mAaal wuv den iaq \eemaar nat is DE KLEINE ANNIE EN HET SPOOKHUIS Annie’s voo hier gebeurd? r-- f40.- VRIJDAG 13 OCTOBER CHINA OF JAPAN Bereiding en gebruik Het goud van Taltal Haaien aan de westkust DOOR ANNA K. GREEN In het begin der 16e eeuw werd de theeplant voor het eerst in Europa ingevoerd Slachtoffer van zijn beroep HET GEVAL LEAVENWORTH Nieuwe spoorwegen in Argentinië voorbij i Het heele email vol krassen! Dat is niet meer goed te krij gen... hoe afschuwelijk ziet dat mooie nieuwe bad er uit! W ees voorzichtiger! Gebruik, voordat het te laat is, alleen VIM voor reinigen en poetsen ------ werken door f VCfi bij een ongeval met f Bij verlies van een hand f 1 QC bij verlies van een f Cf} bij een breuk van AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL LEVER’S ZEEP MAATSCHAPPIJ n.v, VLAARDINGEN l Het doel van generaal de microscoop toont» iet Je Je paard hem aan zün biezen te pakken, hetgeen hü ook het ui ten hoe een koude rilling hem riep hU, ..goeie vriend! Waar ra ten ef- 7 ¥4 i ELFDE HOOFDSTUK Waar raak is, ia aak vaar hebben, dat een vreemde Darell bü (Wordt vervolgd) in^cht Gajos Blkóf, del, SO maat oer groet. Grove stuSken tuitte- raai eijn de eert aak den achterkant van het stationsgebouw, lang zoeken vond hU daar een boer, die De vice-president van Argentinië, mr. Jullo Roca. heeft een decreet onderteekend voor het aanleggen van nieuwe spoorweglljnen. waarvan de totale onkosten 146 millioen pesos bedragen. ge lald men teUJk oveel et al keer naar en deel rleek. Wor- nte i ml) aan had □on er Als kten een s of toei- een te van had een van zelfs dat een met d is een 1 vragen.... Is er niets In dezelfde bedienden er den- ir nu Hed- te.’ K mpll- iwer- R on- i te tieb- t te der- nal- md- elen- -cen- van -SO. in- stu- vele wor- chap den- ische verborgen. Hjk wapen. Gedurende den geheelen weg mag de draagbaar niet worden neergezet; de dra gers leggen haar op de schouders van ande ren, die hun aflossen. In elk dorp waar men komt, verkondigt een omroeper, dat de kist na dert, waarop alle menschen neerknielen. Deze Japansche kelzersthee, waaraan men bij de bereiding alle mogelljke zorg besteedt, overtreft de fijnste Chineesche sporten verre in smaak en kwaliteit. De Japansche grooten hebben op reis altijd een kistje met thee bjj zich. Bij de mindere standen hangt den geheelen dag een ijzeren pot met thee boven het vuur, waaruit een ieder zich kan bedienen. De verouderde thee wordt afgetrokken om„zijden stoffen licht bruin te verven. rhlktheld tof le beenen cc bij verlies van H anderen vinger den handel komen. Van deze bladeren worden koeken bereid, welke hoofdzakelijk in het noor den van China, in de binnenlanden van Azië en vooral door de zwervende stammen in de woestijn Gobi wordt gebruikt. Om die thee te gebruiken worden de koeken in stukken ge sneden, tot poeder gestooten en met water, melk meel en vet gekookt. In Japan wordt de thee- bouw hoofdzakelUk door vrouwen en kinderen verzorgd. Men plant de struiken in lange rijen of ook wel in boschjes. De tusschenrulmten worden met koren en veldvruchten gevuld. In het landschap Oedsie wordt de dag, waarop de blaadjes worden geplukt, feestelijk gevierd. In Japan brengt men den taikoen Jaarlijks een ge schenk van thee. Deze thee bevindt zich in een ruwe houten kist, welke op een draagbaar staat „En nu tot ziens. Mevrouw Veeley zal wel gauw komen en het is niet noodlg dat zü u hier vindt." Bewijst dit niet hoezeer VIM andere poets- en schuurmiddelen overtreft? VIM, in de praclische strooibus, is overal ver krijgbaar. Gewone bus slechts 2U ets., groote bus slechts 37| ets. H'IWASN/ETZOONonHOOZEUE HdiA ALS Of MENSCHfn WEL ZMfz/' TFT/. (JMOAT ZE H/ff KUNHEN NA een met mat bedekte tafel