D M p 7] L J Druivenbladeren als versiering VOOR DE KEUKEN ONZE HERFSTCOSTUMES BREIWERK KNIPPATROON Nuttige wenken I Nog eens iets over leerbewerking KINDEREN VAN DE STRAAT •t d Verschillende gevraagde recepten Gebreid damesvest T <it Pakje voor jongens van plm. 4 jaar 1 ADRIANA KNUIST—POLLEPEL champagne- of M. ge ldige laar PO LA -1» kan berekenen hoeveel k in licht wijnrood of bij to- s DINY Die ge- 'c m- >te Het onaangename van emaille afwasch- bakken, emmers enz. is, dat, wanneer men beschadigde plekken krijgt en het Ijzer te zien komt, dit eveneens roestvlekken geeft, indien men de voorwerpen na gebruik niet grondig afdroogt. Roest tast metaal steeds erger aan, daar om is het noodig metalen voorwerpen regel matig na te zien en kleine roestplekken met schuurpapier af te schuren of met ’n lapje met petroleum afwrijven, indien dit in ver band met de bestemming geen gevaar op levert. boven gloeid Abdijsiroop, zooals die In den handel is, wordt volgens een geheim recept bereid, is mij n t ram cht- vast. en hij verlies van voedzame bestanddeelen en. vuile handen! tuur sge- Van der al- IO— de de en St. dat die, 'erd *ds Appelmoes kunt U zeer vlug en lekker maken. U neemt t benoodlgd aantal ap pels en steekt met den appelboor de klok huizen eruit. De goéd gewasschen appelen behoeven niet geschild te worden, wanneer U de appelmoes, als ze gaar is, even door een zeef, bij voorkeur een moderne „draal”- zeef doet- Het niet-schillen spaart veel tijd. it_ i< or jk in de iet de sr d- ar de kar den ■er- ar oe m m sfl et te te n, ze B- ns iet 3a it- de tn. tts 9- van der t te en lijke echt itoor i in is de er- en kan dit vest met lange mouwen, dat in de taille met' één knoop ge- of ‘‘Een recept van Druivenborstsiroop evenmin bekend. later sap DE VRÓUW EW HAAR HVISHOUOMCÏÏ De mouwen begint men aan den onder kant. Men zet 42 st. op en breit eerst 6 toeren r., verder in patroon, waarbij men In eiken 7den toer, aan weerskanten van de naald, 1 st. meerdert. Men gaat zoo door tot men ongeveer 45 c-M. heeft. De mouw moet in elk geval lang genoeg zijn aan den onderkant, eer men begint aan de bovenronding. Daar- voor kant men eerst, aan /'L-i weerskanten van do naald, 6 st. af, vervolgehs 3 keer 1 st. L en verder telkens 3 st. aan het begin van elke naald, tot P* men nog 10 st. overhoudt, die men afkant. Voor de afwerking naait men eerst de schoudernaden dicht en de mouwen in en men naait het randje langs den hals van het rugpand. Dan strijkt men het breiwerk onder een vochtigen doek, waarna men de zijnaden dichtnaait en den knoop aanzet op de ceintuur. DORA Oude jumpers, b.v. met gaten in de mou wen, dunne plekken, enz. kunnen meestal nog uitstekend gebruikt worden om er ’n modern mutsje voor Uzelf of uw kinderen van te maken. Ook wollen dlrectoirtjes voor uw kleine dochtertje of een warme tus- schenvoering Inplaats van wattine voor *n klein jasje! Roestige plekken op metalen voorwerpen en roestplekken in waschgoed zijn beide een doorn lp het oog van een huisvrouw. Indien men roestvrij staal of verchroomd metaal kiest bij de aanschaffing der di verse verbrulksartikelen, dan behoeft men zich geen zorg te maken over roest. neemt men een kop vol zelfrijzend bak meel, *n weinig zout en het een of andere smaakje zoo men wil. Men klopt de eieren, roert de bloem erdoor met zout en smaak je en roert er zooveel koud water door tot het geheel "n dunne gladde massa is geworden. In een diep pannetje laat men slaolie of frituurvet zóó heet worden, dat de blauwe damp er af slaat, houdt daar eerst het schoone droge ijzer in en doopt het dan niet verder dan tqt aan den bovenrand in het beslag; daarna dompelt men direct het ijzer in het heete vet, waarin de wafel dadelijk bruin wordt. Men laat de Wafels na het bakken uit druipen en bestrooit ze met poedersuiker. Voorpanden. 