mAaal wuv den iaq
\eemaar
nat is
DE KLEINE ANNIE EN HET SPOOKHUIS
Annie’s voo
hier gebeurd?
r--
f40.-
VRIJDAG 13 OCTOBER
CHINA OF JAPAN
Bereiding en gebruik
Het goud van Taltal
Haaien aan de westkust
DOOR ANNA K. GREEN
In het begin der 16e eeuw werd de
theeplant voor het eerst in
Europa ingevoerd
Slachtoffer van zijn
beroep
HET GEVAL
LEAVENWORTH
Nieuwe spoorwegen in
Argentinië
voorbij i
Het heele email vol krassen!
Dat is niet meer goed te krij
gen... hoe afschuwelijk ziet
dat mooie nieuwe bad er uit!
W ees voorzichtiger! Gebruik,
voordat het te laat is, alleen
VIM voor reinigen en poetsen
------
werken door f VCfi bij een ongeval met f Bij verlies van een hand f 1 QC bij verlies van een f Cf} bij een breuk van
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
LEVER’S ZEEP MAATSCHAPPIJ n.v, VLAARDINGEN
l Het doel
van generaal
de microscoop toont»
iet Je Je paard
hem aan zün biezen te pakken, hetgeen hü
ook
het
ui
ten
hoe een koude rilling hem
riep hU, ..goeie vriend! Waar
ra
ten
ef-
7
¥4
i
ELFDE HOOFDSTUK
Waar raak is, ia aak vaar
hebben, dat een vreemde
Darell bü
(Wordt vervolgd)
in^cht
Gajos Blkóf,
del, SO maat oer groet.
Grove stuSken tuitte-
raai eijn de eert aak
den achterkant van het stationsgebouw,
lang zoeken vond hU daar een boer, die
De vice-president van Argentinië, mr. Jullo
Roca. heeft een decreet onderteekend voor het
aanleggen van nieuwe spoorweglljnen. waarvan
de totale onkosten 146 millioen pesos bedragen.
ge
lald
men
teUJk
oveel
et al
keer
naar
en
deel
rleek.
Wor-
nte
i ml)
aan
had
□on
er
Als
kten
een
s of
toei-
een
te
van
had
een
van
zelfs
dat
een
met
d is
een
1 vragen.... Is er niets
In dezelfde bedienden er
den-
ir nu
Hed-
te.’ K
mpll-
iwer-
R
on-
i te
tieb-
t te
der-
nal-
md-
elen-
-cen-
van
-SO.
in-
stu-
vele
wor-
chap
den-
ische
verborgen.
Hjk wapen. Gedurende den geheelen weg mag
de draagbaar niet worden neergezet; de dra
gers leggen haar op de schouders van ande
ren, die hun aflossen. In elk dorp waar men
komt, verkondigt een omroeper, dat de kist na
dert, waarop alle menschen neerknielen. Deze
Japansche kelzersthee, waaraan men bij de
bereiding alle mogelljke zorg besteedt, overtreft
de fijnste Chineesche sporten verre in smaak
en kwaliteit. De Japansche grooten hebben op
reis altijd een kistje met thee bjj zich. Bij de
mindere standen hangt den geheelen dag een
ijzeren pot met thee boven het vuur, waaruit
een ieder zich kan bedienen. De verouderde
thee wordt afgetrokken om„zijden stoffen licht
bruin te verven.
rhlktheld tof
le beenen cc
bij verlies van H
anderen vinger
den handel komen. Van deze bladeren worden
koeken bereid, welke hoofdzakelijk in het noor
den van China, in de binnenlanden van Azië
en vooral door de zwervende stammen in de
woestijn Gobi wordt gebruikt. Om die thee te
gebruiken worden de koeken in stukken ge
sneden, tot poeder gestooten en met water, melk
meel en vet gekookt. In Japan wordt de thee-
bouw hoofdzakelUk door vrouwen en kinderen
verzorgd. Men plant de struiken in lange rijen
of ook wel in boschjes. De tusschenrulmten
worden met koren en veldvruchten gevuld. In
het landschap Oedsie wordt de dag, waarop de
blaadjes worden geplukt, feestelijk gevierd. In
Japan brengt men den taikoen Jaarlijks een ge
schenk van thee. Deze thee bevindt zich in een
ruwe houten kist, welke op een draagbaar staat
„En nu tot ziens. Mevrouw Veeley zal wel
gauw komen en het is niet noodlg dat zü u hier
vindt."
Bewijst dit niet hoezeer
VIM andere poets- en
schuurmiddelen overtreft?
VIM, in de praclische
strooibus, is overal ver
krijgbaar.
