Alkmaar voor negen dagen m de middeleeuwen Kermis m 1 de jaarlijksche pret verzonken <11 Plezierige kermis! Het kermisgebak De draaimolen HOE HOFDIJK HAAR ZAG I I u b?) raV<\ ZATERDAG 26 AUGUSTUS Een bonte mengeling ar L i I r i t Visioen van dampende schotels F f .1 Lokkende geuren van poffertjes, oliebollen, soezen en Fran sche wafelen J Tot de oudste kermisvermakelijkheden behoort de kinderdraaimolen. En het is waarachtig niet alleen de jeugd, die hiervan profiteert. Ook ouderen genieten er nog graag van en grijpen dankbaar de gelegenheid aan, dat ze een kind tijdens een draai molenrit onder hun hoede moeten nemen. Dan komen vanzelf de beelden uit lang vervlogen tijden terug, toen het kermisvermaak bijna alleen uit draaimolens bestond. de en van de t is PLEZIERIGE KERMIS I gel g 1 .t o •h gens den. Dit gehad nog slechl duidelijk levensvrct heerlijk het jaar J met gel® omdat er Men /aa J dat draaien aanzien. Hier is het een jaloersche jongen, die ook zoo gaarne op zoo n leeirw zou zitten al was het maar op z’n kop doch die al geruimen tijd met z’n beide handen in z’n broekzakken grabbelt tusschen knikkers, steentjes, stukjes touw en onder al die schatten maar geen cent kan vinden, die hem veroorloven zou aan het vermaak deel te nemen. Verderop staan dienst meisjes. die de aan haar zorgen toevertrouwde schatten zoet houden met de mededeeling, dat zij er morgen ook eens In mogen zitten. Daarnaast broers en zusters, vaders, moeders, ooms en tantes van de gelukkigen, die daar heen rijden en wier vreugde hun eigen hart ver jongt, daar ze hen terugvoert tot de dagen, toen zij zelf nog een genot vonden in 1 draaien langs al dat klatergoud. Aan het opgetogen gezicht van dat meisje op den leeuw kan men het zien, dat zij uit kijkt naar haar familie, die ze in het voorbij- Straks... als de orgels der kermisvermakelijk heden weer negen dagen lang hun min of meer populaire wijzen zullen opdreunen, wanneer op het Hofplein weer het gestamp opklinkt van den .Stoom’’ en op het oude ziekenhuisterrein het gegil en gelach zal te hooren zijn van de tal rijken, die zich in het binnenste van de sensatle- baan zullen vermaken met de griezeligheden welke men daar kan beleven; wanneer de „di recties” van de diverse spullen het publiek in hun tent trachten te lokken, teneinde daar het nieuwste wonder op het gebied van vrouwen met een apenvacht, sprekende hoofden zonder lichaam en wat dies meer zij, te bewonderen; als tenslotte om piet te langademig te wor den de Minerva^s voor him geheimzinnig uitziende tentjes zitten te wachten op klanten, die hun toekomst willen ontsluierd zien, dan zullen ook de geuren van het kermls-gebak in al zijn verscheidenheid, over en tusschen de kramen en spullen hangen. Vette geuren, die menschen met gevoelige magen misschien lich telijk onpasselijk zullen maken, zoete geuren van soezen en „eerste kwallteif’-olieboUen, bo- terlge geuren van poffertjes en Fransche wa felen. ting worden door u een aantal porties van die kleine gebakjes besteld. De bediende snelt weg en geeft aan de eigenares van de tent de be stelling op. Deze geeft op haar beurt haar be velen aan de in haar onmiddeliyke nabijheid verkeerende koks, die met noeste Ijver de groote. zwarte gaatjesplaat in de boter zetten, weldra is de boter heet genoeg, de kok roert met een groote houten lepel in een geweldige pan met beslag, schept er een lepel vol uit en keert.de lepel op de plaat om. Het beslag loopt met een dunne straal in de gaatjes, welke dra met de witte