Hoe Peppo’s liefste wensch
vervuld werd
I
De Geluksvogels
DE GELUKSVOGELS
DE DOMME NEL
VAN ALLES WAT
Een plaaggeest
HANDENARBEID
Een boschwandeling
4
t J
Door RIE HUISMAN
Een plaatje zonder praatje
SPELEN MET KASTANJES
De B. L. N. S
I
HET UURTJE VOOR ONZE J1EUGO
JEANNE VAN OERS
In lederen «in komt slechts één niam voor
De boer zal eens zijn land verkoopen.
no
maar
scherper
Nee Jansen, U is werkelijk in de war.
WOORD KEEK
I
-WWV
■l
l'.l
in
t Was maar een klein troepje, dat desen
Woensdagmiddag een wandeling ging ma
ken. „Terrein verkennen” noemde Kees het
want de groote bosschen rondom de nieuwe
was
met
dier
.niets
binnen
Binnen zat de boer selve en dampte zoo
zwaar uit zijn pijp, dat wij pijn aan de
oogen kregen.
Hij zette rap elk onderdeel op dezelfde
plaats.
Het oude rangeerterrein had elf zijlijnen,
het nieuwe dertig.
,Jk heb eer talent dan jij,” zoo verweet
de een den ander.
.VERBORGEN PLAATSNAMEN IN DE
PROVINCIE GRONINGEN
Poesje mauw loopt in de gang,
En zU is volstrekt niet bang,
Want 't is donker en al laat,
Nu zij even kijken gaat.
Moeder Letje zei nog wel.
Niet nieuwsgierig zijn m’n Nel,
Nu 'k'wat uit logeeren ga,
Met Mamaatje en Papa.’*
Nu gleden zijn vingers heel voorzichtig
over de snaren en de gelukkige blik waar
mee hij mijnheer en mevrouw aankeek was
meer dan: „Dank u wel”.
En zoo kwam het, dat de menschen hem
op een dag door de dorpsstraat zagen stap
pen met een guitaar aan een lint op zijn
rug.
Zet Zandvoort maar uit je hoofd, want
wij gaan naar Schevenlngen.
maar wat was dat? Daar luidde de klok
van den kerktoren. Negen uur.... O, wat
kreeg Marie *t benauwd. Wat sou de juf
frouw wel niet zeggen? De meisjes zouden
haar zeker uitlachen, dat ze zoo In de val
geloopen was. En Wlm? Och, die vond het
heerlijk z’n zus weer eens fijn geplaagd te
hebben.
Marie werd gauw verlost en kreeg desen
keer nog geen straf. Maar ’s avonds was
Wlm’s vader een „plaag”.
Hij gaf Wlm zoon geduchte straf, dat hij
voorgoed van z’n plaagziekte genesen was.
Ik ben een schijf vlach, van welke vlsch
dat geeft niet; leest ge mij van achteren
naar voren, dan ben Ik een teugel.
suaan
ifraisa
PUVZ t,
■zuawj
■wjjmh
Poesje mauw die snapt *t al,
Popje Nel zit tn de val,
't Is ook zoo’n nieuwsgierig kind,
Zooals je maar weinig vindt.
de
een
de
Poesje helpt nu als een held.
Want, zU is op pop gesteld.
En na dezen laatsten keer,
Was pop nooit nieuwsgierig meer.
R.
•umpag
•mepuaoA
'lady saj,
•«mN
■apuado
'aSujza
Poesje hoorde al dien tijd,
Nee, ’t is heuseh geen kleinigheid,
„O, o, o, wat ben 'k benauwd,
Was ik toch maar niet zoo stout*
I
De tweede zin geeft een veel
beeld van het gebeuren.
Hij stond op en deed de deur open.
Zoo, denkt Piet, dus de jongens
zijn zoo bang, wanneer ze op straat
sigaretten rooken als er een politie
agent aankomt, dat ze hun sigaretten
weggooien en er hard van door
gaan.
Met die koe nu trok Beppo 's morgens de
dorpsstraat door.
