in de straten, waar de reizende kooplui hun verplaatsbare winkels opslaan, de menschen nog druk bezig zUn met het bouwen van tenten en kramen; als krach tige maifnen hoog in de lucht, schrUlings ge zeten of liggend op houten geraamten, aan tou wen gebonden planken en balken omhooghU- schen en die met een nUdig gezicht in sleuven en gaten trachten te passen dan wordt het Sloote. ronde gordijn, waarvan in de laatste dagen door de nieuwsgierige jeugd reeds zoo dikwUls een tipje was opgelicht, weggenomen en hel-gekleurde, grijnzende leeuwen en fiere paarden vertoonen zich in al hun pracht tegen een achtergrond van zwart, met kristallen be zaaid fluweel. TegelUk klinken de schorre tonen van een groot draaiorgel en het duurt nog maar heel kort of de draaimolen raakt in beweging. Reeds bü z’n eersten draal heeft hü al jonge klanten, die een genot vinden in het snelle rondzwieren, waardoor zü in een oogenbllk heel de wereld schijnen door te reizen, een wereld, die er dan zoo vroolUk, luchtig en dansend uitziet, zoo ge heel anders, als wanneer zü er te voet door gaan. En altijd staan er veel menschen om dien molen, die met verschillende gewaarwordingen dat draaien aanzien. Hier is het een jaloersche Jongen, die ook zoo gaarne op zoo n leeuw zou zitten al was het maar op z’n kop dóch die al geruimen tüd met z’n belde handen in z’n broekzakken grabbelt tusschen knikkers, steentjes, stukjes touw en onder al die schatten maar geen cent kan vinden, die hem veroorloven zou aan het vermaak deel te nemen. Verderop staan dienst meisjes. die de aan haar zorgen toevertrouwde schatten zoet houden met de mededeellng, dat zU er morgen ook eens in mogen zitten. Daarnaast broers en zusters, vaders, moeders, ooms en tantes van de gelukkigen, die daar heen rijden en wier vreugde hun eigen hart ver jongt. daar ze hen terugvoert tot de dagen, toen zü zelf nog een genot vonden in ’t draaien langs al dat klatergoud. Aan het opgetogen gezicht van dat meisje op den leeuw kan men het zien, dat zü uit kijkt naar haar familie, die ze in het voorbü- voorgevel-bovengedeelte afgebeeld te zien. De j prettige kermisdagen, die thans Menschen met een zwakke maag is het niet aan te raden, zich te wanen aan kermis- genot, als waarvan de drie hierboven afgebeelde meiskes genieten. Iftaar al knijpen ze ook alle drie angstvallig de oogen toe, toch zijn we er zeker van, dat ze dolgraag nóg een ritje meemaken. den dorpsbewoner loabreken sche sleur van zün arbeid: de kermis, die wischte standen en rangen uit en maakte den stüf-deft gen burger tot een joliged kvnnt. die het niet „erg" meer vond zjjn levensvreugde naar buiten ujt te. dragen. Zóó iéts kon alleen maar geschieden door een feest, dat wortelde in een eeuwenoude traditie. .Inderdaad, als er één feest is, dat innig sa mengegroeid is met de bevolking der wester- ache landen, dan is het wel de kermis. Ontstaan uit de jaarlüksche herdenking, der kerkwüding. heeft het weliswaar zün religieusen inslag verloren, en is in vele opzichten van zün ocrspronkelüken aard afgeweken, doch niet te ontkennen is. dat, méér dan bü welk volksfeest ook, hier oer-oude gewoonten een groote rol spelen. Niet onwaarschünlük is dit een der redenen, waarom de kermissen, ondanks veel bestrüding. zich op zoovele plaatsen nog hebben gehand haafd. Natuurlük spreken bü overweging vraag( of de kermissen zullen blüven of niet, ook economische factoren een hartig woordje mee. In de kermisdagen gaan de beurzen royaler dan anders open en het geld rolt in vlotter tempo