Gewone bus slechts 2U ets.,
groote bus slechts 37| ets.
H'IWASN/ETZOONonHOOZEUE
HdiA ALS Of MENSCHfn WEL ZMfz/'
TFT/. (JMOAT ZE H/ff KUNHEN NA
een met mat bedekte tafel en vervolgens weer
geroosterd en gerold, gedurende welke bewer
king de kleur ontstaat. De nabehandeling van
het sorteeren en •uitlezen kan dan gerulmen
tijd worden ultgesteld. Zwarte thee verschilt
hierin met groene thee, dat de bladeren langer
drogen voordat zü boven het vuur gaan. Ter
wijl zij afkoelen worden ztf omgeschud en ge
klopt en ten laatste boven een veel flauwer
vuur gedroogd. De zwarte theeën van de tweede
en derde pluk dragen de namen van congo,
soncWon, kempoey, boey en caper-clngo; de
groene soorten worden gerangschikt in hysant,
Joosjes, uxim, tschin, tunkay en senglo. De Chi
neezen drinken de thee zuiver; gewoonlijk
wordt een handvol thee in een porceleinen bek
ken of In een trekpotje gedaan, en er kokend
water'opgegoten. Deze bewerking wordt drie of
viermaal herhaald, totdat alle kracht eruit is.
Soms doen zU er ook wel zout, gember of sui
ker bij. De thee werd vroeger ter verzending
van de plantages naar de zeekust door koelies
Veeley komen doorbrengen, want ik kon niet
langer den aanblik van de vier muren van mjjn
kamer verdragen.”
,Jk vind dit een goed besluit. U moest dit
huis niet meer verlaten. Zoo n sombere omge
ving is niets voor u. Juffrouw Leavenworth. We
zijn allen zeer bedroefd over de vrijwillige bal
lingschap waarin u zich teruggetrokken heeft.”
Tir Wil niet dat men zich over mij bezorgd
maakt,” antwoordde zij. ..Het is beter dat ik
blijf waar ik ben. Het is geen verbanning en Ik
ben trouwens niet alleen. Er is In mijn omge
ving een klein meisje, een kind, wier onschul-
-V.J --,<j
voor een al te groote wanhoop,
vrienden zich maar niet ongerust
/HfT zou me mfli vEKwortof/ifff 1
Az 5 ZE VANDAAG OF MORCfN ON/
DEKTEN QA1 HOE En vree SEH/kl
LANCE ‘RE'S GEMAAK! had, waak
VO&R )E Gt fn RE TOUR KAARTJE
\KUNT er 'JGE H EN OAf HE f LH. HE Efl
\Ht T SPOOK HOLS DE OORZAAK VAN
\jD/ERE/SlS s
NEEN MIJNHEER lANOr IK
KAn er ntE ts aar doen maar
\0E OUDE SAME, VERDWENEN fH
'K WEET DAT HEM IETS VRffSf
VijKsNs OVERKOMEN
„De gezondheid van uw nicht is uitstekend.
Wat haar kalmte betreft daarvan ben ik minder
zeker. Zij maakt zich erg ongerust, vooral ov?r
u.”
„Ziet u haar dikwijls?”
„Ik helj^ Harwell om het boek van uw oom
persklaar te maken en daardoor ontmoet ik juf
frouw Mary vaak.”
„Het boek van mijn oom!” riep Eleonore met
diepen afkeer uit.
„Ja, zU dacht in zijn geest te handelen door
het te laten uitgeven.”
„En Mary heeft u daarmee belast?”
De pogingen van bandieten om op klaarlich
ten dag een banklooper te Granada te be-
rooven, werden verijdeld door den heldhaftl-
gen moed van den aangevallene.
Een banklooper die een bedrag ter waarde
van 25.000 gulden naar zijn bank moest bren
gen, werd door drie bandieten overvallen.
Hij greep terstond zijn revolver doch voordat
hij nog een schot had kunneh lossen, viel hjj
reeds door drie kogels getroffen gewond ter
aarde.
Op den grond liggende schoot hjj echter
zijn revolver op de bandieten leeg en noodzaakte
hen de vlucht te nemen, niettegenstaande nü
zelf nog tweemaal getroffen werd. Toen een
dokter toesnelde om den dapperen bankloop-r
te onderzoeken overhandigde hjj dezen het geld
en overleed kort daarop.
Eleonore leek niet in staat, om den afschuw
die zich van haar had meester gemaakt, te
onderdrukken.
„Hoe heeft zij dat kunnen doen?" riep zjj uit.
„Hoe heeft zij dat kunnen doen?”
.Juffrouw Mary meende goed te doen. Uw
oom wilde het boek immers in Juli laten uit
komen.