Ik leen steeds mijn leesboeken uit, om
dat ik se steeds op tijd en netjes terug
ontvang.
Ik heb een idee. Ik zal de jongens
vertellen van het pak slaag, wat
„Willem 1“ van dien agent heeft ge
had voor het rooken en dan zal je
na schooltijd eens wat beleven.
Zoo, daar staan de jongens
weer terug naar zijn koe en bracht haar
naar de wei.
Maar den heelen dag hield hij dat ang
stige gevoel van toen bij X meisje naar be
neden zag rollen. En toen hij tegen zons
ondergang langzaam achter zijn koe aan
langs de villa kwam, had hij er zoo graag
even naar toe willen gaan om te vragen hoe
X met haar ging, maar hij durfde niet.
Kijk, bij *t hekje stond *t oudste meisje
en wenkte hem. Met één slag had hij de
koe aan een boompje gebonden en rende
hij X pad op naar boven. Maar daar kreeg
de verlegenheid weer de bovenhand en
moest X meisje hem bij de hand nemen en
zoo kwamen ze binnen. Mevrouw kwam ze
al tegemoet.
„Zoo, is dat nu Peppo?” lachte se hem
toe, want het meisje had haar alles al ver
teld. „Je bent een flinke jongen,” zei ze.
„Zonder jou hadden we ons lieve meisje
misschien niet meer gehad. Gelukkig is X
nu niet zoo heel erg aangekomen.”
En toen Peppo in de kamer kwam, moest
ook mijnheer hem bedanken.
„Peppo, jongen!” zei mijnheer, toen Pep
po verteld had van thuis en van de koe,
„wat zou je nu eens heel graag hebben?”
„Een guitaar!” Hij had *t al gezegd, voor
hij nog nagedacht had. Hij schrok en kreeg
een kleur.
Maar mijnheer die de glinstering In zijn
zwarte oogen gezien had, wist al genoeg.
Even later kwam hij in de kamer terug
met een pracht-guitaar.
Zoo n mooie had Peppo nog nooit gezien
en hij durfde zijn handen niet uitsteken,
toen mijnheer zei: „Hier Peppo, die is nu
voor jou."
Peppo was nog niet van de verbazing be
komen, toen mijnheer hem de guitaar al
had omgehangen.
*s Avonds, als de koe in den stal stond,
want vader wilde niet dat ze bulten bleef
’s nachts, ging Peppo naar den ouden Fran
cesco, die naast hen woonde. Dan ging
Peppo naast hem zitten op de houten bank
die onder X afdakje achter X huis stond.
Dat waren Heerlijke uren voor Peppo.
Het gouden licht van de ondergaande zon
spatte detor den wingerd, die in lange slin
gers van het afdakje hing. Dan haalde
Francesco zijn guitaar. Zijn vingers, ruw
en grof van X harde werken, spanden de
snaren en Ineens sprongen de akkoorden
den avond in en trilden diep In Peppo na.
Altijd brandde de vraag op Peppo’s lip
pen: „Francesco, laat mij eens!” maar nooit
had hij X hafdop durven zeggen.
Eens had hij gedroomd, dat hij op Fran-
cesco's guitaar mocht spelen, maar toen hij
wilde beginnen was er geen geluid gekomen,
want hij zag dat de snaren maar touwtjes
waren.
Peppo’s vader had geen geld, om hem
Marietje kijkt er stom verwonderd
naar, tot plotseling tot haar grooten
schrik een geweldige hand „WUlem F*
bij zijn oor trekt. HU laat van schrik
de sigaret uit ztfn mond vallen.
Die groote jongen uit de hoogste
klas. „WUlem I" wordt hij genoemd,
omdat er nog een andere jongen tn
dezelfde klas zit die óók WUlem heet,
rookt zoo maar een sigaret.