50 st. opzetten, 6 toeren r. breien; daarna breit men ’t patroon, waar bij men echter de 6 eerste st. aan den voor kant steeds r. breit. Deze 6 steken moeten- 'n geribd randje vormen langs geheel de voorpanden. Als- men evenveel in patroon heeft gebreid als bij den rug, breit men, met dunnere naalden, de ceintuur, waarin men, in het rechtervoorpand, midden in 't randje, een knoopsgat breit. Men kant daarvoor 2 st. af en zet in den daaropvol- genden toer boven de afgekante weer 2 st. by op. Na de ceintuur breit men weer in patroon tot men nog 11 cM. heeft. Dan min- dert men 1 st. na de 6 st. van het randje en men herhaalt deze mindering in eiken 8sten toer. Is men aldus genaderd tot aan het armsgat, dan mindert men daarvoor evenals bij de armsgaten van den rug en breit verder door tot het armsgat even hoog is als bij den rug, waarna men het armsgat op dezelfde wijze af kant. Op de 6 steken van het randje breit men echter nog 5 c.M voor de afwerking van den rug A.° >ud ito, 1st, er- ien en, jke de ier ran Voor een van de bouwvallige huisjes in de Vlaamsche gas, die kazernes van armoede, houden ze stil. „Daar lelt Bet,” zegt-ie, omhoog wijzend. „Salussie!” Daar ligt ze Het groezel-bleek gezichtje, met het sluike peenhaar in een dun vlechtje op het gore kussen. De oogen staan flets en suffig. De smalle schoudertjes zijn hoog opgetrokken: ze is rillerig niettegenstaande het zomer weer. Wat weet ze eigenlijk ook van het zomerweer af? Ze ziet het aan de wasch van driehoog er tegenover, die zomers bul- tenhangt en misschien aan het kleine vlek- een massa. zware Kunnen uw kinderen geen levertraan slikken, terwijl t toch zoo goed voor hen zou zijn? Probeert U 't eens in sinaasappel sap of wat limonade. Als ge niets erbij zegt, proeven ze *t hoogstwaarschijnlijk nauwelijks! Tirtl gaan al weer een seizoen in met W dezelfde lijn, hetzelfde vrouwelijk silhouet, want nog steeds zijn de rokken glad om de heupen en is de lengte tot halverwege de kuit. De taille blijft op de natuurlijke hoogte of wat lager, wat de figuur nog iets meer soepelheid verleent. De mouwen blijven nog het troetel kindje van mevrouw Mode. Wij zien dit b.v. bij fig. 1094, waar de heele mouw ver sierd is met banden van lichtgrijs fluweel. De japon is gemaakt van *n zware zwarte, wollen stof. Heel typisch is het opgestikte plastion en de lijn die eindigt in een paar uitstaande zakjes. De ceintuur nemen we van dezelfde stof en het kraagje eveneens van grijs fluweel. Fig. 1095 Is een donkerblauwe japon, die, zooals we op de teekening kunnen zien, heel typisch, geknipt is. De das is van veel kleurige gestreepte zijde, die ook op de mouwen is verwerkt. Wij zien in fig. 1096 een leuke sportieve jurk. We nemen hiervoor gestreepte stof, die we in verschillende richting verwerken. Een grijs met blauwe streep versieren we b.v. met blauwe knoopen en een grijs kraag je en grijze manchetten. Een beige en mo de streep met roode knoopen, etc. Wafelen. Voor een flinke hoeveelheid wafelen heeft men noodig; 54 pond bloem, 1 ons boter, 125 gram basterdsuiker, 1 ei. ’n snufje zout, een half glas spuitwater en voor smaakje een weinig kaneel, afgeraspte citroenschil of vanille. Men kneedt al deze ingrediënten goed door elkaar en vormt er balletjes van ter grootte van een knikker. Het wafelijzer bestrijkt men met boter, laat het eerst even heet worden en legt 't deegballetje er precies midden op. Dan knijpt