„Zeg dat toch niet. Ik vind het afschuweUJk."
ZU was blijkbaar bang, dat' zü mü door haar
drift had gekreukt, want dadelijk daarop ver
volgde ze:
„Niemand lijkt mü beter geschikt voor die
taak dan u, mijnheer Raymond. Als u het doet,
gebeurt het met (terbied; maar een vreemde!
Ik zou niet gedi
er aan kwam.”
ZU ^ond op en* fluisterde:
„Ik zou u iets wh
veranderd in huls?
nog en.... en zoo?"
,JEr Is alleen een
gekomen.’*
MAAR HEB EE ER WEL EEHi ACHT
SAM MAAR IR 2EC H SANDY, DA EEAMftA.
V ZK jC
Toen ik tegen Gryce zei, dat ik op de beves
tiging van een feit wachtte om hem het heele
verloop van deze zaak toe te vertrouwen, èn-
speelde ik in gedachten op het verbluf van
Henry Clavering in de badplaats, die Eleonore
Leavenworth den vorigen zomer bezocht had.
Daarom was ik den volgenden ochtend in het
Union Hotel te R. bezig, om in het vreemde-
lingenboek te snuffelen. Mün nasporingen duur
den niet lang; nauwelüks een halve bladzUde
na den naam van mijnheer Leavenworth en
zUn nichten, las ik den naam van Henry Rit
chie Claverlng. Zoo werden dus mUn vermoe
dens bevestigd. Ik bezat een gegeven, dat mU
snel naar de oplossing van het lastige probleem,
dat ik mü zelf had gesteld, moest leiden. Ik
snelde naar het telegraafkantoor om een tele
gram te sturen aan den mam, dien Gryce tot
mUn beschikking had gesteld. Daar het ant
woord luidde dat de politieman eerst om drie
uur 's middags bU mU zou kunnen zUn. ging ik
naar mUnheer Monell, een van onze cliënten to
R. Twee uur lang onderging ik de marteling,
vroolUk te móeten doen en belang te stellen in
zUn gesprek. terwUl ik leed onder die eerste te
leurstelling en in gedachten naging, wat mU
nog te doen stond.
vervoerd, die de'kisten over de bergen droegen,
totdat zU aan een bevaarbare rivier of kanaal
kwamen, waarlangs de thee dan verder ver
zonden kon worden. De thee bevat veel looi
stof of tannine, is tengevolge daarvan minder
n&deellg voor de maag en ingewanden dan
koffie. Behalve de genoemde soorten van thee
„Ik ga nu weg, Juffrouw Leavenworth. Hebt u
mU niet Iets op t^tiragen of een boodschap mee
te geven, die men alleen aan een vriend kan
toevertrouwen
Eleonore dacht een oogenbllk na en zei toen:
„Neen, het eenige verzoek dat ik u te doen
had, hebt u afgewezen."
„Daar had ik goede redenen voor,” zei ik met
nadruk.
„Dat denkt u.’yantwoordde ze en schudde
langzaam het hoofd. Toen, voordat ik kon ant
woorden voegde zU er aan toe:
„Toch zou ik u een kleine gunst willen vragen.
Als u iets hoort omtrent Hanngh of als mUn
tegenwoordigheid vereischt wordt voor wat dan
ook. wilt u het mU dan laten weten?"
JDat bdloof ik U." -f
„Eén ding maakt me bezorgd en dat is, dat
ik niet weet wat er thuis gebeurt. Verdriet kan
ik verdragen, maar onzekerheid vermoordt mU-
Wilt u mU iets vertellen over Mary? Ik kan
niets aan mevrouw Veeley vragen; zU is wel
heel goed, maar ze begrijpt niet van Mary en
mU en ze weet ook niet, dat er een verwijdering
is gekomen tusschen ons beiden. ZU beschuldigt
mü van koppigheid en keurt het in mü af. dat
ik mijn nicht in deze moeilüke uren alleen
laat. U integendeel weet wel, dat ik niet anders
kon handelen. U weet....”
Haar stem werd onduidelijk; zü maakte haar
zin niet af.
Ik kan u niet veel zeggen.” antwoordde ik
haastig „maar als u mü iets wilt vragen, zal het
mü een genoegen zün te vertellen wat ik weet.”
„Ik zou willen weten hoe het met Mary gaat.
taat nu beter. Ik ben den avond bü mevrouw Is zü rustig?”
beide oogen f «7doodel^jken afloop f £e een voet of een oog f a duim of w^svinger been of arm
dige oogen de onschuld te de mUne lezen. Zü
behoedt mü t--
Laat mün
maken."