substantie gevuld zijn. En telkens wordt deze handeling herhaald, totdat alle holten in de plaat zijn gevuld. Het sist aan alle kanten, een geur van boter en gebak stijgt op, de walm ijlt, al naargeland de wind is, de tent binnen of de straat op. prikkelt de neusgaten en lokt weer nieuwe klanten. Onderwijl dat het laatste gaatje met beslag is gevuld, is in het eerste gaatje het beslag reeds aaneen kant heerlijk bruin geworden. De kok keert dan met groote spoed, door middel van een vork, met verbazingwekkende handigheid de poffertjes want daar beginnen ze reeds op te gelijken om, teneinde ook den anderen kant bruin te laten worden. Nauwelijks is het laatste poffertje omgekeerd, of de eerste is reeds ge reed. Dan grijpt de kok van een grooten stapel een bord, en vult dit met een afgemeten hoe veelheid poffertjes. Het gevulde bord deponeert hjj bij zijn meesteres, die, met een groote boter- pot voor zich, ieder portie voorziet van een flinken kluit boter. Nadat over dit alles nog een flinke laag suikerpoeder is gestrooid, komt de gedienstige, laadt alles op zijn diep bord en Ijlt hiermee naar uw gezelschap, dat zich wach tende wel met moppen tappen of zingen heeft vermaakt. Gij wacht niet tot het gebak koud is geworden, doch tast onmiddeliyk toe endoet u tegoed. Gij zjjt stil geworden, want katjes die muizen, mau wen *niet, zegt het spreekwoord; en zeker niet als zij poffertjes eten. Als gij dan eindelijk voldaan zjjt, waarvoor het eerste pqrtie wel niet voldoende zal zijn ge weest, dan roept gij den dienstbare, rekent met hem af en verlaat daarna met een tevreden gemoed, een vollen maag en een 1/chtere beurs, de tent. Anderen stellen boven een portie poffertjes een portie fransche wafelen; u weet wel. van die heerlijke dunne koeken met breede op staande randen, die in fijne boter worden gebak ken en zoo heerlijk kunnen geuren. Ook die zijn in de poffertjeskraam te krijgen, terwijl er zelfs een geheel apa rte kraam voor bestaat. De meest verwende fijnproever loopt het water reeds in den mond, wanneer hij het fijne beslag met een sissend geluid tusschen de ijzers ziet gieten en aanschouwt, hoe weldra dat beslag wordt tot zoo n geurige, lichtbruine koek. Zoo gaat het met het kermisgebak, waarvan we de geuren straks weer met volle teugen zul len inademen en als we lang genoeg op de ker mis ronddwalen of in een gebaktent zitten, dan gaat die geur zelfs In onze kleeren zitten en in onze haren, we nemen ze mee naar huis en ons huis ruikt er ook al naar. Maar dat nemen we graag op den koop toe, want bet is maar eens in het jaar kermis. Dan rijzen voor uw oogen groote bergen van smakelijke, uitziende bruine bollen, bestrooid met zoete witte poeder, bollen, zóó uit de bak pan. walmend nog van de hitte die hen bruin deed worden. Ge zoudt er zóó in bijten, zoo lekker zien zy er uit. En ge kunt er ook In bijten, als ge eerst twee. drie, of meer centen hebt geofferd. Met zichtbaar welbehagen hapt gl) dan in dien bruinen bol. het vet loopt om uw mond, de vette oliegeur dringt ver In uw neus, uw lippen zitten vol poedersuiker, maar gij zjjt tevreden, want het is kermis en gij eet het na tionale kermisgebak. Doch daar staat op de kermis ook nog een groote kraam, voi blinkende spiegels, schitte rende lampen en hokjes, afgesloten met gor dijnen: de poffertjeskraam. Het is een visioen van dampende schotels vol gebak met boter- geuren, heen en weer dravende bedienden met witte buizen aan. van rinkelende vorken, mes sen. borden en glazen, van muziek en