D
M
p
7]
L J
Druivenbladeren als
versiering
VOOR DE KEUKEN
ONZE HERFSTCOSTUMES
BREIWERK
KNIPPATROON
Nuttige wenken
I
Nog eens iets over
leerbewerking
KINDEREN VAN
DE STRAAT
•t
d
Verschillende gevraagde recepten
Gebreid damesvest
T
<it
Pakje voor jongens van plm. 4 jaar
1
ADRIANA KNUIST—POLLEPEL
champagne-
of
M.
ge
ldige
laar
PO LA
-1»
kan berekenen hoeveel
k
in licht wijnrood of bij
to-
s
DINY
Die ge-
'c
m-
>te
Het onaangename van emaille afwasch-
bakken, emmers enz. is, dat, wanneer men
beschadigde plekken krijgt en het Ijzer te
zien komt, dit eveneens roestvlekken geeft,
indien men de voorwerpen na gebruik niet
grondig afdroogt.
Roest tast metaal steeds erger aan, daar
om is het noodig metalen voorwerpen regel
matig na te zien en kleine roestplekken met
schuurpapier af te schuren of met ’n lapje
met petroleum afwrijven, indien dit in ver
band met de bestemming geen gevaar op
levert.
boven
gloeid
Abdijsiroop, zooals die In den handel is,
wordt volgens een geheim recept
bereid,
is mij
n t
ram
cht-
vast.
en hij
verlies van voedzame bestanddeelen en.
vuile handen!
tuur
sge-
Van
der
al-
IO—
de
de
en
St.
dat
die,
'erd
*ds
Appelmoes kunt U zeer vlug en lekker
maken. U neemt t benoodlgd aantal ap
pels en steekt met den appelboor de klok
huizen eruit. De goéd gewasschen appelen
behoeven niet geschild te worden, wanneer
U de appelmoes, als ze gaar is, even door
een zeef, bij voorkeur een moderne „draal”-
zeef doet- Het niet-schillen spaart veel tijd.
it_
i<
or
jk
in
de
iet
de
sr
d-
ar
de
kar
den
■er-
ar
oe
m
m
sfl
et
te
te
n,
ze
B-
ns
iet
3a
it-
de
tn.
tts
9-
van
der
t te
en
lijke
echt
itoor
i in
is
de
er-
en kan dit vest met lange mouwen,
dat in de taille met' één knoop ge-
of
‘‘Een recept van Druivenborstsiroop
evenmin bekend.
later
sap
DE VRÓUW EW HAAR HVISHOUOMCÏÏ
De mouwen begint men aan den onder
kant. Men zet 42 st. op en breit eerst 6
toeren r., verder in patroon, waarbij men
In eiken 7den toer, aan weerskanten van
de naald, 1 st. meerdert. Men gaat zoo door
tot men ongeveer 45 c-M. heeft. De mouw
moet in elk geval lang genoeg zijn aan den
onderkant, eer men begint
aan de bovenronding. Daar-
voor kant men eerst, aan
/'L-i weerskanten van do naald, 6
st. af, vervolgehs 3 keer 1 st.
L en verder telkens 3 st. aan
het begin van elke naald, tot
P* men nog 10 st. overhoudt, die
men afkant.
Voor de afwerking naait
men eerst de schoudernaden
dicht en de mouwen in en
men naait het randje langs
den hals van het rugpand. Dan strijkt
men het breiwerk onder een vochtigen
doek, waarna men de zijnaden dichtnaait
en den knoop aanzet op de ceintuur.
DORA
Oude jumpers, b.v. met gaten in de mou
wen, dunne plekken, enz. kunnen meestal
nog uitstekend gebruikt worden om er ’n
modern mutsje voor Uzelf of uw kinderen
van te maken. Ook wollen dlrectoirtjes voor
uw kleine dochtertje of een warme tus-
schenvoering Inplaats van wattine voor *n
klein jasje!
Roestige plekken op metalen voorwerpen
en roestplekken in waschgoed zijn beide
een doorn lp het oog van een huisvrouw.
Indien men roestvrij staal of verchroomd
metaal kiest bij de aanschaffing der di
verse verbrulksartikelen, dan behoeft men
zich geen zorg te maken over roest.
neemt men een kop vol zelfrijzend bak
meel, *n weinig zout en het een of andere
smaakje zoo men wil. Men klopt de eieren,
roert de bloem erdoor met zout en smaak
je en roert er zooveel koud water door tot
het geheel "n dunne gladde massa is
geworden.