Toen voegde ze er zachter aan toe:
Ik wilde mU verwüderen. maar iets in haar
gestalte deed mü aan Mary Leavenworth den
ken.
„Bent u het, Juffrouw Leavenworth?" hernam
Ik hoorde een zachte stem die „Ja” fluisterde
en toen ik snel een stap naar voren deed, her
kende ik niet Mary, maar Eleonore, de echtge-
noote van Claverlng, wiens ondergang ik bezig
was te bewerken. De verrassing was te groot;
ik kon haar niet verbergen. Ik week een stap
achteruit en mompelde, dat ik haar voor haar
nicht had aangezien. Ik had slechts één ver
langen: Eleonore te ontvluchten. In mün gees
testoestand durfde ik geen gesprek met haar te
beginnen. Ik wilde dus weggaan, toen ze tegen
mü zei:
„Nu het toeval ons büeen gebracht heeft, kunt
n mü zoo niet verlaten, münheer Raymond.
Bent u dan zoo verbaasd, mü bü münheer
Veeley te ontmoeten?”
„Ik weet niet.... ik dacht niet...." stamelde
Ik. „Ik dacht dat u nog ziek was, dat u uw
vrienden niet wilde ontvangen.”
,Jk ben inderdaad riek geweest; maar het
Ulings deed.
En daarop brak de hel los. Men deed een
aanval op het gebouw, waarin het rijksbureau
was gevestigd. De politie sloeg hem af, maar
verscheidene ruiten gingen er toch aan. Bo
vendien werden enkele agenten gedood, ver
schillende burgers neergeschoten en vele ge
wond.
De Amerikaan vond het beter een troepen
macht te huren en daarmee de woedende bur
gerij >f te wachten. Uitsluitend aan deze geste
heeft hü het te danken, dat men hem niet
lynchte, want de bedrogenen maakten aan
stalten om hem in zün eigen aarde te be
graven.
V26-O2O"
overval op mü naar Siberië gezonden.-Waar ik
eigenhjk die kracht vandaan haal, weet Ik
zelf niet. Ik pak zoo met m*n eene hand een
flinken kerel van Jouw soort en.... smüt hem
neer."
Kerim keek eens om naar den landmeter,
kneep z’n heele gezicht samen en sloeg op Fn
paard in.
,Ja, mn waarde,” ging de landmeter voort,
„God beware een iede’ er voor, met mü te
doen te krügen. Niet aJeen, dat geen roover
geen arm en geen been heel bluft, maar hü
heeft zich bovendien ook nog voor het gerecht
te verantwoorden. Ik ben met alle rechters en
politiechefs goed bekend. Ik ben staats
beambte. een onontbeerlük staatsbeambte. Als
.k op reis ben,
dan is dat aan de
□verheid bekend;
en zü past wel
goed op dat nie
mand mU kwaad
loet. Overal langs
den weg zün tal
van wachtmeesters en agenten
..Halt! Haltr’ riep de landmeter plotseling.
„Denkt Mary er niet over om weg te gaan?”
„Dat geloof ik niet"
„Maar zü ontvangt toch bezoeken, nietwaar?
Komen behalve mevrouw Darell nog andere
personen haar eenzaamheid opvrooUjken
Een ijskoude rilling liep mü over den rug.
,Ja, zou nu en dap."
„Zoudt u mjl hun,namen willen zeggen?”
..ZekerJ-’-antwoordde ik. maar ik durfde haar
niet aan te küken „Mevrouw Veeley. mevrouw
Gilbert, Juffrouw Martin, en eh.... eh....”
„Ga voort”
,JEen zekere mUnheer Claverlng."
„U spreekt dien naam met een zichtbare ver
legenheid uit. Waarom?"
Ik keek haar verbaasd aan. Ze zag heel bleek
en ik merkte dat ze alleen door groote wils
kracht haar kalmte kon bewaren. Oogenblikke-
lük sloeg ik de oogen neer. Ik herhaalde:
„Waarom? Omdat er aan hem een paar din
gen zün die mü vreemd voorkomen."
„Wat bedoelt u?"
„Hü bedient zich van twee namen. Vandaag
heet hü Claverlng en gisteren heette hü-..-”
„Heette hü?”
„Robbins.”
Ik begreep dat zü schrok, maar zü zeide kalm
„Hoe dikwüls is die persoon, van wiens naam
u niet zeker blükt te zün, Mary, komen bezoe
ken?”
„Een keer.”
„Wanneer?”
„Gisteravond."
.En.... is die münheer lang gebleven?"
„Ongeveer twintig minuten.”
„Denkt u, dat hü terug zal komen?”