CJ t
de heele stam zaten tonderzwammen,
exemplaren van de berkentonderzwam (Flg
3). Het zou niet lang meer duren of de heele
boom was dood. Bram vertelde het een en
ander over de zwam en wees tegelijk op de
gaten, die van spechten afkomstig moesten
zijn. Het gepiep bewees, dat er een jong in
het nest was. De club besloot vlak in de
buurt op een walletje te gaan zitten en zoo
de komst van de ouden af te wachten. Het
duurde niet lang of ze zagen een vogel aan
komen. Hfj vloog niet recht op het nest af,
maar streek in een boom neer naast den
boom met de gaten. Toen hij zijn kop een
vuldig bij gedaan en Ada bracht hem gauw
even naar de post.
Spoedig kwam er antwoord:
plant bleek havikskruid te zijn met
gal, veroorzaakt door een galwesp en
beestjes waren de larven van onweersbeest-
jes (Fig. 5). Geen wonder, dat er juist zoo
veel tegelijk uitgekomen waren juist, toen
er onweer aan de lucht zat, daar hebben de
diertjes juist him naam aan te danken, dat
ze bij onweer zich bijzonder snel vermenig
vuldigen.
JU leelUke kleine aapt Mag jU si
garetten rooken! Ik zal je leeren. En
voor de oocen van Marietje krijgt de
jgroote Willem I” een pak ransel van
den polttie-agent om van te rillen
Weet je wel, die „Willem I" (en ze
vertelt haar broertje alles). Nou en MJ
was zoo bang als wat. HU Hep hard
huUend weg. En ik dacht nogal dat
hU nergens bang van was
v-vTlm was een jongen van twaalf jaar.
yy Hij zat in de vijfde klas en muntte
nergens anders in uit danin
plagen. Dat kon hij als de beste! Wat voor
verdriet hij al niet daardoor veroorzaakt
had, is niet te zeggen. Emmers water van
dienstboden omgooien, belletje trekken,
honden sarren en al die dingen meer, telde
hij niet eens meer. Dat hij daardoor iemand
hinderde, daar dacht hij nooit aan.
Op zekeren keer was zijn zusje erg laat
opgestaan, wat haast nooit gebeurde. Wlm
nam gauw de kans eens waar en sloot met
den sleutel, die altijd aan den buitenkant
zat, Marie’s slaapkamerdeur af.
„Zoo,” dacht Wlm, „ze is toch al zoo
laat, nu komt zij zeker ook nog te laat op
school. Haar juffrouw moppert toch altijd
zoo op de telaatkomers, ze krijgt zeker
straf!”
Marie, die van den prins geen kwaad
wist, kleedde zich gauw aan, en wilde naar
beneden gaan. Maar, o weede deur
was dicht. „Zeker Wim weer,” dacht ze.
„Hè, wat een nare jongen toch.” Ze begon
te liepen! „Als moeder nu maar niet in
de keuken is, want dan hoort ze het niet.”
Ze riep nog wat harder, nog eens....
I
Velen maken mij graag zoowel in het
klein als wel in X groot en met allerlei ver
voermiddelen; andersom gaan ook velen
aan mij mank, want ik ben iets in de be-
teekenis van pret maken.
een guitaar te koopen, en toch zagen de
menschen hem op een dag door de dorps
straat stappen met een guitaar aan een
lint op zijn rug. Hoe hij daaraan gekomen
was?
Vlak bij X dorp waar Peppo woonde,
stond op een heuvel een prachtige villa.
Als Peppo 's morgens naar de wei ging,
kwam hij er langs en dikwijls bleef hij
even staan kijken, maar nog nooit had hij
er menschen gezien. Tot op een morgen de
veranda-deuren openstanden en hij twee
kfnaeren in den tuin zag. X Waren net twee
witte vlindertjes die van X eene bloemperk
naar X andere fladderden, zooals ze daar
stoeiden in hun witte jurkjes.
Peppo bleef staan en staarde nieuwsgie
rig omhoog. X Duurde niet lang of ook de
meisjes merkten Peppo op en keken op
hun beurt verbaasd naar den kleinen jon
gen en de koe.
De kleinste van de twee meisjes wuifde
met haar handje naar Peppo.
Deze, vereerd door zooveel vriendelijk
heid, nam zijn grooten slappen hoed, die
zijn gezicht tegen de fel-heete zonnestralen
beschermdef met een zwaai af en groette.