en vervolgens weer geroosterd en gerold, gedurende welke bewer king de kleur ontstaat. De nabehandeling van het sorteeren en •uitlezen kan dan gerulmen tijd worden ultgesteld. Zwarte thee verschilt hierin met groene thee, dat de bladeren langer drogen voordat zü boven het vuur gaan. Ter wijl zij afkoelen worden ztf omgeschud en ge klopt en ten laatste boven een veel flauwer vuur gedroogd. De zwarte theeën van de tweede en derde pluk dragen de namen van congo, soncWon, kempoey, boey en caper-clngo; de groene soorten worden gerangschikt in hysant, Joosjes, uxim, tschin, tunkay en senglo. De Chi neezen drinken de thee zuiver; gewoonlijk wordt een handvol thee in een porceleinen bek ken of In een trekpotje gedaan, en er kokend water'opgegoten. Deze bewerking wordt drie of viermaal herhaald, totdat alle kracht eruit is. Soms doen zU er ook wel zout, gember of sui ker bij. De thee werd vroeger ter verzending van de plantages naar de zeekust door koelies Veeley komen doorbrengen, want ik kon niet langer den aanblik van de vier muren van mjjn kamer verdragen.” ,Jk vind dit een goed besluit. U moest dit huis niet meer verlaten. Zoo n sombere omge ving is niets voor u. Juffrouw Leavenworth. We zijn allen zeer bedroefd over de vrijwillige bal lingschap waarin u zich teruggetrokken heeft.” Tir Wil niet dat men zich over mij bezorgd maakt,” antwoordde zij. ..Het is beter dat ik blijf waar ik ben. Het is geen verbanning en Ik ben trouwens niet alleen. Er is In mijn omge ving een klein meisje, een kind, wier onschul- -V.J --,<j voor een al te groote wanhoop, vrienden zich maar niet ongerust /HfT zou me mfli vEKwortof/ifff 1 Az 5 ZE VANDAAG OF MORCfN ON/ DEKTEN QA1 HOE En vree SEH/kl LANCE ‘RE'S GEMAAK! had, waak VO&R )E Gt fn RE TOUR KAARTJE \KUNT er 'JGE H EN OAf HE f LH. HE Efl \Ht T SPOOK HOLS DE OORZAAK VAN \jD/ERE/SlS s NEEN MIJNHEER lANOr IK KAn er ntE ts aar doen maar \0E OUDE SAME, VERDWENEN fH 'K WEET DAT HEM IETS VRffSf VijKsNs OVERKOMEN „De gezondheid van uw nicht is uitstekend. Wat haar kalmte betreft daarvan ben ik minder zeker. Zij maakt zich erg ongerust, vooral ov?r u.” „Ziet u haar dikwijls?” „Ik helj^ Harwell om het boek van uw oom persklaar te maken en daardoor ontmoet ik juf frouw Mary vaak.” „Het boek van mijn oom!” riep Eleonore met diepen afkeer uit. „Ja, zU dacht in zijn geest te handelen door het te laten uitgeven.” „En Mary heeft u daarmee belast?” De pogingen van bandieten om op klaarlich ten dag een banklooper te Granada te be- rooven, werden verijdeld door den heldhaftl- gen moed van den aangevallene. Een banklooper die een bedrag ter waarde van 25.000 gulden naar zijn bank moest bren gen, werd door drie bandieten overvallen. Hij greep terstond zijn revolver doch voordat hij nog een schot had kunneh lossen, viel hjj reeds door drie kogels getroffen gewond ter aarde. Op den grond liggende schoot hjj echter zijn revolver op de bandieten leeg en noodzaakte hen de vlucht te nemen, niettegenstaande nü zelf nog tweemaal getroffen werd. Toen een dokter toesnelde om den dapperen bankloop-r te onderzoeken overhandigde hjj dezen het geld en overleed kort daarop. Eleonore leek niet in staat, om den afschuw die zich van haar had meester gemaakt, te onderdrukken. „Hoe heeft zij dat kunnen doen?" riep zjj uit. „Hoe heeft zij dat kunnen doen?” .Juffrouw Mary meende goed te doen. Uw oom wilde het boek immers in Juli laten uit komen. „Zeg dat toch niet. Ik vind het afschuweUJk." ZU was blijkbaar bang, dat' zü mü door haar drift had gekreukt, want dadelijk daarop ver volgde ze: „Niemand lijkt mü beter geschikt voor die taak dan u, mijnheer Raymond. Als u het doet, gebeurt het met (terbied; maar een vreemde! Ik zou niet gedi er aan kwam.” ZU ^ond op en* fluisterde: „Ik zou u iets wh veranderd in huls? nog en.... en zoo?" ,JEr Is alleen een gekomen.’