intieme vrooiykheid. Gij laat u niet lang verlokken doen- die zalig held en stapt met uw vrienden en vriendinnen naar binnen en laat u door het welwillende per soneel een gezellig hokje aanwijzen, waarin gij. verborgen voor de blikken van anderen, rustig kunt genieten van het gezelschap van uw clubje, van de muziek en van de poffertjes; van dat laatste vooral. Nauwelijks zyt gij gezeten, of een gedienstige geest staat voor u, en vraagt wat er alzoo verlangd wordt. Vol blijde verwach- tnUspanning, besteed wordt. Vooral de opgroeiende jeugd uit de steden hecht weinig waarde meer aan de kermis, en wanneer het platteland niet z’n contingent naar de kermisvlerende metropolls zond, zou het er met de stadskermissen droevig uitzien. Er zijn profeten, die uit dit alles afleiden, dat de kermissen haar tijd gehad hebben, dat zij bezig zijn zich zelf Ae overleven en spoedig door verval van krachten zullen overlijden. Het is mogelijk dat deze voorspellingen uit komen. Wij kunnen ons Indenken, dat velen dit nu niet bepaald een droevig sterfgeval zouden vinden en er veel tranen om zouden laten. Is er echter reden, om dit proces kunstmatig te verhaasten door verbodsbepalingen van over heidswege? Vooralsnog meenen wij van niet. Principieel hebben wij tegen kennissen geen overwegende bezwaren, mits alles gedaan wordt om de ge varen te voorkomen en excessen af te snijden. Het zou niet minder dan schuldige nalatig heid zijn, wanneer wij er niet op wezen, dat inderdaad de kermissen bijzondere gevaren meebrachten. Daar is allereerst de verleiding tot overmatig alcoholgebruik. Hoevele moeders, hoevele echtgenooten zien die dagen niet met angst en vreeze tegemoet, wijl ze weten, dat zoon of man geen weerstand kan bieden aan de alcohol-verlokklng. Menschen met een zwakke maag is het niet aan te raden, zich te wanen aan kermis- genot, als waarvan de drie hierboven af geheelde meiskes genieten. Maar al knijpen ze ook alle drie angstvallig de oogen toe, toch zijn we er zeker van, dat ze dolgraag nóg een ritje meemaken. w-g yanneer dit nummer onzen lezers onder de VV oogen komt, heeft de Alkmaarsche Ker- mis 1933, zij het officieus, haar Intrede gedaan Dan is reeds een colonne draaiorgels op de es heeft zonder twijfel grooten invloed i de kermlsviering. Een vergelijking met lts twintig-dertig jaar terug, doet dit 'zien. Er is niet meer die opbruisende :ugde, die dolle uitgelatenheid, dat Luit zijn”, omdat het hoogtepunt van de kermis, daar is. Weg is het royaal omspringen, wat zoo gemakkelijk kon, maandenlang voor gespaard werd, mvaardt de kermis nu als een der vele vermakelijkheden van het jaar, waarvoor een beknelden deel van het geld, beschikbaar voor ontspanning; er is zelfs voor velen een vacan- tie^ welke het mogelijk maakt andere genoe- Stelt u voor, dames en heeren, een stad ge lijk Alkmaar in de gouden eeuw, u weet wel, die eeuw, waarin Holland in een zoo grooten bloei verkeerde, dat deze eeuw tot nu toe als de gouden eeuw bekend staat. Deze stad dan. dames en heeren, mag zich in deze dagen, dat wij u haar laten zien, in een bijzondere drukte verheugen. Niet alleen, dat gij alle poorters en poorteressen in druk beweeg op straat kunt vin den, maar ook de boeren uit den wijden om trek. allen, mannen, vrouwen, jonge mannen en meisjes, in bonte kleuren uitgedost, als gold het een ongeëvenaard fees. Dat alles woelt in druk beweeg door elkaar, g? hoort hier iemand iets luid aan anderen .verkondigen en verderop een, die dit zoo moge lijk nog luider doet. Ge