dan op gewone tüden. Er wordt door honderden een extra duitje verdiend, dat een welkome reserve vormt voor de donkere winter dagen. Houdt een plaats geen kermis, dan wordt dit geld misschien elders verteerd tot schade der eigen neringdoenden. Als derde grond om het bestaansrecht der kermissen te verdedigen wordt veelal genoemd, de noodzakelükheid voof den werkenden mensch om zich enkele dagen in het jaar te kunnen ontspannen. Het komt ons echter voor, dat dit argument in den loop der jaren heel wat aan sterkte heeft Ingeboet. Ja. vroeger was dat stellig ten volle juist. Toen had de gewone man in» onze streken wei nig andere ontspanning dan de Pinksterdagen en de kennisweek. Eindeloos lange werkdagen had hü te maken en ook des Zondags was er door gebrek aan communicatiemiddelen weinig of geen gelegenheid zich te ontspannen. Maar dit is nu toch wel radicaal anders. Zoo wel in de dorpen als in de steden is de kermis niet meer de eenige gelegenheid om geest en lichaam ontspanning te geven. Er is gekomen een kortere werktüd; er zün gemakkelüke verbindingen met de centra van >- ontspanning; er is zelfs voor velen een tie, welke het mogelük maakt andere genoe gens te smaken dan de kermis vermag te bie den. Dit alles heeft zonder twüfel grooten Invloed gehad op de kermisviering. Een vergelüking met' nog slechts twintig-dertlg jaar terug, doet dit duidelük zien. Er is niet meer die opbruisende levensvreugde, die dolle uitgelatenheid, dat heerlük „uit zün”, omdat het hoogtepunt van het jaar, de kermis, daar is. Weg is het royaal met geld omspringen, wat zoo gemakkelük kon. omdat er maandenlang voor gespaard werd. Men aanvaardt de kermis nu als een der vele jgpiakelükheden van het jaar, waarvoor een Bheiden deel van hft geld, beschikbaar voor ^knning, besteed wordt. |M1 de opgroeiende jeugd uit de steden ^weinig waarde meer aan de kermis, en het platteland niet z’n contingent naar K^^tesvierende metropolis zond, zou het er ^^^Hkadskermissen droevig uitzien, profeten, die uit dit alles afleiden. ^Kermissen haar tüd gehad hebben, dat ^^^H zijn zich zelf te overleven en spoedig r’‘^Hval van krachten zullen overlüden. BHB mogelük dat deze voorspellingen ult- kunnen ons indenken, dat velen dit M^Mïn-paald een droevig sterfgeval zouden HB^Vn er veel tranen om zouden laten. H^Bpchter reden, om dit proces kunstmatig ■HMasten door verbodsbepalingen van over- -■e? H^Msnog meenen wü van niet. Principieel ■Mwü tegen kennissen geen overwegende ^■i:. mits alles gedaan wordt om de ge- vorkomen en excessen af te snüden. ■Kou niet minder dan schuldige nalatig- ^^Hjn, wanneer wü er niet op wezen, dat ^^Kad 'de kermissen büzondere gevaren ^Kchten. Haar is allereerst de verleiding tot overmatig Joholgebrukk. Hoevele moeders, hoevele echtgenooten zien die dagen niét met angst en vreeze tegemoet, jwijl ze weten, dat zoon of man geen weerstand Ecan bieden aan de alcohol-verlokking. Stelt u voor, dames en heeren.' een stad ge lük Alkmaar in de gouden eeuw, u weet wel, die eeuw, waarin Holland in een zoo grooten bloei verkeerde, dat deze eeuw tot nu toe als de gouden eeuw bekend staat. Deze stad dan. dames en heeren, mag zich in deze dagen, dat wü u haar laten zien, in een büzondere drukte verheugen. Niet alleen, dat gü alle poorters en poorteressen in druk beweeg op straat kunt vin den, maar ook de boeren uit den wüden om trek, allen, mannen, vrouwen, jonge mannen en meisjes, in bonte kleuren uitgedost, als gold het een ongeëvenaard fees. Dat alles woelt in druk beweeg door