HNeen.**
„Waarom niet?”
„Hü heefj het land verlaten.”
Een korte stilte volgde op deze verklaring.
„Bü ons laatste gesprek." hernam Eleonore
met e”n totaal veranderde stem, „zei u mü.
münheer Raymond, dat u uw best zoudt doen
om alle verdenking van mij af te wentelen. Ik
vroeg u toen, dat niet te doen. Vandaag herhaal
ik dat verzoek. Wilt u mü beloven dat hope-
looze plan te laten varen?"
„Onmogelük! Zoolang ik leef, zal ik de hoop
koesteren, u recht te laten wedervaren, al moest
ik u daarmee verdriet doen.”
Zü vouwde smeekend de handen, maar ik
bleef onverblddelük.
„Ik zal nooit meer rust hebben, als het mü
niet gelukt, u van den ondergang te redden!”
En toen zü niet antwoordde, deed ik een stap
naar haar toe en sprak:
Toen onlangs een Engelsch visscher ver
schrikt van de vangst terugkeerde en ver
klaarde, dat een reusachtige haal achter zün
boot had cangezwommen. hield men hem al
gemeen voor een fantast. Maar de sceptici
veranderden weldra van opvatting, toen zü in de
monding van de Firth of Clyde, dus aan de
Westkust van Engeland, haaien .ontdekten,
even talrük als in tropische wateren.
Wellicht moet een verandering in de rich
ting van den golfstroom verantwoordelük wor
den gesteld voor dit onaangename bezoek, dat
niet alleen een panischen schrik onder de kust
bewoners heeft teweeg gebracht, maar wat
erger is de haringzwermen van de Westkust
heeft verdreven, waardoor het bestaan van
duizenden Engelsche haringvisschers in gevaar
wordt gebracht.
e landmeter Gajos Bikof was op het sta-
1 tion Janikl aangekomen. Tot aan het
landgoed, waarheen hij voor een opmeting
geroepen was. moest hü nog dertig k veertig
werst per rütulg afleggen.
„Zeg eens. waar kan ik hier postpaarden
krügen?" zoo wendde de landmeter zich tot
den stationsbeambte.
„Postpaarden? Er is hier op honderd werst
in den omtrek geen trekhond te krügen. laat
staan postpaardenWaarheen wilt u dan
rüden?"
„Naar Palinko, het landgoed
Rostopchln.
„Zoo.” meende de beambte, „ga dan maar
naar den achterkant van het station; daar hou
den dikwüls boeren stil, die passagiers mee
nemen."
De landmeter zuchtte en ging langzaam naar
Na
na
eenlg heen en weer praten bereid was hem naar
de plaats züner bestemming te rüden. Het was
een krachtig gebouwde, pokdalige kerel, met ge-
scheurden kiel en kapotte schoenen. De kar was
oud. en bouwvallig, het kleine paard was Jong,
met sterk uitstekende botten en geschonden
ooren. Toen de koetsier van z’n plaats opstond
en het dier een slag met de zweep gaf, schud
de het alleen maar met z’n kop;toen'hü daar
op echter een vloed van scheldwoorden liet
hooren en er nog eens de zweep oplegde, deed
de wagen een knarsend geluid hooren en be
gon koortsachtig te sidderen. Na den derden
slag begon de wagen te wiebelen; na den vier
den bewoog hü zich van z’n plaats.
„Moeten we den heelen dag zoo rüden?” vroeg
de landmeter.
„We komen er wel.” stelde de koetsier ge
rust. „Het is een jong, fiksch paard. Laat hem
maar eerst eens ordentelük op gang komen,
dan kan men hem büna niet meer houden."
Toen de wagen het station verliet, was de
schemering al gevallen. Aan den rechterkant
strekte zich een donkere, bevroren vlakte uit.
zoover men maar zien kon. Wie daar over heen
reed, zou waarschünlük verdwalen, wie weet
waarheen. Aan den horizon verglom langzaam
het koude, herfstachtige avondrood. Links van
den weg staken in de aanbrekende duisternis
enorme voorwerpen op. die er half als hooi
bergen. half als een dorp uitzagen. Wat zich
vóór hem bevond, zag de landmeter niet: want
van dien kant benam de breede, plompe rug
van den koetsier alle uitzicht. Het was wind
stil. maar koud en vriezend weer.
..Lieve hemel, wat is dat voor een woeste-
nüdacht de landmeter, terwül hü probeerde
z’n ooren met den kraag van z’n Jas te bedek
ken. „Geen menschehjke woning te zien! Als
men hier werd aangevallen en uitgeplunderd,
zou geen sterveling het bemerken, al zouden
ze met kanonnen schieten. En ook de koetsier
maakte nu juist geen betrouwbaren Indruk.