ziet kramen en opstan den, samengroepende menschen, in uw neus komt de geur van vet gebak. Vanwaar die drukte? Wel het is hier kermis en volop. Maar laten we u rondlelden, opdat ge met uw eigen oogen kunt aanschouwen, hoe onze voor vaderen en moederen hun kermis plachten te vieren. In heete garnalen en heete krabben, gelijk die jongen daar vooraan ze verkoopt, zult u voor- loopig nog wel geen trek hebben, waarom we hem dan maar voorbij zullen loopen. Doch daar verderop, daar is zeker wel wat te zien, want er drommen zooveel menschen samen, dat het lijkt of men er een zak met geld ten geschen ke krijgt. Het is echter een Jan Pottazy, ofwel een hansworst, die door zijn grimassen en potsen de omstanders doet schateren van den lach. Neven hem is een goochelaar zijn kunsten aan het vertoonen; zijn publiek staat met een „open- monden-verbazing” naar zijn verrichtingen te kijken en snapt niet, hoe de kerel het voor el kander krijgt. Daar zit vast de duivel achter, hoe zou een gewoon mensch dat kunnen? Het zelfde wordt gedacht en gezegd van den vuur- spuwer, die met den gochelaafr samenwerkt. Weer wat verderop is hoog van den grond *n koord gespannen, een dik koord, strak gelijnd tusschen twee stevige palen; een ladder steunt tegen een van deze. Een groote drom volks staat rondom en vergaapt zich aan een zonder ling gekleede jonge vrouw. „Dat is nieuw" zeggen sommigen; ..ach, een vrouw, wat onbeschaamd” klinkt het uit den mond van een zedig boerinnetje en ze trekt haar rok wat recht. Inderdaad is daar voor deze stad wat nieuws te zien. Koorddansers is men wel gewend en zijn dus niets nieuws; maar een vrouw op het koord I Dat is voor vele plat telanders wel wat kras, maar niettemin kijken ze hun oogen uit naar de gevaarlijke toeren die de acrobate op het koord verricht. Zjj loopt op het touw heen en weer, draalt zich om en de hand. En haar broertje, die oolijkerd op het paard daar naast haar, lacht wat met den angst, die op het gelaat van zijn moeder te lezen staat, omdat haar lieveling daar maar zoo achterstevoren op dat beest zit. Dat is nu onze oizd-Hollandsche draaimolen of zooals onze vaderen hem noemden mallemolen, die den strijd om het bestaan op onze kermissen tegen den grooten, deftigen broer, de stoomcarpusseL nog steeds dapper volhoudt. Gelukkig maar, want het zou toch werkelijk geen^heusche” kermis zijn, wanneer op de Laat of de Nieuwesloot hun plaatsen open bleven. Ja, 1 is waar, ook deze meest geliefde kermis attracties onzer kinderjaren zijn niet geheel ontkomen aan den Invloed der nieuwere tijden. Hoe lang is het alweer geleden, dat onze pret tigste kermlsbezigheid was, te helpen douwen in den draaimolen van Schoenmaker? Als waak honden hielden we de wacht bij den nog ge sloten molen, om, zoo gauw het scherm opging, onze gratis beweegkracht aan te bieden. Ge lukkige uitverkorenen, die door protectie van baas Schoenmaker of omkoopery van een zijner knechts, een plaats aan een der stangen kregen toegewezen. Eerst was het dan eenige ronden lang duwen met al de kinderlijke krachten. Dan een tik op de bel en we sprongen op den mo len, die nu op eigen kracht verder moest draai en. Wanneer dat wat te lang duurde de lengte van een rit was afhankelijk van het aantal wachtenden kwam het tweede teeken: remmen. De eereplaats was dan de plank, die werd uitgegooid en zoo zwaar mogelijk met menschenmateriaal belast om 1 draaiende ding tot stilstand te brengen. Later op den avond werden de slaperige „kinderkrachten” vervangen door één paarden