Hij deed dit zoo sierlijk, dat een ridder
X hem niet had nagedaan.
Nu wuifde ook x groote meisje en riep
omlaag: „Hoe heet je?"
„Peppo.”
,Js die koe van jou?” kwam weer de
vraag van omhoog.
„Ja," knikte Peppo en riep: „van vader!"
„Kan je er op rijden?" En weer knikte
Peppo.
Voordat een van beiden er iets van ge
merkt had, had de kleine X bekje open
gemorreld. Ze wilde nu vlug langs X pad
omlaag naar Peppo loopen. Maar X pad
was steil en voor ze nog tien passen gedaan
had, kreeg ze zoo’n vaart, dat ze haar even
wicht verloor, voorover viel en schokkend
en stootend langs X pad naar omlaag rolde.
In minder dan geen tijd had Peppo be
grepen wat er gebeurde. Hij gooide X touw
over de koe en rende omhoog.
en voor hij het kleine meisje bereikt
had, liet hij zich op de knieën vallen en
kon zoo haar vaart stuiten.
Even bleef Peppo stil zoo zitten met het
bleeke meisjeshoofdje tegen zijn knie ge
leund. X
Het witte jurkje was vuil en gescheurd
en met bloed bevlekt, dat uit een diepe
wond aan haar voorhoofd gutste.
Juist toen Peppo angstig omhoog keek,
kwam de moeder van de meisjes X hekje
uit, naar beneden.
Het oudere zusje stond luid te schreien
en riep om haar zusje.
Voorzichtig nam mevrouw haar kleine
lieveling in de armen en droeg haar naar
boven.
Ze had Peppo nauwelijks opgemerkt in
haar schrik om het kind.
Peppo bleef even staan kijken, ging toen
an kastanjes kan je een heeleboel
aardige dingen maken. Voor X weeg
schaaltje neem je twee groote kas
tanjes, waarvan je het bovenste kapje af
snijdt. Daarna hol je de kastanjes voor
zichtig uit. De haakjes waar je ze aan op
kunt hangen zijn omgebogen spelden, die
je in de uitgeholde kastanjes prikt. Van
garen maak je de hengsels, waarmee je ze
over een stokje hangt. De draad in X mid
den van het stokje dient om er aan vast
te houden. Het pijpje en het aschbakje zijn
ook gemaakt van uitgeholde kastanjes. De
drie pootjes van het aschbakje zijn afge
punte lucifers. Voor den steel van de pijp
neem je een stokje of een heuschen pijpen
steel.
„X Is 10 uur, ga naar bed. U moet Im
mers morgen weer vroeg op.”
NXDNINOBD XIONIAOU 30 NI
N3WVNSXWXJ N3OHOSR3A ONIS8OTJO
woning van de familie Van Voorden waren
voor de meesten een onbekend land. Toos
zou den weg wijzen. Bram, Kees, Tilly en
Ada waren ook van de partij. X Zou voor
Toos wel de laatste keer zijn, dat zij'mee
korf gaan, want ze moest eindexamen doen.
In het bosch onder de hooge eikeboomen
het lekker koel. De grond was bedekt
spichtig boschgras en jonge eikjes
Tilly had al de opmer-
- king gemaakt, dat er ze-
ker niet veel bijzonders
3 vinden «°u toen
Ada eensklaps bukte en
“W Xi plant aanwees, die
xTXg tusschen het gras stond
te bloeien. Toos was er
XgS als de kippen bij, want
misschien was het iets,
dat haar bij haar elnd-
- examen te pas kon ko-
men. Bram, die al heel
wat planten kende, ver-
V* telde haar, dat het een
wespenorchis was (flg. 1)
Even verder stonden meer exemplaren, zoo-
dat er een in Toos’ plantentrommel ver
dween. Evep later deed Kees een aardige
ontdekking. Er stond namelijk een plant
met een stengel, die een heel dik uitwas
vertoonde (Flg. 2), dat er uitzag of het van
hout was. Met een mesje sneed Kees voor
zichtig de knobbel open, er bleek een ope
ning in te zijn, waarin een klein larfje
rondkroop. De plant werd meegenomen om
aan Henk te sturen,
die moest maar uitma
ken wat het voor bij
zonders was.