Wat heeft die kerel een spieren! Als zoo iemand
Je ook maar met één vinger aanroert, dan ben
je al dood! En hü z>et er ook zoo verdacht
uit!"
„Zeg eens, vriendlief
„hoe heet Je elgenlük?"
,Jk? Kerim.”
„Is het hier gevaarlük? Zün er hier roovers?”
„Heelemaal niet. Wie moet hier stelen?”
„Nou. dat is gelukkig, dat er hier geen roo
vers zün. Maar ik heb toch maar voor alle
zekerheid drie revolvers meegenomen,” loog
Gajos „En tegen een revolver is niet veel aan
te vangen. Daarmee kan Je wel twaalf roovers
aan.”
Het werd steeds donkerder. Opeens knarste
en piepte de wagen, sidderde en sloeg links af.
„Waarheen rüdt hü me nu?” dacht de land
meter. Hü reed altüd recht uit en nu op eens
naar links. Straks brengt die schurk me in e«m
of ander boschje enzoo iets is heelemaal
geen zeldzaamheid. „Hoor eens,” zei hü tegen'
den koetsier. „Dus je zegt, dat het hier niet ge
vaarlük is? Dat spijt me. Ik vecht wel eens
graag met roovers. Ik zie er wel mager en zwak
uit, maar ik heb toch de kracht van een beer.
Eens werd ik door drie roovers overvallen. Den
eenen sloeg ik tot hü z’n ziel uitblies, begrüp
je. En de twee anderen werden wegens dien
lukten deze proeven echter; eerst in 1826 wer
den eenige goede resultaten verkregen. De re-
geering had uit China en Japan theezaden la
ten komen en deze te Buitenzorg geplant. De
planten ontwikkelden zich goed, maar daar
men niet wist, hoe de planten verzorgd moes
ten worden, kwam men niet veel verder. Men
zond toen een zoogenaamden theeproever naar
China, die aldaar met levensgevaar het kwee-
ken van de theeplant bestudeerde. Hü slaagde
erin zich het geheim van de thee-cultuur eigen
te maken en nam eenige Chineezen, die hier
van goed op de hoogte waren, mede naar Java.
Van dien tijd af worden er ook op Java groote
hoeveelheden thee gekweekt. Uit China werd
de theeplant overgebracht naar Indlë. Brazilië,
het eiland Mauritius, Noord-Amerika en naar.
de hooge dalen van den Himalaya. Ons land en overdekt is; het deksel draagt het keizer-
was een deE eerste staten van Europa, waar dit -
Chineesche voortbrengsel bekend werd.
In 1860 was de thee in Engeland
reeds algemeen bekend, sooals blükt uit een
parlements-acte. van dat jaar, waarbij een be
lasting van ongeveer negentig cent werd gehe
ven van elke kan thee, welke in de koffiehuizen
werd verkocht. De thee kostte toentertüd in
Engeland dertig tot zes en dertig gulden per
pond en een geschenk van twee pond en drie
ons thee aan den koning werd als zeer kost
baar beschouwd. Toen dC thee In Nederland,
Engeland en Frankrijk steeds meer gebruikt
werd, wilde men de theeplant ook naar Europa
overbrengen en aankweeken. Dit ging echter
Biet zoo gemakkelük. De Chineezen zagen der-
gëlijke pogingen met leede oogen aah, want als
de theeboom in Europa gelukte, dan zou hun
handel natuurlük een gr^-1 verlies lüden. Ook
was het zeer moeilijk om op de lange zeereis
planten levend te houden, daar zü groote tem
peratuurswisselingen moesten ondergaan. Toen
het bleek, dat het onmogelük was een thee
plant levend over te brengen, probeerde men
het met de zaden, doch ook deze pogingen mis
lukten. Twintig jaar lang beproefde Linné een
levende theeplant in Europa te krügen; her
haalde malen liet hij planten en zaden uit
China meebrengen, maar steeds waren zü dood
als zü in Europa aankwamen. Toen verzocht hü
prof. Gmelin, dat hü door een Moscovietl-
sche karavaan theezaad zou laten meebrengen,
doch dit werd door de waakzaamheid van de
Chineezen verijdeld. Soms, als men er zich over
verheugde elndelük eens een levende theehees-
ter in Europa te bezitten, zag men. als de plant
begon te bloeien, dat men bedrogen was en dat
het slechts een soort kamillen waren, welke men
van de Chineezen had ontvangen. De Zweed-
sche scheepskapitein Carl. Gustav Eckberg
bracht op verzoek van Linné theezaden mee,