kracht. Arm beest, dat het eentonige clrkel- gangetje zooveel duizenden keeren in z’n leven moest maken. Nu is dat alles anders geworden. Konlng „mo tor" heeft gezegevierd, 't Mag zijn, dat de be weging nu gelijkmatiger en sneller is, maar een deel der echte poëzie is door deze „neue Sach- lichkeit” toch maar weer verdwenen. Enfin, laten we ons verheugen, dat nog niet alles weg is. en in de kemende dagen onzen kaderen, neefjes en nichtjes en, och ja. óók dat kleine schooiertje, dat met zoo’n smachtend verlangen staat toe te zien de i. nodige mid delen niet onthouden, cm hun hoogste en ge lukkig nog zoo onschuldig verlangen te be gaan aanstonds weer blij zal toejuichen met vredigen. We hebben den tijd geleend, dat een lachbuis alleen bestond uit bol-vormige spiegels, die de beelden zóó wanstaltig terugkaatsten, dat zelfs de meest verstokte Nurks lachkrampen kreeg. Hiernevens een modern lachhuis. Daar begint de pret al vóór men binnen is. En vanuit het inwendige van de tent klinken alsmaar lachsalvo’s op die verraden, hoe groot het pleizier er fa. Wanneer op de pleinen en in de straten, waar de reizende kooplui hun verplaatsbare winkels opslaan, de menschen nog druk bezig zijn met het bouwen van tenten en kramen; als krach tige mannen hoog in de lucht, schrijlings ge zeten of liggend op houten geraamten, aan tou wen gebonden planken en balken omhooghij- schen en die met een nijdig gezicht in sleuven en «aten trachten te passen dan wordt het floot e. ronde gordijn, waarvan in de laatste dagen door de nieuwsgierige jeugd reeds zoo dikwijls een tipje was opgelicht, weggenomen en hel-gekleurde, grijnzende leeuwen en fiere paarden vertoonen zich in al hun pracht tegen een achtergrond van zwart, met kristallen be zaaid fluweel. Tegelijk klinken de schorre tonen van een groot draaiorgel en het duurt nog maar heel kort of de draaimolen raakt in beweging. Reeds bij z’n eersten draai heeft hjj al Jonge klanten, die een genot vinden in het snelle rondzwieren, waardoor zij in een oogenblik heel de wereld schijnen door te reizen, een wereld, die er dan zoo vroolyk, luchtig en dansend uitziet, zoo ge heel anders, als wanneer zij er te voet door gaan. En altijd staan er veel menschen om dien molen, die met verschllleilde gewaarwordingen Jarenlang maakte Antoon Benner’s Saloncaroussel de trots en het grootste vermaak u ^knuiaTsche kermis uit. Het Hofplein en wijde omgeving werden beheerscht ao°t inderdaad feeëriek verlichte en luxueus uitgedoste bouwwerk-voor-een- week. Den ouderen onder de lezers zal het daarom goed doen, op deze plaats het voorgevel-bovengedeelte afgebeeld te zien. De foto wekt herinneringen op aan zoo prettige kermisdagen, die thans voorbij zijn Voorgoed? om. tilt haar eene been op, wat een bewonde renden uitroep by den een en een afkeurend hoofdschudden bij den ander uitlokt en zwaait met een vergulden stok heen en weer. Als de toeren zijn gedaan, regent het kope ren muntstukken op het oude kleedje, dat voor dat doel op den grond ligt. We gaan weer verder en komen dan. na eerst bij een besje warme oliekoekjes met krenten en Sinckeneutjens te hebben gekocht, bjj een langen man van n donker type Hjj staat bo ven op een opstand met een kist naast hem. Hjj oreert met luider stemme over de ziekten en kwalen der menschheld. Het is een Italiaan die geweldig staat op. te snijden over zijn ken nis van allerlei en vreeselijke ziekten, overal weet hjj raad op en weet zijn toehoorders, dat zijn er velen, met een reeks van voorbeelden