In een diep pannetje laat men slaolie of
frituurvet zóó heet worden, dat de blauwe
damp er af slaat, houdt daar eerst het
schoone droge ijzer in en doopt het dan
niet verder dan tqt aan den bovenrand
in het beslag; daarna dompelt men direct
het ijzer in het heete vet, waarin de wafel
dadelijk bruin wordt.
Men laat de Wafels na het bakken uit
druipen en bestrooit ze met poedersuiker.
Voorpanden. 50 st. opzetten, 6 toeren r.
breien; daarna breit men ’t patroon, waar
bij men echter de 6 eerste st. aan den voor
kant steeds r. breit. Deze 6 steken moeten-
'n geribd randje vormen langs geheel de
voorpanden. Als- men evenveel in patroon
heeft gebreid als bij den rug, breit men,
met dunnere naalden, de ceintuur, waarin
men, in het rechtervoorpand, midden in 't
randje, een knoopsgat breit. Men kant
daarvoor 2 st. af en zet in den daaropvol-
genden toer boven de afgekante weer 2 st.
by op. Na de ceintuur breit men weer in
patroon tot men nog 11 cM. heeft. Dan min-
dert men 1 st. na de 6 st. van het randje
en men herhaalt deze mindering in eiken
8sten toer. Is men aldus genaderd tot aan
het armsgat, dan mindert men daarvoor
evenals bij de armsgaten van den rug en
breit verder door tot het armsgat even
hoog is als bij den rug, waarna men het
armsgat op dezelfde wijze af kant. Op de
6 steken van het randje breit men echter
nog 5 c.M voor de afwerking van den rug
A.°
>ud
ito,
1st,
er-
ien
en,
jke
de
ier
ran
Voor een van de bouwvallige huisjes in de
Vlaamsche gas, die kazernes van armoede,
houden ze stil. „Daar lelt Bet,” zegt-ie,
omhoog wijzend. „Salussie!” Daar ligt ze
Het groezel-bleek gezichtje, met het sluike
peenhaar in een dun vlechtje op het gore
kussen. De oogen staan flets en suffig. De
smalle schoudertjes zijn hoog opgetrokken:
ze is rillerig niettegenstaande het zomer
weer. Wat weet ze eigenlijk ook van het
zomerweer af? Ze ziet het aan de wasch
van driehoog er tegenover, die zomers bul-
tenhangt en misschien aan het kleine vlek-
een
massa.
zware
Kunnen uw kinderen geen levertraan
slikken, terwijl t toch zoo goed voor hen
zou zijn? Probeert U 't eens in sinaasappel
sap of wat limonade. Als ge niets erbij
zegt, proeven ze *t hoogstwaarschijnlijk
nauwelijks!
Tirtl gaan al weer een seizoen in met
W dezelfde lijn, hetzelfde vrouwelijk
silhouet, want nog steeds zijn de
rokken glad om de heupen en is de lengte
tot halverwege de kuit. De taille blijft op
de natuurlijke hoogte of wat lager, wat de
figuur nog iets meer soepelheid verleent.
De mouwen blijven nog het troetel
kindje van mevrouw Mode. Wij zien dit
b.v. bij fig. 1094, waar de heele mouw ver
sierd is met banden van lichtgrijs fluweel.
De japon is gemaakt van *n zware zwarte,
wollen stof. Heel typisch is het opgestikte
plastion en de lijn die eindigt in een paar
uitstaande zakjes. De ceintuur nemen we
van dezelfde stof en het kraagje eveneens
van grijs fluweel.
Fig. 1095 Is een donkerblauwe japon, die,
zooals we op de teekening kunnen zien,
heel typisch, geknipt is. De das is van veel
kleurige gestreepte zijde, die ook op de
mouwen is verwerkt.
Wij zien in fig. 1096 een leuke sportieve
jurk. We nemen hiervoor gestreepte stof,
die we in verschillende richting verwerken.
Een grijs met blauwe streep versieren we
b.v. met blauwe knoopen en een grijs kraag
je en grijze manchetten. Een beige en mo
de streep met roode knoopen, etc.
Wafelen. Voor een flinke hoeveelheid
wafelen heeft men noodig; 54 pond bloem,
1 ons boter, 125 gram basterdsuiker, 1 ei.
’n snufje zout, een half glas spuitwater en
voor smaakje een weinig kaneel, afgeraspte
citroenschil of vanille.