welke hü kort na zün vertrek In een pot met
aarde deed, zoodat zü voor de aankomst te Go-
thenberg ontkiemden. Op 3 October 1354 kwam
zoodoende het eerste levende theeplantje in den
plantentuin van Upsala. Toen beweerden de
Franschen, dat zü reeds vroeger de eerste
bloeiende theeplant aan den koning hadden
aangeboden. Deze plant zou door een Franschen
geestelüke uit China zün meegebracht. Linné
wist een gedroogd blad van dezen heester te
verkrügen. Hierdoor bleek het. dat dit de echte
thee niet was en kwam aan de Zweden de eer
toe van de eerste bloeiende theeplant in Europa
te bezitten. Het oudste geschrift in Europa,
waarin over de thee wordt gesproken, is „Histo
rica Indica”, hetwelk te Leiden in 1583. ver-
•cheepi
De theeplant is een altüd groene heester,
Welke ongeveer ll/2 meter hoog wordt. De stam
is bedekt met een grüsachtige schors; de bast
-yan de takken is kastanjebruin en die van de
Jonge twijgjes groenachtig. De bloem van den
theeboom is wit of bleekgeel en gelükt veel op
een wilde roos. Deze bloemen worden opgevolgd
door zachte groene peulen, waarvan elk een tot
drie zaadflbrrels bevat. De planten worden uit
zaad geteeld en over het algemeen wacht men
drie jaar, voordat de bladeren worden afge
plukt. De bladeren worden met zorg een voor
een geplukt en gewoonlük doet men drie of vier
plukken in een jaar; de eerste pluk in de lente
is de beste. Voor groene thee worden de ge
plukte bladeren een uur of twee te drogen ge
legd, voordat zü In heete pannen, wélke boven
een houtvuur hangen, worden gedaan. Zü wor
den dan vlug omgeroerd, daarna opgerold op
"III J» .9 OP dit blad-Zün Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f *>f}flf} bü levenslange geheele ongescl
Alle abonne S ongevauen verzekerd voor een der volgende ultkeerlrgen f verlies van belde armen, beid,
In Antofogasta (Chili) verschenen eenlgen
tüd geleden op het rijksbureau voor mate
rialenonderzoek twee heeren, die een zak met
aarde bü zich hadden en den dienstdoenden
ambtenaar verzochten de substantie op goud-
gehalte te onderzoeken.
De rükscontroleur keek dit tweetal eens aan,
en denkende, dat hü voor de mal werd gehou
den, goot hü met een stalen gezicht den zak
leeg, goochelde met allerlei toestellen en ver
klaarde daarop, dat hü een hoeveelheid goud
van 92 gram per ton had ontdekt.
De belde heeren namen de aarde weer mee,
en nu verspreidde het nieuwtje zich snel: in
de buurt van Taltal was goud gevonden. Op
slag brak de bübehoorende koorts uit. Men
verkocht zün bezittingen, overdekte zichzelf
en zün huls met schulden en hypotheken en
trok naar Taltal om daar rükdom uit den
bodem te putten.
Het bleek, dat de grond aan een Amerikaan
behoorde, die onder geen voorwaarde zün
eigendom van de hand wilde doen. Na lang
bidden en smeeken was hü bereid aarde van
zün gebied te verkoopen, die de gouddelvers
dan zouden reinigen. De prijs werd zoo ge
steld, dat er voor de .avonturiers” nog wat
aan te verdienen viel, terwül de Amerikaan
als 't ware een aandeel in de winst kreeg,
waarvoor hij geen hand behoefde uit te steken.
Men schafte zich goudaarde aan bü krui
wagens vol en bracht die in veiligheid. Maar
enkele dagen nadien spatte de zeepbel uiteen.
De man van het controlebureau had tot zün
schrik gezien, wat zün valsche expertise voor
gevolgen, na zich sleepte- Aanvankelük dorst
hü niets te zeggen, maar tenslotte bekende hü.
verklarende, dat hü slechts een grap met een
grap had willen beantwoorden. Men raadde
„waar rü Je heen? Waarheen breng Je mü?”
„Ziet u dat dan niet? Ik rü het bosch in."
Hü rüdt werkelük het bosch in, dacht Gajos
Bikof. Wat ben ik daar geschrokken! Maar dat
moet ik niet laten merken. Ik geloof, dat hü
het a! gemerkt heeft. Waarom zou hü zoo dik
wüls naar me omküken? Hü voert zeker wat
kwaads in z’n schildEerst reed hü
zachtjes en nu Jaagt hü zoo!
„Zeg eens, Kerim, waarom
zoo aan?”