elkaar, ge hoort hier iemand iets luid aan anderen verkondigen en verderop een. die dit zoo moge lük nog luider doet. Ge ziet kramen en opstan den. samengroepende menschen, in uw neus komt de geur van vet gebak. Vanwaar die drukte? Wel het is hier kermis en volop. Maar laten we u rondleiden, opdat ge met uw eigen oogen kunt aanschouwen, hoe onze voor vaderen en moederen hun kermis plachten te vieren. In heete garnalen en heete krabben, gelük die jongen daar vooraan ze verkoopt, zult u voor- loopig nog wel geen trek hebben, waarom we hem dan maar voorbü zullen loopen. Doch daar verderop, daar Is zeker we! wat te zien, want er drommen zooveel menschen samen, dat het lükt of men er een zak met geld ten geschen ke krügt. Het is echter een Jan Pottazy, ofwel een hansworst, die door zün grimassen en potsen de omstanders doet schateren van den lach. Neven hem Is een goochelaar zün kunsten aan het vertoonen; zün publiek staat met een „open- monden-verbazing" naar zün verrichtingen te küken en snapt niet, hoe de kerel het voor el kander krügt. Daar zit vast de duivel achter, hoe zou een gewoon mensch dat kunnen? Het zelfde wordt gedacht en gezegd van den vuur- spuwer. die met den gochelaar samenwerkt. Weer wat verderop is hoog van den grond ’n koord gespannen, een dik koord, strak gelünd tusschen twee stevige palen; een ladder steunt tegen een van deze. Een groote drom volks We hebben den tijd gekend, dat een lachbuis alleen bestond uit bol-vormige spiegels, die de beelden zóó wanstaltig terugkaatsten, dat zelfs de meest verstokte Nurks lachkrampen kreeg. Hiernevens een modern lachhuis. Daar begint de pret al vóór men binnen is. En vanuit het inwendige van de tent klinken alsmdar lachsalvo’s op die verraden, de hand. En haar broertje, die oolükerd op het paard daar naast haar, lacht wat met den angst, die op het gelaat van zün moeder te lezen staat, omdat haar lieveling daar maar zoo achterstevoren op dat beest zit. Dat is nu onze oud-Hollandsche draaimolen of zooals onze vaderen hem noemden mallemolen, die den strüd om het bestaan op onze kermissen tegen den grooten, deftlgen broer, de stoomcaroussel, nog steeds dapper volhoudt. Gelukkig maar, want het zou toch werkelük geen .Jieusche" kermis zün, wanneet op de Laat of de Nieuwesloot hun plaatsen open bleven. Ja, 't Is waar, ook deze meest geliefde kermis attracties onzer kinderjaren zün niet geheel ontkomen aan den invloed der nieuwere tüden. Hoe lang is het alweer geleden, dat onze pret tigste kermisbezlgheld was, te helpen douwen in den draaimolen van Schoenmaker? Als waak honden hielden we de wacht bü den nog ge sloten molen, om. zoo gauw het scherm opgtng. onze gratis beweegkracht aan te bieden. Ge lukkige uitverkorenen, die door protectie van baas Schoenmaker of omkooperü van een züner knechts, een plaats aan een der stangen kregen toegewezen. Eerst was het dan eenige ronden lang duwen met al de kinderlüke krachten. Dan een tik op de bel en we sprongen op den mo len, die nu op eigen kracht verder moest draai en. Wanneer dat wat te lang duurde de lengte van een rit was afhankelük van het aantal wachtenden kwam het tweede teeken: remmen. De eereplaats was dan de plank, die werd uitgegooid en zoo zwaar mogelük met menschenmateriaal belast om ‘t draaiende ding tot stilstand te brengen. Later op den avond werden de slaperige „kinderkrachten” vervangen door één paarden kracht. Arm beest, dat het eentonige clrkel- gangetje zooveel duizenden keeren in z’n leven moest maken. Nu is dat alles anders