* MAAR HEB EE ER WEL EEHi ACHT SAM MAAR IR 2EC H SANDY, DA EEAMftA. V ZK jC Toen ik tegen Gryce zei, dat ik op de beves tiging van een feit wachtte om hem het heele verloop van deze zaak toe te vertrouwen, èn- speelde ik in gedachten op het verbluf van Henry Clavering in de badplaats, die Eleonore Leavenworth den vorigen zomer bezocht had. Daarom was ik den volgenden ochtend in het Union Hotel te R. bezig, om in het vreemde- lingenboek te snuffelen. Mün nasporingen duur den niet lang; nauwelüks een halve bladzUde na den naam van mijnheer Leavenworth en zUn nichten, las ik den naam van Henry Rit chie Claverlng. Zoo werden dus mUn vermoe dens bevestigd. Ik bezat een gegeven, dat mU snel naar de oplossing van het lastige probleem, dat ik mü zelf had gesteld, moest leiden. Ik snelde naar het telegraafkantoor om een tele gram te sturen aan den mam, dien Gryce tot mUn beschikking had gesteld. Daar het ant woord luidde dat de politieman eerst om drie uur 's middags bU mU zou kunnen zUn. ging ik naar mUnheer Monell, een van onze cliënten to R. Twee uur lang onderging ik de marteling, vroolUk te móeten doen en belang te stellen in zUn gesprek. terwUl ik leed onder die eerste te leurstelling en in gedachten naging, wat mU nog te doen stond. vervoerd, die de'kisten over de bergen droegen, totdat zU aan een bevaarbare rivier of kanaal kwamen, waarlangs de thee dan verder ver zonden kon worden. De thee bevat veel looi stof of tannine, is tengevolge daarvan minder n&deellg voor de maag en ingewanden dan koffie. Behalve de genoemde soorten van thee „Ik ga nu weg, Juffrouw Leavenworth. Hebt u mU niet Iets op t^tiragen of een boodschap mee te geven, die men alleen aan een vriend kan toevertrouwen Eleonore dacht een oogenbllk na en zei toen: „Neen, het eenige verzoek dat ik u te doen had, hebt u afgewezen." „Daar had ik goede redenen voor,” zei ik met nadruk. „Dat denkt u.’yantwoordde ze en schudde langzaam het hoofd. Toen, voordat ik kon ant woorden voegde zU er aan toe: „Toch zou ik u een kleine gunst willen vragen. Als u iets hoort omtrent Hanngh of als mUn tegenwoordigheid vereischt wordt voor wat dan ook. wilt u het mU dan laten weten?" JDat bdloof ik U." -f „Eén ding maakt me bezorgd en dat is, dat ik niet weet wat er thuis gebeurt. Verdriet kan ik verdragen, maar onzekerheid vermoordt mU- Wilt u mU iets vertellen over Mary? Ik kan niets aan mevrouw Veeley vragen; zU is wel heel goed, maar ze begrijpt niet van Mary en mU en ze weet ook niet, dat er een verwijdering is gekomen tusschen ons beiden. ZU beschuldigt mü van koppigheid en keurt het in mü af. dat ik mijn nicht in deze moeilüke uren alleen laat. U integendeel weet wel, dat ik niet anders kon handelen. U weet....” Haar stem werd onduidelijk; zü maakte haar zin niet af. Ik kan u niet veel zeggen.” antwoordde ik haastig „maar als u mü iets wilt vragen, zal het mü een genoegen zün te vertellen wat ik weet.” „Ik zou willen weten hoe het met Mary gaat. taat nu beter. Ik ben den avond bü mevrouw Is zü rustig?” beide oogen f «7doodel^jken afloop f £e een voet of een oog f a duim of w^svinger been of arm dige oogen de onschuld te de mUne lezen. Zü behoedt mü t-- Laat mün maken." Toen voegde ze er zachter aan toe: Ik wilde mU verwüderen. maar iets in haar gestalte deed mü aan Mary Leavenworth den ken. „Bent u het, Juffrouw Leavenworth?" hernam Ik hoorde een zachte stem die „Ja” fluisterde en toen ik snel een stap naar voren deed, her kende ik niet Mary, maar Eleonore, de echtge- noote van Claverlng, wiens ondergang ik bezig was te bewerken. De verrassing was te groot; ik kon haar niet verbergen. Ik