men het Ijzer dicht en bakt de wafel aan belde kanten lichtbruin boven een gas sloten wordt, breien van effen gemengde woL Naalden no. 3 of 254. Men begint aan den onderkant van den rug, waarvoor men ongeveer 84 steken op zet en breit eerst een randje van 6 toeren ribbels, dus enkel rechts. Dan begint men aan het patroontje, dat uit 2 toeren be-» staat: le toer: r., 2e toer: 1 r. 1 aver. Heeft men hiervan 7 cM. gebreid, dan breit men een ceintuur van 3 c.M. 1 r. 1 aver. Men neemt hiervoor dunnere naalden dan voor het overige breiwerk. Na de ceintuur breit men verder in patroon tot men nog onge veer 22 cM- heeft, waarna men begint te minderen voor de armsgaten. Men kant daarvoor eerst, bij het begin van de eerst volgende twee toeren, 5 st. af en taindert vervolgens nog 3 keer 1 st. aan weerskanten van de naald. Dan breit men verder recht door in patroon, tot het armsgat 15 cM. hoog is. Bij het begin van de eerstvolgende toeren kant men dan 3 keer 7 st. af voor de schouders en vervolgens kant men alle andere steken af. Appelgelei. Afgevallen, wormstekige en nog niet geheel rijpe appelen zijn alle ge schikt voor het maken van een smakelijke gelei, die uitstekend bewaard kan worden en met zijn prachtig doorschijnend rood bovendien een lust is voor de oogen. De appelen worden hiervoor niet schild, doch eenvoudig In vieren gesneden en ontdaan van het wormstekige. Dan wor den ze gewasschen en met zooveel water dat ze er precies even onder staan, te ko ken gezet. Om den smaak van de gelei wat pittiger te maken, kan men er eenlge kruidnagels bijvoegen of wat zeer dunne ci troenschil, ofwel men voegt wat citroensap bij het appelennat. Men laat de appelen koken tot ze door en door gaar zijn, dus tot moes uit elkaar vallen. Dan laat men al het nat ervan dooi een doek ultloopen. Men kan zich daarbij behelpen door een stoel omgekeerd op een tafel of aanrecht te, plaatsen en een doek met de vier punten aan de stoelpooten vast *te binden. Daaronder, op de omgekeerde stoelzitting, plaatst men dan de pan waar in men het vocht wil opvangen. Deze pan wordt eerst gewogen, waardoor men gemakkelijk men heeft. Is al het sap uitgeloopen, dan wordt het gewogen en met eenzelfde gewicht aan sui ker gekookt, tot één enkele druppel ervan niet meer uitvloeit op een koud steenen bord. De gelei moet helderrood en door schijnend wezen. Wordt het sap te lang gekookt, dan verkleurt het tot bruin. Wafelen in sla-olie gebakken. Men heelt hier speciale wafelijzertjes voor, waarmee men in zeer korten tijd een heel aantal wafelen kan bakken. Een eenvoudig recept hiervoor Is het volgende: Bij 1 of 2 eieren terwijl gewoon kan worden en zonder afwerking ge laten. ANEMOON yj-^hans geven we een overzicht van brandwerk op leer. Voor deze behan- deling hebben we verschillende brand- staafjes noodig, welke we in huisvlljtwin- kels kunnen koopen; staafjes, waarmede we rechte, ronde (gebogen) lijnen enz. kunnen maken, en ook naalden, waarmede we stippen in verschillende grootte kunnen branden. Iemand die een beetje handig is, zal al deze gereedschappen van een paar spijkers kunnen vervaardigen die hij verhit en in den juisten vorm buigt en bijvijlt, en welke in klosjes gedreven worden ter dikte van een bezemsteel, zoodat we ze stevig vast kunnen houden. Bij de leerbewerking komt het er op aan om de verschillende gereedschappen goed te gebruiken. Men moet bijv, zeer regelma tig en vooral niet te zwaar drukken; goede regelmatige lijnen moeten verkregen wor den en men moet dus wel een beetje vaste hand hebben voor dit werk. Alvorens met de bewerking te beginnen, lijmen we op een houten