Men kneedt al deze ingrediënten goed
door elkaar en vormt er balletjes van ter
grootte van een knikker.
Het wafelijzer bestrijkt men met boter,
laat het eerst even heet worden en legt 't
deegballetje er precies midden op. Dan
knijpt men het Ijzer dicht en bakt de wafel
aan belde kanten lichtbruin boven een gas
sloten wordt, breien van effen
gemengde woL Naalden no. 3 of 254.
Men begint aan den onderkant van den
rug, waarvoor men ongeveer 84 steken op
zet en breit eerst een randje van 6 toeren
ribbels, dus enkel rechts. Dan begint men
aan het patroontje, dat uit 2 toeren be-»
staat: le toer: r., 2e toer: 1 r. 1 aver. Heeft
men hiervan 7 cM. gebreid, dan breit men
een ceintuur van 3 c.M. 1 r. 1 aver. Men
neemt hiervoor dunnere naalden dan voor
het overige breiwerk. Na de ceintuur breit
men verder in patroon tot men nog onge
veer 22 cM- heeft, waarna men begint te
minderen voor de armsgaten. Men kant
daarvoor eerst, bij het begin van de eerst
volgende twee toeren, 5 st. af en taindert
vervolgens nog 3 keer 1 st. aan weerskanten
van de naald. Dan breit men verder recht
door in patroon, tot het armsgat 15 cM.
hoog is. Bij het begin van de eerstvolgende
toeren kant men dan 3 keer 7 st. af voor
de schouders en vervolgens kant men alle
andere steken af.
Appelgelei. Afgevallen, wormstekige en
nog niet geheel rijpe appelen zijn alle ge
schikt voor het maken van een smakelijke
gelei, die uitstekend bewaard kan worden
en met zijn prachtig doorschijnend rood
bovendien een lust is voor de oogen.
De appelen worden hiervoor niet
schild, doch eenvoudig In vieren gesneden
en ontdaan van het wormstekige. Dan wor
den ze gewasschen en met zooveel water
dat ze er precies even onder staan, te ko
ken gezet. Om den smaak van de gelei wat
pittiger te maken, kan men er eenlge
kruidnagels bijvoegen of wat zeer dunne ci
troenschil, ofwel men voegt wat citroensap
bij het appelennat.
Men laat de appelen koken tot ze door
en door gaar zijn, dus tot moes uit elkaar
vallen. Dan laat men al het nat ervan dooi
een doek ultloopen. Men kan zich daarbij
behelpen door een stoel omgekeerd op een
tafel of aanrecht te, plaatsen en een doek
met de vier punten aan de stoelpooten vast
*te binden. Daaronder, op de omgekeerde
stoelzitting, plaatst men dan de pan waar
in men het vocht wil opvangen. Deze pan
wordt eerst gewogen, waardoor men
gemakkelijk
men heeft.
Is al het sap uitgeloopen, dan wordt het
gewogen en met eenzelfde gewicht aan sui
ker gekookt, tot één enkele druppel ervan
niet meer uitvloeit op een koud steenen
bord. De gelei moet helderrood en door
schijnend wezen. Wordt het sap te lang
gekookt, dan verkleurt het tot bruin.
Wafelen in sla-olie gebakken. Men heelt
hier speciale wafelijzertjes voor, waarmee
men in zeer korten tijd een heel aantal
wafelen kan bakken. Een eenvoudig recept
hiervoor Is het volgende: Bij 1 of 2 eieren
terwijl
gewoon
kan worden en
zonder afwerking ge
laten. ANEMOON
yj-^hans geven we een overzicht van
brandwerk op leer. Voor deze behan-
deling hebben we verschillende brand-
staafjes noodig, welke we in huisvlljtwin-
kels kunnen koopen; staafjes, waarmede
we rechte, ronde (gebogen) lijnen enz.
kunnen maken, en ook naalden, waarmede
we stippen in verschillende grootte kunnen
branden.
Iemand die een beetje handig is, zal al
deze gereedschappen van een paar spijkers
kunnen vervaardigen die hij verhit en in
den juisten vorm buigt en bijvijlt, en
welke in klosjes gedreven worden ter dikte
van een bezemsteel, zoodat we ze stevig
vast kunnen houden.
Bij de leerbewerking komt het er op aan
om de verschillende gereedschappen goed
te gebruiken. Men moet bijv, zeer regelma
tig en vooral niet te zwaar drukken; goede
regelmatige lijnen moeten verkregen wor
den en men moet dus wel een beetje vaste
hand hebben voor dit werk.