„Dat doe ik niet. Het is van zelf zoo gaan
loopen."
„Je liegt, kérel. Je liegt Maar ik raad Je aan,
wat langzamer te rüden. Houd je paard in!
Houd het In. zeg ik je.”
„Waarom?"
„Omdat achter me van t station nog vier col
lega's komen rüden. Ze moeten ons. Inhalen. Ze
hebben me beloofd, me in dit bosch in te ha
len. De tocht zal met hen gezelliger zün. Het
zün gezonde krachtige kerels.”
„Waarom kük je toch telkens zoo om en
zit Je zoo onrustig alsof je op spelden zit? Naar
mü behoef Je toch niet te küken. Aan mü is
niets wat je interesseeren kan, behalve m n
revolver. Als Je wilt zal ik het wapen voor den
dag halen en het Je laten zien.”
Gajos deed alsof hü in z’n zgkken zocht. Maar
op dit oogenbllk gebeurde er iets, waarop hü
in z’n angst niet voorbereid had kunnen zün.
Kerim sprong plotseling den wagen af en ren
de hals over kop het kreupelhout in.
„Help!” schreeuwde hü, „help! Neéta
paard en den wagen, verd.... kerel, maar ver
moord me niet! Help!”
Snelle schreden, die fach verwüderden, wer
den hoorbaar in het struikgewas en toen werd
alles stil. De landmeter die zoo’n uitwerking
niet verwacht had, hield voor alles het paard
in. TOen ging hü zoo gemakkelük mogelljk op
den wagen zitten en dacht na.
„Hü is weggeloopenHü is bang geworden,
die stommeling. Maar wat zal ik nou begin
nen? Alleen verder rüden kan ik niet, daar
ik den weg niet weet en ik kan ook verdacht
worden hem z’n paard ontstolen te hebben
Wat zal ik doen? Kerim! Kerim!”
„Kerim!" antwoordde de echo.
Bü de gedachte, dat hü den heelen nacht
bü die kou in het donkere bosch zitten moest
en niets hooren zou dan het gehuil van wolven,
den echo en het snuiven van het magere paard
je, voelde Gajos
over den rug liep.
„Beste Kerim!”
ben je toch?”
Ongeveer twee uren lang schreeuwde de
landmeter en eerst toen hü Schor geworden was
en zich met de gedachtee aan een nachtkwar
tier in ’t bosch verzoend had. voerde een zacht
windje hem een menschelük steunen in de
ooren.
„Kerim! Ben Je daar beste vriend? Laten we
toch verder rüden!”
„U wil me ver.... vermoorden!”
„Och. ik heb maar een grapje gemaakt, mün
waarde God weet het. dat ik maar schetste.
Waar had ik dan die revolver? Ik heb alleen
maar uit angst zoo opgeschept. Kom, laten
we verder rüden! Ik ben zoo koud!”
Kerim. die waarschünlük bü zich zelf over
dacht had, dat een werkelüke roover al lang
met paard en wagen er van door zou gegaan
zün. trad uit het bosch te voorschün en na
derde besluiteloos z’n passagier.
„Nou. waarom ben je dan op den loop ge.
gaan, domkop? Ik.... ik heb maar een grapje
gemaakt en JU werd direct bang.”
„De hemel vergeve het u, münheer!” mom
pelde Kerim. terwül hü op den wagen klom.
„Als ik dat geweten had. had ik u voor geen
honderd roebel gereden. Ik ben büna van angst
gestorven
Kerim gaf het paard een zweepslag. De wa
gen sidderde. Hü sloeg nog eens, en de wagen
begon te schudden. Na den vierden slag ging de
wagen van z’n plaats; de landmeter trok z’n
kraag over z’n ooren en gaf zich aan z’n ge
dachten over. De weg en Kerim kwamen hem
niet meer gevaarlük voor.
VIM. st
me*/ err/r»w. Dt M-
Ar ateUgr Gu- -
u. «cArammra. VIM
-j--. e thee is bü de bewoners van China en
I 1 Japan sedert onheuglüke tijden in ge-
bruik. In China is een bepaalde streek,
waar de plant geteeld wordt en deze streek
wordt door de Chineezen het theeland genoemd.
In het begin der 17e eeuw, toen de Oost-Indi-
eche Compagnie haar handel over geheel het
Oosten uitbreidde, werd de theeplant voor het
eerst in Europa ingevoerd. De Compagnie ging
toen ook handel in thee drijven. De theehandel
met China leverde echter niet genoeg winsten
op en daarom besloot men om ook op Java
theeplantages aan te leggen. Aanvankelük mis- zün er ook nog slechtere soorten, welke niet In
31