geworden. Koning „mo tor” heeft gezegevierd, 't Mag zün, dat de be weging nu gelükmatlger en sneller Is. maar een deel der echte poëzie is door deze „neue Sach- lichkelt” toch maar weer verdwenen. Enfin, laten we ons verheugen, dat nog niet alles weg Is. en in de komende dagen onzen kinderen, neefjes en nichtjes en, och Ja. óók dat kleine schooiertje, dat met zoon smachtend verlangen staat toe te zien de i.oodlge mid delen niet onthouden, om hun hoogste en ge lukkig nog zoo onschuldig verlangen te be- r T T anneer nummer onzen lezers onder de V/y oogen komt, heeft de Alkmaarsche Ker- mis 1933, zü het officieus, hakr Intrede gedaan Dan is reeds een colonne draaiorgels na een grondige en deskundige keuring op hun muzikaal gehalte den tocht door de stadswüken begonnen; dan hebben de draaimolens hun grauwe af- slultzëllën opgerold en de spes patriae verlok kend toegelachen om de eerste Kermiscenten te offeren; dan begint reeds over de stad te hangen die eigenaardige lucht, dat mengsel van oilebol- wafel-en zuurtent-geuren. Het is Kermis. Welk'een bijna magischen Invloed heeft dit woord door alle tüden heen, geoefend op het ploeterende menschdom De kermis, die deed den stedeling zoowel als uit de dagelük- e7‘,lan^ maafc^e ^n/°Pn Benner’s Saloncaroussel de trots en het grootste vermaak ^dL,^a?Ch,e,kerm.is. uit’ Het Hofplein en wijde omgeving werden beheerscht inde!’tiaaci feeeriek verlichte en luxueus uitgedoste bouwwerk-voor-een- P^der de lezers zal het daarom goed doen, op deze plaats het foto wekt herinneringen op aan zoo j voorbij zijn Voorgoed? staat rondom en vergaapt zich aan een zonder ling gekleede Jonge vrouw. „Dat is nieuw" zeggen sommigen; ..ach, een vrouw, wat onbeschaamd” klinkt het uit den mond van een zedig boerinnetje en ze trekt, haar rok wat recht. Inderdaad is daar voor deze stad wat nieuws te zien. Koorddansers is men wel gewend en zün dus niets nieuws; maar een vrouw op het koord! Dat is voor vgle plat telanders wel wat kras, maar niettemin kükeiw» ze hun oogen uit naar de gevaarlüke toeren die de acrobate op het koord verricht. Zü loopt op het touw heen en weer, draalt zich om en om. tilt haar eene been op, wat een bewonde renden uitroep bü den een en een afkeurend hoofdschudden bü den ander uitlokt en zwaait met een vergulden stok heen en weer. 7 Als de toeren zün gedaan, regent het kope ren muntstukken op het oude kleedje, dat vbor dat doel op den grond ligt. We gaan weer verder en komen dan. na eerst bü een besje warme oliekoekjes met krenten en Sinckeneutjens te hebben gekocht, bü een langen man van 'n donker type. Hü staat bo ven op een opstand met een kist naast hem. Hü oreert met luider stemme over de ziekten en kwalen der menschheld. Het is een Italiaan die geweldig staat op te snüden over zün ken nis van allerlei en vreeselüke ziekten, overal weet hü raad op en weet zün toehoorders, dat zün er velen, met een reeks van voorbeelden te overtuigen van de waarheid züner beweringen, Hü Jaagt zün toehoorders en hoorderessen de stuipen op het lüf. wanneer hü een griezelige opsomming ten beste geeft van de gevaren, waaraan zü dag in dag uit bloot staan; met een angstaanjagende nauwgezetheid beschrüft hü het verloop en de gevolgen van gruwelüke kwa len, om tenslotte, als zün toehoorders, heele- maal van hun stuk gebracht en vol verlangen en verwachting het oogenbllk verbelden, waar op de wonderdokter het verlossende woord zal zeggen, hoe zü aan al dat vreeselüke kunnen ontsnappen en hun de middelen zal aanprijzen, waarmee zü die