week een stap achteruit en mompelde, dat ik haar voor haar nicht had aangezien. Ik had slechts één ver langen: Eleonore te ontvluchten. In mün gees testoestand durfde ik geen gesprek met haar te beginnen. Ik wilde dus weggaan, toen ze tegen mü zei: „Nu het toeval ons büeen gebracht heeft, kunt n mü zoo niet verlaten, münheer Raymond. Bent u dan zoo verbaasd, mü bü münheer Veeley te ontmoeten?” „Ik weet niet.... ik dacht niet...." stamelde Ik. „Ik dacht dat u nog ziek was, dat u uw vrienden niet wilde ontvangen.” ,Jk ben inderdaad riek geweest; maar het Ulings deed. En daarop brak de hel los. Men deed een aanval op het gebouw, waarin het rijksbureau was gevestigd. De politie sloeg hem af, maar verscheidene ruiten gingen er toch aan. Bo vendien werden enkele agenten gedood, ver schillende burgers neergeschoten en vele ge wond. De Amerikaan vond het beter een troepen macht te huren en daarmee de woedende bur gerij >f te wachten. Uitsluitend aan deze geste heeft hü het te danken, dat men hem niet lynchte, want de bedrogenen maakten aan stalten om hem in zün eigen aarde te be graven. V26-O2O" overval op mü naar Siberië gezonden.-Waar ik eigenhjk die kracht vandaan haal, weet Ik zelf niet. Ik pak zoo met m*n eene hand een flinken kerel van Jouw soort en.... smüt hem neer." Kerim keek eens om naar den landmeter, kneep z’n heele gezicht samen en sloeg op Fn paard in. ,Ja, mn waarde,” ging de landmeter voort, „God beware een iede’ er voor, met mü te doen te krügen. Niet aJeen, dat geen roover geen arm en geen been heel bluft, maar hü heeft zich bovendien ook nog voor het gerecht te verantwoorden. Ik ben met alle rechters en politiechefs goed bekend. Ik ben staats beambte. een onontbeerlük staatsbeambte. Als .k op reis ben, dan is dat aan de □verheid bekend; en zü past wel goed op dat nie mand mU kwaad loet. Overal langs den weg zün tal van wachtmeesters en agenten ..Halt! Haltr’ riep de landmeter plotseling. „Denkt Mary er niet over om weg te gaan?” „Dat geloof ik niet" „Maar zü ontvangt toch bezoeken, nietwaar? Komen behalve mevrouw Darell nog andere personen haar eenzaamheid opvrooUjken Een ijskoude rilling liep mü over den rug. ,Ja, zou nu en dap." „Zoudt u mjl hun,namen willen zeggen?” ..ZekerJ-’-antwoordde ik. maar ik durfde haar niet aan te küken „Mevrouw Veeley. mevrouw Gilbert, Juffrouw Martin, en eh.... eh....” „Ga voort” ,JEen zekere mUnheer Claverlng." „U spreekt dien naam met een zichtbare ver legenheid uit. Waarom?" Ik keek haar verbaasd aan. Ze zag heel bleek en ik merkte dat ze alleen door groote wils kracht haar kalmte kon bewaren. Oogenblikke- lük sloeg ik de oogen neer. Ik herhaalde: „Waarom? Omdat er aan hem een paar din gen zün die mü vreemd voorkomen." „Wat bedoelt u?" „Hü bedient zich van twee namen. Vandaag heet hü Claverlng en gisteren heette hü-..-” „Heette hü?” „Robbins.” Ik begreep dat zü schrok, maar zü zeide kalm „Hoe dikwüls is die persoon, van wiens naam u niet zeker blükt te zün, Mary, komen bezoe ken?” „Een keer.” „Wanneer?” „Gisteravond." .En.... is die münheer lang gebleven?" „Ongeveer twintig minuten.” „Denkt u, dat hü terug zal komen?” HNeen.** „Waarom niet?” „Hü heefj het land verlaten.” Een korte stilte volgde op deze verklaring. „Bü ons laatste gesprek." hernam Eleonore met e”n totaal veranderde stem, „zei u mü. münheer Raymond, dat u uw best zoudt doen om alle verdenking van mij af te wentelen. Ik vroeg u toen, dat niet te doen. Vandaag herhaal ik dat verzoek. Wilt u mü beloven dat hope- looze plan te laten varen?" „Onmogelük! Zoolang ik leef, zal ik de hoop koesteren, u recht te laten wedervaren, al moest ik u daarmee verdriet doen.” Zü vouwde smeekend de handen, maar ik bleef onverblddelük. „Ik zal nooit