te overtuigen van de waarheid zijner beweringen. Hij jaagt zijn toehoorders en hoorderessen de stulpen op het HJf. wanneer hy een griezelige opsomming ten beste geeft van de gevaren, waaraan zij dag in dag uit bloot staan: met een angMaanjagende nauwgezetheid beschrijft hij het verloop en de gevolgen van gruwelijke kwa len. om tenslotte, als zijn toehoorders, heele- maal van hun stuk gebracht en vol verlangen en verwachting het oogenblik verbeiden, waar op de wonderdokter het verlossende woord zal zeggen, hoe zij aan al dat vreeselijke kunnen ontsnappen en hun de middelen zal aanprijzen, waarmee zij die kwalen zullen kunnen voorko men. of. indien zij er reeds mee zijn behept, kunnen genezen. te trachten hun „kruyt voor de wormen” te verkoopen! Wie denkt er aan. om op zoo’n feest, als de kermis, zich een kies te laten trekken? Tegen woordig natuurlijk niemand, maar op deze ker mis zien we, even voorbij den kwakzalver, een Turk staan, die u voor een luttel bedrag met een vervaarlijke tang van een pijnlijke kies be vrijdt. En gelijk u ziet, heeft hjj het nog druk ook. Zoo ziet het gewone deel der kermis er uit, maar er is ook nog iets anders. In de verte zien we een groote drukte en een aantal wapperende kleurige vlaggen, daar vast iets bijzonders aan de hand. Inderdaad is daar iets bijzonders Laten toch zij. die zich zwak kennen op dit punt, de uiterste voorzichtigheid in acht ne men! Het eenige middel, om deze dagen van pret, voor zich en de hunnen niet te maken tot dagen vandroefheid en schande, is het verre blijven? van de verleiding. Is het verder nog noodlg te wijzen op groote gevaren, welke deze dagen opleveren voor de zedelijkheid? Veel meer dan anders loert de verleiding. Grooter vrijheid in den omgang, zinneprikke- lende films of tooneelstukken, een meer dan normaal alcoholgebruik, dit alles kan leiden tot moreele excessen, die over een geheel verder le ven een droeve schaduw werpen. Hier past een hoogst ernstig woord van waar schuwing tot de ouders en hen, die minderja rigen in hun huis hebben Weest toch waak zaam. en laat u niet verblinden door de ge- makkelijke leuze: „nu ja, t is toch kermis”. Heb ook niet te veel en te goed vertrouwen. Bedenk wel. dat velen, die meenden veilig en sterk te staan, door de bijzondere verleiding van deze dagen, van hun hoog voetstuk zijn gevallen. WIJ hebben gemeend In dit kermlsartikeltje een waarschuwing als hierboven niet achterwe ge te mogen laten, niet, omdat wij gaarne als wijlen oom Nurks de pret willen bederven, maar wijl het onze plicht is open oog te hebben voor de werkelijkheid, óók al is deze minder mooi. Laten we dan eindigen in een ietwat vroo- Hjker toon. Van harte sluiten ook wij ons aan by den wensch, welke in deze dagen, zoo wel mondeling als schrifteiyk in ryke mate over onze medeburgers wordt uitgestrooid: aan de hand, iets, wat ons, 20ste eeuwsche stervelin gen, met afschuw vervult. Men is daar aan het ..ganzentrekken”. Ge ziet een aanal boe renwagens met groot gerammel op een bepaald gedeelte heen en weer rennen, de paarden zwee- ten gansch van h*t zware werk. Midden op zoo’n wagen staat een boer, die met zijn groven knuist, op het oogenblik dat hij er met zijn wagen onderdoor rijdt, rukt en trekt aan de hals van een gans, die met gebonden poolen aan een lijn hangt. Wie het arme beest er af trekt, mag hem houden. Dit is niet de eenlgste „verheven" sport, die men er in de gouden eeuw op na houdt. Daar is ook nog het „paauw-kneppelen". Ge ziet daar een prachtigen pauw