kwalen zullen kunnen voorko men. of. indien zü er reeds mee zün behept, kunnen genezente trachten hun „kruyt voor de wormen” te verkoopen! Wie denkt er aan. om op zoo’n feest, als de kermis, zich een kies te laten trekken? Tegen woordig natuurlük niemand, maar op deze ker mis zien we, even voorbü den kwakzalver, een Turk staan, die u voor een luttel bedrag met een vervaarlüke tang van een pünlüke kies be- vrüdt. En gelük u ziet, heeft hü het nog druk ook. Zoo ziet het gewone deel der kermis er uit, maar er is ook nog iets anders. In de verte zien we een groote drukte en een aantal wapperende kleurige vlaggen, daar vast iets büzonders aan de hand. Inderdaad is daar iets büzonders aan de hand, iets, wat ons, 20ste eeuwsche stervelin gen, met afschuw vervult. Men is daar aan het ..ganzentrekken". Ge ziet een aanal boe renwagens met groot gerammel op een bepaald gedeelte heen en weer rennen, de paarden zwee- ten gansch van het zware werk. Midden op zoo’n wagen staat een boer, die met zün groven knuist, op het oogenbllk dat hü er met zün wagen onderdoor rüdt, rukt en trekt aan de hals van een gans, die met gebonden pooten aan een lün hangt. Wie het arme beest er at trekt, mag hem houden. Dit is niet de eenlgste „verheven" sport, die Tss, men er in de gouden eeuw op na houdt. Daar is ook nog het „paauw-kneppelen”. Ge ziet daar een prachtlgen pauw vol üdelen trots heen stappen, pronkend met zün prach tige veeren; maar ach. door een harden, zwaren knuppel, gezwaaid door een half beschonken knuppelaar. getroffen, ziet gü het beest ge wond. misschien reeds gedood, neerstorten. Maar laten we niet lang hier stil blüven staan, er zün andere minder onbeschaafde ver maken. Ge treft er nog eenige schouwburgten- ten aan. waar de „artistgn" zoo goed en zoo kwaad als het kan. het publiek onder den in druk trachten te brengen van het drama of blüspel, dat zü ten tooneele voeren. Dan zün er nog de liedjeszangers, die u in eigen gedichte verzen op min of meer eento nige wüze verhalen van een op anderen plaats gehad hebbenden moord, van 'n terechtstelling, of van een hartroerende liefdesgeschiedenis. En hiermede, geachte dames en heeren, zul len we dezen kermisrondgang in de gouden eeuw beëindigen. We hopen, dat wü u eenigszins een indruk hebben gegeven van een echte Holland- sche kennis uit dien tüd, al maken we volstrekt geen aanspraak op de volledigheid van dien in druk. Er is nog veel, wat wü u niet hebben la ten zien: we zün met u niet de herbergen bin nengetreden, we hebben u niet gewikkeld in de vaak bloedige gevechten, welke tüdens zoon kermis pleegden gehouden te worden, we heb ben u niet getoond, noch verhaald van de vele kermlsgebruiken uit die dagen, etc. eet. We heb ben u slechts het voornaamste, de eigenlüke kermis, laten zien en we meenden dat voor dezen keer wel voldoende was. Maar van dezen gezamenlüken tocht naar de gouden-eeuwsche kermis hebben wü wel de overtuiging meegekregen, dat gü ongetwüfeld uw eigentüdsche kermis liever hebt, dan die van eenige honderden jaren terug! Laten toch zü, die zich zwak kennen op dit punt, de uiterste voorzichtigheid in acht ne men! Het eenige middel, om deze dagen van pret, voor zich en de hunnen niet te maken tot dagen van droefheid en schande, is het verre blüven van de verleiding. Is het verder nog noodig te wüzen op de groote gevaren, welke deze dagen opleveren voor de zedelükheid? Veel meer dan anders loert de verleiding. Grooter vrüheld in den omgang, zinneprikke- lende films of tooneelstukken. een meer