klosje een stukje leer met den ruwen kant naar boven. Dit wordt licht bestrooid met fijn amarllpoeder en dient om de heete brandapparaten schoon te schuren alvorens ze te gebruiken. Kies den eersten keer een eenvoudig ontwerp voor het versieren van een boek omslag, tasch, portemonnaie, een met leer overtrokken doosje, enz. U begint bijvoorbeeld met het branden van een monogram. U teekent het op pa pier met een cirkel of vierkant er omheen. Prik het motief op de plaats waar ’t komen moet vast met een paar dunne naalden. Neem het gereedschap voor een rechte of gebogen lijn en verwarm dit op een gas stel. Weinig hitte is sléchts noodig voor het brandwerk. U zult eerst eenlge vaardigheid moeten verkrijgen en daarom raden we U aan eerst te oefenen op een klein stukje leer, alvorens aan het origineel te beginnen. Het kan bijv, zijn, dat uw ijzer te heet is en dan zou men het leer verbranden. De goede warmte is verkregen, wanneer het gereedschap een zuivere diepe lijn op het kleine stukje leer overbrengt. Neem een nat lapje bij de hand om het gereedschap af te koelen. Begin nu met het gereedschap van het gasstel te nemen; probeer de hitte en maak het voorwerp schoon door één of twee halen over het met amarllpoeder be strooide leerblokje te geven. Over het papier heen volgt U nu met het brandapparaat alle lijnen die met het verwarmde gereedschap geraakt kunnen warden. Geef voldoenden druk, zoodat een zuivere Indruk onder het papier verkregen 1 wordt. - Nadat alle lijnen bewerkt zijn met de daarvoor bestemde apparaatjes, verwijdert U het papier. Het monogram zal er waar schijnlijk onduidelijk, brokkelig in.staan en de geheele teekening moet nu overgetrok ken worden om onduidelijke gedeelten te verbeteren. Is dit klaar, dan gaat men over tot het schilderwerk, dat men naar eigen smaak kan doen. Goede verf voor leerwerk wordt gemaakt door bij den verfhandel houden nog steeds de appels „Hal Keesie! van dikke Mie!’ hield de rooie appels In de hoogte. „Gekregen?’ vraagt Keesie ten hoogste verbaasd over de vrijgevigheid van dikke MIe. „Gekratst!" zegt hij triomfantelijk. Gul gooit hij er eentje naar Keesie, dle-em op vangt, en alle twee bijten ze in de rooie wangetjes. „’t Benne fijne van 18 cente t kilao!’ en hij gilt het weer op den toon van dikke MIe. Dan slenteren ze weer samen verder, sjok, sjok met de handen In de zakken. De ap pels zijn al lang op, maar hij proefde ze nog na. „Toffies hé, die appels van dikke Mie,’ zegt hij na een poosje en hij smakt nog eens. ,JCk heb er nog eentje voor Bet.’ ’t Moet wel een erge opoffering voor hem zijn om een van die „toffe” appels te be waren, maar ze zijn ook voor Bet! je Intens blauwe lucht, dat eigenlijk dissonant is tusschen die groezele De jongen dreunt de trap op, de voetstappen dof naklinkend op de wrakke treden. Als hij binnenkomt heft zij moe 't hoofd op. „Hier Bet hei je ’n appel”. D’r suffige oogjes klaren een oogenblik op en begeerig grijpt ze met d’r uitgeteerde bleeke hand jes naar de blozende vrucht. Hij blijft er naar kijken, hoe of ze 'm opeet, eerst gretig, dan langzaam, heel langzaam. HIJ kijkt als het ware ieder stukje na. Het was ook zoon lekkere appel. nog een gedeelte weg, zooals in fig. 2. Bij vilten bladeren kunt U de nerven in schroeien, terwijl de omtrek gewoon ge- knipt vlam, of, beter nog, een doorge- kolen- of houtvuur. Blijkt de eerste wafel bij het bakken wat massief te wor den, kan kan men het beslag nog wat verdunnen. enomen maten: broeklengte 34 f.M., heupwijdte 72 c.M, mouwlengte 35 cM. Benoodlgd: 2 M. stof van 80 cM. breedte, 90 cM. voering voor de broek, 2 kleine knoopjes, 