Alvorens met de bewerking te beginnen,
lijmen we op een houten klosje een stukje
leer met den ruwen kant naar boven. Dit
wordt licht bestrooid met fijn amarllpoeder
en dient om de heete brandapparaten
schoon te schuren alvorens ze te gebruiken.
Kies den eersten keer een eenvoudig
ontwerp voor het versieren van een boek
omslag, tasch, portemonnaie, een met leer
overtrokken doosje, enz.
U begint bijvoorbeeld met het branden
van een monogram. U teekent het op pa
pier met een cirkel of vierkant er omheen.
Prik het motief op de plaats waar ’t komen
moet vast met een paar dunne naalden.
Neem het gereedschap voor een rechte of
gebogen lijn en verwarm dit op een gas
stel. Weinig hitte is sléchts noodig voor het
brandwerk.
U zult eerst eenlge vaardigheid moeten
verkrijgen en daarom raden we U aan eerst
te oefenen op een klein stukje leer, alvorens
aan het origineel te beginnen.
Het kan bijv, zijn, dat uw ijzer te heet
is en dan zou men het leer verbranden. De
goede warmte is verkregen, wanneer het
gereedschap een zuivere diepe lijn op het
kleine stukje leer overbrengt. Neem een
nat lapje bij de hand om het gereedschap
af te koelen. Begin nu met het gereedschap
van het gasstel te nemen; probeer de hitte
en maak het voorwerp schoon door één of
twee halen over het met amarllpoeder be
strooide leerblokje te geven.
Over het papier heen volgt U nu met
het brandapparaat alle lijnen die met het
verwarmde gereedschap geraakt kunnen
warden. Geef voldoenden druk, zoodat een
zuivere Indruk onder het papier verkregen 1
wordt.
- Nadat alle lijnen bewerkt zijn met de
daarvoor bestemde apparaatjes, verwijdert
U het papier. Het monogram zal er waar
schijnlijk onduidelijk, brokkelig in.staan en
de geheele teekening moet nu overgetrok
ken worden om onduidelijke gedeelten te
verbeteren.
Is dit klaar, dan gaat men over tot het
schilderwerk, dat men naar eigen smaak
kan doen. Goede verf voor leerwerk
wordt gemaakt door bij den verfhandel
houden nog steeds de appels
„Hal Keesie! van dikke Mie!’
hield de rooie appels In de hoogte.
„Gekregen?’ vraagt Keesie ten hoogste
verbaasd over de vrijgevigheid van dikke
MIe.
„Gekratst!" zegt hij triomfantelijk. Gul
gooit hij er eentje naar Keesie, dle-em op
vangt, en alle twee bijten ze in de rooie
wangetjes.
„’t Benne fijne van 18 cente t kilao!’ en
hij gilt het weer op den toon van dikke MIe.
Dan slenteren ze weer samen verder, sjok,
sjok met de handen In de zakken. De ap
pels zijn al lang op, maar hij proefde ze
nog na. „Toffies hé, die appels van dikke
Mie,’ zegt hij na een poosje en hij smakt
nog eens. ,JCk heb er nog eentje voor
Bet.’
’t Moet wel een erge opoffering voor hem
zijn om een van die „toffe” appels te be
waren, maar ze zijn ook voor Bet!
je Intens blauwe lucht, dat eigenlijk
dissonant is tusschen die groezele
De jongen dreunt de trap op, de
voetstappen dof naklinkend op de wrakke
treden. Als hij binnenkomt heft zij moe 't
hoofd op.
„Hier Bet hei je ’n appel”. D’r suffige
oogjes klaren een oogenblik op en begeerig
grijpt ze met d’r uitgeteerde bleeke hand
jes naar de blozende vrucht.
Hij blijft er naar kijken, hoe of ze 'm
opeet, eerst gretig, dan langzaam, heel
langzaam. HIJ kijkt als het ware ieder stukje
na. Het was ook zoon lekkere appel.
nog een gedeelte weg, zooals in fig. 2. Bij
vilten bladeren kunt U de nerven in
schroeien, terwijl de
omtrek gewoon ge-
knipt
vlam, of, beter nog,
een doorge-
kolen- of
houtvuur.