meer rust hebben, als het mü niet gelukt, u van den ondergang te redden!” En toen zü niet antwoordde, deed ik een stap naar haar toe en sprak: Toen onlangs een Engelsch visscher ver schrikt van de vangst terugkeerde en ver klaarde, dat een reusachtige haal achter zün boot had cangezwommen. hield men hem al gemeen voor een fantast. Maar de sceptici veranderden weldra van opvatting, toen zü in de monding van de Firth of Clyde, dus aan de Westkust van Engeland, haaien .ontdekten, even talrük als in tropische wateren. Wellicht moet een verandering in de rich ting van den golfstroom verantwoordelük wor den gesteld voor dit onaangename bezoek, dat niet alleen een panischen schrik onder de kust bewoners heeft teweeg gebracht, maar wat erger is de haringzwermen van de Westkust heeft verdreven, waardoor het bestaan van duizenden Engelsche haringvisschers in gevaar wordt gebracht. e landmeter Gajos Bikof was op het sta- 1 tion Janikl aangekomen. Tot aan het landgoed, waarheen hij voor een opmeting geroepen was. moest hü nog dertig k veertig werst per rütulg afleggen. „Zeg eens. waar kan ik hier postpaarden krügen?" zoo wendde de landmeter zich tot den stationsbeambte. „Postpaarden? Er is hier op honderd werst in den omtrek geen trekhond te krügen. laat staan postpaardenWaarheen wilt u dan rüden?" „Naar Palinko, het landgoed Rostopchln. „Zoo.” meende de beambte, „ga dan maar naar den achterkant van het station; daar hou den dikwüls boeren stil, die passagiers mee nemen." De landmeter zuchtte en ging langzaam naar Na na eenlg heen en weer praten bereid was hem naar de plaats züner bestemming te rüden. Het was een krachtig gebouwde, pokdalige kerel, met ge- scheurden kiel en kapotte schoenen. De kar was oud. en bouwvallig, het kleine paard was Jong, met sterk uitstekende botten en geschonden ooren. Toen de koetsier van z’n plaats opstond en het dier een slag met de zweep gaf, schud de het alleen maar met z’n kop;toen'hü daar op echter een vloed van scheldwoorden liet hooren en er nog eens de zweep oplegde, deed de wagen een knarsend geluid hooren en be gon koortsachtig te sidderen. Na den derden slag begon de wagen te wiebelen; na den vier den bewoog hü zich van z’n plaats. „Moeten we den heelen dag zoo rüden?” vroeg de landmeter. „We komen er wel.” stelde de koetsier ge rust. „Het is een jong, fiksch paard. Laat hem maar eerst eens ordentelük op gang komen, dan kan men hem büna niet meer houden." Toen de wagen het station verliet, was de schemering al gevallen. Aan den rechterkant strekte zich een donkere, bevroren vlakte uit. zoover men maar zien kon. Wie daar over heen reed, zou waarschünlük verdwalen, wie weet waarheen. Aan den horizon verglom langzaam het koude, herfstachtige avondrood. Links van den weg staken in de aanbrekende duisternis enorme voorwerpen op. die er half als hooi bergen. half als een dorp uitzagen. Wat zich vóór hem bevond, zag de landmeter niet: want van dien kant benam de breede, plompe rug van den koetsier alle uitzicht. Het was wind stil. maar koud en vriezend weer. ..Lieve hemel, wat is dat voor een woeste- nüdacht de landmeter, terwül hü probeerde z’n ooren met den kraag van z’n Jas te bedek ken. „Geen menschehjke woning te zien! Als men hier werd aangevallen en uitgeplunderd, zou geen sterveling het bemerken, al zouden ze met kanonnen schieten. En ook de koetsier maakte nu juist geen betrouwbaren Indruk. Wat heeft die kerel een spieren! Als zoo iemand Je ook maar met één vinger aanroert, dan ben je al dood! En hü z>et er ook zoo verdacht uit!" „Zeg eens, vriendlief „hoe heet Je elgenlük?" ,Jk? Kerim.” „Is het hier gevaarlük? Zün er hier roovers?” „Heelemaal niet. Wie moet hier stelen?” „Nou. dat is gelukkig, dat er hier geen