7 groote knoopen. Voor dit pakje neemt ge fluweel, peau de pêche of matting. Ge maakt het patroon- tje op de aangegeven maten; wanneer ge voor de broek een rechthoek opzet, welke 42 c.M. lang en 48 cM. breed is, kunt ge hierin alle aangegeven maten afteekenen, waarna ge het patroon op de vaste lijnen uitknipt. Wilt ge zakken in het broekje hebben, dan maakt ge hiervan even apart een patroontje door dit na te radeeren. Hierna legt ge het patroon op de stof. Flu weel en peau de pêche hebben vleug, zoo dat ge hiermede bij het knippen rekening moet houden. Overal knipt ge een naad bij. Onderaan het broekje nog 3 cM. extra. Ge begint met de zakken. Hiervoor knipt ge 4 stukken voering volgens het patroon, waarna ge voor den inkijk op deze stukken een stukje stóf stikt, dat 13 cJf. lang en 4 cM. breed wordt. Vervolgens komen er twee Stukken aan den voorkant van de broek, één links en één rechts, goede kan ten op elkaar, waarna ge de 10 cM. van de accoladee langs stikt. Dan kunt ge den zak naar den verkeerden kant toe omhalen, waarna ge verder den inslag op den zij naad, aan den voorkant van de broek, even ópirijgt. De beide andere stukken worden aan den achterkant van de broek vastge stikt, waarna ge de voorkanten op de ach terkanten kunt stikken, uitgezonderd de 10 c.M. voor den ingang van den zak. Hierna kunt ge den achtemaad eh 4 cM. van den voomaad dlchtstikken. Vervolgens verbindt ge den kruisnaad, voor- en achtemaad ko men hierbij op elkaar. Voor het splitje knipt t-t vitte wollen baby-truitjes staan snoe- W zig. Jammer is het, dat ze ook bij de beste behandeling langzamer hand geel worden! Wat zullen we er nu mee doen? We knippen de mouwtjes eruit, festonneeren de armsgaten en naaien de achterzijden, indien ze open zijn, tegen el kaar. Dan hebben we een goed bruikbaar wollen hemdje! En de uitgeknipte mouwtjes? bruiken we ook weer. We kunnen nl. den bovenkant dichthalen met een wollen draad, dan wordt *t een teentje van een paar beste baby-kousjes, die ontstaan als we 't andere mouwtje evenzoo behandelen! *t Is een kleine moeite en t geeft een zeer loonend effect. •vp en karakteristiek hoekje Is het daar, I~> onder de poort van de Groote Kerk. De gothische kerk met zijn verbrok kelde muren, het oude Gymnasium met de kleine in lood gevatte ruitjes en de getra liede vensters en dan die oude trapgevel- tjes: geen wonder dat menig Nijmeegsch schilder dit hoekje van de oude Stad tot motief van zijn schilderstukken heeft ge nomen. Gewoonlijk is het stil, maar niet op Maandag als er lompen- en fruitmarkt is. Dan is het er een drukte, een geroep en getier van: „Lompee’’ en: mooie eppeltjes”, dat hooren en zien je vergaat. ,Jk heb mooie rooie eppeltjes, 18 centen X Kilao!” krijscht een fruitvrouw onder de poort. „Ik heb mooie rooie eppeltjes, achttien cente t kilao,” gilt een jongen haar na, graait meteen in de massa op de kar en stopt er een paar in z*n groote zakken. De fruitvrouw is woedend, roept hem na, maar hij is al verdwenen. De Groote Straat slentert hij nu af, zijn handen In de veel te wijde broekzakken. De pijpen zwabberen om zijn beenen. Het gelapte jasje hangt wijd over zijn magere schouders. Klos klos, gaan de klompen over de steenen. Nu sjokt hij een steegje in, zijn handen ge 3 stukjes voering en 2 stukjes stof. Links zet ge in den vorm van ’t split eerst een stukje voering tegen. Hierna stikt ge een stukje stof en een stukje voering tegen elkaar voor de knoops gaten, terwijl dit gelijk met bovenge noemd voeringstukje wordt tegenge- stikt. Ook voor den rechterkant stikt ge stof en voering tegen elkaar en stikt dit aan voor de