dan normaal alcoholgebruik, dit alles kan leiden tot moreele excessen, die over een geheel verder le ven een droeve schaduw werpen. Hier past een hoogst ernstig woord van waar schuwing tot de ouders en hen. die minderja rigen in hun huls hebben Weest toch waak zaam, en laat u niet verblinden door de ge makkelüke leuze: ,jiu ja, 't is toch kermis”. Heb ook niet te veel en te goed vertrouwen. Bedenk wel. dat velen, die meenden veilig en sterk te staan, door de büzondere verleiding van deze dagen, van hun hoog voetstuk zün gevallen. Wü hebben gemeend in dit kermlsartikeltje een waarschuwing als hierboven niet achterwe ge te mogen laten, niet, omdat wü gaarne als wülen oom Nurks de pret willen bederven, maar wül het onze plicht £s open oog te hebben voor de werkelijkheid, óók al is deze minder mooi. Laten we dan eindigen in een ietwat lüker toon. Van harte aan bü den wensch, welke in deze dagen, wel mondeling als schriftelük in rüke over onze medeburgers wordt uitgestrooid: Ja. geachte lezeressen en lezers, gü kent alleen de kermis van den tegenwoordigen tüd: alleen maar, omdat gü niet een leeftüd hebt gelük on ze ouden vriend Mathusalem die had. want dan zoudt ge uit eigen herinnering mee kunnen pra ten over de kermissen uit den tüd van de gou den eeuw en omstreken. Nu kent gü alleen de kermissen van nu en die van uw kinderjaren. die van uw kinder jaren waren verlicht de schoonste die gü niet anders kent dan als een rü. of beter, eenige rijen van kramen, waarin u de gelegenheid wordt geboden voor een dubbeltje of kwartje een zeer dubieuse kans te wagen door met een ring om een of anderen „prachtlgen" prüs te gooien, dezen prüs te bemachtigen, of. om het zelfde resultaat te bereiken een gekleurden bal door een of ander, zeer aanlokkelük, maar moellük te bereiken gaatje te werpen, of door het slaan van een kolossalen spüker in een kei- harden balk, of door het trekken aan een wil lekeurig touwtje, of.... maar ho. we zouden wel door kunnen gaan met het opnoemen van de mogelükheden. waardoor men misschien een prüs zou kunnen bemachtigen. Daar zün im mers nog de „klassieke” schiettent, de hengel- tent, de „vliegmachientjes” en nog zoo vele andere. Dat zün de kramen; maar op een ruim en gunstig punt staan de s[>ellen: de stoomdraai- molen. de gewone draaimolen, een glübaan. een autobaan, het vroolüke rad. de „schouwbur gen" en wat al niet Zoo is de kermis van tegenwoordig, zü het hiér onvolledig geschetst. Maar In de middeleeuwen, hoe was het toen? Ja. wü zün er natuurlük ook niet bü geweest, maar we hebben toch op ons genomen onze le zeressen en lezers eens op zoo n gouden eeuw sche kermis rond te leiden en hun er een, zü het onvolledlgen. Indruk van te geven. Geluk kig zün er in vroegere tüden menschen ge weest. die de goedheid hebben gehad een vol ledige beschrüving van zoo’n kermis te geven, teneinde het nageslachf daarover in te lichten. En latere kronlekschrüvers hebben op hun beurt die kronieken verzameld en er lüvige boe ken over volgeschreven. Zoo iemand was onder anderen onze oude Alkmaarsche vriend Hofdük. die in 1864 een boekwerk liet verschünen. dat uit zes deelen bestond, waarin hü nauwkeurig het leven van onze voorvaderen heeft opgeteekend en waar bij hü een flinke plaats voor de mlddeleeuw- sche kennis Inruimde. Puttend uit dat boek werk, zullen wü trachten voor de oogen van onze lezeressen en lezers een kermis uit de gouden eeuw te reconstrueeren. Houdt u ge reed!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1933 | | pagina 13