’n Eind verder hoor
den ze voortdurend
gepiep. X Scheen uit *n
gat te komen in een
berk. Die berk zag er
allertreurigst uit: langs
heele stam zaten
beetje wendde en draaide, bleek het, dat
hij een bonte specht was (Flg. 4). Uit het
gat in den stam
kwam nu ook een
kopje heel voorzich
tig te voorschijn, Xi
kopje ook van een
rood kapje voorzien.
Ada maakte even Xi
beweging en
weg was de oude
vogel. Even later
weer rrrrrrrt, in den
boom aan den an
deren kant kwam
een andere specht zitten. „Dat is zeker de
vader” fluisterde Kees. Maar hoe zacht hij
ook fluisterde, de vogel was er toch door
geschrokken en vloog eveneens weg, zoodat
Toos voorstelde maar door te loopen, anders
was ze bang, dat<X
arme jonge
heelemaal
meer naar
kreeg.
Het
-r-jeppo woonde in een dorpje, dat diep
verscholen lag in X gebergte. Peppo’s
ouders waren niet rijk. Ze bezaten één
koe, een stukje bouwland en X huisje waar
in ze woonden was hun eigendom. Toch
voelden ze zich gelukkig.
Met die koe nu trok Peppo 's morgens de
dorpsstraat door naar de weide. Kalm sjok
te hij achter het beest aan, terwijl hij op
een grassprietje of een strootje kauwde en
met een takje de koe tot wat vlugger loo
pen aanspoorde.
In de weide liet hij de koe aan haar lot
over en liet zich languit in het gras val
len. Zoo kon hij uren liggen kijken naar de
kleine witte wolkjes, die door X blauw van
den hemel dreven, als kleine scheepjes met
witte zeilen op een groot meer.
Dan haalde hij zijn dwarsfluit uit den
zak, wreef hem langs zijn mouw tot hij
glom, en heel voorzichtig bracht hij zijn
lippen bij de opening en een zuivere, hel
dere toon trilde de lucht in.
Zelf had hij de fluit gesneden en X had
lang geduurd voor hij naar zijn zin was.
Hij hield zoo van muziek en X trilde in
hem, als hij de tonen zoo helder uit de
fluit hoorde komen. Dan speelde hij
door, tot zijn vingers moe waren.
Maar X allerliefst had hij een guitaar
gehad. Zoo een als Francesco had.
begon een
beetje te betrekken,
de lucht zag er uit
of er onweer zou
komen. Tilly stelde
daarom voor om
maar gauw naar
huis te gaan.
Plotseling
hield
Kees, die als altijd
met zijn neus naar
den grond liep te
turen, stil, en wenk
te de anderen om
dichterbij te ko
men. Er was iets zonderlings te zien, het
leek of de grond leefde. Allemaal kleine
zwarte beestjes krioelden rond. Op een paar
plaatsen waren putjes gevormd door het
regenwater en die vooral zagen heelemaal
zwart van
de diertjes.
Bram stel
de voor,
eenlge van
de diertjes
naar Henk
te «turen,
y gelijk met
de plant
Daarna werd met spoed naar huis gegaan,
waar ze nog voor de onweersbui aankwa
men. Een lange brief werd voor Henk klaar
gemaakt; de voorwerpen werden er zorg-
„We hebben er zeer veel spijt van,” zoo
spraken de jongens eenparig.
rooken. Net, wat ik hebben moet. Nou
opgepast.
Jongens! Pas op! Politie!
Net wat Piet gedacht had, gebeur
de. De jongens waren te verschrikt
om om te kijhen. Ze wierpen hun si
garetten weg en gingen er als een
haas van door.
Piet had vUf sigretten zoo maar
voor V oprapen en uit te maken. Die
kon je fijn weer verhandelen voor
knikkers met de groote jongens