vol ijdelen trots heen stappen, pronkend met zijn prach tige veeren; maar ach, door een harden, zwaren knuppel, gezwaaid door een half beschonken knuppelaar. getroffen, ziet gij het beest ge wond. misschien reeds gedood, neerstorten. Maar laten we niet lang hier stil biyven staan, er zyn andere minder onbeschaafde ver maken Ge treft er nog eenige schouwburgten- ten aan, waar de „artlsten” zoo goed en zoo kwaad als het kan, het publiek onder den in druk trachten te brengen van het drama of blijspel, dat zy ten tooneele voeren. Dan zyn er nog de liedjeszangers, die u in eigen gedichte verzen op min of meer eento nige wyze verhalen van een op anderen plaats gehad hebbenden moord, van ’n terechtstelling, of van een hartroerende liefdesgeschiedenis. En hiermede, geachte dames en heeren, zul len we dezen kermlsrondgang in de gouden eeuw beëindigen. We hopen, dat wy u eenigszins een indruk hebben gegeven van een echte Holland- sche kermis uit dien tUd. al maken we volstrekt geen aanspraak op de volledigheid van dien in druk. Er is nog veel, wat wy u niet hebben la ten zien: we zyn met u niet de herbergen bin nengetreden, we hebben u niet gewikkeld in de vaak bloedige gevechten, welke tydens zoo’n kermis pleegden gehouden te worden, we heb ben u niet getoond, noch verhaald van de vele kermisgebrulken uit die dagen, etc. eet. We heb- ben u slechts het voornaamste, de eigenlijke kermis, laten zien en we meenden dat voor dezen keer wel voldoende was. Maar van dezen gezamenlyken tocht naar de gouden-eeuwsche kermis hebben wij wel de overtuiging meegekregen, dat gü ongetwijfeld uw eigentydsche kermis liever hebt, dan die van eenige honderden jaren terug! Ja. geachte lezeressen en lezers, gy kent alleen de kermis van den tegefcwoordlgen tyd; alleen maar, omdat gy niet een leeftyd hebt gelyk on ze ouden vriend Mathusalem die had. want dan zoudt ge uit eigen herinnering mee kunnen pra ten over de kermissen uit den tyd van de gou den eeuw en omstreken. Nu kent gy alleen de kermissen van nu en die van uw kinderjaren, die Van uw kinder jaren waren verlicht de schoonste die gy niet anders kent dan als een ry. of beter, eenige rjjen van kramen, waarin u de gelegenheid wordt geboden voor een dubbeltje of kwartje een zeer dubieuse kans te wag^n door met een ring om een of anderen „prachtigen” prys te gooien, dezen prys te bemachtigen, of. om het zelfde resultaat te bereiken een gekleurden bal door een of ander, zeer aanlokkeiyk, maar moeiiyk te bereiken gaatje te werpen, of door het slaan van een kolossalen spyker in een kei- harden balk, of door het trekken aan een wil lekeurig touwtje, of.... maar ho. we zouden wel door kunnen gaan met het opnoemen van de mogelykheden. waardoor men misschien een prys zou kunnen bemachtigen. Daar zyn im mers nog de „klassieke” schiettent, de hengel- tent, de „vliegmachientjes” en nog zoo vele andere. Dat zyn de kramen; maar op een ruim en gunstig punt staan de spellen: de stoomdraai- molen. de gewone draaimolen, een glybaan, een autobaan, het vroolyke rad, de „schouwbur gen” en wat al niet. Zoo is de kermis van tegenwoordig, zy het hier onvolledig geschetst. Maar in de middeleeuwen, hoe was het toen? Ja, wy zyn er natuuriyk ook niet by geweest, maar we hebben toch op ons genomen onze le zeressen en lezers eens op zoo’n gouden eeuw sche kermis rond te lelden en hun er een. zy het onvolledigen. indruk van te geven. Geluk kig zyn er in vroegere tyden menschen ge weest, die de goedheid hebben gehad een vol ledige beschryving