Blijkt de eerste
wafel bij het bakken
wat massief te wor
den, kan kan men
het beslag nog wat
verdunnen.
enomen maten: broeklengte 34 f.M.,
heupwijdte 72 c.M, mouwlengte 35
cM. Benoodlgd: 2 M. stof van 80 cM.
breedte, 90 cM. voering voor de broek, 2
kleine knoopjes, 7 groote knoopen.
Voor dit pakje neemt ge fluweel, peau de
pêche of matting. Ge maakt het patroon-
tje op de aangegeven maten; wanneer ge
voor de broek een rechthoek opzet, welke
42 c.M. lang en 48 cM. breed is, kunt ge
hierin alle aangegeven maten afteekenen,
waarna ge het patroon op de vaste lijnen
uitknipt. Wilt ge zakken in het broekje
hebben, dan maakt ge hiervan even apart
een patroontje door dit na te radeeren.
Hierna legt ge het patroon op de stof. Flu
weel en peau de pêche hebben vleug, zoo
dat ge hiermede bij het knippen rekening
moet houden. Overal knipt ge een naad bij.
Onderaan het broekje nog 3 cM. extra. Ge
begint met de zakken. Hiervoor knipt ge
4 stukken voering volgens het patroon,
waarna ge voor den inkijk op deze stukken
een stukje stóf stikt, dat 13 cJf. lang en
4 cM. breed wordt. Vervolgens komen er
twee Stukken aan den voorkant van de
broek, één links en één rechts, goede kan
ten op elkaar, waarna ge de 10 cM. van de
accoladee langs stikt. Dan kunt ge den zak
naar den verkeerden kant toe omhalen,
waarna ge verder den inslag op den zij
naad, aan den voorkant van de broek, even
ópirijgt. De beide andere stukken worden
aan den achterkant van de broek vastge
stikt, waarna ge de voorkanten op de ach
terkanten kunt stikken, uitgezonderd de 10
c.M. voor den ingang van den zak. Hierna
kunt ge den achtemaad eh 4 cM. van den
voomaad dlchtstikken. Vervolgens verbindt
ge den kruisnaad, voor- en achtemaad ko
men hierbij op elkaar. Voor het splitje knipt
t-t vitte wollen baby-truitjes staan snoe-
W zig. Jammer is het, dat ze ook bij
de beste behandeling langzamer
hand geel worden! Wat zullen we er nu
mee doen? We knippen de mouwtjes eruit,
festonneeren de armsgaten en naaien de
achterzijden, indien ze open zijn, tegen el
kaar. Dan hebben we een goed bruikbaar
wollen hemdje!
En de uitgeknipte mouwtjes?
bruiken we ook weer. We kunnen nl. den
bovenkant dichthalen met een wollen
draad, dan wordt *t een teentje van een
paar beste baby-kousjes, die ontstaan als
we 't andere mouwtje evenzoo behandelen!
*t Is een kleine moeite en t geeft een
zeer loonend effect.
•vp en karakteristiek hoekje Is het daar,
I~> onder de poort van de Groote Kerk.
De gothische kerk met zijn verbrok
kelde muren, het oude Gymnasium met de
kleine in lood gevatte ruitjes en de getra
liede vensters en dan die oude trapgevel-
tjes: geen wonder dat menig Nijmeegsch
schilder dit hoekje van de oude Stad tot
motief van zijn schilderstukken heeft ge
nomen. Gewoonlijk is het stil, maar niet op
Maandag als er lompen- en fruitmarkt is.
Dan is het er een drukte, een geroep en
getier van: „Lompee’’ en: mooie eppeltjes”,
dat hooren en zien je vergaat. ,Jk heb
mooie rooie eppeltjes, 18 centen X Kilao!”
krijscht een fruitvrouw onder de poort.
„Ik heb mooie rooie eppeltjes, achttien
cente t kilao,” gilt een jongen haar na,
graait meteen in de massa op de kar en
stopt er een paar in z*n groote zakken. De
fruitvrouw is woedend, roept hem na, maar
hij is al verdwenen.
De Groote Straat slentert hij nu af, zijn
handen In de veel te wijde broekzakken.
De pijpen zwabberen om zijn beenen. Het
gelapte jasje hangt wijd over zijn magere
schouders. Klos klos, gaan de klompen
over de steenen.
Nu sjokt hij een steegje in, zijn handen
ge 3 stukjes voering en 2 stukjes stof.
Links zet ge in den vorm van ’t split
eerst een stukje voering tegen. Hierna
stikt ge een stukje stof en een stukje
voering tegen elkaar voor de knoops
gaten, terwijl dit gelijk met bovenge
noemd voeringstukje wordt tegenge-
stikt. Ook voor den rechterkant stikt
ge stof en voering tegen elkaar en
stikt dit aan voor de knoopjes.