knoopjes. Dan kunt ge de broek, bovenaan, en aan de pijpjes op lengte omrijgen. De voeringbroek wordt in elkaar gestikt, waarna ge ze bovenaan, langs het splitje en aan de pijpjes, langs zoomt, ’n Grooten knoop zet ge bovenaan het split aan den binnenkant van de broek, zoodat deze niet te zien komt. Van het jasje kunt gf schouder-, zij-, de korte en de lange mouwnaadjes dlchtstikken en open persen. BIJ het inzetten der mouwtjes neemt ge den langen mouwnaad 3 c.M. meer naar voipn dan den zijnaad. Het jasje kunt ge voeren met een mooie voering ofwel kunt ge het jasje en den onderkant der mouwtjes afwerken met een schuin biesje naar den verkeerden kant, wat dan op den goeden kant aange stikt, den naad op den kant genomen en dan platgestlkt wordt. Vooral niet breeder dan één cM. Wanneer ge het jasje wilt voeren, stikt ge het voeringjasje in elkaar, waarna ge het langs de armsgaatjes vast zet en vervolgens langs halsje, voorkanten, onderkant en aan de mouwtjes tegenzoomt. rulvenbladeren, geknipt uit chiffon of 1 vilt, kunnen we heel mooi als ver siering gebruiken op een fluweelen, of zijden chamois- of kleurig kussen. We nemen daarvoor liefst wijnrood terracotta chiffon. We beginnen met een blad na te teeke- nen op stevig wit karton en dan dat uit te knippen, of te snijden, zonder hakkels of rafels. Vervolgens teekenen we de bladeren op het chiffon, door met wit krijt om het kartonnen malletje te trekken zooals U zult begrijpen is het daarvoor noodig dat *t krijtje scherp gepunt is. Den omtrek der bladeren kunnen we nu met stoffenverf relief spuiten. We doen dit met een papieren spuitzakje, dat we in huisvlijtwlnkels kunnen koopen, evenals de tube stoffenverf, die we in de kleur goud-geel nemen. Met goud kunnen deze relief-randjes op gestreken worden of bestrooid wanneer ze nog nat zijn. Evenzoo maken we de cirkeltjes van de druiven, welke aan de bladeren vastzitten. Wanneer het werk droog is, kunnen we de vruchten en de bladeren uitknippen, ter wijl het reliefrandje maakt, dat de stof niet rafelt- Ook de nerf kan met reliefverf en goud opgewerkt worden. Een andere bewerking is, de nerven in te schroeien, hetgeen met een warme naald moet worden verricht en ook een heel aar dig effect geeft. Wanneer we de chiffon-bladeren nog mooier willen laten uitkomen, kunnen we met een weinig stoffenverf schaduw op brengen in licht wijnrood of bij terra oranje. U brengt de schaduw op zooals in teeke ning 1 te zien is, langs den geheelen om trek van ieder blad naar het midden lich ter uitloopend. De bladeren worden met ’n paar onzichtbare steken op het kussen vastgezet. Een andere manier van werken is de bladeren apart te maken van chiffon, zoo als we beschreven, en de druiven met blau we zijde op het kussen te borduren. Wanneer we de bladeren op het kussen willen werken zonder den omtrek met re lief-verf te bewerken en toch uitrafelen willen voorkomen, dan bestrijkt men ze aan den achterkant met gom, er voor zor gende, dat de gom niet doordringt tot op den goeden kant, daar die anders hard wordt. De bladeren kunnen ook over elkaar gewerkt worden, hier en daar vrij op het kussen, terwijl de chiffon bladeren ook ’n zeer aparte garneering kunnen vormen op uw overgangshoed van vilt. Hetzelfde bladmotief is te gebruiken voor de hoeken van een linnen theekleed. We teekenen dan de bladeren op, festonneeren ze rondom en knippen later bij de hoeken t poederyerf te koopen in de gewenschte kleuren en deze te vermengen met leervemls. Wanneer ze droog is, wordt de geverfde opnervlakte gevernisd. ANEMOON

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1933 | | pagina 7