roo vers zün. Maar ik heb toch maar voor alle zekerheid drie revolvers meegenomen,” loog Gajos „En tegen een revolver is niet veel aan te vangen. Daarmee kan Je wel twaalf roovers aan.” Het werd steeds donkerder. Opeens knarste en piepte de wagen, sidderde en sloeg links af. „Waarheen rüdt hü me nu?” dacht de land meter. Hü reed altüd recht uit en nu op eens naar links. Straks brengt die schurk me in e«m of ander boschje enzoo iets is heelemaal geen zeldzaamheid. „Hoor eens,” zei hü tegen' den koetsier. „Dus je zegt, dat het hier niet ge vaarlük is? Dat spijt me. Ik vecht wel eens graag met roovers. Ik zie er wel mager en zwak uit, maar ik heb toch de kracht van een beer. Eens werd ik door drie roovers overvallen. Den eenen sloeg ik tot hü z’n ziel uitblies, begrüp je. En de twee anderen werden wegens dien lukten deze proeven echter; eerst in 1826 wer den eenige goede resultaten verkregen. De re- geering had uit China en Japan theezaden la ten komen en deze te Buitenzorg geplant. De planten ontwikkelden zich goed, maar daar men niet wist, hoe de planten verzorgd moes ten worden, kwam men niet veel verder. Men zond toen een zoogenaamden theeproever naar China, die aldaar met levensgevaar het kwee- ken van de theeplant bestudeerde. Hü slaagde erin zich het geheim van de thee-cultuur eigen te maken en nam eenige Chineezen, die hier van goed op de hoogte waren, mede naar Java. Van dien tijd af worden er ook op Java groote hoeveelheden thee gekweekt. Uit China werd de theeplant overgebracht naar Indlë. Brazilië, het eiland Mauritius, Noord-Amerika en naar. de hooge dalen van den Himalaya. Ons land en overdekt is; het deksel draagt het keizer- was een deE eerste staten van Europa, waar dit - Chineesche voortbrengsel bekend werd. In 1860 was de thee in Engeland reeds algemeen bekend, sooals blükt uit een parlements-acte. van dat jaar, waarbij een be lasting van ongeveer negentig cent werd gehe ven van elke kan thee, welke in de koffiehuizen werd verkocht. De thee kostte toentertüd in Engeland dertig tot zes en dertig gulden per pond en een geschenk van twee pond en drie ons thee aan den koning werd als zeer kost baar beschouwd. Toen dC thee In Nederland, Engeland en Frankrijk steeds meer gebruikt werd, wilde men de theeplant ook naar Europa overbrengen en aankweeken. Dit ging echter Biet zoo gemakkelük. De Chineezen zagen der- gëlijke pogingen met leede oogen aah, want als de theeboom in Europa gelukte, dan zou hun handel natuurlük een gr^-1 verlies lüden. Ook was het zeer moeilijk om op de lange zeereis planten levend te houden, daar zü groote tem peratuurswisselingen moesten ondergaan. Toen het bleek, dat het onmogelük was een thee plant levend over te brengen, probeerde men het met de zaden, doch ook deze pogingen mis lukten. Twintig jaar lang beproefde Linné een levende theeplant in Europa te krügen; her haalde malen liet hij planten en zaden uit China meebrengen, maar steeds waren zü dood als zü in Europa aankwamen. Toen verzocht hü prof. Gmelin, dat hü door een Moscovietl- sche karavaan theezaad zou laten meebrengen, doch dit werd door de waakzaamheid van de Chineezen verijdeld. Soms, als men er zich over verheugde elndelük eens een levende theehees- ter in Europa te bezitten, zag men. als de plant begon te bloeien, dat men bedrogen was en dat het slechts een soort kamillen waren, welke men van de Chineezen had ontvangen. De Zweed- sche scheepskapitein Carl. Gustav Eckberg bracht op verzoek van Linné theezaden mee, welke hü kort na zün vertrek In een pot met aarde deed, zoodat zü voor de aankomst te Go- thenberg ontkiemden. Op 3 October 1354 kwam zoodoende het eerste levende theeplantje in den plantentuin van Upsala. Toen beweerden de