Dan kunt ge de broek, bovenaan, en
aan de pijpjes op lengte omrijgen. De
voeringbroek wordt in elkaar gestikt,
waarna ge ze bovenaan, langs het
splitje en aan de pijpjes, langs zoomt,
’n Grooten knoop zet ge bovenaan het
split aan den binnenkant van de
broek, zoodat deze niet te zien komt.
Van het jasje kunt gf schouder-, zij-,
de korte en de lange mouwnaadjes
dlchtstikken en open persen. BIJ het
inzetten der mouwtjes neemt ge den
langen mouwnaad 3 c.M. meer naar
voipn dan den zijnaad.
Het jasje kunt ge voeren met een
mooie voering ofwel kunt ge het jasje en
den onderkant der mouwtjes afwerken met
een schuin biesje naar den verkeerden
kant, wat dan op den goeden kant aange
stikt, den naad op den kant genomen en
dan platgestlkt wordt. Vooral niet breeder
dan één cM. Wanneer ge het jasje wilt
voeren, stikt ge het voeringjasje in elkaar,
waarna ge het langs de armsgaatjes vast
zet en vervolgens langs halsje, voorkanten,
onderkant en aan de mouwtjes tegenzoomt.
rulvenbladeren, geknipt uit chiffon of
1 vilt, kunnen we heel mooi als ver
siering gebruiken op een fluweelen,
of zijden chamois- of
kleurig kussen.
We nemen daarvoor liefst wijnrood
terracotta chiffon.
We beginnen met een blad na te teeke-
nen op stevig wit karton en dan dat uit te
knippen, of te snijden, zonder hakkels of
rafels. Vervolgens teekenen we de bladeren
op het chiffon, door met wit krijt om het
kartonnen malletje te trekken zooals U
zult begrijpen is het daarvoor noodig dat *t
krijtje scherp gepunt is.
Den omtrek der bladeren kunnen we nu
met stoffenverf relief spuiten. We doen
dit met een papieren spuitzakje, dat we
in huisvlijtwlnkels kunnen koopen, evenals
de tube stoffenverf, die we in de kleur
goud-geel nemen.
Met goud kunnen deze relief-randjes op
gestreken worden of bestrooid wanneer ze
nog nat zijn.
Evenzoo maken we de cirkeltjes van de
druiven, welke aan de bladeren vastzitten.
Wanneer het werk droog is, kunnen we de
vruchten en de bladeren uitknippen, ter
wijl het reliefrandje maakt, dat de stof
niet rafelt-
Ook de nerf kan met reliefverf en goud
opgewerkt worden.
Een andere bewerking is, de nerven in te
schroeien, hetgeen met een warme naald
moet worden verricht en ook een heel aar
dig effect geeft.
Wanneer we de chiffon-bladeren nog
mooier willen laten uitkomen, kunnen we
met een weinig stoffenverf schaduw op
brengen in licht wijnrood of bij terra
oranje.
U brengt de schaduw op zooals in teeke
ning 1 te zien is, langs den geheelen om
trek van ieder blad naar het midden lich
ter uitloopend. De bladeren worden met ’n
paar onzichtbare steken op het kussen
vastgezet.
Een andere manier van werken is de
bladeren apart te maken van chiffon, zoo
als we beschreven, en de druiven met blau
we zijde op het kussen te borduren.
Wanneer we de bladeren op het kussen
willen werken zonder den omtrek met re
lief-verf te bewerken en toch uitrafelen
willen voorkomen, dan bestrijkt men ze
aan den achterkant met gom, er voor zor
gende, dat de gom niet doordringt tot op
den goeden kant, daar die anders hard
wordt. De bladeren kunnen ook over elkaar
gewerkt worden, hier en daar vrij op het
kussen, terwijl de chiffon bladeren ook ’n
zeer aparte garneering kunnen vormen op
uw overgangshoed van vilt.
Hetzelfde bladmotief is te gebruiken voor
de hoeken van een linnen theekleed. We
teekenen dan de bladeren op, festonneeren
ze rondom en knippen later bij de hoeken
t
poederyerf te koopen in de gewenschte
kleuren en deze te vermengen met
leervemls. Wanneer ze droog is, wordt
de geverfde opnervlakte gevernisd.
ANEMOON