van zoo’n kermis te geven, teneinde het nageslacht daarover in te Jlchten. En latere kroniekschrijvers hebben op hun beurt die kronieken verzameld en er lyvige boe ken over volgeschreven. Zoo iemand was onder anderen onze oude Alkmaarsche vriend Hofdyk. die in 1864 een boekwerk liet verschynen, dat uit zes deelen bestond, waarin hy nauwkeurig het leven van onze voorvaderen heeft opgeteekend en waar bij hy een flinke plaats voor de mlddeleeuw- sche kermis Inruimde. Puttend uit dat boek werk, zullen wy trachten voor de oogen van onze lezeressen en lezers een kermis uit de gouden eeuw te reconstrueeren. Houdt u ge reed! na een grondige en deskundige keuring hun muzikaal gehalte den tocht door stadswyken begonnen; dan hebben de draaimolens hun grauwe alu tzellen opgerold en de spes patriae verlok kend toegelachen om de eerste Kermiscenten te offeren; dan begint reeds over de stad te hangen die eigenaardige lucht, dat mengsel van ollebol- wafel-en zuurtent-geuren. Het is Kermis. Welk een byna magischen invloed heeft dit woord door alle tyden heen, geoefend op het ploeterende menschdom. De kermis, die deed den stedeling zoowel als den dorpsbewoner losbreken uit de dageiyk- ache sleur van zyn arbeid: de kermis, die wischte standen en rangen uit en maakte den styf-deft.gen burger tot een joligen kwint, die het niet „erg" meer vond zyn levensvreugde naar bulten uit te dragen. Zóó iets kon alleen maar geschieden door een ffeest, dat wortelde in een eeuwenoude traditie. Inderdaad, als er één feest is. dat innig sa mengegroeid is met de bevolking der wester- ■che landen, dan is het wel de kennis. Ontstaan uit de Jaariyksche herdenking der kerkwyding. heeft het weliswaar zyn religieusen inslag verloren, en is in vele opzichten van zyn oorspronkeiyken aard afgeweken, doch met te ontkennen is, dat, méér dan by welk volksfeest ook, hier oer-oude gewoonten een groote rol spelen. Niet onwaarschyniyk is dit een der redenen, waarom de kermissen, ondanks veel bestryding^ zich op zoovele plaatsen nog hebben gehand haafd. Natuuriyk spreken by overweging van de vraag, of de kenmsgen zullen biyven of niet, ook economische factoren een hartig woordje mee. In de kermisdagen gaan de beurzen royaler dan anders open en het geld rolt in vlotter tempo dan op gewone tyden. Er wordt door honderden een extra duitje verdiend, dat een welkome reserve vormt voor de donkere winter dagen. Houdt een plaats geen kermis, dan wordt dit geld misschien elders verteerd tot schade der eigen neringdoenden. Als derde grond om het bestaansrecht der kennissen te verdedigen wordt veelal genoemd, de noodzakelykheid voor den werkenden mensch om zich enkele dagen in het jaar te kunnen ontspannen. Het komt ons echter voor, dat dit argument in den loop der jaren heel wat aan sterkte heeft ingeboet. Ja, vroeger was dat stellig ten volle Juist. Toen had de gewone man in onze streken wei nig andere ontspanning dan de Pinksterdagen en de kermisweek. Eindeloos lange werkdagen had hy te maken en ook des Zondags was er door gebrek aan communicatiemiddelen weinig of geen gelegenheid zich te ontspannen. Maar dit is nu toch wel radicaal anders. Zoo wel in de dorpen als in de steden is de kermis niet meer de eenige gelegenheid om geest en lichaam ontspanning te geven. 10- is gekomen een kortere werktyd; er zyn gemakkelyke verbindingen niet de centra van tie?', welke het mogeiyk maakt andere smaken dan de kermis vermag te bie-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1933 | | pagina 29