Franschen, dat zü reeds vroeger de eerste bloeiende theeplant aan den koning hadden aangeboden. Deze plant zou door een Franschen geestelüke uit China zün meegebracht. Linné wist een gedroogd blad van dezen heester te verkrügen. Hierdoor bleek het. dat dit de echte thee niet was en kwam aan de Zweden de eer toe van de eerste bloeiende theeplant in Europa te bezitten. Het oudste geschrift in Europa, waarin over de thee wordt gesproken, is „Histo rica Indica”, hetwelk te Leiden in 1583. ver- •cheepi De theeplant is een altüd groene heester, Welke ongeveer ll/2 meter hoog wordt. De stam is bedekt met een grüsachtige schors; de bast -yan de takken is kastanjebruin en die van de Jonge twijgjes groenachtig. De bloem van den theeboom is wit of bleekgeel en gelükt veel op een wilde roos. Deze bloemen worden opgevolgd door zachte groene peulen, waarvan elk een tot drie zaadflbrrels bevat. De planten worden uit zaad geteeld en over het algemeen wacht men drie jaar, voordat de bladeren worden afge plukt. De bladeren worden met zorg een voor een geplukt en gewoonlük doet men drie of vier plukken in een jaar; de eerste pluk in de lente is de beste. Voor groene thee worden de ge plukte bladeren een uur of twee te drogen ge legd, voordat zü In heete pannen, wélke boven een houtvuur hangen, worden gedaan. Zü wor den dan vlug omgeroerd, daarna opgerold op "III J» .9 OP dit blad-Zün Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f *>f}flf} bü levenslange geheele ongescl Alle abonne S ongevauen verzekerd voor een der volgende ultkeerlrgen f verlies van belde armen, beid, In Antofogasta (Chili) verschenen eenlgen tüd geleden op het rijksbureau voor mate rialenonderzoek twee heeren, die een zak met aarde bü zich hadden en den dienstdoenden ambtenaar verzochten de substantie op goud- gehalte te onderzoeken. De rükscontroleur keek dit tweetal eens aan, en denkende, dat hü voor de mal werd gehou den, goot hü met een stalen gezicht den zak leeg, goochelde met allerlei toestellen en ver klaarde daarop, dat hü een hoeveelheid goud van 92 gram per ton had ontdekt. De belde heeren namen de aarde weer mee, en nu verspreidde het nieuwtje zich snel: in de buurt van Taltal was goud gevonden. Op slag brak de bübehoorende koorts uit. Men verkocht zün bezittingen, overdekte zichzelf en zün huls met schulden en hypotheken en trok naar Taltal om daar rükdom uit den bodem te putten. Het bleek, dat de grond aan een Amerikaan behoorde, die onder geen voorwaarde zün eigendom van de hand wilde doen. Na lang bidden en smeeken was hü bereid aarde van zün gebied te verkoopen, die de gouddelvers dan zouden reinigen. De prijs werd zoo ge steld, dat er voor de .avonturiers” nog wat aan te verdienen viel, terwül de Amerikaan als 't ware een aandeel in de winst kreeg, waarvoor hij geen hand behoefde uit te steken. Men schafte zich goudaarde aan bü krui wagens vol en bracht die in veiligheid. Maar enkele dagen nadien spatte de zeepbel uiteen. De man van het controlebureau had tot zün schrik gezien, wat zün valsche expertise voor gevolgen, na zich sleepte- Aanvankelük dorst hü niets te zeggen, maar tenslotte bekende hü. verklarende, dat hü slechts een grap met een grap had willen beantwoorden. Men raadde „waar rü Je heen? Waarheen breng Je mü?” „Ziet u dat dan niet? Ik rü het bosch in." Hü rüdt werkelük het bosch in, dacht Gajos Bikof. Wat ben ik daar geschrokken! Maar dat moet ik niet laten merken. Ik geloof, dat hü het a! gemerkt heeft. Waarom zou hü zoo dik wüls naar me omküken? Hü voert zeker wat kwaads in z’n schildEerst reed hü zachtjes en nu Jaagt hü zoo! „Zeg eens, Kerim, waarom zoo aan?” „Dat doe ik niet. Het is van zelf zoo gaan loopen." „Je liegt, kérel. Je liegt Maar ik raad Je aan, wat langzamer te rüden. Houd je paard in! Houd het In. zeg ik je.” „Waarom?" „Omdat achter me van t station nog vier col lega's komen rüden. Ze moeten ons. Inhalen. Ze hebben me beloofd, me in dit bosch in te ha len. De tocht zal met hen gezelliger zün. Het zün gezonde krachtige kerels.” „Waarom kük je toch telkens zoo om en zit Je zoo onrustig alsof je op spelden zit? Naar mü behoef Je toch niet te küken. Aan mü is niets wat je interesseeren kan, behalve m n revolver. Als Je wilt zal ik het wapen voor den dag halen en het Je laten zien.” Gajos deed alsof hü in z’n zgkken zocht. Maar op dit oogenbllk gebeurde er iets, waarop hü in z’n angst niet voorbereid had kunnen zün. Kerim sprong plotseling den wagen af en ren de hals over kop het kreupelhout in. „Help!” schreeuwde hü, „help! Neéta paard en den wagen, verd.... kerel, maar ver moord me niet! Help!” Snelle schreden, die fach verwüderden, wer den hoorbaar in het struikgewas en toen werd alles stil. De landmeter die zoo’n uitwerking niet verwacht had, hield voor alles het paard in. TOen ging hü zoo gemakkelük mogelljk op den wagen zitten en dacht na. „Hü is weggeloopenHü is bang geworden, die stommeling. Maar wat zal ik nou begin nen? Alleen verder rüden kan ik niet, daar ik den weg niet weet en ik kan ook verdacht worden hem z’n paard ontstolen te hebben Wat zal ik doen? Kerim! Kerim!” „Kerim!" antwoordde de echo. Bü de gedachte, dat hü den heelen nacht bü die kou in het donkere bosch zitten moest en niets hooren zou dan het gehuil van wolven, den echo en het snuiven van het magere paard je, voelde Gajos over den rug liep. „Beste Kerim!” ben je toch?” Ongeveer twee uren lang schreeuwde de landmeter en eerst toen hü Schor geworden was en zich met de gedachtee aan een nachtkwar tier in ’t bosch verzoend had. voerde een zacht windje hem een menschelük steunen in de ooren. „Kerim! Ben Je daar beste vriend? Laten we toch verder rüden!” „U wil me ver.... vermoorden!” „Och. ik heb maar een grapje gemaakt, mün waarde God weet het. dat ik maar schetste. Waar had ik dan die revolver? Ik heb alleen maar uit angst zoo opgeschept. Kom, laten we verder rüden! Ik ben zoo koud!” Kerim. die waarschünlük bü zich zelf over dacht had, dat een werkelüke roover al lang met paard en wagen er van door zou gegaan zün. trad uit het bosch te voorschün en na derde besluiteloos z’n passagier. „Nou. waarom ben je dan op den loop ge. gaan, domkop? Ik.... ik heb maar een grapje gemaakt en JU werd direct bang.” „De hemel vergeve het u, münheer!” mom pelde Kerim. terwül hü op den wagen klom. „Als ik dat geweten had. had ik u voor geen honderd roebel gereden. Ik ben büna van angst gestorven Kerim gaf het paard een zweepslag. De wa gen sidderde. Hü sloeg nog eens, en de wagen begon te schudden. Na den vierden slag ging de wagen van z’n plaats; de landmeter trok z’n kraag over z’n ooren en gaf zich aan z’n ge dachten over. De weg en Kerim kwamen hem niet meer gevaarlük voor. VIM. st me*/ err/r»w. Dt M- Ar ateUgr Gu- - u. «cArammra. VIM -j--. e thee is bü de bewoners van China en I 1 Japan sedert onheuglüke tijden in ge- bruik. In China is een bepaalde streek, waar de plant geteeld wordt en deze streek wordt door de Chineezen het theeland genoemd. In het begin der 17e eeuw, toen de Oost-Indi- eche Compagnie haar handel over geheel het Oosten uitbreidde, werd de theeplant voor het eerst in Europa ingevoerd. De Compagnie ging toen ook handel in thee drijven. De theehandel met China leverde echter niet genoeg winsten op en daarom besloot men om ook op Java theeplantages aan te leggen. Aanvankelük mis- zün er ook nog slechtere soorten, welke niet In 31

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1933 | | pagina 11